Terrorismedreiging eindelijk ernstig genomen. |
21 december 2007 is ongetwijfeld een hoogdag geworden in
de Belgische politiek. Eindelijk wordt er een nieuwe regering geïnstalleerd.
Het wordt een zware werkdag voor de piepjonge bewindsploeg. Eedaflegging bij
de koning, een eerste ministerraad waarbij de nieuwelingen van de ploeg
kennismaken met de algemene spelregels van hun interim-regering, het in
ontvangst nemen van de sleutel van hun nieuwe kabinet en natuurlijk dit
alles doorweven met de begrijpelijke ijver van de media, die een eerste
impressie willen brengen voor het Belgische maar ook buitenlandse publiek.
Maar de dag dat de winter begint zal nog om andere redenen sporen nalaten.
Inderdaad, er geraakt bekend dat die dag 15 huiszoekingen zijn uitgevoerd en
dat 14 verdachten zijn aangehouden, die snode terroristische plannen smeden.
Soortgelijke acties hadden in het verleden nog plaats maar nu wordt zonder
aarzeling het hoogste alarmpeil, van toepassing bij een terrorismedreiging,
namelijk niveau 4 afgekondigd. Brussel is het aandachtspunt van deze
verontrustende, voor ons Belgen ongewone informatie. Het alarmpeil zal
trouwens tot na de jaarwisseling worden aangehouden. De 14 verdachten worden
allen onmiddellijk vrijgelaten. Wat is hier aan de hand vragen velen zich
af? Daarom volgt deze korte persoonlijke toelichting.
Alhoewel de ons omringende landen omwille van een verhoogde
terrorismedreiging al vaak verhoogde alarmpeilen hebben afgekondigd in een
recent verleden, bleef ons land tot nog toe steeds erg rustig. Tot op
heden gaven onze autoriteiten altijd de indruk van "wij weten wel beter, het
zal allemaal zo'n vaart niet lopen, ge moet de mensen niet nodeloos bang
maken". Het is inderdaad nog van de 1970s en het begin van de 1980s geleden
dat terrorisme bij ons de publieke opinie beroerde. De Cellules
Communistes Combattantes of CCC lieten toen van zich horen, en vaak op
een explosieve manier.
Vooreerst is het toch wel merkwaardig te noemen dat de premier himself
op de dag van zijn investituur de nieuwe veiligheidssituatie moet toelichten
hierin gevolgd door een lawine van verklaringen en speculaties van
veiligheidsverantwoordelijken, al of niet voorzien van een politiek sausje, van
specialisten en pseudo-experts. De media en de politieke tegenstanders
hebben aan dit alles natuurlijk een vette kluif. Gelukkig mag de federale
dienst van experts en hun chef, die in feite getraind en bevoegd zijn voor
de communicatie naar de bevolking toe in geval van een (nakende) crisis,
toch ook even aan het woord komen. We bedoelen hier de Algemene Directie
Crisiscentrum FOD Binnenlandse Zaken of ADCC of kortweg het crisiscentrum
van de regering.
Vooreerst loont het misschien de moeite even het geheugen op te frissen.
Enkele dagen voor de regionale en Europese verkiezingen van 13 juni 2004
ontvangt de Federale Politie een dankbrief van premier Verhofstadt omdat zopas door hun toedoen een terroristische aanslag werd
verijdeld. Enkele vermeende terroristen hadden immers verzen uit de Koran
gezongen waaruit zou blijken dat ze zich weldra een martelaarsrol zouden
toebedelen. De zangers vlogen dan ook pardoes achter de tralies, weliswaar niet
voor heel lang maar toch langer dan één dag. In dezelfde periode velt het
hof van Beroep in Brussel een vonnis in het terreurproces waarbij de
spilfiguur, de voormalige voetballer Trabelski voor zijn intenties in
verband met het plegen van een aanslag tegen de vliegbasis Kleine Brogel,
voor enkele jaren achter de tralies vliegt. De pre-electorale van 2004 stond bol
stond van politieke verklaringen en trompetgeschal allerhande. Op dat
ogenblik sublimeert
de overheid haar inspanningen om het terrorisme aan te pakken om de
bevolking gerust te stellen of wil men misschien ook een politiek doelpunt
scoren?
Aanvankelijk vernemen we dat de terreurdreiging van einde 2007 het werk zou
zijn van dezelfde voetballer-terrorist die nu vanuit de gevangenis niet
alleen wil ontsnappen maar ook nog aanslagen op het getouw zou willen
zetten. Echte bewijsvoering hieromtrent blijkt echter te ontbreken. De
Trabelski-getrouwen ontkennen, natuurlijk, deze aantijgingen in alle
toonaarden. Enkele telefoontjes en wat internetverkeer van verdachte inhoud
wegen dan toch niet zwaar genoeg door, - omdat ook andere concreet
bewijsmateriaal ontbreekt - , om de extremisten rond Trabelski eens deftig
op de rooster te leggen. Deze laatsten hebben wellicht ondertussen wel
enkele gegevens zorgvuldig genoteerd: wordt telefoon- en internetverkeer met
een fictieve inhoud door de inlichtingendiensten geïntercepteerd, wanneer
gebeurde dit, via welke kanalen, hoe lang duurde het vooraleer er werd
gereageerd tegen de virtuele terroristen, hoe verliep de reactie en
communicatie van de overheid, waar en wanneer werd het politietoezicht
verscherpt, wat waren de aandachtspunten en onmiddellijke acties van het
veiligheidsdispositief, ...?
Misschien moeten we de afkondiging van het terreuralarm toch wel zien als
een bladzijde, die de nieuwe regering wil omslaan, en die in feite komaf wil
maken met het gehakketak en getouwtrek achter de schermen van alle diensten
die in België de aanpak van het terrorisme tot hun attributen rekenen en
waarover in het verleden regelmatig werd gerapporteerd in de media. In
politiek opzicht bestaat er trouwens nog steeds onduidelijkheid omdat
terrorisme nu eenmaal de bevoegdheid is van maar liefst vier ministers:
Financiën voor de douane, Binnenlandse Zaken voor de politie, Justitie voor
de staatsveiligheid en het parket en Landsverdediging voor de militaire
inlichtingendienst. Om alle violen toch een beetje op mekaar af te stemmen
kwam men op de Ministerraad van 25 maart 2005 al tot een voorakkoord om een
Coördinatieorgaan voor de Dreigingsanalyse op te richten, toen nog CODA
gedoopt, die de taken van de Antiterroristische Gemengde Groep moest
overnemen weliswaar met een verdubbeling van de effectieven en met een
betere coördinatie van alle veiligheidsdiensten als leitmotiv. In januari
van 2005 hadden de veiligheid van de staat en de militaire
inlichtingendienst hun goede bedoelingen al in een samenwerkingsakkoord
ondergebracht. De federale politie formuleerde dezelfde wens als de
militairen, die echter tot op heden nog steeds niet in vervulling is gegaan.
In de wet van 10 juli 2006 wordt het OCAD of het Orgaan voor de Coördinatie
van de Analyse van de Dreiging boven de doopvont gehouden, en inderdaad het
kind is van naam veranderd. Het zal echter nog tot in de zomer van 2007
duren vooraleer deze dienst operationeel wordt. De rekrutering van voldoende
personeel en de aanschaf van een beveiligd communicatienetwerk zouden zowat
de belangrijkste groeipijnen zijn van deze uiterst belangrijke dienst, die
eindelijk tegen het jaareinde van 2007 eens gehoor vindt. Zij zijn de
specialisten die vaak zeer delicate informatie afkomstig van binnenlandse
maar ook buitenlandse bronnen filteren, analyseren en transformeren tot een
alarmpeil. Zij die van mening zijn dat elk hoogste alarmpeil met toeters en
bellen in de openbaarheid moet worden gesmeten, getuigen van naïviteit of
eerder van politiek populisme want zowel het Comité I (dat alle
veiligheidsdiensten van het land moet controleren) als wie dan ook buiten
het OCAD moet beseffen dat de afscherming van de informatiebronnen succes of
fiasco voor de inlichtingendiensten betekenen. In België hebben deze
laatsten blijkbaar tot op heden toch goed gefunctioneerd en kan een flinke
dosis geluk alleen niet verklaren dat we nog steeds gevrijwaard zijn
gebleven van vernietigende terroristische aanslagen. Laten we het zo houden
want éénmaal dat de bom ontploft, zitten we in dit land met andere problemen
opgezadeld.
Hieromtrent kan men zich hier even informeren.
Senator Jean-Marie Dedecker (LDD) vindt het blijkbaar nodig zijn politiek
blazoen wat te moeten oppoetsen en bestempelt het terreuralarm als de
kerstshow van de interim-regering. Twee tipgevers van de federale politie
weten blijkbaar meer dan het OCAD. We kunnen zijn uitlatingen alleen maar
bestempelen als een kerstshow van populisme.
Het getuigt ook van weinig politiek fatsoen dat PS-senatrice Anne-Marie
Lizin onmiddellijk eist om het Comité I een onderzoek te laten starten omdat
volgens haar de terreurdreiging zwaar is overschat. De politica onderschat
blijkbaar ook de weerbots van haar politiek gezwets want enkele dagen na
haar verklaring vernemen we via de media dat ze ogenschijnlijk
gesjoemeld heeft tijdens de laatste verkiezingen. Ze zou in Hoei
stadspersoneel hebben ingezet voor haar verkiezingspropaganda. Zou de
staatsveiligheid dan toch nog over compromitterende informatie beschikken
over onze politici, zoals recent gerapporteerd werd in een krant of was deze
Lizin-lek puur toeval?
In het hele gebeuren van de terrorismedreiging roept de verspreiding van
vitale informatie naar de staatsveiligheid
echter toch weer vragen op. Het OCAD zou al op 17 december belangrijke
informatie in zijn bezit hebben maar informeert slechts op 21 december de
staatsveiligheid, dag waarop ook het grote publiek werd geïnformeerd. Het Comité I ontvangt bijgevolg nog een
bijkomende opdracht namelijk de hele coördinatie- en informatiepuzzel, die
de voorbereiding en de afkondiging van het alarmniveau in een waas van
geheimzinnigheid hult, zo duidelijk mogelijk ontcijferen. Het valt trouwens
ook te bezien in hoeverre de Belgische wetgeving, uniek ter wereld, nu van
toepassing is op het achterhouden door de inlichtingendiensten van
belangrijke informatie. Hierop staan bij ons straffen.
Een terreuralarm heeft blijkbaar niet alleen nadelen. De hoofdspelers staan
immers onafgebroken tijdens de alarmperiode in de kijker en niet steeds met
bemoedigende resultaten. Er worden inderdaad af en toe enkele dekseltjes van
stinkende potjes gelicht. De parlementaire begeleidingscommissie steekt de
handen weer eens uit de mouwen en moet vaststellen dat het eerste
evaluatierapport van het OCAD weliswaar al in oktober 2007 aan het parlement
was bezorgd maar daarover hadden de commissieleden pas weet op 7 januari
2008. Ze belasten bijgevolg het Comité I om binnen de twee maanden een nieuw
evaluatierapport over het OCAD op te stellen. Eigenlijk had de
parlementaire begeleidingscommissie gerust wat vroeger de draad mogen
oppikken en wat meer actieve supervisie aan de dag mogen leggen, probleem
dat in het verleden ook al werd gerapporteerd.
Blijkbaar is het Comité I meer dan ooit overwerkt want het jaarverslag van
het Comité I over 2006 is begin 2008 nog steeds niet publiek gemaakt. De
parlementaire waakhond van de inlichtingendiensten zou te kampen hebben met
een ernstige verstoring van haar werkzaamheden omdat de noodzakelijke
documenten en rapporten ontbreken. Noch de regering noch het OCAD meent het
ernstig omdat de correspondentie laattijdig, uiterst gefilterd of helemaal
niet aan het Comité I wordt bezorgd. Er zijn ogenschijnlijk te veel
interfererende invloeden, wellicht van politieke origine, die een vlotte
democratische controle in de weg staan. Openheid primeert, geheimzinnigheid
voedt roddels en geruchten. Dat de democratische controle mogelijk is in
deze materie, kan misschien even bij onze noorderburen worden nagetrokken.
Een voordeel, dat trouwens voorspelbaar was, is de vaststelling dat de
straatcriminaliteit in de Brusselse regio tijdens de alarmperiode drastisch
is gedaald. Meer blauw op straat loont inderdaad. Dat was tijdens de eerste
gelegenheid, die zich sedert de politiehervorming voordeed, overduidelijk.
Jan met de pet is ondertussen wellicht ook ietwat wijzer geworden van hoe
het terrorisme in België, althans wat de preventie betreft, wordt aangepakt.
Zo leren alle burgers van dit land dat er inderdaad alarmpeilen bestaan en
dat het OCAD in feite met hun bevindingen van het ogenblik tot de
afkondiging van een alarmpeil kan overgaan. Maar een bewustwording betekent
echter meer dan achter de feiten aanhollen met natuurlijk geruststellende
verklaringen, die dan weer een lawine van verklaringen en speculaties doen
ontstaan van pseudo-experts en platvloerse politici. Bewustwording werkt
preventief en mag gerust, zoals in Nederland, door een mediacampagne
ondersteund worden.
Dat er bij ons trouwens ook iets schort met de communicatie naar de
bevolking toe, is overduidelijk. Laat daarom de specialisten aan het woord
die de situatie op de voet volgen en ook getraind zijn om ordentelijk met de
bevolking te communiceren.
Dit
advies van een specialist is zeer verrijkend. Er is in België in dit
domein nog heel wat werk aan de winkel voor onze overheden.
Alvorens af te ronden moeten we ons echter ook afvragen in hoeverre enkele
quasi onopgemerkte recente verklaringen en publicaties een rol hebben
gespeeld in de afkondiging van het terreuralarm. Hierbij laten we dan het
aanslepende politiek steekspel buiten beschouwing over bijzondere
opsporingstechnieken, die in ons land in een afgezwakte vorm van toepassing
zijn, een situatie waarover elke kandidaat-terrorist zich alleen maar kan
verkneukelen.
In hoeverre de verklaring van de directeur van de federale politie in
Brussel, Glenn Audenaert, als zouden er in België minstens 1000
oud-strijders vertoeven van de "heilige oorlogen", geïnspireerd werd door de
sussende toon van Egmont paper Nr 15 ,is niet duidelijk. Zijn
commentaar volgt echter wel ongeveer een week na de publicatie midden
september van Belgium
and counterterrorism policy in the jihadi era (1986-2007) door het
Egmont instituut.
Eind november geeft de federale procureur Delmulle te kennen dat hij meer
speurders wil die het terrorisme aanpakken. Deze smeekbede is een herhaling
van wat andere politionele instanties in het verleden regelmatig
verkondigden. Glenn Audenaert treedt enkele dagen later de oproep van
Delmulle bij en pleit ervoor om in de toekomst ook burgers te rekruteren in
de strijd tegen het terrorisme. Het rekruteringsreservoir bij veiligheids-
en politiediensten is blijkbaar uitgeput. De oproep zal trouwens voor het
jaareinde nogmaals herhaald worden.
Op een moment dat het terreuralarm onder stoom wordt gehouden, laat de
procureur-generaal van Antwerpen, Yves Liégois, weten dat de terroristen
uitwijken naar het internet. Het ontbreken van een Belgische wetgeving
terzake betekent een ernstige handicap voor de politiediensten die de
terroristen immers maar blijven achterna hollen. Ook is een betere
bescherming van de politiemensen die ingezet worden in de strijd tegen
terroristen een pertinente vraag. Deze verklaringen zijn weer eens koren op
de molen van diegenen die deze intenties als gevaren voor de democratie
bestempelen. De reacties van deze "super-democratische-bollebozen" blijven
echter wel uit wanneer enkele uren na de verklaring van de heer Liégois in
Luik een jongen zwaargewond geraakt door een zelfgemaakte bom. Hij werd
gedumpt voor een Luiks ziekenhuis nadat zijn springtuig, voornamelijk
bestaande uit acetonperoxide, vroegtijdig tot ontploffing kwam. Het
gevaarlijk goedje was van dezelfde samenstelling als de inhoud van de
rugzakken die voor de catastrofale terroristische aanslagen zorgde in Londen
op 7 juli 2005 en het is tevens erg populair bij de Palestijnen die zich
tijdens zelfmoordacties opofferen in Israël. En waar anders dan op het
internet zal de Luikse jongere zich geïnformeerd hebben?
Over de terrorismedreiging van einde 2007 is wellicht het laatste woord nog
niet gezegd. Toch mogen me op een positieve toon eindigen want eindelijk
heeft het professioneel analysewerk aanleiding gegeven tot de afkondiging
van een alarmniveau, zij het met nog wat schoonheidsfouten. Voor velen onder
ons kwam dit als een verrassing en smalende opmerkingen uit diverse hoeken
knaagden aan de geloofwaardigheid van het alarm. We mogen echter niet
vergeten dat de afkondiging van een alarm niet per definitie gepaard gaat
met een terroristische aanslag, en dat we zeker in België in dit domein
beter kunnen voorkomen dan genezen. Gewenning is inderdaad een risico maar
nonchalance en een wait and see attitude zijn dat echter des te meer.
De Belgische autoriteiten zouden best het terrorisme niet op een
reactionaire manier aanpakken maar tijd en middelen spenderen aan, in eerste
instantie, een bewustwordingsproces van onze bevolking, die naam waardig. De
best mogelijke preventie is natuurlijk onnoemelijk belangrijk, maar de
voorbereiding op de mogelijke gevolgen van een terroristische aanslag, de
reactie en het herstel zijn dat evenzeer. Trouwens de aanpak van het
terrorisme verdient echt wel meer dan enkele lijntjes in een formateursnota
of een regeringsverklaring. Men zegge het voort.