Publicatie : 2003-08-20

FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER

11 JULI 2003. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden voor het bekomen van burgerlijke vergunningen en bevoegdverklaringen van vliegtuigbestuurder voor de piloten van de Belgische krijgsmacht



ALBERT II, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 27 juni 1937 houdende herziening van de wet van 16 november 1919 betreffende de regeling der luchtvaart, inzonderheid op artikel 5, § 1, gewijzigd bij de wet van 2 januari 2001;
Gelet op het ministerieel besluit van 21 mei 1991 houdende vaststelling van de voorwaarden waaraan houders van militaire brevetten van piloot dienen te voldoen voor het bekomen van burgerlijke vergunningen en bevoegdverklaringen van bestuurder van vliegtuigen, laatst gewijzigd bij het ministerieel besluit van 11 januari 1999;
Gelet op het ministerieel besluit van 15 oktober 1991 houdende vaststelling van de voorwaarden waaraan houders van militaire brevetten van piloot dienen te voldoen voor het verkrijgen van de burgerlijke vergunning van lijnbestuurder van vliegtuigen, laatst gewijzigd bij het ministerieel besluit van 11 januari 1999;
Gelet op de omstandigheid dat de gewestregeringen bij het ontwerpen van dit besluit betrokken zijn;
Gelet op het advies van de Raad van State nr. 34.452/4, gegeven op 31 maart 2003;
Op de voordracht van Onze Minister belast met Mobiliteit en Vervoer,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
HOOFDSTUK I. - Definities en afkortingen
Artikel 1. § 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
Type (van een luchtvaartuig) : groep van luchtvaartuigen met identieke fundamentele kenmerken, daarin begrepen alle wijzigingen, behalve die welke een verandering van manoeuvre- of vliegkenmerken, of een toevoeging van leden van het stuurpersoneel tot gevolg hebben.
Categorie (luchtvaartuigen) : indeling van de luchtvaartuigen volgens de gespecificeerde fundamentele kenmerken, bij voorbeeld : vliegtuig, helikopter, zweefvliegtuig, vrije ballon.
Vliegtuig : aërodyne voorzien van een voortstuwingsinrichting, die zijn opwaartse draagkracht in de lucht hoofdzakelijk verkrijgt door aërodynamische krachten die worden uitgeoefend op vlakken welke gedurende eenzelfde vliegstand niet van stand veranderen.
Vliegscholen van de Belgische krijgsmacht : alle vliegscholen uitgebaat binnen het Ministerie van Defensie door de Belgische krijgsmacht of de vliegscholen die, op aanvraag van de Belgische krijgsmacht, een deel of de hele opleiding tot het behalen van het brevet van vliegtuigbestuurder of het hoger brevet van vliegtuigbestuurder en/of van een bevoegdverklaring van vliegtuigbestuurder verstrekken.
Elementaire vliegopleiding : basisvliegopleiding verstrekt in een vliegschool van de Belgische krijgsmacht, die de militaire leerling de kennis en de vaardigheid bijbrengt om als gezagvoerder onder de zichtvliegvoorschriften vertrekken uit en naderingen op luchthavens, overland navigaties, acrobatische basisoefeningen en de nodige urgentiemaatregelen in geval van nood uit te voeren.
Houder van een Belgisch militair brevet van vliegtuigbestuurder : persoon die
1° tenminste geslaagd is voor de elementaire vliegopleiding;
2° a) in werkelijke dienst is en deel uitmaakt van het gebrevetteerde varend personeel van de Belgische krijgsmacht, of
b) sinds minder dan 3 jaren de werkelijke dienst als lid van het gebrevetteerde varend personeel van de Belgische krijgsmacht verlaten heeft.
Houder van het hoger brevet van vliegtuigbestuurder : bestuurder die een volledige opleiding tot bestuurder van vliegtuigen heeft genoten in de vliegscholen van de Belgische krijgsmacht en die in het besturen van één- of meerpilootvliegtuigen, één- of meermotorig uitgerust met turboreactoren of turbopropulsoren, bekwaam is.
Complementair luchttransportexamen van de Belgische krijgsmacht : theoretisch examen afgelegd door de houder van een hoger brevet van vliegtuigbestuurder na het beëindigen van een door de Belgische krijgsmacht georganiseerde complementaire vorming met het oog op het besturen van vliegtuigen gecertificeerd overeenkomstig de categorie JAR/FAR 25 Vervoer en de categorie JAR/FAR 23 Commuter.
§ 2. De afkortingen die in dit besluit worden gebruikt, krijgen de volgende betekenissen :
JAR : Joint Aviation Regulations, gemeenschappelijke luchtvaartregelgeving uitgegeven door de J.A.A. (Joint Aviation Authorities), het organisme dat verbonden is aan de Europese Conferentie voor de burgerluchtvaart (ECAC) en dat de regelingen heeft uitgewerkt om samen te werken aan de ontwikkeling en het in werking stellen van gemeenschappelijke regels (codes JAR) op alle domeinen die betrekking hebben op de veiligheid van de luchtvaartuigen en van hun exploitatie.
JAR-FCL : JAR - Flight Crew Licensing, gemeenschappelijke regels die door de J.A.A. zijn uitgewerkt op het gebied van de vergunningen van het stuurpersoneel.
PPL (A) : JAR-FCL afkorting voor de vergunning van privaat bestuurder (vliegtuigen).
CPL (A) : JAR-FCL afkorting voor de vergunning van beroepsbestuurder (vliegtuigen).
IR (A) : JAR-FCL afkorting voor de bevoegdverklaring instrumentvliegen (vliegtuigen).
ATPL (A) : JAR-FCL afkorting voor de vergunning van lijnbestuurder (vliegtuigen).
FI (A) : JAR-FCL afkorting voor de bevoegdverklaring vlieginstructeur (vliegtuigen).
FAR : Federal Aviation Regulations, luchtvaartregelgeving uitgegeven door de FAA (Federal Aviation Agency), het federaal luchtvaartagentschap van de Verenigde Staten van Amerika.
MCC : Multi-crew Cooperation Course, cursus onderlinge samenwerking van de bemanning.
HOOFDSTUK II. - Algemeenheden
Art. 2. Dit besluit beoogt het vastleggen van de voorwaarden voor het bekomen van de burgerlijke vergunningen en bevoegdverklaringen van vliegtuigbestuurder door houders van Belgische militaire brevetten van vliegtuigbestuurder.
De bepalingen van het koninklijk besluit van 10 januari 2000 tot regeling van de burgerlijke vergunningen van bestuurder van vliegtuigen, hierna genoemd het koninklijk besluit van 10 januari 2000, waarvan niet wordt afgeweken door dit besluit, blijven van toepassing op de houders van een Belgisch militair brevet van vliegtuigbestuurder die een burgerlijke vergunning of bevoegdverklaring willen krijgen, wedergeldigmaken of hernieuwen.
Art. 3. Op grond van dit besluit wordt er geen enkele vergunning uitgereikt aan een aanvrager die geschrapt werd uit het gebrevetteerde varend personeel van de Belgische krijgsmacht om één van de redenen die in artikel 23, § 1, of in artikel 25, § 1, van het koninklijk besluit van 16 april 1998 betreffende het varend personeel van de krijgsmacht bepaald worden.
Art. 4. Er wordt geen vergunning uitgereikt met toepassing van dit besluit tenzij de aanvrager terzelfdertijd een klasse- of typebevoegdverklaring verkrijgt.
Art. 5. De voorrechten van de op grond van dit besluit uitgereikte vergunningen kunnen alleen op in België ingeschreven vliegtuigen worden uitgeoefend, tenzij de aanvrager voldaan heeft aan de bijkomende criteria vastgesteld door de directeur-generaal van het Directoraat-generaal Luchtvaart met verwijzing naar de bepalingen van de JAR-FCL.
Art. 6. Ter ondersteuning van elke aanvraag om een vergunning moet de aanvrager een attest overleggen met vermelding van de voorwaarden van dit besluit waaraan hij beantwoordt voor het bekomen van een JAR-FCL vergunning van vliegtuigbestuurder en de bijbehorende bevoegdverklaringen.
Het attest blijft geldig gedurende drie jaren :
a) na de datum van afgifte indien de aanvrager op dat ogenblik in werkelijke dienst is, of
b) na de datum waarop de aanvrager de werkelijke dienst verlaten heeft.
Het model van het attest wordt in bijlage 1 bepaald.
HOOFDSTUK III. - Vergunning van privaat bestuurder (vliegtuigen) - PPL (A)
Art. 7. Om de vergunning van privaat bestuurder van vliegtuigen te verkrijgen, moet de aanvrager :
1° het attest bedoeld in artikel 6 overleggen met ten minste de vermelding dat hij geslaagd is voor de elementaire vliegopleiding;
2° een vliegervaring van ten minste 45 vlieguren op vliegtuigen aantonen;
3° a) hetzij slagen voor het examen over de materie luchtvaartreglementering en ATC-procedures voor het bekomen van ten minste een PPL (A);
b) hetzij het attest bedoeld in artikel 6 overleggen waarin vermeld wordt dat hij geslaagd is voor punt 1 a) of 2 a) van bijlage 2;
4° voldoen aan de vereisten inzake lichaams- en geestesgeschiktheid.
HOOFDSTUK IV. - Vergunning van beroepsbestuurder (vliegtuigen) - CPL (A)
Art. 8. Om de vergunning van beroepsbestuurder van vliegtuigen te verkrijgen, moet de aanvrager :
1° het attest bedoeld in artikel 6 overleggen met de vermelding dat hij houder is van het hoger brevet van vliegtuigbestuurder;
2° een vliegervaring aantonen van ten minste 200 vlieguren op vliegtuigen;
3° a) hetzij slagen voor het examen over de materie luchtvaartreglementering en van de planning en opvolging van de vlucht voor het bekomen van ten minste een CPL (A);
b) hetzij het attest bedoeld in artikel 6 overleggen waarin vermeld wordt dat hij geslaagd is voor punt 1 a) en c) iii of 2 a) en b) iii van bijlage 2;
4° voldoen aan de vereisten inzake lichaams- en geestesgeschiktheid.
HOOFDSTUK V. - Bevoegdverklaring voor instrumentvliegen (vliegtuigen) - IR (A)
Art. 9. Om de bevoegdverklaring instrumentvliegen te verkrijgen moet de aanvrager :
1° het attest bedoeld in artikel 6 overleggen met de vermelding dat hij houder is :
a) van het hoger brevet van vliegtuigbestuurder;
b) van de bevoegdverklaring instrumentvliegen op, naargelang het geval :
i. éénmotorige vliegtuigen in éénpiloot-operaties;
ii. éénmotorige vliegtuigen in meerpiloot-operaties;
iii. meermotorige vliegtuigen in éénpiloot-operaties;
iv. meermotorige vliegtuigen in meerpiloot-operaties;
2° houder zijn van ten minste een geldige vergunning van privaat bestuurder van vliegtuigen die toelaat bij nacht te vliegen of van een geldige vergunning van beroepsbestuurder van vliegtuigen;
3° een vliegervaring als bedoeld in artikel 45 van het koninklijk besluit van 10 januari 2000 aantonen;
4° een bijkomende vliegopleiding van 10 uren gevolgd hebben op éénmotorige of meermotorige vliegtuigen, naargelang het gaat om een éénmotoren IR (A) of meermotoren IR (A). Deze bijkomende opleiding kan vervangen worden door een opleiding onder toezicht van een militair instructeur, aan boord van een militair vliegtuig, voor zover het vliegtuig adequaat is uitgerust voor instrumentvliegen;
5° a) hetzij slagen voor het examen over de materie luchtvaartreglementering en van de planning en opvolging van de vlucht voor de uitreiking van ten minste een IR (A);
b) hetzij het attest bedoeld in artikel 6 overleggen waarin vermeld wordt dat hij geslaagd is voor punt 1 a) en c) iii of 2 a) en b) iii van bijlage 2;
6° slagen voor de vaardigheidstest bedoeld in artikel 49 van het koninklijk besluit van 10 januari 2000. Het examen mag uitgevoerd worden met een militair vliegtuig voor zover het vliegtuig adequaat is uitgerust voor instrumentvliegen.
HOOFDSTUK VI. - Klasse- en typebevoegdverklaringen (vliegtuigen)
Art. 10. § 1. Om een eerder in werkelijke dienst behaalde klasse- of typebevoegdverklaring opgenomen in de JAR-FCL op de vergunning te bekomen, moet de aanvrager het attest bedoeld in artikel 6 overleggen. Uit het attest blijkt dat hij houder is :
1° van de bevoegdverklaring als bestuurder of medebestuurder van een in de Belgische krijgsmacht gebruikt klasse of type vliegtuig, opgenomen in de JAR-FCL, met vermelding van de klasse of het type;
2° van een attest van slagen voor een opleidingscursus onderlinge samenwerking van de bemanning (MCC), indien hij een typebevoegdverklaring voor een meerpiloot-vliegtuig wenst te bekomen.
§ 2. De bevoegdverklaring voor een klasse of een type van vliegtuigen wordt op de vergunning ingeschreven indien de aanvrager voldoet aan de voorwaarden tot het wedergeldigmaken of het hernieuwen van deze bevoegdverklaring(en) zoals vermeld in het koninklijk besluit van 10 januari 2000.
HOOFDSTUK VII. - Vergunning van lijnbestuurder (vliegtuigen) - ATPL (A)
Art. 11. Om de vergunning van lijnbestuurder te bekomen, moet de aanvrager :
1° het attest bedoeld in artikel 6 overleggen met de vermelding dat hij :
a) houder is van het hoger brevet van vliegtuigbestuurder;
b) houder is van de bevoegdverklaring « instrumentvliegen op vliegtuigen »;
c) ten minste 1 500 vlieguren heeft uitgevoerd als bestuurder of medebestuurder van militaire luchtvaartuigen;
d) houder is van een attest van slagen voor een opleidingscursus onderlinge samenwerking van de bemanning (MCC);
2° een vliegervaring aantonen als bedoeld in artikel 65 van het koninklijk besluit van 10 januari 2000;
3° a) indien hij in werkelijke dienst getreden is vóór 1 januari 2000 slagen voor de volgende materies van het theoretisch examen ATPL (A) :
- Luchtvaartreglementering,
- Algemene kennis van de luchtvaartuigen (vliegtuigcellen, systemen en motorisatie),
- Vliegprestaties en vluchtplanning :
i. Vliegtuigmassa en zwaartepuntsbepaling,
ii. Vliegtuigprestaties,
iii. Planning en opvolging van de vlucht,
- Menselijke prestaties en beperkingen,
- Operationele procedures,
- Vluchtprincipes.
De vermelding dat de aanvrager geslaagd is voor één of meerdere materies van het in punt 1 van het in bijlage 2 vermelde complementaire luchttransportexamen van de Belgische krijgsmacht op het attest bedoeld in artikel 6 beantwoordt aan de vereiste van dit punt voor de desbetreffende materie;
b) indien hij in werkelijke dienst getreden is na 1 januari 2000, het attest bedoeld in artikel 6 overleggen met de vemelding dat hij geslaagd is voor alle materies van het in punt 2 van het in bijlage 2 vermelde complementaire luchttransportexamen van de Belgische krijgsmacht;
4° slagen voor de vaardigheidstest als bedoeld in artikel 68 van het koninklijk besluit van 10 januari 2000. De opleiding en de bekwaamheidsproef mogen afgelegd worden met een Belgisch militair vliegtuig van een type gecertificeerd overeenkomstig de categorie JAR/FAR 25 Vervoer, de categorie JAR/FAR 23 Commuter, of de codes BCAR of AIR 2051;
5° voldoen aan de vereisten inzake lichaams- en geestesgeschiktheid.
HOOFDSTUK VIII. - Bevoegdverklaring instructeur (vliegtuigen) - FI (A)
Art. 12. Om de bevoegdverklaring als vlieginstructeur van vliegtuigen FI (A) te verkrijgen, moet de aanvrager :
1° het attest bedoeld in artikel 6 overleggen met de vermelding dat hij houder is :
a) van het hoger brevet van vliegtuigpiloot;
b) van de bevoegdverklaring "instructeur van vliegtuigbestuurders";
2° houder zijn van een geldige vergunning voor het besturen van vliegtuigen;
3° een vliegervaring aantonen als bedoeld in artikel 76, 1°, 2°, 3°, 4° en 5° van het koninklijk besluit van 10 januari 2000;
4° slagen voor de vaardigheidstest bedoeld in artikel 78 van het koninklijk besluit van 10 januari 2000.
HOOFDSTUK IX. - Overgangsmaatregelen
Art. 13. De houders van militaire brevetten van piloot die op datum van het in werking treden van dit besluit geslaagd waren voor het examen over de algemene kennis tot het bekomen van de vergunning van beroepsbestuurder en/of van de bevoegdverklaring instrumentvliegen, bedoeld in het ministerieel besluit van 21 mei 1991 houdende regeling van de voorwaarden waaraan de houders van militaire brevetten van piloot dienen te voldoen voor het bekomen van burgerlijke vergunningen en bevoegdverklaringen van vliegtuigbestuurder, kunnen de vergunning of de bevoegdverklaring waarvoor zij het examen algemene kennis slaagden nog behalen, en dit tot 31 december 2005.
De houders van militaire brevetten die op de datum van het in werking treden van dit besluit voor het examen algemene kennis zoals bedoeld in artikel 3, 5°, van het ministerieel besluit van 15 oktober 1991 houdende regeling van de voorwaarden waaraan de houders van militaire brevetten van piloot dienen te voldoen voor het bekomen van de burgerlijke vergunning van lijnbestuurder van vliegtuigen, geslaagd waren, kunnen de vergunning van lijnbestuurder, van beroepsbestuurder of de bevoegdverklaring instrumentvliegen nog behalen, en dit tot 31 december 2005.
Art. 14. Opgeheven worden :
1° het ministerieel besluit van 21 mei 1991 houdende regeling van de voorwaarden waaraan de houders van militaire brevetten van piloot dienen te voldoen voor het bekomen van burgerlijke vergunningen en bevoegdverklaringen van vliegtuigbestuurder;
2° het ministerieel besluit van 15 oktober 1991 houdende regeling van de voorwaarden waaraan de houders van militaire brevetten van piloot dienen te voldoen voor het bekomen van de burgerlijke vergunning van lijnbestuurder van vliegtuigen.
Art. 15. Onze Minister bevoegd voor de Luchtvaart is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 11 juli 2003.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister belast met Mobiliteit en Vervoer,
Mevr. L. ONKELINX

Bijlage I
Attest voor het bekomen van burgerlijke vergunningen en bevoegdverklaringen van vliegtuigbestuurder voor de piloten van de Belgische krijgsmacht
1. Identificatie van de aanvrager
2. Attest
De voornoemde aanvrager :
1° is geslaagd voor de elementaire vliegopleiding (1);
2° is houder van het hoger brevet van piloot (1);
3° heeft ten minste 1 500 vlieguren uitgevoerd als bestuurder of medebestuurder van militaire luchtvaartuigen (1);
4° is houder van de klasse bevoegdverklaring voor :
i. éénmotorige landvliegtuigen met zuigermotor SEP (L) (1);
ii. éénmotorige vliegtuigen met turboprop (land) SET (L) (1);
iii. meermotorige landvliegtuigen met zuigermotor MEP (L) (1);
5° is houder van de bevoegdverklaring instrumentvliegen op :
i. éénmotorige vliegtuigen in éénpiloot-operaties (1);
ii. éénmotorige vliegtuigen in meerpiloot-operaties (1);
iii. meermotorige vliegtuigen in éénpiloot-operaties (1);
iv. meermotorige vliegtuigen in meerpiloot-operaties (1);
6° is houder van de type bevoegdverklaring als bestuurder op . . . . . (2);
7° is houder van de type bevoegdverklaring als medebestuurder op . . . . . (2);
8° is houder van de militaire bevoegdverklaring "instructeur van vliegtuigbestuurders" (1);
9° is geslaagd voor een opleidingscursus onderlinge samenwerking van de bemanning (MCC) (1);
10° is geslaagd voor ALLE materies van het complementaire luchttransportexamen van de Belgische krijgsmacht (1), of
11° is geslaagd voor volgende materies van het complementaire luchttransportexamen van de Belgische krijgsmacht (1) :
a) Luchtvaartreglementering en procedures voor de luchtverkeerscontrole;
b) Algemene kennis van de luchtvaartuigen : Elektriciteit (3);
c) Vliegtuigprestaties en vluchtplanning;
d) Menselijke prestaties en beperkingen : Elementaire luchtvaartpsychologie;
e) Operationele procedures;
f) Vluchtprincipes (3);
12° is niet geschrapt uit het gebrevetteerde varend personeel van de Belgische krijgsmacht.
3. Datum en plaats van afgifte van het huidige attest :
(Identificatie en handtekening van de overheid)
(1) De onnodige vermeldingen schrappen.
(2) Te vervolledigen naargelang het geval.
(3) Schrappen voor de militaire piloten die in werkelijke dienst zijn getreden na 1 januari 2000.
Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 11 juli 2003 tot vaststelling van de voorwaarden voor het bekomen van burgerlijke vergunningen en bevoegdverklaringen van vliegtuigbestuurder voor de piloten van de Belgische krijgsmacht.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister belast met Mobiliteit en Vervoer,
Mevr. L. ONKELINX

Bijlage 2
1. Om in aanmerking te komen, moet het complementaire luchttransportexamen van de Belgische krijgsmacht voor de militaire piloten die in werkelijke dienst zijn getreden vóór 1 januari 2000, tenminste bestaan uit de hierna opgesomde materies. Deze materies worden afgelegd overeenkomstig de normen bepaald voor het behalen van de vergunning van lijnbestuurder van vliegtuigen - ATPL (A) :
a)Luchtvaartreglementering en procedures voor de luchtverkeerscontrole
b) Algemene kennis van de luchtvaartuigen : Elektriciteit
c) Vliegtuigprestaties en vluchtplanning :
i. Vliegtuigmassa en zwaartepuntsbepaling
ii. Vliegtuigprestaties voor vliegtuigen van prestatieklasse A
iii. Planning en opvolging van de vlucht
d) Menselijke prestaties en beperkingen : Elementaire luchtvaartpsychologie
e) Operationele procedures
f) Vluchtprincipes :
i. Draagkrachtverlies
ii. Technische middelen voor de toename van Czmax
iii. Technische middelen voor de afname van de Cz - Cx ratio en de toename van de sleepkracht
iv. De grenslaag
v. De aerodynamische beperkingen
vi. De propellers
2. Om in aanmerking te komen, moet het complementaire luchttransportexamen van de Belgische krijgsmacht voor de militaire piloten die in werkelijke dienst zijn getreden na 1 januari 2000, tenminste bestaan uit de hierna opgesomde materies. Deze materies worden afgelegd overeenkomstig de normen bepaald voor het behalen van de vergunning van lijnbestuurder van vliegtuigen - ATPL(A) :
a) Luchtvaartreglementering en procedures voor de luchtverkeerscontrole
b) Vliegtuigprestaties en vluchtplanning :
i. Vliegtuigmassa en zwaartepuntsbepaling
ii. Vliegtuigprestaties voor vliegtuigen van prestatieklasse A
iii. Planning en opvolging van de vlucht
c) Menselijke prestaties en beperkingen : Elementaire luchtvaartpsychologie
d) Operationele procedures
3. De gedetailleerde opgave van de te kennen stof van voornoemde materies wordt bepaald door de directeur-generaal van het Directoraat-generaal Luchtvaart met verwijzing naar de bepalingen van de JAR-FCL.
Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 11 juli 2003 tot vaststelling van de voorwaarden voor het bekomen van burgerlijke vergunningen en bevoegdverklaringen van vliegtuigbestuurder voor de piloten van de Belgische krijgsmacht.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister belast met Mobiliteit en Vervoer,
Mevr. L. ONKELINX