Defensie onder Leterme I


Nu de regering Leterme I al enkele weken in het zadel zit, en het pasenreces bij de meeste politieke excellenties van de regeringsploeg voldoende inspiratie heeft op opgeleverd om hun beleidsnota voor het Parlement toe te lichten, wordt het warempel tijd om even enkele volzinnen bijeen te sprokkelen in een poging om defensie onder Leterme I te doorgronden. Het onderwerp komt wellicht in de wandelgangen van politieke partijen en bij nationale en buitenlandse staven en hoofdkwartieren om zeer diverse redenen aan bod maar van enige media-interesse, die naam waardig, is voorlopig geen spoor terug te vinden.

Correctie, een subtiele verwijzing naar de regering Leterme I, die met zijn tweeëntwintig ministers en staatssecretarissen bestempeld wordt als een Mexicaans leger met meer generaals dan soldaten, vinden we wel terug in een krantencommentaar. Voor alle duidelijkheid gaat onze belangstelling natuurlijk naar het Belgisch leger.

Na de eerder moeizame start van de interim-regering van Verhofstadt, althans wat defensie betreft, blijkt de storm vlug te luwen. Minister Pieter De Crem start in hoogste versnelling, strooit enkele visjes uit maar weet wellicht redelijk vlug uit welke hoek tegenwind te verwachten is. Het eenmansschaduwkabinet van de PS (Partie Socialiste), bemand door zijn voorganger, laat zich hierbij niet onbetuigd, een toch ietwat merkwaardige vaststelling over een partij die ook deel uitmaakt van de regeringsploeg. Maar niet getreurd, begin maart al worden verschillende signalen opgevangen, dat Pieter De Crem ook in de regering Leterme I minister zal blijven van defensie. De stoelendans, die ondermeer volgt uit de benoemingen van hogere officieren en waarbij sleutelposities - zoals operaties en publieke relaties een nieuwe chef aan het roer krijgen - is voor waarnemers een duidelijke vingerwijzing.

Wanneer Yves Leterme op 20 maart 2008 de eed aflegt als premier wordt ook het startschot gegeven van de uitvoering van het regeerprogramma, dat zeker wat de communautaire tweespalt betreft zeer ambitieus blijft, maar waarin toch ook enige aandacht uitgaat naar defensie. Ten tijde van Verhofstadt I lagen de kaarten helemaal niet zo gunstig want in de regeringsverklaring van 2001 was men defensie botweg vergeten. We willen ons zeker niet echt enthousiast uitlaten over de inhoud van de regeringsverklaring van Leterme I wat defensie betreft. In het regeerakkoord van 43 bladzijden treffen we trouwens onder het hoofdstuk buitenlands beleid nauwelijks een halve bladzijde aan over defensie. Het megaministerie van buitenlandse zaken zal dus komaf maken met de parallelle politiek uit het verleden waarbij zowel defensie als ontwikkelingssamenwerking nogal eens cavalier seul durfden spelen. Karel De Gucht, zal natuurlijk voortaan in de beste verstandhouding, zijn stempel drukken op het Belgisch buitenlands beleid. Zijn verkenningsronde naar Tsjaad in maart zonder militairen was geen al te geruststellend voorbeeld van deze nieuwe koers. De cooks tour met de drie verantwoordelijke excellenties naar Congo, einde april, zou het nieuwe buitenlands politiek blazoen wat moeten oppoetsen. Of zullen de ongezouten uitspraken van Karel De Gucht ook nu weer in Congo en in België voor de nodige turbulenties zorgen.
Het regeerakkoord verder uitdiepen qua defensie lijkt niet echt aangewezen omdat de klemtonen zonder twijfel meer uitgebreid in de beleidsnota van Pieter De Crem - al aangekondigd voor midden februari maar voor sommigen ongrondwettelijk omdat Verhofstadt ad interim van defensie geen prioriteit maakt - zullen aan bod komen.

Toch kunnen we niet sprakeloos toezien bij de aandacht die in het regeerakkoord uitgaat naar de aanpak van het terrorisme. Vorige regeringen voerden de strijd tegen het terrorisme steeds hoog in het vaandel maar hun sussende verklaringen lieten op het terrein niet echt veel sporen na. Wanneer rond de jaarwisseling de terrorismedreiging eindelijk ernstig wordt genomen, kan dit fenomeen moeilijk als een fait divers beschouwd worden door de regeringsonderhandelaars. De werking van het coördinatieorgaan voor de analyse van de dreiging (OCAD) moet inderdaad verbeteren. De nieuwe regeringsploeg kondigt ook onmiddellijk de nodige kredieten aan om het OCAD van de nodige middelen in mensen en materieel te voorzien, beloftes die in het verleden vaak loos bleken te zijn. Hopelijk zal de doorlichting van de regering over de werking van het OCAD, ook een ruimere horizon durven afspeuren en eindelijk voor iedereen duidelijk maken dat de aanpak van het terrorisme niet start en eindigt met informatieverzameling, maar dat preventie ook staat voor ruime informatie verschaffen over terrorisme aan gans de bevolking. Terrorisme aanpakken betekent trouwens ook voorbereid zijn op het ergste namelijk de niets of niemand ontziende terroristische aanslag opvangen en de slachtoffers zonder tijdverlies helpen. Dit belangrijk onderdeel van de aanpak van het terrorisme loopt in ons land in alle toonaarden mank, vergt heel wat middelen en coördinerende initiatieven maar wordt in vergelijking met de ons omringende landen gekenmerkt door één sleutelwoord namelijk onverschilligheid. Opmerkelijk in dit verband is bovendien ook dat het leger met al zijn expertise aan personeel, training en middelen geen voortrekkersrol mag spelen. Hopelijk formuleert de regeringsdoorlichting een aanbeveling om eindelijk ook eens een nationale oefening op het getouw te zetten waarbij alle aspecten over de aanpak van het terrorisme aan bod kunnen komen. Defensie zal ongetwijfeld met kennis van zaken een oefening, die naam waardig, helpen organiseren en evalueren.

De kern van ons betoog is echter de verwachtingen van defensie onder Leterme I en hiervoor is de beleidsnota van Pieter De Crem het werkstuk bij uitstek. Het document wordt in het Parlement met de nodige luister toegelicht op maandag 14 april 2008, alhoewel moet worden gezegd dat de minister voordien al in zijn kaarten liet kijken. De meeste accenten van de al eerder verkondigde beleidslijn vinden we inderdaad terug in het 7 bladzijden tellend document. Over andere aandachtspunten en potentiële problemen wordt het volmaakte stilzwijgen bewaard. Opmerkelijk is wel dat in de weekend edities van de kranten De Morgen en La Libre Belgique het document al als grote première uit de doeken wordt gedaan.

Als eerste accent, en ontgetwijfeld het belangrijkste, komt het personeel aan bod. De hoge personeelskosten moeten worden teruggedrongen, niet alleen om het verlammend effect van deze enorme factuur waarbij België zich als koploper bij de Europese en NAVO-partners profileert, maar ook om de personeelspiramide, die meer en meer ondersteboven staat, gezond te maken. Het personeel aan een versneld tempo laten afvloeien is inderdaad de remedie, die al ten tijde van minister Poncelet werd ingeluid, maar die door te weinig budgettaire ondersteuning niet het gewenste effect bereikte. De disponibiliteitsregeling is wellicht de enige politiek haalbare oplossing, die natuurlijk geld kost maar die op termijn ongetwijfeld de nodige vruchten kan afwerpen. De legertop heeft in een recent verleden bij herhaling het personeel sneller willen laten afvloeien, om de doelstellingen van het Strategisch Plan van Defensie vroeger te bereiken, maar werd telkens terug gefloten. Ook nu weer zal het personeel met de schrik in het hart afwachten waar zal gesnoeid worden, welke eenheden vroeger dan verwacht hun deuren zullen moeten sluiten. De druk op het personeel zal na de lawine van reorganisaties, die al in 1988 losbarstte, hiermee alleen maar toenemen. Pieter De Crem is zich ten volle bewust van de hervormingsmoeheid bij zijn personeel. Er is blijkbaar geen andere oplossing binnen zijn krimpend budgettair keurslijf. Het personeel van defensie zal hopelijk voor een laatste maal door een zure appel moeten bijten.
Het leger verjongen door de invoering van de vrijwillige legerdienst is een bemoedigend initiatief. In het verleden werden al diverse demarches ondernomen maar blijkbaar vooralsnog zonder resultaat. Jonge talentvolle mensen aantrekken voor inderdaad interessante jobs in het leger, in een periode waarbij meer en meer de alarmklok van een tekort aan gekwalificeerd personeel op de Belgische arbeidsmarkt wordt geluid, zal veel vindingrijkheid vereisen maar ook onafwendbare pecuniaire tegemoetkomingen. Er moet immers gevist worden uit de vijver waar ook de Federale Politie jonge mensen rekruteert, dus een concurrentieslag van jewelste.
Het Gemengde Loopbaan Concept (GLC), dat door André Flahaut op stapel werd gezet, zou de militaire loopbaan wat attractiever moeten maken maar zal heel wat bijsturingen ondergaan, dus zal later worden ingevoerd. Pieter De Crem wil terecht de rekrutering meer benadrukken en het GLC als ideaal uitstapparcours afzwakken. In hoeverre dat hij deze aanpassingen binnen een normale ambtperiode kan realiseren valt nog te bezien. Toch zal hij en zijn politieke en militaire omgeving moeten beseffen dat elk uitstel van de invoering van het GLC een ernstige deuk toebrengt aan de motivatie van het personeel.

Een volgende accent zouden we kunnen onderbrengen onder operaties. Opmerkelijk is dat Europa nogal in de kijker wordt geplaatst, met nochtans de nodige attentie voor VN- of NAVO-operaties. De beleidsnota lijkt in dit verband trouwens een mager afkooksel van het regeerakkoord. Over de ruimere rol voor het Eurokorps en over de ambitie om een leidende rol op te nemen in een EU Battle Group (EUBG) vinden we geen spoor meer terug. Dit is een opbeurende vaststelling en een uiting van waarachtige realpolitik. Ons voorlopig beperken tot de povere nichecapaciteiten van de EUBG, die we in het verleden bij mondjesmaat demonstreerden, lijkt een gezonde aanpak die heel wat onaangename verrassingen kan voorkomen. De belangrijke kostprijs van een EUBG in operaties (Finland publiceerde in 2006 daaromtrent een erg gedetailleerde studie), het eerder kreupele certificatieproces van de deelnemende eenheden, de niet echt denderende uitrusting (pantservoertuigen op wielen, rechtstreekse vuursteun met een kanon van 90 mm, artilleriesteun van 105 mm, mortieren en antitankwapens met ouderdomsverschijnselen), de kleinschaligheid van een EUBG die slechts sedert 2007 aanvaardt dat ook lucht- en zeemiddelen thuishoren in de enige snelle reactiestrijdkracht van Europa, het zijn echt belangrijke pijnpunten die om een dringende remedie vragen.  
Dat in sommige Europese landen de EUBG niet echt als een geloofwaardige organisatie wordt gekwantificeerd, kan worden nagelezen in het verslag van de "House of Commons, Defence Committee, The future of NATO and European defence" van 4 maart 2008.
In deze Europese context dient tevens te worden aangestipt dat het ambitieniveau van de landcomponent, zoals toegelicht in het Stuurplan van Defensie van december 2003, nogmaals wordt aangepast. De toezegging tot de snelle reactiemacht van de Europese Unie is immers niet meer relevant vermits de European Rapid Reaction Force (ERRF) een stille dood is gestorven.
De intentie in de beleidsnota, om meer coherentie tussen de EUBG en de NRF (NATO Response Force) te willen nastreven, getuigt dan weer niet echt van veel realiteitszin. Bij de oprichting en de instandhouding van de NRF mikten de NAVO-partners aanvankelijk wat te hoog. Toch is en blijft de NRF de enige kwalitatief hoogstaande snelle interventiecapaciteit die zowel qua samenstelling, training en certificatie de EUBG met klank en wimpel overtreft.
De inzet van 4 F-16's vanuit Kandahar in Afghanistan samen met de Nederlanders wordt ongetwijfeld door de om hulp schreeuwende NAVO-partners op gejuich onthaald. Weer een krijgsmacht worden en zijn solidariteit tonen in NAVO-verband zijn onmiskenbare signalen dat we in het kader van onze militaire mogelijkheden en toezeggingen definitief komaf willen maken met het triomfalistische trompetgeschal uit het verleden van woorden zonder daden. Laten we trouwens ook hopen dat de rules of engagement voor onze piloten duidelijk zijn zodat de uitvoering van hun gelegenheidsopdrachten op wellicht bewegende doelen niet onderworpen wordt aan het micromanagement vanuit  Brussel. Het volste vertrouwen schenken aan de nationale detachementscommandant is "de" oplossing om noodoproepen van grondtroepen gepast te beantwoorden met steun vanuit de lucht.
In het domein van de operaties kan Pieter De Crem inderdaad het Belgisch leger meer militair maken en definitief komaf maken met de humanitaire NGO, die zoals hij zei "faisait ses choix en fonction de l'Internationale socialiste". Maar de daad bij het woord voegen, en meer militair zijn met minder middelen, dat wordt een ander paar mouwen.

De wederuitrusting van het leger is dan weer een ander verhaal. De leveringen van de MPPV (Multi Purpose Protected Vehicle), de LMV (Light Multirole Vehicle) en van de AIV (Armoured Infantry Vehicle) voor de landcomponent mogen dan al wel op kruissnelheid draaien. Over de uitvoering van de voorwaardelijke schijven van de MPPV en de AIV, respectievelijk 132 en 78 exemplaren, die tot de behoeftebepaling van de landcomponent behoren, is echter nog steeds geen beslissing gevallen. De prijsoffertes zijn geldig tot 2008 en 2010 waarna een prijsaanpassing - lees prijsverhoging - onvermijdelijk wordt. Er is dus dringend werk aan de winkel.
De vervanging van de twee Airbussen van de 15de Wing is al even acuut. Het is wellicht nog steeds een illusie te denken dat nearly new aircraft zo maar voor het rapen liggen en zeker voor het prijsje dat defensie er aan kan besteden. Conceptuele bijsturingen zijn in deze context ook zeker nu te overwegen. Moet de opvolger van de Airbus geen ruimere polyvalente taakomschrijving krijgen, zoals de brandstofbevoorrading in vlucht?  Nu een NATO Tanker Force definitief ten dode is opgeschreven en heel wat landen een eigen polyvalente luchtvloot uitbouwen, is deze denkoefening nuttig en nodig. Of is misschien het moment aangebroken om deze vliegactiviteiten uit te besteden aan de pool van militair luchttransport, die in toenemende mate in Europees en NAVO-verband wordt aangeboden?
Dat de bescherming van de soldaat ook op de wederuitrustingsagenda staat ingeschreven, kan alleen maar worden toegejuicht. Het BEST (Belgian Soldier Transformation) - programma is ongetwijfeld noodzakelijk. In dit verband is het wel opmerkelijk dat heel wat Europese landen een soortgelijk programma hebben opgestart, blijkbaar op eigen houtje en met de voorkeur voor nationale industrieën, en met heel wat perikelen op conceptueel en natuurlijk op financieel vlak. Ook op het gebied van standaardisatie loopt een en ander grondig fout. Het European Defence Agency (EDA)  zou met wat meer overtuiging uit de hoek mogen komen maar wordt in al haar moedige pogingen nog te vaak gedwarsboomd door nationale belangen. De bundeling van de Europese wederuitrustingsinspanning blijft in grote lijnen een vrome wens maar is de conditio sine qua non om verschrompelende nationale budgetten voor defensie optimaal te benutten. Terloops kunnen we even aanstippen dat op de shoppinglist, waarmee de meeste Europese landen hun nieuwe programma's bij EDA aankondigen, België opvalt door zijn afwezigheid. Ons land blinkt uit door de aankondiging van 1 (één) programma, ingeschreven sedert 1 juli 2006, namelijk de aankoop van 5.000 granaten voor de 105 mm houwitser.
Een opfleurende lectuur is zonder twijfel ook de jongste uitgave van het Nederlandse Materieelprojectenoverzicht, dat gewoontegetrouw op Prinsjesdag bij onze noorderburen voor het grote publiek toegankelijk is, en waarin de wederuitrusting van defensie in detail wordt toegelicht.  

Vooraleer af te ronden vragen enkele dossiers en recente ontwikkelingen toch wel om bijkomende commentaar. Eerst en vooral is er de beslissing, toegelicht in de Commissie voor Landsverdediging van 13 februari 2008, dat de 15de Wing in Melsbroek blijft en niet zal verhuizen. Dit pestinitiatief van de rode rakkers uit de vorige legislatuur zette, gelukkig maar, nodeloos kwaad bloed bij al diegenen die met het lot van de 15de Wing en met haar opdrachten begaan zijn. Dat de verklaring van Pieter De Crem geen losse flodder is moge ook blijken uit een recent aangekondigde nieuwe investering in Melsbroek, waarbij vier engine-docks (werkplaatsen voor vliegtuigmotoren) in de loods Blaton 1 zullen worden gebouwd.  
Een beslissing van de Ministerraad van 20 maart 2008 vraagt ook om een korte overpeinzing. Defensie mag inderdaad de contractuele stappen ondernemen om in 2008 63.000 m3 reactiemotorbrandstof aan te kopen en 57.000 m3 in 2009. Dit betekent een belangrijke inperking van de vlieguren op F-16 en heeft er ook alle schijn van dat de afbouw van het aantal F-16's, weliswaar voorzien in het Stuurplan van Defensie, ook versneld wordt uitgevoerd. De ongecontroleerde stijging van de brandstofprijzen op de wereldmarkt doet een nieuwe dringende operationele behoefte opduiken. Het gebruik van alternatieve brandstoffen wordt een interessant alternatief, waarbij de Amerikaanse luchtmacht (USAF) het voortouw neemt. Na de eerste proefvlucht met een B-52 bommenwerper in september 2007 gaat de USAF ervan uit al haar toestellen tegen 2011 gebruiksklaar te maken voor alternatieve brandstoffen. Vermits de Belgische defensie al jarenlang vruchteloos hoopt op een indexering van haar begroting is nu misschien het moment aangebroken om ten minste een compensatie te bekomen als brandstoftoeslag. 
Een onderwerp waarover eindelijk ook eens klare wijn mag worden geschonken is het lot van de Basis Koksijde en de opdracht van zijn reddingshelikopters in de rol van Search And Rescue (SAR). De Sea King is en blijft met zijn bemanningen en ondersteunend personeel een supertoestel, dat af en toe nog eens mag scoren al was het maar om de Belgische driekleur op het atomium in Brussel neer te planten. Hoe, waar en wanneer zijn opvolger, de NH-90, de SAR-rol zal waarmaken valt nog te bezien. De ongepaste overdreven ijver van de zaakvoerder van Noordzee Helikopters Vlaanderen (NHV) om de SAR van Koksijde af te snoepen is in dit verband niet steeds een toonbeeld van correcte argumentatie en informatie. Hij voelt zich ongetwijfeld  politiek gesteund door zijn socialistische voorman van de kust, Johan Vande Lanotte. Toch neemt men een ernstig loopje met de waarheid indien men beweert dat de SAR-diensten in het Verenigd Koninkrijk in burgerhanden zijn overgegaan. Het onderwerp wordt er weliswaar met de nodige voorzichtigheid en ook met heel wat geheimzinnigdoenerij bestudeerd maar zal pas eventueel ten vroegste in 2012 worden ingevoerd. De volgende overpeinzing van specialisten in de materie raakt immers de kern van de zaak over de verburgerlijking van de SAR: "The go/no go decisions, both at a corporate level and within the crew, would be decided more along the lines of business risk and personal safety than is currently the case among the military, who are more used to taking calculated risks in extreme conditions". Het 40ste smaldeel van Koksijde riskeert inderdaad sinds mensenheugenis levens om mensenlevens te redden.
De recente uitvoering van de verjongingskuur bij de Sea Kings van de Britse Commando Helicopter Force is het schoolvoorbeeld van de realisatie van een dringende operationele behoefte (Urgent Operational Requirement of UOR) dat zowat een waar handelsmerk is geworden van de Britse luchtvaartindustrie en militaire gemeenschap. De verwezenlijkingen van UOR's tijdens de oorlog in de Falklands waren ook al spraakmakend. Wat de Sea Kings betreft kon de eerste vlucht van de vernieuwde Sea King HC4+ worden uitgevoerd 10 maanden nadat het modificatiecontract werd ondertekend. Een intensieve training werd aangevat in september 2007 en in november 2007 bevond de nieuweling zich in Kandahar, in het hol van de leeuw in Afghanistan. Met ondermeer een verbeterde Rolls-Royce Gnome motor en met Carson-bladen voor de nieuwe staartrotor betekent dit alles een verbetering van ongeveer 20 % qua brandstofverbruik, snelheid en optillen van lasten. De HC4+ zal in principe in gebruik blijven tot 2017. Waar een wil is en de nodige kredieten is ook een weg. Een succesvolle Britse slogan, die ook in België haalbaar is, ten minste met een echte politieke wil maar dit laatste zal wel een utopie blijven.

De defensie onder Leterme I, verpersoonlijkt door de militaire roerganger Pieter De Crem, oogt aantrekkelijk omdat het de bedoeling is het leger te laten terugkeren naar haar kerntaken. Het zal echter een aartsmoeilijke opgave worden om binnen een krimpend budget zonder indexering een ware kentering teweeg te brengen. Denemarken als gidsland nemen, zoals de minister verklaarde, is een opbeurend startpunt met weliswaar voor de Denen, met een defensiebudget dat 10 % hoger ligt dan het Belgische, een belangrijke startbonificatie. Een belangrijke toetsing zal plaats vinden tijdens de sessies van het hakbijlcomité van begroting in juni. Hopelijk kan iedereen opgelucht ademen tijdens het nationale défilé van 21 juli, wanneer de regeringsploeg voor het eerst zal hebben moeten blijk geven van het vakkundig omzeilen van de eerste communautair getinte klip van haar programma.