Operatie “Desert Falcon”

Op verzoek van de Verenigde Naties en van de regeringen van de Verenigde Staten en Irak besliste het kernkabinet van de Belgische federale regering op 24 september 2014 zich aan te sluiten bij de multinationale coalitie in haar strijd tegen DAESH. Twee dagen later werd de beslissing van het kernkabinet bekrachtigd door 114 van de 128 leden van het federale parlement. Nog diezelfde 26ste september vertrokken zes Lockheed Martin F-16AM Fighting Falcons van op de vliegbasis van Florennes richting Midden-Oosten. Na een tussenstop in Araxos, Griekenland, kwamen ze de volgende dag in Jordanië aan, waar ze hun intrek namen op een luchtmachtbasis in de nabijheid van de stad Al Azraq. Van daaruit ondersteunden ze onder codenaam Operatie “Desert Falcon” de multinationale coalitie die in augustus 2014 onder leiding van de Verenigde Staten was opgericht om een einde te maken aan de wreedheden waarmee extremisten de oprichting van een strikt religieus geleide Islamitische staat in Irak en Syrië beoogden. Deze internationale operatie, die later de naam Operatie “Inherent Resolve” meekreeg, werd door de Belgen ondersteund met verkenningsopdrachten en luchtaanvallen tegen DAESH extremisten, hun posities, wapens en infrastructuur in Irak. De initiële goedkeuring van het parlement gold voor een periode van één maand en enkel voor missies boven Irak, niet boven Syrië.

De eerste operationele opdracht werd op 5 oktober 2014 uitgevoerd door twee F-16AM’s. Ze bestond uit een gewapende verkenningsvlucht boven posities van DAESH ten westen van Bagdad en duurde ongeveer drie uur. Het Belgische detachement bereikte al op 13 oktober de kaap van 30 missies, die deels uit gewapende verkenningsvluchten bestonden en deels uit grondaanvallen. Op 23 oktober verlengde de federale regering Operatie “Desert Falcon” tot het einde van het jaar. Een bijkomende verlenging tot 30 juni 2015 werd door de ministerraad goedgekeurd in zijn zitting van 19 december 2014. Tijdens de nacht van 27 op 28 december vond de meest besproken opdracht van het Belgische detachement plaats. Die nacht vielen twee F-16AM’s de olieraffinaderij van Al Qaim aan en stelden ze buiten werking met vier lasergeleide 500 pond (225 kg) bommen. Deze raffinaderij was immers een van de voornaamste leveranciers van brandstof voor de voertuigen van DAESH in het westen van Irak. Toen Operatie “Desert Falcon” op 30 juni 2015 eindigde, hadden de zes Belgische F-16AM’s 796 missies gevlogen, goed voor een totaal van 3.552 vlieguren of een gemiddelde van ongeveer 4,5 uur per missie. De Belgische inspanning vertegenwoordigde niet minder dan 5,5% van alle vluchten die in de periode van 1 oktober 2014 tot 30 juni 2015 door de internationale coalitie werden uitgevoerd.

DAESH

De extremistische militie van salafistische jihadisten, bestaande uit Soennieten uit Irak en Syrië, en haar zelfuitgeroepen kalifaat worden in het Westen gewoonlijk de “Islamitische Staat in Irak en de Levant” of, in het Arabisch,ad-Dawlah al-Islāmiyah fī 'l-‘Irāq wa-sh-Shām”. De Levant of het Morgenland wijst op een gebied rond de oostelijke Middellandse Zee, ruwweg gaande van Griekenland over Irak tot het oosten van Libië. Om hun tegenstanders aan te duiden, maken de Belgische overheid en militairen gebruik van het Arabische equivalent van het acroniem ISIL: DA'ISH of DAESH. Dit letterwoord is ook wijdverspreid bij de Arabische opponenten van DAESH omdat in het Arabisch verschillende gelijkaardig klinkende woorden bestaan met een negatieve ondertoon, zodat alleen al het gebruik van het letterwoord een aversie opwekt tegenover de extremisten. Voor westerlingen, die voor het overgrote deel geen Arabisch spreken of begrijpen, stelt het acroniem DAESH bovendien niet meer voor dan een klank en houdt het dan ook geen verwijzing naar de Islam in. Dat maakt het woord politiek beter aanvaardbaar omdat het vermijdt de indruk te wekken dat de multinationale coalitie tegen de Islam ten strijde trekt. Het verwijst evenmin naar een staat of natie, een status die de coalitiepartners van Operatie “Inherent Resolve” liever niet aan een als terroristisch beschouwde groepering wensen te verlenen. Dat zou haar immers een hele reeks rechten toekennen, zoals het recht op onderhandelingen tussen gelijkwaardige partners.

Muwaffaq Salti Air Base

De Belgische deelnemers aan Operatie “Inherent Resolve” opereerden van de Luitenant Muwaffaq Salti luchtmachtbasis nabij Al Azraq in Jordanië. Deze stad bevindt zich op ongeveer 85 kilometer ten oosten van de Jordaanse hoofdstad Amman en telt om en nabij de 10.000 inwoners. De streek rond Al Azraq staat al lange tijd bekend om haar goede zichtbaarheid en haar uitstekend vliegweer. De militaire luchtvaart deed er haar intrede tijdens de laatste jaren van de Eerste Wereldoorlog en de Arabische Revolutie. In die tijd had de Britse schrijver, archeoloog en militair Thomas Edward Lawrence – beter gekend als Lawrence van Arabië – een van zijn hoofdkwartieren in Al Azraq gevestigd en gebruikte hij de vlakten rond het historische kasteel van de stad als uitvalsbasis voor de vliegtuigen die zijn noordwaarts naar Syrië oprukkende troepen ondersteunden.

In het midden van de jaren 1970 werd Al Azraq door de Jordaanse Luchtmacht uitgekozen voor de bouw van een nieuwe, grote luchtmachtbasis met twee kruisende landingsbanen (13/31 en 08/26), een dertigtal vliegtuigshelters en een dozijn quick reaction alert of QRA-shelters. Deze laatste bevinden zich aan de koppen van de startbanen 13/31 en 26 en dienen om bewapende vliegtuigen in klaar te zetten die bij alarm snel kunnen opstijgen om niet-geïdentificeerde of vijandelijke vliegtuigen te onderscheppen of om vijandelijke grondtroepen aan te vallen. Toen het vliegveld in 1980 in gebruik werd genomen, werden er twee squadrons met Northrop F-5A/B “Freedom Fighters” en F-5E/F “Tigers” gebaseerd. De officiële opening van de basis vond plaats op 24 mei 1981. Bij die gelegenheid werd ze naar Muwaffaq Salti vernoemd. Deze jonge luitenant was een Hawker Hunter piloot die op 13 november 1966 tijdens een luchtgevecht met de Israëlische Luchtmacht om het leven kwam. Het luchtgevecht speelde zich af in het kader van een inval van Israëlische troepen in het grensdorp Samu op de door Jordanië gecontroleerde westelijke Jordaanoever naar aanleiding van een incident met een waarschijnlijk door al-Fatah geplaatste landmijn waardoor drie Israëlische militairen werden gedood. De “Freedom Fighters” en “Tigers” werden later vervangen door achtereenvolgens twee squadrons Dassault Mirage F-1CJ/EJ’s en twee squadrons Lockheed Martin F-16’s. Van deze laatste squadrons was er één uitgerust met van de Amerikaanse Luchtmacht overgenomen F-16A/B ADF’s (Air Defence Fighter) en één met F-16-AM/BM’s (MLU of Midlife Update) die voorheen bij de Belgische Luchtcomponent hadden gediend. De zes Belgische vliegtuigen opereerden van een platform juist ten zuiden van de kop van runway 31. Voor de Belgische piloten en technici was Al Azraq Air Base geen volledig onbekend terrein. Zij namen er tussen 14 mei en 1 juni 2007 immers deel aan de “Falcon Air Meet 2007”, een internationale oefening van F-16 gebruikers van over heel de wereld. De afstand tussen het vliegveld van Al Azraq en de Iraakse hoofdstad Bagdad bedraagt ongeveer 750 kilometer of één uur vliegen met de F-16.

Het Belgische detachement op de Luitenant Muwaffaq Salti luchtmachtbasis bestond uit 110 à 120 personen. Ongeveer de helft daarvan waren technici en wapenmakers. De andere helft bestond uit piloten en stafleden, een twintigtal missieondersteunende specialisten (hoofdzakelijk op het vlak van inlichtingen en missieplanning) en om en nabij de 20 à 30 beveiligingstroepen. Tijdens de zes maanden durende operatie ontplooiden in totaal 618 mannen en vrouwen, onder wie 48 piloten. Voor grondpersoneel duurde een rotatie twee maanden. Piloten roteerden na 75 vlieguren. Het personeel was afkomstig van zowel de 2de Tactische Wing in Florennes als van de 10de Tactische Wing in Kleine-Brogel, de twee Belgische eenheden die met F-16’s zijn uitgerust. De meeste piloten die aan Operatie “Desert Falcon” deelnamen, hadden eerder al ervaring opgedaan in Afghanistan (Operatie “Guardian Falcon”) of Libië (Operatie “Freedom Falcon”). De Belgen werkten op de luchtmachtbasis van Al Azraq nauw samen met een soortgelijk detachement F-16’s van de Koninklijke Luchtmacht.

Behalve op Al Azraq Air Base in Jordanië, waren er in het kader van Operatie "Desert Falcon" ook Belgische militairen aanwezig op Al Udeid Air Base in Katar. Zij maakten er deel uit van het Combined Air and Space Operations Center (CAOC) van het U.S. Air Forces Central Command (USAFCENT), dat zowat het operationele hoofdkwartier vormde van de luchtmachten van de multinationale coalitie. Een van de Belgische personeelsleden die zich hier bevonden, was de nationale “red card holder”. Deze persoon speelde een sleutelrol in de uitvoering van de Belgische luchtoperaties in die zin dat hij fungeerde als een soort scheidsrechter die er over moest waken dat de inzet van wapens steeds voldeed aan niet alleen de inzetregels van de multinationale coalitie, maar ook aan de bijkomende specifieke beperkingen die door de Belgische regering waren opgelegd. De rode kaart houder was gewoonlijk een actief F-16 piloot. Hij evalueerde niet alleen vooraf geplande zendingen, maar ook zendingen die tijdens de vlucht een nieuw doel toegewezen kregen. In die taak werd hij bijgestaan door een specialist inlichtingen en door een juridisch adviseur. Deze experts hadden vaak een direct zicht op het doelwit via beelden van onbemande verkenningsvliegtuigen van andere coalitiepartners. Zonder de toestemming van de rode kaart houder werden geen wapens ingezet. Dat betekende echter niet dat zodra legitieme militaire doelwitten voor een aanval waren vrijgegeven, ze blindelings door de piloten werd aangevallen. Alvorens de door het CAOC en de rode kaart houder toegestane aanval uit te voeren, evalueerden de F-16 vliegers op hun beurt eerst het doelwit met hun eigen ogen om zodoende burgerslachtoffers of ongewilde randschade (collateral damage) te voorkomen.

Drie soorten zendingen

De opdrachten die de federale regering aan het Belgische detachement in Jordanië had toegekend, bestond uit gewapende verkenning (Armed Reconnaissance - AR), slagveldinterdictie (Air Interdiction - AI) en nabije luchtsteun aan grondtroepen (Close Air Support - CAS) boven Iraaks grondgebied.

Het hoofddoel van de gewapende verkenningsvluchten was het vergaren van inlichtingen om zich een beter beeld te kunnen vormen van de posities, bewegingen en mogelijke intenties van DAESH milities, om acties van Iraakse grondtroepen voor te bereiden en om doelwitten voor luchtaanvallen te identificeren. Het voornaamste instrument voor deze opdrachten was de AN/AAQ-33 PANTERA (Precision Attack Navigation and Targeting with Extended Range Acquisition), de exportversie van de geavanceerde Sniper XR (Extended Range) doelaanduidingspod van de Amerikaanse Luchtmacht. Deze pod wordt in de regel rechts onder de luchtinlaat van de F-16 meegevoerd (positie 5R) en beschikt over ultramoderne technologie op het vlak van beeldvorming, die de piloot toelaat tactische doelwitten zoals voertuigen en gebouwen op te sporen en te observeren. Dat gebeurde in Irak van zo grote afstand en hoogte dat de in het oog gehouden personen het vliegtuig zelfs niet konden zien of horen. De beelden van zeer hoge resolutie die door de sensoren van de pod werden geproduceerd, lieten niet alleen een correcte identificatie van de geobserveerde doelwitten toe, maar maakten het de piloot ook mogelijk om ze zonder al te grote inspanning continu te volgen en automatisch de coördinaten van hun positie te bepalen. Op die wijze konden doelwitten gemakkelijk doorgegeven worden aan andere vliegtuigen of aan troepen op de grond.

Sommige gewapende verkenningsvluchten duurden zes uur of langer. Om zulke extreem lange opdrachten uit te kunnen voeren, waren tot vijf tankbeurten in de lucht nodig. Daarvoor werd beroep gedaan op tankvliegtuigen van ander coalitiepartners. Indien tijdens een verkenningsvlucht een doelwit geïdentificeerd werd dat met hoge prioriteit en snel moest aangevallen worden (time sensitive targeting), kon een bewapend vliegtuig in vlucht nagenoeg onmiddellijk ingezet worden na een kort, maar grondig overleg met de rode kaart houder. Het gebeurde ook vaak dat verkenningsvliegtuigen tijdens het uitvoeren van een opdracht op verzoek van het CAOC in Al Udeid meer prioritaire doelwitten toegewezen kregen. Ook die konden enkel na toestemming van de Belgische rode kaart houder aangevallen worden.

Slagveldinterdictie richtte zich hoofdzakelijk tegen vijandelijke troepen achter de frontlijn, tegen hun infrastructuur, uitrusting en voorraden en tegen hun aanvoerlijnen om te voorkomen dat ze het slagveld zouden bereiken. Zulke missies werden hoofdzakelijk uitgevoerd met precisiewapens in combinatie met de Sniper doelaanduidingspod. Het vermijden van randschade was daarbij van het allergrootste belang. De Belgische Luchtcomponent wilde immers niet alleen burgerslachtoffers en onnodige schade aan de Iraakse infrastructuur voorkomen, maar ook vermijden dat de goed geoliede propagandamachine van DAESH misbruik zou maken van een fout gelopen bombardement om de plaatselijke bevolking in Irak en het thuisfront in België en Europa op te zetten tegen de multinationale coalitie en tegen de Europese en Belgische politici die de strijd tegen DAESH ondersteunden. De meeste missies werden tegen vooraf bepaalde doelwitten uitgevoerd. Ze waren uitgebreid en tot in de kleinste details voorbereid en vooraf doorgesproken met de nationale rode kaart houder en met die van het CAOC van de coalitie. Zo werden posities met eerder door DAESH op de Iraakse strijdkrachten buitgemaakte gevechtstanks, pantserwagens en andere zwaar materieel vernietigd. Ook werden aanvallen uitgevoerd tegen concentraties van extremisten of tegen ontmoetingsplaatsen van radicale groeperingen en hun leiders. Een ander soort interdictie missies waren de bombardementen om aanvoerroutes tijdelijk te onderbreken om oprukkende extremisten tot staan te brengen.

Nabije luchtsteun werd geleverd aan bevriende troepen op de grond die onder vuur lagen van vijandelijke scherpschutters, mortieren, kanonnen en dergelijke. De wapens die daarvoor de voorkeur genoten, waren verschillende types "slimme" 225 kg bommen die met ongeëvenaarde precisie van veilige hoogte en afstand konden afgeworpen worden. Belgische CAS F-16’s werden ondermeer ingezet ter ondersteuning van de Koerdische peshmerga strijders die over een honderden kilometers lang front strijd leverden met DAESH extremisten, hoofdzakelijk in het noorden en noordoosten van Irak. Soms waren CAS missies vooraf gepland, maar meestal werden ze uitgevoerd op dringend verzoek van troepen op de grond die in nood verkeerden. Zulke verzoeken werden snel, maar grondig door de nationale en multinationale rode kaart houders geëvalueerd alvorens ze door het CAOC aan vliegtuigen in de lucht werden doorgegeven. Militaire legitimiteit van de doelen en het voorkomen van randschade bleven immers altijd prioritair, ook voor hoogdringende opdrachten.

Om al deze opdrachten uit te voeren, voerden de Belgische F-16AM’s een paar bommen van 500 pond of 225 kg met zich mee. Meestal ging het om een combinatie van lasergeleide GBU-12 “Paveway II” bommen, GPS-geleide GBU-38 “Joint Direct Attack Munition” (JDAM) bommen of Laser/GPS-geleide GBU-54 “Laser-JDAM” bommen. Het interne zesloops General Electric M61A1 “Vulcan” kanon was eveneens van munitie voorzien, maar werd tijdens Operatie “Desert Falcon” niet gebruikt. Ondanks zijn speciale M70 20 mm munitie, die erg gestroomlijnd is waardoor het korteafstandskanon een wat langere reikwijdte heeft, was deze afstand nog te klein om het kanon veilig in te zetten tegen extremisten op de grond. Om dat te kunnen doen, moesten de F-16’s immers zo laag gaan vliegen dat ze binnen het bereik kwamen van de kleine wapens of het luchtafweergeschut van klein kaliber van DAESH. Dat onnodige risico werd niet genomen, zeker niet na de brutale moord op de op 24 december 2014 in Syrië neergestorte Jordaanse F-16 piloot Luitenant Muath Safi Yousef al-Kasasbeh. Draagbare luchtafweerraketten (MANPADS – man portable air defence systems) of andere, zwaardere types van grond-lucht-raketten (SAM’s – sol-air-missiles) werden door de Belgische vliegtuigen niet waargenomen.

Tijdens hun zendingen boven Irak stonden de F-16AM’s voor hun eigen veiligheid in. Om het vuur van lichte wapens en lichte luchtafweerkanonnen te vermijden, bleven de toestellen op voldoende hoogte. Om zich te verdedigingen tegen mogelijke luchtaanvallen voerden de vliegtuigen twee infrarood geleide AIM-9M “Sidewinder” missiles voor de korte afstand mee, alsook twee radargeleide AIM-120B AMRAAM (Advanced Medium Range Air-to-Air Missile) missiles voor de middellange afstand. Bescherming tegen grond-lucht missiles werd geboden door de AN/ALQ-131 pod voor elektronische tegenmaatregelen (ECM – Electronic Counter Measures) die onder de romp werd meegevoerd en die een aantal dispensers voor chaff (antiradarsneeuw) en flares (lichtkogels) aanstuurde tegen respectievelijk radar- en infrarood geleide missiles. De Belgische F-16AM’s kwamen geen enkele keer in contact met vijandelijke vliegtuigen of luchtafweerraketten.

De Belgische piloten vlogen 796 missies tegen DAESH. In 163 van die missies werden geleide bommen ingezet, waarbij geen enkele vorm van randschade werd veroorzaakt.

Het belang van de luchtstrijdkrachten

Toen Generaal-majoor Frederik “Fred” Vansina, Commandant van de Belgische Luchtcomponent, bij de terugkeer van de F-16AM’s uit Jordanië terugblikte op de resultaten van Operatie “Desert Falcon” verklaarde hij dat de inzet van luchtstrijdkrachten essentieel is om DAESH te verslaan, maar niet voldoende. Zij vervullen immers enkel een ondersteunende rol waarbij ze het slagveld voorbereiden voor verdere operaties. De meest specifieke kenmerken van luchtstrijdkrachten zijn hun korte reactietijd, hun mogelijkheid om over grote afstanden te opereren en hun flexibiliteit om een breed gamma aan uiteenlopende opdrachten uit te voeren. De Belgische F-16AM’s zijn geavanceerde vliegtuigen die in staat zijn luchtbeelden van hoge kwaliteit af te leveren en statische of mobiele doelwitten met precisiewapens uit te schakelen van veilige hoogte en afstand en met een uiterst laag risico op randschade. Met meer dan 40 jaar ervaring op het type, worden de Belgische F-16 vliegers binnen de gemeenschap van gevechtspiloten erg gewaardeerd.

De bevelhebber van de Belgische Luchtcomponent was van oordeel dat de effecten van de multinationale luchtcampagne in de loop van de Belgische deelname aan Operatie “Inherent Resolve” op de grond van dag tot dag duidelijker zichtbaar werden. De opgang van DAESH werd grotendeels gestopt, ook al slaagden de extremisten er door hun grote vakkundigheid op het vlak van propaganda nog van tijd tot tijd in om hun steeds kleiner en zeldzamer wordende tactische successen voor grote overwinningen te laten doorgaan. De bewegingsvrijheid van DAESH werd eveneens aanzienlijk beperkt. De lange konvooien met massa’s opvallende zwarte en gele vlaggen die ooit bijna dagelijks door de straten van Irak paradeerden, zijn ondertussen een zeldzaam zicht geworden. Ook de militaire slagkracht van de groepering is aanzienlijk beperkt door de vernietiging vanuit de lucht van het grootste deel van haar zware wapens en infrastructuur. Tegen het einde van de deelname van de Belgische F-16AM’s aan Operatie “Inherent Resolve” was ongeveer 30% van het gebied dat DAESH ooit bezette heroverd door Iraakse grondtroepen.

Volgens Generaal Vansina was de luchtcampagne bepalend in het voorkomen van de val van Bagdad en de oprichting van een kalifaat in Irak, waardoor wat extra tijd werd gecreëerd voor de Iraakse veiligheidstroepen om aan slagkracht te winnen voor hun verdere strijd tegen DAESH. Het ingrijpen van de multinationale coalitie heeft ten slotte het risico op etnische en religieuze zuiveringen in Irak aanzienlijk verminderd en de regionale stabiliteit in zekere mate verhoogd door de extremisten onder controle te houden.

De toekomst

De terugkeer van de Belgische F-16AM’s begin juli wil niet zeggen dat België zijn deelname aan Operatie “Inherent Resolve” volledig heeft afgesloten. Het verzorgt nog steeds de veiligheid op de grond van het Nederlandse F-16 detachement op Al Azraq Air Base en zal dat nog minstens tot 31 december 2015 blijven doen. Het is de intentie van de Belgische federale regering om die opdracht later dit jaar te verlengen tot 30 juni 2016. Er blijven ook twee verbindingsofficieren actief aanwezig in het CAOC van de coalitie in Al Udeid in Katar. Op die wijze blijft de Belgische Luchtcomponent goed op de hoogte van de toestand in Irak in afwachting van de waarschijnlijke regeringsbeslissing om de luchtoperaties vanaf juli 2016 te hervatten. In tussentijd werken België en Nederland samen om gezamenlijk een EPAF EAW (European Participating Air Forces Expeditionary Air Wing (EEAW)) detachement in het Midden-Oosten op te richten. Zulk een detachement moet het de twee luchtstrijdkrachten mogelijk maken om de multinationale coalitie blijvend en kostenefficiënt te ondersteunen door elk om beurt een rotatie van zes maanden uit te voeren.

Door de recente ontwikkelingen in Europa en in het Midden-Oosten zou deze planning alsnog herzien kunnen worden. De massale toevloed in Europa van vluchtelingen uit Irak en Syrië en de interventie van de Russische Federatie in het conflict hebben de politieke context immers grondig veranderd.

*

Bij de foto’s

Kaart Interventies

De Belgische overheid liet geen operaties boven Syrië toe, maar de F-16AM’s van de Luchtcomponent namen wel deel aan de meeste veldslagen om de voornaamste steden en verbindingslijnen in Irak. De inzet van wapens vond hoofdzakelijk plaats in het noorden van het land.

F-16 Al Azraq (© Belgische Defensie – Michael Moors)

 

De Belgische F-16AM’s die deelnamen aan Operatie “Desert Falcon” opereerden van op een platform nabij de kop van de piste 31 van Al Azraq Air Base in Jordanië. Rond de jaarwisseling bestond het detachement uit de FA-70, 87, 114, 121, 126 en 131.

F-16 Al Azraq  (© Belgische Defensie – Malek Azoug)

De standaardbewapening van een F-16AM bestond tijdens Operatie “Desert Falcon” uit een paar precisiegeleide 225 kg bommen (GBU-12, 38 of 54 aan de ophangpunten 3 en 7), een paar AIM-9M “Sidewinder” missiles (aan de ophangpunten 2 en 8) en AIM-120 AMRAAM missiles (aan de ophangpunten 1 en 9), 510 20 mm patronen voor het intern Vulcan kanon, een AN/ALQ-131 ECM pod (aan ophangpunt 5), een Sniper XR doelaanduidingspod (aan ophangpunt 5R) en een combinatie van chaff en flare patronen. Aan de ophangpunten 4 en 6 onder de vleugels werd een paar Sargent-Fletcher brandstoftanks van 1.400 liter elk meegevoerd.

F-16 Al Azraq  (© Belgische Defensie – Michael Moors)

Zoals alle andere deelnemers aan Operatie “Inherent Resolve”, kreeg het Belgische detachement blokken van zes uur toegewezen (0-6 a.m., 6-12 a.m., 0-6 p.m. of 6-12 p.m.) om zijn geplande missies uit te voeren of om klaar te staan om missies uit te voeren. Na een week verschoof het toegewezen blok met zes uur, zodat in een periode van een maand ongeveer de helft van de missies bij nacht werd uitgevoerd.

USAFCENT CAOC Al Udeid (USAF)

Het U.S. Air Forces Central Command Combined Air and Space Operations Center op Al Udeid Air Base in Katar fungeert als het CAOC van de coalitieluchtmachten die deelnemen aan Operatie “Inherent Resolve”. Het CAOC wordt bemand door personeel van de U.S. Air Force, het U.S. Army, de U.S. Navy en het U.S. Marine Corps en van niet-Amerikaanse coalitiepartners. Het staat in voor de dagelijkse uitvoering van alle lucht- en ruimteoperaties en zorgt voor snelle tussenkomsten waar en wanneer nodig, voor positieve identificatie van vliegtuigen en doelwitten en voor de coördinatie en scheiding van het vliegverkeer van de verschillende deelnemers aan de multinationale coalitie. De Belgische rode kaart houder, zijn assistent inlichtingen en zijn juridische raadgever werkten in dit centrum.

 

Verkenning Belgische Defensie)

(Voorbeeld van gewapende verkenning)

Deze beelden zijn gemaakt met de Sniper XR doelaanduidingspod van een Belgische F-16AM. Zij tonen drie punten (hot spots) die het waard zijn van naderbij te bekijken (links). Het blijken uiteindelijk voertuigen te zijn die met zware wapens zijn uitgerust en die verborgen zijn onder wat camouflagenetten lijken te zijn (rechts).

Weg (©Belgische Defensie)

  

(Voorbeeld van slagveldinterdictie)

De opdracht van de piloot van dit vliegtuig bestond uit het onderbreken van een kruispunt tussen twee wegen (links) om een oprukkend konvooi van DAESH tot stand te brengen. Om dit te doen beschikte hij over twee geleide bommen van 225 kg, waarmee voldoende schade kon worden aangericht om de extremisten tijdelijk op te houden, maar die anderzijds voldoende gemakkelijk hersteld kon worden zodat de burgers snel weer gebruik van de wegen konden maken. Bij het onderzoeken van de omgeving van het doel ontdekte de piloot twee voertuigen in de nabijheid van het kruispunt (midden). Toen hij vaststelde dat burgers zich bij de voertuigen bevonden (rechts), stelde de piloot zijn aanval uit tot iedereen uit het doelgebied vertrokken was.

CAS Sniper (©Belgische Defensie)

 

Toen een scherpschutter van DAESH (hoek van het gebouw onder het dradenkruis in de linkse foto) op bevriende grondtroepen vuurde, werden twee Belgische F-16AM’s opgeroepen om die bedreiging te neutraliseren. Het doel werd met één enkele geleide bom van 225 kg uitgeschakeld. Het gebruik van geleide bommen tegen doelwitten zoals scherpschutters werd ingegeven door veiligheidsoverwegingen. Het zou inderdaad kostenefficiënter zijn om zulke doelwitten met het kanon uit te schakelen, maar dat zou de piloten verplichten om lager te gaan vliegen en zo binnen het bereik te komen van kleine wapens of luchtafweergeschut van klein kaliber.

Luchtaanval Zero collateral damage (©Belgische Defensie)

   

(Illustratie van het vermijden van nevenschade)

Foto’s geëxtraheerd uit een Sniper XR film tonen een reeks gebouwen rond een ruitvorming plein (links). De twee meest oostelijk gelegen gebouwen zijn legitieme militaire doelwitten en worden met twee 225 kg geleide bommen aangevallen (midden). Wat deze gebouwen legitieme militaire doelwitten maakte, werd niet vrijgegeven door Defensie, maar het kan gaan om bijvoorbeeld wapenopslagplaatsen of plaatsen waar terroristenleiders bijeengekomen zijn. Een beeld dat na de aanval werd gemaakt (rechts), toont dat beide doelwitten vernietigd zijn zonder nevenschade aan de aanpalende gebouwen. Binnenkort zal de Belgische Luchtcomponent de slechts 125 kg wegende SDB (small diameter bomb) ter beschikking krijgen. Daardoor zal het risico op nevenschade bij gevechten in bebouwde gebieden nog afnemen. De wite cirkel rond het doelwit wordt gecreëerd door de doelaanduidingspod en geeft de ruimte weer waarin het gebruikte wapen burgers zou kunnen verwonden. De diameter wordt bepaald door enerzijds de kracht van het wapen en anderzijds de veiligheidszone die door de nationale inzetregels (rules of engagement – ROE) wordt opgelegd. Indien de piloot vaststelt dat er burgers binnen deze cirkel aanwezig zijn, wordt de aanval uitgesteld tot de burgers de gevarenzone verlaten hebben.

SERE-uitrusting

Na de brutale moord op de neergestorte Jordaanse F-16 piloot Luitenant Muath Safi Yousef al-Kasasbeh werd nog meer dan voorheen aandacht besteed aan het trainen van de piloten en het aanleren van procedures op het vlak van overleving, ontwijking, verdediging en ontsnapping (Survival, Evasion, Resistance and Escape – SERE). Alle Belgische piloten krijgen tijdens hun vliegopleiding een initiële theoretische en praktische SERE-vorming. Daarna worden op regelmatige basis herhalingscursussen en oefeningen georganiseerd. Net vóór hun vertrek voor een bepaalde operatie, krijgen alle vliegers verplicht een bijkomende SERE-briefing die specifiek is voor het operatiegebied waar ze naartoe gaan. Voor SERE en CSAR (Combat Search and Rescue) doeleinden beschikten de piloten van Operatie “Desert Falcon” over onder andere een dag en nacht bruikbare telescoop en een moderne, niet afluisterbare radio om contact te houden met de speciale teams die zich in het operatiegebied bevinden om boven vijandelijk gebied neergestorte of neergeschoten piloten te lokaliseren en op te pikken (PRTF of Personnel Recovery Task Force).

Terugkeer

 

De zes F-16AM’s die na het beëindigen van Operatie “Desert Falcon” op 2 juli 2015 naar de vliegbasis van Florennes terugkeerden, waren de FA-72, 116, 129, 131, 134 en 135. Het bruinachtige vuil op de start, romp en vleugels bestaat uit hydraulische olie, smeerolie of brandstof vermengd met woestijnzand. De terugvlucht vanuit Al Azraq naar België werd zonder tussenstop gemaakt.

Piloot

Om wraakacties door aanhangers van DAESH tegen Belgische militairen te voorkomen, mochten de piloten die op 2 juli de F-16AM’s naar Florennes overvlogen enkel geïnterviewd en gefotografeerd worden met het vizier van hun JHMCS vlieghelm (Joint Helmet Mounted Cueing System) naar beneden, waardoor ze niet identificeerbaar waren.

* * *

Operation “Desert Falcon” (English)
 

Met dank aan Jos Schoofs, de auteur van dit artikel