Selder,
een enorme variatie.
Inhoud: Gebruik
Herkomst
Soorten
Standplaats
bemesting
zaaien
verspenen
uitplanten
weeuwenteelt
boorgebrek
bladvlekkenziekte
wantsen
mineervlieg
oogsten
Wat in de groentetuin zeker niet mag ontbreken zijn enkele
seldersoorten. De keuze is zeer groot, van de kleine, bossige
snijselder tot de flink uit de kluiten gewassen knolselder.
Allemaal worden ze gebruikt in soepen, voor het op smaak brengen
van gerechten, in rauwkostsalades, maar ook gekookt of gestoofd.
Selder is rijk aan etherische olieėn die als extract uit de zaden
of uit de bladeren gehaald worden. Deze is lichtgeel tot oranje
van kleur en heeft een warme, zoete kruidige geur. De toepassingen
als vochtafdrijvend middel en als afrodisiacum zijn het best
gekend. Selder wordt in de levensmiddelenindustrie op grote schaal
gebruikt als smaakstof in voedsel en dranken.
Selder (Apium graveolens) behoort tot de familie van de
schermbloemigen (Apiaceae) waartoe naast de verchillende
seldersoorten nog heel wat andere veel geteelde groenten behoren.
Peterselie en kervel lijken er goed op. De bladeren van pastinaak
lijken net grove selder. Ook wortelen en knolvenkel zijn familie.
Minder bekende leden zijn wortelpeterselie en Lavas of
maggiplantje dat als doorlevend kruid gekweekt wordt
Schermbloemigen
zijn alle tweejarige planten die het eerste jaar blad vormen en
dikwijls ook een ondergrondse reserve onder de vorm van een
verdikte wortel of knol aanleggen. Het tweede jaar is er bloei en
sterven ze af. Bij alle schermbloemigen wordt de bloei bevorderd
door een koudeperiode. Dit is vooral belangrijk bij de opkweek. Te
koud opkweken of te vroeg zaaien of uitplanten kan tot
vroegtijdige bloei leiden waardoor de plant verloren is voor
consumptie.. Dit noemt men ook wel het opschieten van de plant. De
gevoeligheid hiervoor verschilt wel bij de verschillende soorten.
Plant nooit selder op plaatsen waar de vorige vier jaar een
familielid van de schermbloemigen stond. Ook al was die vorige
teelt vrij gezond.. Een kleine, onopgemerkte aantasting van een
wortelziekte kan het jaar daarna exponentieel toenemen. Ook
bladvlekkenziekte kan zich op die manier opnieuw manifesteren.
Tip!
Plantkundige tekening selder : klik
hier
De grote variatie aan seldersoorten is onder te verdelen in drie
grote groepen
foto :
snijselder
*
Apium graveolens var. secalinum (groene selder, snijselder,
spruitselder, weeuwenselder) heeft een holle bladsteel, is
tamelijk winterhard en vrij ziektetolerant. Snijselder en
spruitselder zijn planten die bestaan uit verschillende scheuten
en een bossige groei vertonen. Je kan er regelmatig wat bladeren
van snijden, de plant blijft verder groeien. Snijselder is meer
aromatisch dan groene selder. Groene selder lijkt wat vorm betreft
meer op bleekselder en bestaat uit één groeipunt met lange
bladstelen. Groene selder wordt op zijn geheel geoogst en wordt
heel dikwijls als soepgroente gebruikt.
foto :
bleekselder
*Apium
graveolens var. dulce of bleekselder met volle bladstelen is heel
vorstgevoelig en veel vatbaarder voor ziekten, met name
bladvlekkenziekte. Vroeger was er alleen groene bleekselder die je
zelf moest bleken, nu kan je in de handel ook soorten verkrijgen
die zelfblekend zijn. De bladstelen van bleekselder worden
dikwijls verbruikt als stoofgroente, de bladeren kunnen als
soepgroente dienen.
foto
: knolselder
*
Apium graveolens var. rapaceum of knolselder heeft een verdikte
eetbare wortel met een lichtpaarse tot witte of gele kleur. Hier
wordt er nog een onderscheid gemaakt tussen de langbladige en de
kortbladige knolselder.
Kortbladige knolselder vormt sneller en grotere knollen, maar het
loof is minder geschikt om nog verwerkt te worden. Bij langbladige
knolselder is dit een extra mogelijkheid.
Teeltschema's
selder klik hier : groene
selder - snijselder
- bleekselder
- knolselder
Selder vraagt een rijke, goed vochthoudende grond. Droogte wordt
door selder niet zo goed verdragen. Als je op lichte gronden wil
telen moet die in ieder geval goed voorzien zijn van humus. Zo kan
het vocht en de voeding langer vastgehouden worden. Knolselder die
je wil bewaren lukt het best op een iets zwaardere grond. Op
lichte gronden verloopt de groei te veel in schokken waardoor de
knollen hol worden en soms te veel water bevatten.
Selder verlangt voldoende, doch geen overdreven organische
bemesting. Bleekselder en vooral knolselder krijgen een zwaardere
organische bemesting dan groene selder. Doe dit met goed verteerde
stalmest of compost die je voor de winter of in het vroege
voorjaar inwerkt. Teveel organische mest geeft dan weer een te
sterke loofgroei. Dit is bij knolselder nadelig voor de knolgroei.
Ook het optreden van bladvlekkenziekte zal erdoor bevorderd
worden.
Beschouw de organische bemesting als een basisbemesting. Overdrijf
hiermee niet, want overtollige voedingsstoffen die door de plant
niet verbruikt worden zullen de volgende winter uitspoelen. Beter
kunt u de bemesting bijsturen tijdens het groeiseizoen. Merkt u
groeivermindering bij bladselder, strooi dan wat samengestelde
minerale of organische meststoffen. Je kan bijvoorbeeld
respectievelijk zes en tien weken na planten 60 gram per m² van
een meststof met samenstelling 8-8-12 gebruiken. Of iets meer van
een organische gedroogde meststof Strooi deze meststoffen als er
regen verwacht wordt, of geef na het strooien eens flink water.
Om een goede knolkwaliteit te bekomen is het aan te raden
knolselder een extra dosis patentkali te geven bij het planten.
Zo'n dertig gram per m² inwerken is een goede dosis.
foto
: selderzaad kiemt traag
Bleekselder en knolselder vragen een warme opkweek om opschieten
te voorkomen.
Behalve voor de snijselder, die gewoonlijk ter plaatse gezaaid
wordt vanaf april tot juli, is het gebruikelijk selder te zaaien
op zaaibed of in zaaibakjes. Wil je vroeg uitplanten, dan zal je
de toevlucht moeten nemen tot zaaibakjes een verwarmde plaats.
Vanaf april kan je ook zaaien in de koude bak of onder
plastiekkoepels. Langbladige rassen van knolselder moeten in ieder
geval in maart gezaaid worden. Kortbladige rassen kan je ook nog
begin april zaaien.
De goede kiemtemperatuur is 20°C, na kieming blijven we best 15°C
dag en minimum 10-12°C nacht houden.
Selder kiemt zeer traag. Daardoor kan voorkiemen interessant zijn.
Je kan hiermee toch een tiental dagen winnen.
Meng het fijne selderzaad met vochtig zand in een plastic houder,
zet dit op een plaats bij 20 ° en zorg dat het zand niet
uitdroogt. Als de eerste witte wortelpuntjes op de zaden zichtbaar
zijn kunnen we gaan uitzaaien. Nadeel van deze techniek is dat je
heel goed moet opletten dat de gevormde kiempjes na het zaaien
niet uitdrogen. Hou de grond dus vochtig tot er plantjes te zien
zijn. Zaai op warme grond en dek de zaadjes af met een heel dun
laagje wit zand.
Zijn de kiemblaadjes en het eerste echte blaadje zichtbaar, dan
kan je verspenen in perspotjes of in bloempotjes van 7,5 cm
diameter. Bij selder is verspenen aangewezen om een zo min
mogelijke groeistilstand te veroorzaken bij het uitplanten in
volle grond. Dit vergroot dan immers opnieuw de kans op
opschieters. Maak de grond in het zaaibakje wat los en neem de
plantjes voorzichtig bij de kiemblaadjes. Zorg dat de kiemblaadje
bij het verspenen boven de grond blijven. Dek de eerste dag de pas
verspeende plantjes wat af met krantenpapier, om slap hangen te
voorkomen. Als je de plantjes verder opkweekt onder glas of
plastiek, wees dan attent op een goede temperatuurregeling. In het
voorjaar kan de temperatuur onder plastiekkoepel of in een glazen
bak soms snel oplopen. Dit geeft dan nogal eens zonnebrand bij
selder. Wees dus op tijd om te luchten bij jong plantgoed van
selder.
Afharden
Een week voor het eigenlijke uitplanten starten we al met het
afharden van onze selderplanten. Wie een koude bak gebruikte bij
de opkweek kan heel gemakkelijk enkele dagen na elkaar de ruiten
openleggen overdag en 's nachts weer sluiten, later blijft de bak
gewoon open. Staan de plantjes in een vaste kas, dan kan je ze
gedurende enkele dagen overdag buiten plaatsen, daarna laat je ze
buiten staan.
Groene selder kan wat vroeger uitgeplant worden dan de andere variėteiten.
Een vroege teelt van groene selder kan je al starten vanaf half
april.
Bleekselder en knolselder worden pas buiten gezet vanaf 10 mei, om
de kans op vroegtijdige bloei te verkleinen. Ten laatste begin
juni moet knolselder de grond in. Bleekselder en groene selder kan
ook nog eind juni de grond in.
Bij selder luistert de plantdiepte vrij nauw. De overgang tussen
het hart van de plant en de wortel is vrij kort. Zowel te diep als
te ondiep planten kan een minder goede weggroei veroorzaken. Om de
kans op bladvlekkenziekte te verminderen wordt best een ruime
plantafstand aangehouden. Druk de grond rond de plantjes goed aan
en geef water zodat er een goed contact is tussen grond en
wortels.
Tijdens de teelt zorgen we ervoor dat de bodem niet teveel
uitdroogt. In droge periodes moet er gegoten worden.
Net voor zo'n watergiftebeurt kan er wat bijbemest worden.
Een speciale teeltwijze die alleen bij groene selder wordt
toegepast is de weeuwenteelt. Eind augustus wordt er gezaaid in
open lucht of onder glas. Verspenen wordt dan niet gedaan. De
planten worden met losse wortel uitgeplant in de kas eind oktober.
Als je de ruimte kan vorstvrij houden kan er geoogst worden vanaf
maart.
Bleekselder moet in principe gebleekt worden zeker en vast de
groenere variėteiten Zelfs de zelfblekende variėteiten smaken
beter als ze gebleekt worden.
Een mogelijkheid om te bleken is de bleekselder in geulen van zo'n
15 cm diep planten en dan enkele weken voor de oogst de planten
aanaarden. Je bindt de voldoende uitgegroeide planten dan samen.
De uitgehaalde grond wordt dan in een drietal werkgangen, zo om de
drie dagen, opnieuw in de geul gebracht. Alleen de bladeren steken
dan nog boven de grond. Je kan ook de planten omwikkelen met
papier of jute en het geheel samenbinden.
Vooral bij een te hoge pH, lichte droge grond en te veel kalk of
kalium in de bodem kunnen er problemen zijn. De bladstengels
vertonen bruine, overdwarse spleten en donkerbruine vlekken, ze
worden geel en vallen af. De knol bij knolselder zal vooral
onderaan en binnenin bruin verkleuren. Zijn de omstandigheden voor
boorgebrek gunstig dan kan je een bespuiting met borax uitvoeren.
Vanaf augustus en in een droge zomer vanaf juli een drietal keer
bespuiten (om de maand) met een oplossing van twee gram borax per
liter water (oplossen in warm water), gebruik 10 liter water per
are gebruiken.
Wordt ook selderplaag genoemd of selderroest. Er zijn bruingele
vlekken op de bladeren met daarin zwarte puntjes. De infectie en
uitbreiding gebeurt bij vochtig, warm weer. Vooral bij natte,
warme zomers zal bestrijding nodig zijn. Bijvoorbeeld met een
fungicide of biologisch met basaltmeel. Zorgen voor een ruime
plantafstand, zodat de bladeren gemakkelijk kunnen opdrogen is
hierbij ook zeer belangrijk. Het is best om aangetaste bladeren
onmiddellijk te verwijderen omdat die bij regenachtig weer voor
verdere infectie zorgen.
In het hart van de plant verschuilen zich soms kleine,
donkerbruine, zuigende insecten met dekschild. Dit
zijn wantsen. Vooral in droge, warme zomers zijn ze zeer actief.
De zuigschade die ze veroorzaken doet de hartblaadjes zwart
verkleuren, met later rotting tot gevolg. Wees attent op deze
kenmerken en voer indien nodig een bestrijding uit.
foto :
schade mineervlieg
Selder wordt ook regelmatig belaagd door de mineervlieg. De eerste
symptomen van een aantasting door deze vlieg zijn voedingsstippen.
Dit zijn kleine, witte stipjes op de bladeren. Tussen deze
voedingsstippen worden ook eieren afgezet. De larven die uit deze
eieren komen, vreten gangen in het blad. Even afwachten kan, maar
niet te lang. Vooral in de late zomer en herfst kan de schade zeer
snel oplopen
Voor een maximale opbrengst oogst je knolselder best zo laat
mogelijk. Er komt nog heel wat groei in september en oktober.
Indien mogelijk wachten met oogsten tot begin november. Toch kan
knolselder slechts weinig vorst verdragen. Bewaren gebeurt het
beste als we de knollen inzetten in de grond in een serre of
koepel. In een kuil bewaren werkt voor knolselder minder goed..
Bleekselder
is zeer vorstgevoelig en moet tegen eind oktober geoogst zijn.
Wacht ook niet te lang met het oogsten van bleekselder, want de
gevoeligheid voor bladvlekkenziekte neemt dan toe. Bewaren van
bleekselder kan eigenlijk niet zo goed. Misschien kan je nog
enkele bussels ingraven met wortelkluit in de kas, of een
afdekking voorzien ter plaatse om de vorst tegen te houden. Toch
zal de plant er snel op achteruit gaan.
Groene
selder kan je met wat geluk tot een stuk in de winter blijven
dooroogsten. Dek de planten vanaf de eerste indringende vorst af
met wat stro. Bij vorst overdag kan je er nog een plastiek
overtrekken. Verwijder dit wel bij dooiweer, om rotting te
voorkomen.
De groene snijselder kunnen we het ganse groeiseizoen en winter in
de tuin laten om er regelmatig wat van te oogsten. Neem dezelfde
beschermingsmaatregelen als bij groene selder. Uiteindelijk zal je
de oogst moeten staken omdat de snijselder vanaf april begint door
te schieten.
|