Het groeimilieu in de kas :
grond, temperatuur en water.
Wie een tijdje bezig is met groenten
telen zal vroeg of laat wel eens overwegen om een kas (in Vlaanderen een
'serre') aan te schaffen. Het is een ideale plaats om in het voorjaar plantjes
op te kweken. U kan er in de zomer warmtebehoeftige vruchtgroenten in telen.
Heel wat groentesoorten kunnen vervroegd of verlaat worden in de kas. Over de
keuze tussen plastiek en glas verscheen al een artikel. De aanschaf van een kas
vergt ook verhoogde aandacht voor de teelten. Denk aan water geven, luchten,
schermen, temperatuur controleren, vorstvrij houden. Ook de enge vruchtwisseling
is een probleem. Al deze aspecten die samen het groeimilieu van de kas uitmaken
komen in dit artikel aan bod.
1 De grond
1.1
Humusgehalte
In de kas zal het humusgehalte extra aandacht vragen. Een lichtere grondsoort of
een grond die lichter gemaakt werd is aan te raden voor de kas. Het gunstige
effect van de verwering van de grond door regen en vorst is er niet. Door het
veelvuldig water geven in de zomerperiode en het intensief bewerken en belopen
van de grond is het humusgehalte in de kas heel belangrijk om de structuur te
behouden.
Wanneer de grond te weinig water vasthoudt kan het humusgehalte (het gehalte aan
organische stof in de grond) verhogen door het inbrengen van goed verteerde
stalmest. Paardemest is hiervoor ideaal, maar ook koemest is goed. Te zware,
minder goed bewerkbare en minder goed doorlaatbare grond wordt verbeterd door
het inbrengen van champignoncompost of potgrond. Champignoncompst heeft als
nadeel dat er veel zouten in aanwezig zijn, wat slecht is voor de eventueel
daarop volgende bladgroenten zoals sla en veldsla. Deze ´champost´ is geschikt
om toe te dienen vlak voor een vruchtgroenteteelt zoals tomaat of paprika.
1.2
Bodemmoeheid
1.2.1 De
zoutconcentratie
In een kas stapelen de niet verbruikte mineralen zich op en door de hoge
verdamping onder glas blijven heel wat mineralen aan het oppervlak achter. In
open lucht worden overtollige zouten tijdens de wintermaanden door regen
uitgespoeld.
Voor vruchtgroenten zijn zouten in een kasgrond niet zo schadelijk en zelfs
noodzakelijk voor de kwaliteit. Kweekt u daarna bladgroenten, dan zijn er
meestal te veel zouten in de grond aanwezig. Spoel deze zouten uit door in
meerdere beurten, kort na elkaar water te geven. Daarbij moet u plasvorming
vermijden. Is er drainage in de kas aanwezig, dan moet die zichtbaar water
afvoeren.
Niet alle
situaties lenen zich echter om de grond overvloedig te begieten. U kunt de
stijgende zoutconcentratie alvast wat vertragen door samengestelde organische
ipv anorganische meststoffen te gebruiken. U kunt in plaats van door te spoelen,
de bovenste teeltlaag na drie jaar vervangen door verse tuingrond. Twintig cm is
voldoende, zouten blijven vooral achter in de bovenste laag.
Paprika en tomaat
wensen een hoge zoutconcentratie, voor komkommer en meloen mag de
zoutconcentratie iets lager zijn, voor bladgroenten moet de zoutconcentratie
laag zijn.Na een teelt van bladgroenten kunnen we de zoutconcentratie verhogen
door het strooien van een kaliummeststof, meest geschikt daarvoor is patentkali.
Let er op geen kaliummeststof met chloor te gebruiken.
1.2.2
Vruchtwisseling
De kleine oppervlakte en het beperkte aantal soorten, zorgen op termijn in de
kas voor bodemmoeheid door onder andere bodemschimmels en aaltjes. Wilt u toch
een ruime vruchtafwisseling verwezenlijken, dan zult u een jaartje één of
meerdere vruchtgroenten in de kas moet missen. Probeer ondanks de kleine
oppervlakte te vermijden dat bij grondbewerking de grond tussen verschillende
delen van de kas verplaatst wordt. Zorg voor een duidelijke afscheiding tussen
de twee of meer delen van de kas. Plaats er bijvoorbeeld een betonplaat tussen.
Vooral kurkwortel bij nachtschadigen en fusarium bij komkommerachtigen zijn
gevreesd. Ondervindt u problemen bij het telen en wenst u vernieuwde groeikracht
in de kas dan is een oplossing de grond te vervangen, minstens een spadesteek
diep, liefst nog iets dieper.
Een andere mogelijkheid is over te gaan tot een chemische bodemontsmetting of
het stomen van de grond. Stomen is moeilijk zelf uit te voeren. Bodemontsmetting
zal zware schimmelproblemen niet de baas kunnen en is eerder op te vatten als
onderhoudsmaatregel Enten op onderstam is een oplossing bij het telen van
tomaat.
2 De
temperatuur
2.1 Warmte
Te hoge temperaturen in de kas gedurende de zomer kunnen de groei en de
kwaliteit benadelen. Het ’s morgens nat maken van het gewas zorgt voor
afkoeling, door het onttrekken van verdampingswarmte. Doe dit bij een plotse
overgang van koud naar warm weer in het voorjaar, met name bij bladgroenten.
Maar het nat maken van het gewas zorgt ook voor een groeischok en grotere kans
op schimmelziektes. Vooral bij vruchtgroenten doet u dit beter niet.
Een andere
mogelijkheid is het gebruik van een schermdoek. In de wintermaanden kan dit
doek als isolatie gebruikt worden. Dikwijls zijn het doeken op basis van
aluminiumfolie en polyester, of anders een wit stoffen doek. Wanneer dit te duur
zou uitvallen, kan gekozen worden voor een afwitmiddel. Er bestaan middelen
die bij regen doorzichtig worden (bv een mengsel van tarwebloem en water),
waardoor er bij een donkere periode toch voldoende licht in de kas komt.
Schermmatten, die langs de buitenzijde van de kas aangebracht worden, zijn
ook heel goed bruikbaar
2.2 Luchten
De verluchting van de kas moet mogelijk zijn zonder
daarbij tocht en koudeval op het gewas te veroorzaken. Dit geeft
groeivertraging. Tochtplaatsen zijn de eerste plaatsen waar echte meeldauw,
spint en krullend blad optreden. De beste plaats voor de luchtramen is boven in
de kas, warme lucht stijgt immers. Luchten is ook vochtafvoer. Omwille van
temperatuursredenen wordt er soms te weinig gelucht. Met schimmelziektes tot
gevolg. Luchten moet soms ook als de temperatuur niet te hoog is. Dit gebeurt
dan ’s morgens om zo snel mogelijk het overtollige vocht dat zich 's nachts
verzameld heeft af te voeren.
Bij niet tijdig
luchten ontstaat er condens op vruchten en bladeren. Deze condens komt er
doordat de kastemperatuur zeer snel stijgt en de vruchten en bladeren deze
stijging niet kunnen volgen. Op deze koude plaatsen ontstaat condens. Luchten
maakt dat de luchttemperatuur niet te snel oploopt en het vocht kan afgevoerd
worden. ’s Avonds koelt de lucht sneller dan de
plant, er is dan geen risico op condens.
Dit wordt geïllustreerd met onderstaande figuur.
2.3 Verwarming
Om de kas vorstvrij te houden, wordt er gebruik gemaakt van alleenstaande
kacheltjes die werken op propaangas of petroleum. In principe produceren deze
kacheltjes weinig schadelijke uitlaatgassen, waardoor geen schoorsteen nodig
is. Maar als het hard vriest wordt de kas extra goed afgedicht waardoor bij de
verbranding zuurstoftekort kan ontstaan. Schadelijke uitlaatgassen of zelfs het
uitvallen van het vuurtje treden dan op. Bij onvolledige verbranding ontstaat
ethyleen, dit is een stof die ook in rijpende vruchten voorkomt. Bladeren kuunen
erdoor vergelen en bloemen afvallen. Zorg steeds voor een goede
zuurstofvoorziening bij deze kacheltjes. Of schaf een aardgas- of
olieinstallatie aan met schoorsteenafvoer door de wand. Deze installaties blazen
dan kaslucht over een warmtewisselaar, waardoor de lucht opgewarmd wordt.
Een alternatief is
elektrische verwarming. Wegen zijn kostprijs zal dit soort verwarming alleen
maar interessant zijn om in voor- en najaar de vorst te weren. Niet om de ganse
winter te gebruiken.
Buisverwarming met
warm water geeft de beste warmteverdeling in de kas en kan ook heel nauwkeurig
afgesteld worden. Voor een groentekas is een buisverwarming alleen te
verantwoorden als u om één of andere reden al vroeg in het voorjaar tomaten wil
telen. Koppeling aan de centrale verwarming van het huis, is de beste oplossing.
U zal wel een aparte thermostaat, pomp en mengkraan moeten voorzien.
Grondverwarming
kan nuttig zijn voor de opkweektablet. Deze wordt, wegens de beperkte
gebruiksduur, elektrisch uitgevoerd. De grondverwarming kan voldoende zijn om in
een licht verwarmde kas toch nog een warme opkweek van groenteplanten te kunnen
doen.
3. Water geven
Er kan over gedacht worden een regenleiding met sproeidoppen bovenaan in de kas
aan te brengen. Met een sproeikop op de tuinslang of gieter kunt u meer
selectief water geven.
Ideaal is het gebruik van regenwater. Dit vertraagt de zoutvorming in de grond.
Als we een voorraad regenwater opgeslagen wordt, is er altijd water op
omgevingstemperatuur ter beschikking.
Putwater of leidingwater bevat soms veel zouten. Dit veroorzaakt witachtige
vlekken op bladeren en vruchten en verhoogt de zoutconcentratie van de grond.
Ijzerhoudend water leidt tot een snelle bruinverkleuring van het glas en de
constructiedelen.
Water geven in de
kas gebeurt ‘s morgens, als er een droge, zonnige dag verwacht wordt. Op die
manier kunnen de groenten droog de nacht in gaan. Voor vruchtgroenten kiest u
een systeem dat enkel de grond bevochtigt.
|