Onze
bodem optimaliseren
De
korrelstructuur : roeien met de riemen die we hebben!Laat
dit duidelijk zijn: geen enkele grondsoort is ongeschikt! Iedere bodem,
is dit nu een zandige bodem, een lemige grond, of een kleisubstraat,
allen hebben hun specifieke voor- en nadelen. Een zandige bodem noemen
we een lichte bodem, hoe groter het aandeel leem of klei hoe meer de
grond dan de eigenschappen van een zware grond vertoont.
Geen enkele grondsoort bestaat enkel uit zand, leem of klei.
Maar de materie die de overhand heeft bepaalt de grondsoort.
Het is de korrelstructuur die benaming van de grond zal bepalen.
Grond met overwegend grove korrelstructuur is zand, grond met een
zeer fijne korrelstructuur is dan kleigrond. Verder in dit artikel wordt
de zwart-wit tegenstelling lichte en zware grond gemaakt.
Het spreekt voor zich dat dit eigenlijk niet bestaat en alle
grondsoorten ergens tussen de twee uitersten in liggen. Dan moet je er
rekening mee houden dat ook de positieve en negatieve eigenschappen van
deze grond ergens tussen deze van licht en zwaardere bodems zullen
liggen.
De bodemdriehoek :
iedere bodem bevat zowel zandkorrels, leemkorrels als
kleikorrels. Alleen de verhouding van deze bepaalt de grondsoort
Welke
grondsoort heb ik dan, hoor ik je al afvragen.
Er zijn verschillende mogelijkheden om dat te ontdekken.
Vraag het even na bij iemand uit de buurt die ervaring heeft met
groenten telen. Of breng
gewoon wat grond tot bij een tuincentrum in de buurt, zij zullen u
vertellen welke bodem u ter beschikking hebt.
Als regel zou je kunnen zeggen, dat hoe zwaarder de grond, hoe
meer de gronddeeltjes in natte toestand blijven kleven aan gereedschap
en schoeisel. Een zwaardere
grond zal bij uitdroging ook sneller barsten vertonen. Als je een beetje
grond volledig zou drogen kan je de korrelgrootte beter
waarnemen. Hoe kleiner die is, hoe zwaarder de grondsoort.
Het
ideaal zou zijn als we de beschikking hadden over al deze grondsoorten.
Helaas is dit niet mogelijk.
de korrels van lichte
gronden zijn
groter
de korrels van
kleigronden zijn kleiner
door de
humus verenigen korrels zich tot kruimels
kruimelstructuur
-
Een
zandbodem houdt water en voeding moeilijk vast
Wie
beschikt over een lichtere bodem zal eerst en vooral maatregelen moeten
nemen om het humusgehalte van de grond te verhogen.
Een jaarlijkse organische bemesting met stalmest of zelfgemaakte
compost is hier absoluut noodzakelijk.
Na vertering van organisch materiaal blijft er nog een kleine
hoeveelheid humus over. Denk
dus niet dat je na één sterke organische bemesting het humusgehalte op
peil kan brengen. Nee, dit
is een proces van vele jaren.
Door
het inbrengen van humus zorgen we ervoor dat de grond niet meer een
zuivere korrelstructuur vertoont. De
humusdeeltjes binden de korrels op een dusdanige manier dat er een meer
stabiele kruimelstructuur ontstaat. Deze kruimelstructuur absorbeert
beter water en voedingselementen.
Bij
een zandgrond is het humusgehalte zeer belangrijk.
De sterk absorberende humus zorgt ervoor dat voedingselementen
niet te snel zullen uitspoelen na een periode met veel regenval. Na een
natte winter moet je er rekening mee houden dat de voedingselementen
stikstof en kalium al sterk verminderd zullen zijn.
De structuur en kleefkracht van de grond wordt door de extra
humus sterk bevorderd. Een
zandige grond zonder een goede humusvoorziening droogt tijdens de zomer
ook veel te snel uit.
Uiteindelijk
kunnen we stellen dat door een goede verzorging van de organische
bemesting de zandgrond op een bijna gelijkwaardig niveau, wat betreft
groeikracht, kan gebracht worden als een leemgrond.
-
Leem-
en kleigronden zijn minder doorlaatbaar en moeilijker bewerkbaar.
Bezitters
van zwaardere grondsoorten zullen ook voldoende aandacht moeten besteden
aan de humusvoorziening, maar zullen tegelijkertijd moeten streven naar
een betere doorlaatbaarheid van de grond.
De keuze van de soort organische mest ligt op een leem- of
kleigrond dan ook anders. Het
is interessant om hier in het begin te kiezen voor een luchtige
humusaanbrenger. Dit kan
bijvoorbeeld potgrond zijn of champignoncompost.
Champignoncompost is het gebruikte teeltsubstraat van
champignonkwekerijen. Eenmaal
tevreden over de waterdoordringing van de grond kunnen we later meer de
nadruk leggen op stalmest en compost.
Asperges groeien best
op een doorlaatbare zandgrond. De witte aspergescheuten
zouden het moeilijk hebben om door een rug van zware grond heen
te groeien en het oogsten zou bijna onmogelijk zijn.
-
Een
grondontleding kan veel twijfels wegnemen
Een
grondontleding is absoluut noodzakelijk vooraleer we de grond in gebruik
nemen. Eerst en vooral
omdat we de pH of zuurtegraad moeten kennen van de grond.
Die zuurtegraad wordt in de eerste plaats door de grondsoort
bepaald. Zandgronden zijn
van nature zuurder dan leem- of kleigrond.
De ideale zuurtegraad of pH is dan ook sterk afhankelijk van de
grondsoort. Laat dus een
grondontleding uitvoeren. De pH-bepaling gaat dan samen met een
bekalkingsadvies. Hoe
zuurder de grond hoe hoger de geadviseerde kalkbemesting zal zijn.
Zeer zure gronden zullen ook niet op één jaar tijd tot de
ideale pH kunnen gebracht worden. Wat
niet wil zeggen dat je er dan geen groenten kan op telen, maar de
opbrengst zal het eerste jaar minder zijn.
Op zure gronden stijgt ook de kans op ziekten zoals knolvoet bij
koolgewassen of gebreksziekten.
Zandgronden
zijn van nature gevoeliger voor verzuring en zullen dan ook meestal een
hogere bekalking vragen. Ook
in de daaropvolgende jaren is de onderhoudsbekalking hier groter.
De
kruimelstructuur wordt eveneens sterk verbeterd door bekalking.
Op lichte en zure
gronden hebben we
eerder last van knolvoet bij koolgewassen.
Bekalken is hier de boodschap.
-
Zandgronden
zijn primeurgronden
Wie
groenten verbouwt op een zandige bodem heeft in ieder geval het grote
voordeel dat hij in het voorjaar een stuk vroeger aan de slag kan.
Na een niet al te natte winter en een vorstvrije februarimaand
kan je al eind februari starten met wortelen, plantajuin, radijs of
erwten.
Lichte
gronden drogen snel en warmen vlug op door de eerste voorjaarszon. Hoe
zwaarder de grond hoe meer tijd er nodig is om te drogen en voldoende
bewerkbaar te zijn. Onthou
in ieder geval dat je een te natte grond nooit mag bewerken.
Valt
de grond bij de bewerking niet mooi open en blijft hij kleven aan het
materieel dan ben je er beter van af nog wat
te wachten. Neem wat grond in de handen en knijp erop, kun je de
grond kneden als een stuk boetseerklei, dan is hij ook maar enkel
daarvoor geschikt, maar in ieder geval niet om er groenten op te telen!
Jammer genoeg zal de zware grondbezitter in het voorjaar veel
meer afhankelijk zijn van de weersomstandigheden, met name de
neerslaghoeveelheid.
Een
lichte grondsoort is dus veel beter geschikt om primeurgroenten te
telen. Wil je de eerste
zijn, dan moet je wel je toevlucht nemen tot lichte grondsoorten.
Op lichte gronden
kunnen we
soms al in februari starten met
de teelt zoals bijvoorbeeld erwten
-
Zwaardere
gronden geven een grotere productie
Hoe
meer het voorjaar vordert en zeker en vast als de zomer nadert worden de
voordelen voor de zwaardere grondbezitters steeds groter.
Als de regenval een tijdje uitblijft zal de leem- of kleibodem
een veel grotere reserve aan water ter beschikking van de plant kunnen
stellen. De teler met
lichte grond zal sneller moeten water geven of beregenen om groeiremming
te voorkomen.
Door
deze betere opslag van water, maar ook van voedingsstoffen verloopt de
groei op de zwaardere grondsoorten meer continu, met als gevolg op het
einde van de rit een hogere en meer kwalitatieve opbrengst. Knolselder
wordt groter en is gemakkelijker te bewaren, bloemkool vormt een
steviger kool, de prei wordt dikker en
de bewaarkolen zijn groter en veel meer geschikt om te bewaren.
Knolselder gegroeid op
een zware bodem wordt groter en is beter bewaarbaar.
-
Zandgronden
zijn wisselvallig
Op
zandgronden verloopt de groei onregelmatiger.
Na een regenbui neemt de groei plots sterk toe, om even snel stil
te vallen wanneer de regenval een tijdje uitblijft.
Met als gevolg dat de groenten een minder stevige
weefselstructuur hebben en uiteindelijk minder groot zullen worden.
Zwaardere gronden hebben
een betere bufferwerking waardoor de groeicurve veel gelijkmatiger
verloopt zonder al te veel ups en downs.
Het gevolg is een stevige plant die op het eind toch zwaarder zal
zijn.
De
wisselvallige groei op zandgronden kan sterk gecorrigeerd worden door
het opdrijven van het humusgehalte, waardoor de bufferwerking van de
grond sterk toeneemt.
bloemkool op lichte
bodem
heeft een minder vaste kool
Ook
de grondbewerking is anders volgens de grondsoort.
Een lichte grondsoort is gemakkelijk fijn te maken en zaaiklaar
te leggen. Het gevaar is
hier dat je de grond wel eens te fijn zou kunnen maken.
Met als gevolg dat als er kort na zaaien plots veel regen valt,
of als er beregend wordt de grondstructuur beschadigd wordt.
Er onstaat dan een verdicht korst bovenaan de grond.
Daardoor kan het gebeuren dat het kiempje van de pas gezaaide
groenten niet meer kan doordringen en zal verstikken.
Voor
zandgronden is spitten in het voorjaar en harken vlak voor het zaaien of
planten ruim voldoende.
Zandgronden zonder
voldoende humus zullen snel dichtslaan waardoor de jonge
kiempjes niet boven geraken
-
Zwaardere
gronden zijn moeilijker fijn te krijgen
Hier
gaan we best anders te werk. Voor
de winter, als de vochttoestand van de grond dit toelaat wordt de grond
gespit. Op die manier kan
weer en wind, maar vooral de vorst zijn werk doen. De
grote grondkluiten vriezen namelijk kapot en zorgen er op die manier
voor dat we in het voorjaar de beschikking hebben over een fijnere
grond, waarin het makkelijker zaaien en planten is.
Na een zachte, natte winter is het dikwijls heel moeilijk om
dergelijke gronden zaaiklaar te leggen.
Op
moeilijk fijn te krijgen gronden moeten we onze toevlucht nemen tot een
freesmachine. Maar ook niet te fijn frezen wegens het verslempingsgevaar!
Een grondfrees is
nuttig om zwaardere gronden fijn te krijgen
-
Ook
de bemesting verschilt
Er
werd al aangehaald dat zandgronden sneller uitspoelen.
Dit is zo voor de stikstof, maar vooral voor de Kalium.
De hoeveelheid uitgespoelde stikstof zal niet zo'n groot
verschil geven als de hoeveelheid uitgespoelde Kalium.
Dikwijls wordt dit vergeten en is de kaliumvoorziening op de
lichte bodems niet optimaal. Strooi
hier liefst wat extra Kalium dan aangegeven, bijvoorbeeld onder de vorm
van Patentkali. In ieder
geval als je wortelgroenten, zoals knolselder of wortelen,
of vruchtgroenten wil telen.
kaliumgebrek zoals
hier op deze tomateplant treedt vlugger op in lichte gronden
Zo
zal er ook meer bekalkt moeten worden.
Verder zal de soort organische bemesting, zeker in het begin, aangepast
worden aan de grondsoort.
|