Als wij het woordje ‘koning’ horen, denken
wij spontaan aan die vriendelijke man in zijn paleis te Laken. Tegenwoordig
wordt hij meer in spotprenten afgebeeld dan op koekendozen.
Maar in de mond van Pilatus heeft dat woord
een heel andere betekenis. “Zijt gij koning ?” vraagt hij, en dat is niet om met
hem te spotten.
Pilatus is de landvoogd, het hoofd van de
bezettende macht. Die bezetting door de Romeinen was heel hard, het land werd
door hen leeg geperst door belastingen en opeisingen. Rijkdom en mankracht
werden naar Rome afgevoerd.
Dat riep
weerstand op. Sommige joden gingen in het verzet, vormden een legertje. Zij
voerden een guerrilla en noemden
zichzelf koning. Want zij vergeleken zichzelf met David, ook maar een gewone
herdersjongen, die gevochten had tegen de Filistijnen en tot koning werd
uitgeroepen.
Als Pilatus aan Jezus vraagt: Zijt Gij
Koning? Dan bedoelt hij: Zijt gij ook zo een vrijheidsstrijder, een aanvoerder
van een guerrilla ?
Jezus antwoordt volmondig: ja, maar voegt er
onmiddellijk aan toe: Ik heb het niet tegen de Romeinen, ik ben niet uit op
macht. Mijn rijk is niet van deze wereld.
In de ogen van Pilatus
was Jezus een koning, een bendeleider die uit was om macht te veroveren. En als
ordehandhaver en hoofd van de bezettende macht, wil hij daar korte metten mee
maken.
In
werkelijkheid echter, was Jezus de dienstknecht van Jahweh. Hij was geen
geweldenaar, hij was een genezer. Hij was niet uit op wraak maar op verzoening
en vergeving. Hij ontfermt zich bij voorkeur
over de minste en de zwakste. Zelfs op zijn kruis was hij lotgenoot
van een misdadiger.
Schijn en werkelijkheid verschillen. Deze
tweespalt zou de eeuwen door, zijn kerk achtervolgen.
Tot op vandaag wordt de kerk er van verdacht
de kant te kiezen van de machtigen. Hoe dikwijls heb ik niet moeten horen: de
kerk is er voor de rijke mensen. Voor velen is de kerk bij voorbaat
behoudsgezind, staat zij aan de kant van het establishment.
Die verdenking draagt de kerk met zich mee,
soms terecht, maar meestal ook ten onrechte.
Naarmate de kerk zich door Christus laat
inspireren staat zij aan de zijde van de armen, de zieken, de uitgestotenen. De
eeuwen door hebben christenen zich vanuit hun geloof daarvoor ingezet.
Ook in de kerkgemeenschappen van vandaag is
er een menselijk kapitaal aan inzet om in het verborgene mensen te troosten, op
te tillen, om mensen tot hun recht te laten komen.
Ook vandaag kiest de kerk voor de
allerzwakste: de ongeborene en de stervende.
We zijn geen moeder Teresa of pater Damiaan
maar in de mate dat wij ons laten leiden door die man die zich koning noemde,
die bendeleider van toen, zal ook ons leven een andere wending krijgen: van ‘ik’
naar ‘wij’.
Manu Verhulst.
« Ik heb mijn
vader altijd bewonderd, maar ik heb het hem nooit gezegd. »
Hoeveel mensen
lopen niet met een dergelijke gedachte rond. Rouw wordt zo vaak getekend door
schuldbesef. “Ik had dat nog moeten zeggen, of dat nog moeten doen…en heb het
niet gezegd en niet gedaan.”
Altijd te weinig,
altijd te laat.
Is dat niet
algemeen menselijk? Het laatste woord wordt nooit gesproken, dood komt altijd
ongelegen en we komen altijd te laat.
Maar er is meer.
Met een dergelijk schuldgevoel zitten wij fundamenteel op een verkeerd spoor.
Alsof onze overledenen zitten te wachten op onze excuses, of zitten te wachten
op ons bezoek. Dan redeneren wij net als die Sadduceeën uit het evangelie: Leven
na de dood is niet een soort voortzetting van dit leven. Neen, het behoort tot
een andere categorie.
Op dat belachelijk
verhaal van de Sadduceeën geeft Jezus met de glimlach een subliem antwoord dat
een venster opent op een andere wijze van redeneren, op een andere visie op een
leven na de dood.
De liefde tussen
mensen, elke relatie tussen mensen is een verhaal, een proces dat verloopt over
dagen en nachten, over seizoenen en jaren met hoogten en laagten. Het is telkens
een verhaal in de tijd.
In de eeuwigheid
ontbreekt de tijd. Eeuwigheid is niet een voortduren van tijd waaraan geen einde
komt. Dat zou het toppunt van verveling worden. Eeuwigheid wil zeggen: tijd
bestaat niet meer.
Verrijzenis is
geen reanimatie van een dood lichaam. Het is geen tweede uitgave van ons
levensboek. Verrijzenis is een nieuwe schepping, kwalitatief anders, ontheven
aan tijd en ruimte, leven van een andere categorie. Jezus zegt dat zij als
engelen zijn, kinderen van de verrijzenis.
Hun zaligheid is
geen verhaal meer dat past in de tijd, dat onderhevig is aan hoogten en laagten.
Hun zaligheid is God die liefde is, zo wijd als de kosmos die er uit
voortgekomen is.
Hoe dat beleefd
wordt, hoe dat in zijn werk gaat, hoe dat er uit ziet. Moest ik dat proberen aan
te tonen dan zou ik even belachelijk zijn als de Sadduceeën uit het evangelie.
Christelijke hoop
is hopen op iets wat je niet kent en niet kunt kennen. Maar christelijke hoop
inspireert ons leven alsof de eeuwigheid reeds begonnen is.
Manu Verhulst.
“Uit een studie is gebleken…” hoe
dikwijls komen we dergelijke zinsnede niet tegen in een of ander artikel. “Uit
een studie is gebleken…” En we zijn geneigd om aan te nemen wat er in staat.
Als het maar de schijn van
wetenschap heeft zijn we toch zo lichtgelovig.
Maar als het gaat over zingeving,
als het gaat over een boodschap, een visie, een poging om het bestaan door te
lichten, de samenhang te tonen. Als het gaat over de waaromvraag. Dan schrikken
we terug, dan zijn we geneigd om de schouders op te halen, dan is het al vraag
en twijfel en ongeloof wat de klok slaat.
De weg van Jerusalem
naar Emmaus is onze levensweg: een weg
vol vragen zonder antwoord. Vanwaar al dat lijden en al die ongerechtigheid?
Waarom moeten lieve mensen afzien en sterven?
Bij de vragen naar de zin van dat
alles, zetten wij onze oogkleppen op. Al wat ons aangenaam is, wat ons deugd
doet is zinvol en al wat ons stoort en pijn doet is zinloos. Met die oogkleppen
op, kunnen wij al wat lijden en pijn is geen plaats meer geven, zijn we zo vlug
geneigd om heel het leven zinloos te vinden.
“Toen gingen hun ogen open…” Ook het
uitzichtloze lijden kan zinvol worden. “Wist ge dan niet dat de Mensenzoon dat
alles moest lijden om zo zijn glorie binnen te gaan?”
Om dat in te zien moest het eerst
donker worden.. Pas in die bedreigende duisternis komen wij er toe om tot God te
zeggen: “Ga niet weg van mij, kom binnen in mijn leven, in mijn hart, in mijn
verdriet.
Het antwoord op de zinvraag van het
lijden is de Heer zelf. “Ik ben de weg, de waarheid en het leven.” Woorden
worden overbodig, zelfs zijn lijfelijke aanwezigheid is niet meer nodig. “Hij
verdween uit hun gezicht.”
Geloofszekerheid is zo helemaal
anders dan “uit een studie is gebleken…”
Geloofszekerheid heeft iets van het
leven zelf, is rechtstreekse communicatie, puur en geestelijk. Het is een weten
dat de Heer ons nabij is.
Zoals Hij ons nabij is, puur en
geestelijk, zo kunnen wij ook onze lieve doden nabij zijn.
In elk gemis, in elke
droefenis gaan we de weg naar Emmaus.
Laat die vreemde gast binnen in uw
intiemste ervaring van gemis en uw hart zal weer warm worden.
Pas dan slaan we de weg
in naar Jerusalem, naar de gemeenschap van mensen. Terug onder de mensen komen
om samen het brood te breken en Hem te herkennen als de uiteindelijke zin van
ons bestaan.
Manu Verhulst.
Wat is het
verschil tussen Halloween en Allerheiligen?
Halloween is een
oud stuk folklore met Keltische en christelijke wortels dat door de commercie
herontdekt werd om de dode periode tussen vakantie en Sinterklaas op te krikken.
Halloween is
lekker griezelen, spelen met de dood en het vergankelijke om te laten blijken:
ge hebt op mij toch geen vat.
Allerheiligen
daarentegen, is geen spel, het is een boodschap niet om van te griezelen maar om
vertrouwen te geven. Fundamenteel vertrouwen dat ons leven een bestemming heeft,
een voltooiing. Die kleine mens is te kostbaar om te worden afgevoerd naar een
containerpark. Want die kleine mens is ontsproten uit Gods liefde en vindt daar
zijn uiteindelijke voltooiing in.
Mag ik even dieper
ingaan op de boodschap van Allerheiligen ?
Onze voltooiing
ligt op de andere oever waar geen lichaam, geen ziekte, geen pijn, geen dood
meer is. Alleen God, alleen liefde wat hetzelfde is.
Ondertussen mogen
wij zinvol omgaan met het voorlopige, met het broze en vergankelijke van ons
bestaan. Elke pijn moet verzacht en elke smart getroost, elke honger verzadigd
en elke ziekte genezen, moet elke armoede en elke rijkdom gedeeld worden. De
liefde waartoe we bestemd zijn, mag reeds zichtbaar worden langs deze kant van
het bestaan.
Een dag als deze
mag uitlopen op meditatie, op een stille overweging waarbij we even voorbijgaan
aan de tijdelijke zorgen en opgaan in een samenzijn met God. Dat betekent: een
beetje heilig zijn.
En dat heeft niets
te maken met morele gaafheid, heeft niets te maken met een ascese of een
overdreven devotiepraktijk.
Dat heeft wel te
maken met een deelhebben aan Gods intimiteit. We mogen daar in binnentreden om
ten diepste, van God te zijn. Het is durven binnentreden in dat niemandsland
tussen aarde en hemel, tussen lichaam en geest, om te ontdekken en te worden wie
we eigenlijk zijn: kinderen van de Vader.
Manu Verhulst.
God telt uw
gebeden niet en evenmin uw vastendagen. Niet uw prestaties zijn van belang, wel
de gezindheid van uw hart. In die zin kunnen wij dit evangelie verstaan. Daar
zit een pure vorm van liefhebben achter. God bemint ons niet omdat we zo
belangrijk of verdienstelijk zijn, maar omdat ‘wij’ het zijn.
Onder mensen is
dat toch ook zo.
Als een meisje een
jongen gaarne ziet omdat hij een cabriolet heeft en een knap uiterlijk, zullen
de ouders zich bezorgd afvragen of er wel toekomst zit in die relatie.
Een jonge liefde moet
groeien van ‘ik zie u graag omdat ge mooi zijt’, naar ‘ik zie u graag omdat gij
het zijt.’
Echte liefde gaat
niet om het uiterlijk, en nog minder om het bezit maar om de persoon zelf: dan
kan men elkaar gaarne blijven zien ook als men oud en lelijk en hulpbehoevend is
geworden.
God bemint op die
pure manier. Hij houdt van de mens zelf, niet van zijn complimenten. Wij moeten
niet overdrijven in onze godsdienstige oefeningen. Dan verstikken zij onze
relatie met God. Niet wat we doen voor God, waar we groot op gaan, maar juist
dat wat we niet doen voor God en waar we spijt over hebben, maakt ons
beminnelijk voor God.
Er zullen altijd
farizeeërs zijn: mensen die heel veel presteren in allerlei caritatieve
projecten, maar die ook om hun verdiensten willen erkend en gezien worden.
Er zullen ook
altijd tollenaars zijn. Mensen die denken dat ze tekortschieten, dat ze zoveel
meer zouden kunnen doen. Mensen die de lat van hun ideaal zo hoog leggen dat ze
er niet over kunnen. En hoe meer ze falen, des te groter hun spijt omdat ze
zoveel van God houden.
Ik denk aan die
missionaris die alles gegeven had maar van zichzelf vond dat hij toch zo
egoïstisch was omdat hij zich nu en dan een westerse maaltijd permitteerde.
Dit evangelie is
gelijk een spiegel die Jezus ons voorhoudt. Kijk eens in die spiegel: Zie je dan
die farizeeër die groot gaat om wat hij allemaal doet voor de goede zaak.
Of zie je dan die
tollenaar die moet zeggen: ‘k ben weeral schromelijk tekort geschoten maar ik
weet : God houdt van mij zoals ik ben, niet zoals ik zou moeten zijn, want zijn
liefde is een pure vorm van liefhebben.
Manu Verhulst.
Als je
een gebroken potje met secondelijm terug kunt herstellen, als scherven geen
scherven meer zijn, dan geeft dat
een apart genoegen.
Maar scherven lijmen in het hart van een
medemens. Met heel veel zorg iemand uit de nood helpen, wat die nood dan ook mag
zijn. Dat geeft ook een bijzondere vreugde.
In iedere mens zit er een herder, iemand die
moederlijk begaan is met de gekwetste, met de zwakke, de hulpbehoevende.
Maar in diezelfde mens zit ook een jager,
een veroveraar, iemand die een prooi wil veroveren in de gedaante van een
concurrent, van een rivaal, of een prooi in de gedaante van winst of macht.
Zowel de herder als de jager in ons kan
ontwikkeld en gecultiveerd worden.
In onze tijd, in onze zogezegde beschaving
is het de jager, de veroveraar die gepromoot wordt. Dat is het meest duidelijk
in de reclameboodschappen die ons opjutten om de andere te overtreffen, om het
nieuwe en het beste te veroveren. Het komt tot uiting in de manier waarop de
sport beoefend en verslagen wordt. De jager wordt gepromoot tot in onze
opvoeding toe.
Vandaag is de echte kloof tussen mensen is
niet zozeer de kloof tussen arm en rijk, het is niet de generatiekloof. De echte
kloof loopt tussen jagers en herders. Zij hebben andere gespreksonderwerpen,
andere belangstellingspunten.
Bij de ene gaat het over geld verdienen en
belastingen omzeilen, en vooral hoe je het geld kunt beleggen en besteden, wat
je er allemaal kunt mee doen.
En bij de andere gaat het over mensen die
het moeilijk hebben, hoe de maatschappij uitgetekend wordt, of de minste en de
zwakste aan hun trekken komen, of ze kunnen deelnemen aan het sociale leven, of
ze mobiel genoeg zijn..
Niet alleen de gespreksonderwerpen
verschillen, ook de inborst, de gezindheid verschilt.
In de ene groep is er een innerlijke leegte,
een onvrede: al de goederen van de wereld kunnen een mensenhart niet vullen.
In de andere groep is er een innerlijke
vrede, een volheid van leven. Zij gaan met de glimlach door het leven, ook in
tegenslag.
Jezus was de belichaming van de zorgzame
herder omdat Hij zo sterk met de Vader verbonden was. Zijn zorg was genezend tot
op het lichamelijke vlak.
Dat mogen we uit dit evangelie meedragen: de
herder in ons mag zich ook verbonden weten met de Vader. Ook een klein gebaar
van medeleven waardoor iemand zich weer gewaardeerd voelt, en een beetje sterker
van binnen, is genezend.
Herder zijn voor mekaar… zou het christen
zijn zich daar niet situeren?
Ook en vooral als we een tijd van een
priesterarme kerk tegemoet gaan, moeten we beseffen dat daar de kern ligt. De
Christus in het evangelie heeft weinig liturgische daden gesteld, maar heeft
heel veel mensen geholpen en genezen.
Misschien is de kerk van de toekomst de kerk
van de vele nameloze herders die vanuit hun verbondenheid met de Vader werken
aan menselijk geluk.
Manu Verhulst.
Zelfs Tia
Hellebaut kan er niet meer over.
De lat wordt
tegenwoordig zo hoog gelegd, de eisen zijn zo veelvuldig geworden.
Kijk eens wat
kinderen vandaag moeten presteren: zij moeten slagen in hun examens, zij moeten
muziekschool volgen en sporten en ballet en paardrijden. De speeltijd is nu veel
vroeger gedaan dan in de tijd dat kinderen op hun veertiende moesten gaan
werken.
Ja maar, zult ge
zeggen, dat is nodig want om het in het leven ergens te brengen hebt ge niet
alleen diploma’s nodig, ook uw parate kennis, uw culturele achtergrond, uw
flexibiliteit, uw uiterlijk, het speelt allemaal mee.
Ik hoorde inderdaad
onlangs iemand die een sportje hoger wilde geraken in zijn carrière maar moest
afhaken. Ze zeggen dat ik geen présence heb, zei hij. Wat is dat: présence? En
charisma heb ik ook niet? Ik kon hem ook niet zeggen waar hij dat kon halen.
De lat ligt heel hoog.
Dat is erg want hoe meer een mens ‘moet’, hoe hoger de eisen zijn die hem of
haar gesteld worden, hoe hartelozer die mens wordt.
Hoe hoger de lat, des te harder de samenleving. Dan gaat niemand nog voor
iemand uit de weg, niet als voetganger, niet in het verkeer maar ook niet in het
leven, zelfs niet in het eigen gezin. Dan is het overal: hard tegen hard.
De blijde
boodschap van Jezus zegt: doe die lat weg. Heel radicaal: een beetje geloof in
mekaar, een beetje vertrouwen in God en in de mensen, ’t moet maar zo groot zijn
als een mosterdzaadje, klein maar pittig, is genoeg.
Zijn boodschap is
bevrijdend.
Geloven is veel
meer dan enkele waarheden aanvaarden. Geloven is een andere manier om in het
leven te staan, fundamenteel anders.
Het is bevrijd
worden van die druk van het moeten en durven vertrouwen: “Alles komt goed. We
weten alleen nog niet wanneer.” Dat is geloven, zo licht en tegelijk zo sterk
dat men er bomen kan mee verplanten.
Manu Verhulst.
Of die parabel nog actueel is?
Ben je die beelden al vergeten van die menselijke
wrakken die aanspoelen op het strand met Europese zonnekloppers ? Dat is nog
veel straffer.
Wat die beelden en ook die parabel tot een aanklacht
maakt is niet zozeer de tegenstelling tussen rijk en arm maar het feit dat
een mens wordt aangetast in zijn menselijke waardigheid
Dat Lazarus meer vriendschap krijgt van een straathond
dan van een medemens, dat is de echte kwetsuur. Hier zijn trouwens ook
mensen die zeggen “ik heb meer vriendschap van mijn hond dan van welke mens
ook.”
Maar dat mensen gedumpt worden als vuilnis onder de
muren van de Europa burcht dat is niet meer menselijk. Dan is er iets
grondig fout: Lazarus zit aan de poort en wij zien het niet of wij verdragen
dat beeld niet.
Onze beschaving zit duidelijk op een hellend vlak naar
beneden.
Er wordt gefolterd ook door landen die zich
democratisch noemen. Verkrachting is een oorlogswapen geworden net zoals in
de prehistorie. Het ergste is dat we daar niet meer van opkijken.
Telkens wij geconfronteerd worden met een aantasting van de menselijke
waardigheid zouden we moeten bedenken: Het is altijd iemands kind. Het is
altijd iemand die ergens ooit bemind werd. Als iemand wordt pijn
gedaan, voelt iemand ver weg ook de pijn.
Het evangelie gaat een stap verder en wijst er op dat
elke mens Gods kind is, door Hem geliefd, door Hem bemind. Als die mens
wordt gedumpt als vuilnis, zijn we bezig met God te dumpen als totaal
overbodig en hinderlijk.
De parabel is een waarschuwing. Onze menselijke
betrekkingen hebben een weerklank tot bij de Vader. Als wij met Hem rekening
houden zal elke mens gerespecteerd worden, zal elke mens tot zijn recht
mogen komen.
De echte afstomping van de mens, het echte barbaarse
begint als we onze voelhorens naar het mysterie intrekken, God afschrijven,
en terugplooien op onszelf. Dan is ieder aangewezen is op zijn hond om een
wederwoord te horen. Dan is onze wereld gevaarlijk geworden. Moge God ons
dan genadig zijn.
Manu Verhulst.
De schrik om zijn baan te verliezen, schrik voor afdanking,
voor faillissement, voor een ineenstorting van de beurs… Het is iets van alle
tijden. Ook in Jezus’ tijd.
Ons bestaan is immers afhankelijk van een inkomen, het
geluk van een gezin kan afhangen van een loonbriefje.
Het is dan ook niet meer dan normaal dat mensen er wakker
van liggen en blijven piekeren wat zij moeten doen om de toekomst veilig te
stellen.
Maar dit evangelie zegt ons dat die zorg voor het dagelijks
bestaan moet samengaan met een zorg die veel verder reikt: de zorg voor een
eeuwig geluk.
Het hiernumaals heeft iets te maken met het hiernamaals.
Het dagelijks gevecht om den brode moet rekening houden met het ultieme oordeel
over ons leven: zijn wij betrouwbaar, zijn wij eerlijk tot op de graat?
Als je in de zorg voor het dagelijks bestaan ook uw geweten
laat meespelen. Als je dat ook met God durft bespreken, dan zullen we misschien
niet zo sluw, maar toch eerlijk en betrouwbaar zijn.
Als kind zag ik dat mijn moeder, die toen een
buurtwinkeltje had, elke morgen met het eerst ontvangen geld een kruisteken
maakte. Was dat bijgeloof? Of een ritueel? Of een vorm van een morgengebed? Ik
weet het niet.
Maar het is in alle geval een gebaar dat zoniet belangrijk
toch wel tekenend is. Het verwijst naar een mentaliteit dat heel onze zorg voor
het dagelijks bestaan een dienst is aan God en geen dienst aan de mammon, de
geldduivel.
Manu Verhulst.
Jezus verpakt zijn lering in parabels: een wondermooie
vorm van kennisoverdracht.
Hij zegt de zaken niet rechtstreeks, maar langs een
omweg: een verloren schaap, een zilverstuk.
Dat
is een heel opvoedkundige manier van lering omdat we langs deze weg
gedwongen worden zelf na te denken. Een parabel zegt niet alles, net als in
een gedicht wordt het belangrijkste verzwegen of hoogstens gesuggereerd. Hij
gebruikt moedwillig de strategie van de onduidelijkheid. Datgene wat
niet gezegd wordt is het belangrijkste.
In dit evangelie gaat Hij nog een stap verder dan een
vergelijking. Hij neemt een greep uit het volle leven.
Misschien was er zelfs onder zijn tafelgenoten iemand
die zo een zoon had die met een deel van zijn bezit in het buitenland de
bloemekens buiten zette. Een jongen waarover die man gezegd had: “die komt
hier nooit meer binnen”.
Een verschrikkelijk woord, een woord als een
moordwapen.
Jezus laat een andere vader zien. En eigenlijk wilt Hij
zeggen: “Zo is God.” En wij mensen moeten proberen zo goed als God te zijn
Jezus vertelde zijn parabels niet alleen voor zijn
tafelgenoten, maar voor alle mensen van alle eeuwen, ook voor ons.
Laten we die parabel tot ons spreken en dan zullen we
vlug tot het besef komen dat ook wij moeten terugkeren, dat wij ons moeten
laten vinden, ons laten optillen door God.
“Ik ben dat verloren zilverstukje dat ergens in het
duister lag te verkommeren, maar God heeft mij gevonden, mij terug doen
blinken en mij bij de andere gelegd. Ik ben die jongste zoon die zich mag
laten omarmen door een vader zoals er op de wereld geen te vinden is.”
Elke eucharistie is een moment van terugkeer in het
vaderhuis, een moment van grote warme vreugde: vanuit de duisternis mogen
ontwaken in zijn licht
Manu Verhulst.
We hebben ons geloof gratis
cadeau gekregen. Zonder dat we het wisten waren we al gedoopt. En de eerste
Communie, het vormsel, het werd ons allemaal gepresenteerd op een schoteltje,
als een kostuum dat ons aangepast werd.
Geloven heeft ons nog geen bloed gekost, misschien zelfs geen
inspanning.
Nu wordt dat anders, geleidelijk aan. Al
wie iets te zeggen heeft in de mediawereld horen we te pas en ten onpas
verklaren dat ze niet meer geloven, soms met een verwijt achteraf naar hun
christelijke opvoeding. Tot in onze gebuurte en vriendenkring zien we
kerkverlating.
Naarmate wij als gelovigen een minderheid
gaan vormen, komen we min of meer alleen te staan met ons geloof. Soms tot
in het eigen gezin.
De vuurproef komt dichterbij: ofwel
zullen we het geloof van ons afschudden, ofwel zullen wij het persoonlijk
overdenken, het persoonlijk verwerven en er de waarde van ontdekken.
Geloven in de God van Jezus Christus is
zich door God geborgen en gedragen weten in een verbondenheid die zo sterk
of zelfs sterker is dan die tussen familieleden, zegt het evangelie.
Het tijdsgebeuren gaat niet zo maar aan
ons voorbij. Het laat sporen na: ons geloof is niet meer hetzelfde, het
evolueert, het wordt dieper, wordt anders.
Het gaat terug naar de kern, veel
devoties vallen weg. De klemtoon wordt verlegd: van geboden en verboden en
voorschriften wordt geloven meer een kwestie van inzicht, van bezinning en
levenshouding.
Het komt er voor ons niet meer op aan
zijn hemel voor zichzelf te verdienen, maar wel de kant te kiezen van de
zwakke en kansarme medemens, waar ook ter wereld.
Ons Godsgeloof is niet meer te scheiden
van onze inzet voor een betere en rechtvaardige wereld.
We doen geen verstervingen meer maar we
proberen wel het lijden van de medemens te verlichten.
Het kruis van de wereld is voor ons
belangrijker geworden dan het kruis als kenteken dat ons onderscheidt van de
anderen.
Doorheen die crisis en wellicht dank zij
die crisis groeien we naar een dieper geloven.
Manu Verhulst.
22° ZONDAG DOOR HET
JAAR Cyclus C.
Lc. 14, 1. 7-14.
Dit evangelie is geen les in
tafelmanieren.
Neen, Jezus is een meester in
kleinkunst: Hij vertelt over een tafel, over een plaatselijke bruiloft maar
hij bedoelt ons hele samenleven.
Het klein gebeuren wordt uitvergroot
naar onze ingewikkelde getrapte maatschappij waar de één zich hoger waant
dan de ander en waarin ieder probeert zich te handhaven of meer nog, hogerop
te komen.
“Ga niet aanliggen op de voornaamste
plaats”…
Ieder heeft wel eens een groot gedacht
van zichzelf, ieder kan vertellen van gemiste kansen in zijn leven en kan
daarbij de schuldigen aanwijzen die in de weg stonden.
Iedereen verkijkt zich wel eens aan de
glitter en de show van bekende Vlamingen en denkt dan: waarom is dat voor
mij niet weggelegd
“Ga niet aanliggen op de voornaamste
plaats.” Neem daar eens afstand van, zegt Jezus. Vergeet je droombeelden,
vergeet je frustraties en uw rancune. Maak de mensen rondom u gelukkig en ge
staat vanzelf op de plaats waar je thuishoort. De plaats waar je liefhebt,
is jouw aangewezen plek.
Pas als je eenvoudig genoeg bent om dat
te aanvaarden, en daarin kunt opgaan, zul je ook attent genoeg zijn om Gods
stem te horen die zegt. Ga wat hogerop. Overtref jezelf in goedheid en
menselijkheid.
Het evangelie eindigt met een tip voor
de gastheer. “Als je iemand uitnodigt moet je selectief te werk gaan: niet
die rijke buren, maar de armen, de gebrekkigen en kreupelen…
We leven in een tijdperk waarin de
eetcultuur centraal staat. Het is de eeuw van de horeca. De horeca is de
etalage van onze getrapte samenleving. Daar wordt getoond hoever je het in
het leven hebt gebracht. Daar wordt duidelijk wie er bij hoort en wie uit de
boot valt.
Ons tafelen is vaak een beeld van ons
bestaan, ook van ons gebroken bestaan.
Moesten de tafeltjes van de restaurants
kunnen vertellen, ze zouden niet alleen vertellen over lieve, romantische
tafelgesprekken.
Ze zouden ook kunnen vertellen van
leugen en schijn, van verraad en verdriet, van list en bedrog.
De eucharistie is ook een
tafelgemeenschap met God als gastheer. Deze tafelgemeenschap zou ons op weg
moeten zetten om zijn inspiratie ook in ons menselijk tafelen te laten
meespelen. Er zou zoveel vrede en zoveel menselijk geluk kunnen van uitgaan
De altaartafel verwijst immers naar de
keukentafel thuis: de plek waar je thuishoort omdat het de plek is waar je
bemint en bemind wordt.
Manu Verhulst.
21° zondag door het
jaar Cyclus C.
Lc. 13, 22-30.
Ik vroeg eens aan een jongetje om een
emmer te vullen en ik wees naar de pomp. En die kleine stond er op te kijken
en vroeg “Waar is hier het kraantje?”
We zijn zo gewoon om maar aan een
kraantje te draaien om water te hebben, drinkbaar water, zoveel als we
willen.
We draaien aan een schakelaar en het is
licht.
We klikken op internet en al de
informatie van de hele wereld ligt binnen handbereik.
We worden zo gewoon dat alles in een
handomdraai, als vanzelf, tot stand komt.
Dat wordt een mentaliteit., een houding
die we vanzelfsprekend vinden.
Maar er zijn dingen die nooit vanzelf
gaan. De bekwaamheid om te beminnen, de kunst om een ander gelukkig te
maken, komt niet vanzelf. Dat vraagt inspanning, elke dag.
Egoïsme dat komt vanzelf, gelijk
onkruid. Maar er bovenuit groeien en tot relatie komen die de tijd kan
trotseren. Dat vraagt een dagelijkse inspanning, zoals alles wat de moeite
waard is.
“Niets groots wordt ooit geboren als er
niet iemand zijn hartenbloed voor gaf.”
Als een relatie met mensen al zo
moeilijk is, wat dan gezegd over de relatie met God. Om die vriendschap met
God in uw leven uit te bouwen is dagelijkse aandacht en bezinning nodig.
Om naar God te kunnen luisteren is een
dosis stilte en inkeer onmisbaar.
Voor een christen is het leven een weg,
en de dood een ontmoeting met de Vader. Die ontmoeting mag niet uitlopen op
een gesloten deur en dat verschrikkelijke woord: “Ik ken u niet”.
Voor hoeveel mensen het een ontmoeting
zal zijn? Dat is de vraag van het evangelie. Jezus geeft daarop geen
antwoord, geen aantal, geen aanduiding zelfs.
Hij zegt alleen: ze zullen van overal
komen, van het oosten en het westen, van het zuiden en het noorden. In
andere woorden. Dat is niet gebonden aan een volk, ook niet aan een
godsdienst of belijdenis.
En, zegt Hij, ge zult verschieten wie er
zal bij zijn en wie er niet zal bij zijn. Het wordt een complete verrassing.
Gerechtigheid doen, daar komt het op
aan. Gerechtigheid doen is aan de kant van de zwakste en de meest kwetsbare
gaan staan.
Recht in uw schoenen staan: doen wat ge
in het onze vader durft bidden: Vergeef ons zoals ook wij vergeven.
Denkt er aan, er zijn eerste die
laatste, en laatste die eerste zullen zijn.
Manu Verhulst.
21° zondag door het
jaar Cyclus C.
Lc. 13, 22-30.
Ik vroeg eens aan een jongetje om een
emmer te vullen en ik wees naar de pomp. En die kleine stond er op te kijken
en vroeg “Waar is hier het kraantje?”
We zijn zo gewoon om maar aan een
kraantje te draaien om water te hebben, drinkbaar water, zoveel als we
willen.
We draaien aan een schakelaar en het is
licht.
We klikken op internet en al de
informatie van de hele wereld ligt binnen handbereik
We worden zo gewoon dat alles in een
handomdraai, als vanzelf, tot stand komt.
Dat wordt een mentaliteit, een houding
die we vanzelfsprekend vinden.
Maar er zijn dingen die nooit vanzelf
gaan. De bekwaamheid om te beminnen, de kunst om een ander gelukkig te
maken, komt niet vanzelf. Dat vraagt inspanning, elke dag.
Egoïsme dat komt vanzelf, gelijk
onkruid. Maar er bovenuit groeien en tot relatie komen die de tijd kan
trotseren. Dat vraagt een dagelijkse inspanning, zoals alles wat de moeite
waard is.
“Niets groots wordt ooit geboren als er
niet iemand zijn hartenbloed voor gaf.”
Als een relatie met mensen al zo
moeilijk is, wat dan gezegd over de relatie met God. Om die vriendschap met
God in uw leven uit te bouwen is dagelijkse aandacht en bezinning nodig.
Om naar God te kunnen luisteren is een
dosis stilte en inkeer onmisbaar.
Voor een christen is het leven een weg,
en de dood een ontmoeting met de Vader. Die ontmoeting mag niet uitlopen op
een gesloten deur en dat verschrikkelijke woord: “Ik ken u niet”.
Voor hoeveel mensen het een ontmoeting
zal zijn? Dat is de vraag van het evangelie. Jezus geeft daarop geen
antwoord, geen aantal, geen aanduiding zelfs.
Hij zegt alleen: ze zullen van overal
komen, van het oosten en het westen, van het zuiden en het noorden. In
andere woorden. Dat is niet gebonden aan een volk, ook niet aan een
godsdienst of belijdenis.
En, zegt Hij, ge zult verschieten wie er
zal bij zijn en wie er niet zal bij zijn. Het wordt een complete verrassing.
Gerechtigheid doen, daar komt het op
aan. Gerechtigheid doen is aan de kant van de zwakste en de meest kwetsbare
gaan staan.
Recht in uw schoenen staan: doen wat ge
in het onze vader durft bidden: Vergeef ons zoals ook wij vergeven.
Denkt er aan, er zijn eerste die
laatste, en laatste die eerste zullen zijn
Manu Verhulst.
21° zondag door het
jaar Cyclus C.
Lc. 13, 22-30.
Ik vroeg eens aan een jongetje om een
emmer te vullen en ik wees naar de pomp. En die kleine stond er op te kijken
en vroeg “Waar is hier het kraantje?”
We zijn zo gewoon om maar aan een
kraantje te draaien om water te hebben, drinkbaar water, zoveel als we
willen.
We draaien aan een schakelaar en het is
licht.
We klikken op internet en al de
informatie van de hele wereld ligt binnen handbereik.
We worden zo gewoon dat alles in een
handomdraai, als vanzelf, tot stand komt.
Dat wordt een mentaliteit., een houding
die we vanzelfsprekend vinden.
Maar er zijn dingen die nooit vanzelf
gaan. De bekwaamheid om te beminnen, de kunst om een ander gelukkig te
maken, komt niet vanzelf. Dat vraagt inspanning, elke dag.
Egoïsme dat komt vanzelf, gelijk
onkruid. Maar er bovenuit groeien en tot relatie komen die de tijd kan
trotseren. Dat vraagt een dagelijkse inspanning, zoals alles wat de moeite
waard is.
“Niets groots wordt ooit geboren als er
niet iemand zijn hartenbloed voor gaf.”
Als een relatie met mensen al zo
moeilijk is, wat dan gezegd over de relatie met God. Om die vriendschap met
God in uw leven uit te bouwen is dagelijkse aandacht en bezinning nodig.
Om naar God te kunnen luisteren is een
dosis stilte en inkeer onmisbaar.
Voor een christen is het leven een weg,
en de dood een ontmoeting met de Vader. Die ontmoeting mag niet uitlopen op
een gesloten deur en dat verschrikkelijke woord: “Ik ken u niet”.
Voor hoeveel mensen het een ontmoeting
zal zijn? Dat is de vraag van het evangelie. Jezus geeft daarop geen
antwoord, geen aantal, geen aanduiding zelfs.
Hij zegt alleen: ze zullen van overal
komen, van het oosten en het westen, van het zuiden en het noorden. In
andere woorden. Dat is niet gebonden aan een volk, ook niet aan een
godsdienst of belijdenis.
En, zegt Hij, ge zult verschieten wie er
zal bij zijn en wie er niet zal bij zijn. Het wordt een complete verrassing.
Gerechtigheid doen, daar komt het op
aan. Gerechtigheid doen is aan de kant van de zwakste en de meest kwetsbare
gaan staan.
Recht in uw schoenen staan: doen wat ge
in het onze vader durft bidden: Vergeef ons zoals ook wij vergeven.
Denkt er aan, er zijn eerste die
laatste, en laatste die eerste zullen zijn
Manu Verhulst.
Twintigste zondag door het jaar
Cyclus C
Lc. 12, 49-53.
Ge moet het maar meemaken dat uw kind gepest wordt,
dat het slagen krijgt lichamelijk of psychisch. Dan komt onvermijdelijk
de vraag: hebben wij het weerbaar genoeg opgevoed?
We hebben het geleerd om toe te geven, om te
vergeven, om te helpen, om steeds de kant te kiezen van de zwakste. En
we staan er nog achter. Maar ze komen terecht in een wereld van de
haaien. Die lachen met uw vergeving, en die maken misbruik van uw
goedheid.
Hebben wij er wel goed aan gedaan? Wat doen ze met
die bagage van vrede en verdraagzaamheid in een wereld die hard en
onmenselijk is.
Jezus heeft zich diezelfde vraag gesteld.
Heel zijn boodschap is er één van vrede, een
geweldloze zoektocht naar gerechtigheid, met een onvoorwaardelijke keuze
voor de zwakste.
Die boodschap botste ook toen met de heersende
opvatting. Die paste ook niet in een wereld van Romeins geweld of van
joodse intriges. Hij realiseerde zich die fundamentele tegenstelling
tussen zijn boodschap van vrede en de cultus van de macht, kiezen voor
de zwakste in een samenleving die gebouwd is op het recht van de
sterkste.
Een fundamentele tegenstelling die zou uitlopen op
de tragedie van het kruis. Hij voelde er zich beklemd bij, zegt het
evangelie.
Ouders die zich vragen stellen rond de opvoeding
tot vrede en geweldloosheid, ervaren diezelfde beklemming. Opvoeden in
die richting is met vuur spelen. En vuur kan heel veel warmte brengen en
mensen aantrekken. Maar datzelfde vuur kan ook veel pijn doen. Ge kunt
er u aan verbranden. Het kan ook verwoestend werken.
De boodschap van vrede bracht Jezus op de
Calvarieberg. Er zijn mensen die zich ergeren aan een kruisbeeld:
“Afschuwelijk van dat in een huiskamer te hangen”. Maar het kruis is
juist het prijskaartje van de vredesboodschap. Ook wij mogen er
voortdurend aan herinnerd worden dat wie vrede bewerkt, onvermijdelijk
slagen krijgt.
Opvoeden tot vrede is maar een halve boodschap. Wie
vrede wil, betaalt een prijs. Opvoeden tot vrede is maar volledig als
ook die waarschuwing niet wordt weggelaten. Een waarschuwing die
weerbaar maakt.
Manu Verhulst.
15 augustus 2007:
O.L.V. TEN HEMEL OPGENOMEN.
Lc; 1, 39-56.
We leven in de tijd van de grote
verwezenlijkingen. De superlatieven zijn al opgebruikt. Kijk maar
naar de ruimtevaart en de luchtvaart. Maar evengoed naar de
sportprestaties waar de records steeds maar gebroken worden. Kijk
naar de festivals, naar de grootwarenhuizen en de banken en de
klinieken. Het kan allemaal niet groot genoeg zijn. Het is een
reuzentijdperk in de echte zin van het woord.
Voelen wij ons daar kleiner en
kleiner bij?
Helemaal niet, integendeel. Die
megamaatschappij werkt als een spiegel. Wij groeien mee met onze
ploeg, met onze favorieten. Iedere overwinning is een beetje de
onze.
Wij vereenzelvigen ons met onze
favoriet, met onze ploeg, met ons merk, met onze bank. We groeien
mee.
Dat de boodschap van het
evangelie in deze tijd niet aanslaat, is niet te verwonderen. Want
het evangelie staat haaks op dat megagebeuren. Het evangelie
verheerlijkt de kleine dingen en de kleine mensen. Het is als een
grondwet ervan.
Jezus is nog niet geboren en
reeds is de verandering in de waardeschaal al merkbaar. Zijn moeder
is geen koningin, zelfs geen dame uit de kringen van de
priesterkaste van Jerusalem. Maar een eenvoudig, ongekend meisje uit
een misprezen landsgedeelte, ergens uit Nazareth in Galilea.
Daartegenover, Elisabeth, was
een respectabele vrouw, door het priesterambt van haar man,
verbonden aan de tempel. En toch begroet zij Maria met de woorden:
“Waar heb ik het verdiend dat de moeder van mijn Heer naar mij
toekomt.”
In de levensfilosofie van het
evangelie worden de rollen omgekeerd. Wat klein is en gering, wordt
zalig geprezen. In de persoon en het leven van Jezus wordt dat
duidelijk. Tot het extreme toe: God wordt gekruisigd, sterft de dood
van een slaaf..
En zijn kerk? Vandaag is onze
kerk haar megadroom aan ’t verliezen. De macht en de invloed en de
rijkdom die zij de voorbije eeuwen heeft gekoesterd, wordt nu
teruggebracht tot de juiste evangelische proporties: de kleine
kudde.
Als christen in die kerk worden
wij uitgedaagd tot diezelfde bekering. De bekering tot het kleine,
het eenvoudige.
Christen zijn in deze tijd is
nog nooit zo boeiend geweest. Tussen al de grootspraak en het
klatergoud van de wereld mogen wij onze adel van gewone, kleine
mensen ontdekken en waarderen.
Ons niet vergapen aan de
vedetten cultus, maar in het spoor van Maria ons hart laten uitgaan
naar wie ons nodig heeft.
Manu Verhulst.
Negentiende zondag door het
jaar Cyclus C.
Lc. 12, 35-40.
Het is er mee als met die man die alles
wilde meemaken. Hij begreep wel dat zijn leven beperkt was en ook zijn
mogelijkheden; Juist daarom woekerde hij met zijn tijd en met zijn kansen.
Hij wilde er alles uit persen: van ’s morgens tot ’s avonds en tot laat in
de nacht.
Er was immers zoveel te verdienen en
zoveel te genieten. “Hij laat zijn kaars aan twee kanten branden”, zegden de
mensen. Na een tijd was zijn energie dan ook opgebrand voor zijn tijd. Hij
werd neerslachtig en moe en ongenietbaar voor zijn omgeving. De pillen
konden er niet veel aan veranderen.
Hij verstond zichzelf niet, liet alles
maar gebeuren. Zijn gezin, zijn zaak, zijn relaties liepen stuk. Hij vond
van zichzelf dat hij maar zat te wachten tot hij zou doodgaan.
Is dat, in min of meerdere mate het
beeld van de doorsnee westerse mens? We willen het leven uitpersen en zijn
voortdurend op de vlucht voor de stilte, bang voor het alleen zijn, op de
vlucht voor onszelf.
Veronderstel even dat God ons zou willen
aanspreken. Hij zou het niet kunnen passen. Hij zou zeggen, maar die mens is
nooit thuis, die komt nooit in zijn eigen hart.
Veronderstel dat Hij ons zou willen
bedienen, ons zou willen verrassen met een cadeautje, een nieuwe melodie,
nog nooit gehoord. Of een ster in de nacht, nog nooit gezien, of een
glimlach van een medemens. We zouden het niet eens merken.
Veronderstel even dat Hij ons nodig
heeft om iemand die in de smurrie zit, er uit te halen, om iemand die
gestruikeld heeft, terug op de been te helpen. Hij zou vergeefs bij ons
aankloppen. We zouden het niet horen, we zouden het niet zien.
Dat wil het evangelie van vandaag ons
duidelijk maken: “Houd uw lendenen omgord”.
Het gaat hier niet over een broeksriem
of over een oosterse bruiloft of over een inbraak in de nacht.
Het gaat hem over de binnenste kern van
ons leven: onze voelhorens om God te vinden.
Het gaat hem over die middelpunt
zoekende kracht in ons: durven stil worden om te luisteren, om doorheen de
menselijke situaties te peilen naar Gods wil.
Zonder die middelpunt zoekende kracht verliezen we
onszelf.
Manu Verhulst.
ACHTTIENDE ZONDAG
DOOR HET JAAR Cyclus C.
Lc. 12, 13-21.
Rijke mensen werden in de Middeleeuwen
begraven in het koor van de kerk. Men dacht hoe dichter bij het altaar, hoe
meer kans ik maak om bij het oordeel op de eerste lijn te staan. En vandaar
dat rijke en machtige mensen door hun geld de kans grepen daar begraven te
worden.
Met het gevolg dat de dagen na de
begrafenis de reuk uit de grafkelder in de kerk niet meer te harden was.
Vandaar de spreuk: “stinkend rijk zijn”.
Dat is meer dan een woordspeling.
Misschien zit er ook nu nog wel een reukje aan iedere rijkdom.
Er is nog niet veel veranderd sinds de
middeleeuwen. Alleen is het nu op veel grotere schaal.
Wij mensen in het westen zijn stinkend
rijk, vergeleken bij die van het zuiden. Wij buiten de grondstoffen uit, wij
beschikken over de productiemiddelen en dus voeren wij voortdurend onze
levensstandaard de hoogte in.
Maar
er is wel een reukje aan: We produceren afval, veel afval, gevaarlijk afval,
wij vervuilen de oceanen en de lucht, wij produceren te veel CO2.
Onze planeet begint, net zoals de middeleeuwse kathedraal, te stinken.
“Die rijke stinkerds”, zouden de mensen
van het zuiden kunnen zeggen.
Wat moeten wij als christen daar nu mee?
Het is niet simpel om zo maar plots de welvaartsdrang om te draaien naar een
sobere en ascetische levensstijl. Zeker niet omdat dit een maatschappelijk
fenomeen is en we dat allen te samen moeten verwezenlijken.
Maar het allerminste wat we kunnen doen,
is onze rijkdom in vraag stellen.
Rijk zijn. Wat is dat? Is dat een
overvloed aan goederen? Is dat een overvloed aan financiële middelen?
Als we zien hoeveel zorgen elke
materiële rijkdom met zich brengt. Op den duur is de zorg voor beveiliging,
voor een nog grotere opbrengst, groter dan het genot er van.
Rijkdom is nog iets anders dan volle
schuren. Men is maar echt rijk, als men rijk is niet in goederen, maar in
iemand. Er moeten andere mensen mee gemoeid zijn.
We moeten het durven omkeren: rijkdom is
niet wat wij bezitten, rijkdom is wat een ander aan ons heeft. In zover wij
een rijkdom zijn voor anderen, voor uw vrouw, uwe man, uw kinderen uw
ouders, uw vrienden, uw medemensen, zijn we echt rijke mensen. Als die u
onvervangbaar vinden, u voor niets ter wereld zouden willen missen, dan ben
je echt rijk.
Jezus gaat nog een stapje verder. Zijn
blijde boodschap is: mens, wat ben je rijk want God uw vader, vindt u
onvervangbaar, Jij bent zijn rijkdom.
Ga zo eens door het leven. God vindt me
fantastisch, God zou me voor geen geld ter wereld willen ruilen. Als je dat
beseft ben je rijk van binnen: de enige rijkdom die je niet moet beveiligen
en die je niet voor jezelf moet houden, integendeel.
Manu Verhulst.
Zeventiende zondag door het jaar
Cyclus C. Lc. 11, 1-13.
Zie jij een verband tussen een
doodeenvoudig bloempje en de zon?
Zo verschillend van elkaar en zo ver weg
van mekaar en toch zou dat bloempje er niet zijn zonder de zon. De zon doet
het groeien en tot bloei komen zodat het bevrucht kan worden en zaad kan
geven, zich kan voortplanten.
Stel u voor dat die bloem even bewust
zou kunnen leven, hoeveel dankbaarheid, hoeveel liefde zou die niet
koesteren voor de zon?
Zoals een bloem zich verhoudt tot de
zon, zo zou je kunnen stellen dat de mens zich verhoudt tot God.
Zo verschillend van elkaar, zo ver uit
elkaar en toch zou die mens niet bestaan zonder God. God is onze oorsprong
en is onze voltooiing. Maar, in tegenstelling tot een bloem is een mens in
staat om dat te beseffen.
Zich bewust worden van die verhouding
tot God, dat is … bidden. Voor een gelovige zo simpel als ademhalen en even
levensnoodzakelijk om volop mens te worden.
Bidden is zich met zijn geest tot God
richten, is thuiskomen bij God die onze oorsprong is. Reeds van op de
drempel van zijn huis gaat men de dingen anders bekijken, wordt onze horizon
veel ruimer dan de eigen kleine belangen. Bidden is zijn hart laten
ontdooien: van een ijsklomp tot een vuurtje, waar anderen zich aan kunnen
warmen.
In die zin wordt gebed altijd verhoord:
niet dat de situatie verandert, maar het gebed verandert ons.
Bidden is iets van het hoogste waartoe
een menselijke geest in staat is en toch wordt elke vorm van bidden in onze
samenleving met een scheef oog bekeken. In het organisme van onze
maatschappij is het gebed als een vreemd lichaam.
En een vreemd lichaam wordt afgestoten.
Men verdringt het naar het privé leven, maar ook daar kwijnt het stilaan
weg.
Welke ouder leert nog zijn kinderen
bidden? Dat ze ’s morgens en ’s avonds hun tanden moeten poetsen, daar staan
we op, en terecht, maar met hen een morgengebed uitspreken, dat is andere
koek. En in een avondgebed de dag met het kind overkijken zodat alles heel
sereen kan worden besloten… Dat wordt in onze tijd zo uitzonderlijk !
De vraag is zelfs: bidden wij nog in de
kerk? Gaan we niet ten onder in woorden, in drukte? Er is zo weinig stilte.
Willen wij het nu even proberen? Even
maar God nabij weten.
Manu Verhulst.
Zestiende zondag door
het jaar
Cyclus C. Lc. 10, 38-42.
Kijk eens naar je handen. Een open handpalm, tenminste
als je er geen vuist van maakt. Een open handpalm vraagt naar een andere
handpalm. Kijk naar je armen, ze zitten op de juiste plaats… om te omhelzen.
En zo kun je doorgaan tot de intiemste delen van je lichaam, van je
zintuigen: je gehoor en je spraak en je ogen en zelfs je gedachtewereld: Eén
grote vraag naar ontmoeting, naar communicatie.
Immers, niet alleen wat we hebben, maar ook wat we zijn
kan gedeeld worden. Dan geschiedt het wonder: daar worden we warm van, daar
worden we rijk van, daar worden we mens van.
Gastvrijheid is meer dan een BBQ, meer dan een drankje
en een hapje. De echte gastvrijheid in de evangelische zin van het woord is
iemand laten thuiskomen bij jezelf om samen meer mens te worden. Het is een
uitzonderlijk geschenk geworden.
Is die ontmoeting ook mogelijk tussen mens en god?
Kunnen wij bij God te gast zijn? Dit evangelietafereel is daar een antwoord
op.
Het speelt zich af op een oosterse maaltijd waar ieder
gewassen en gezalfd en geparfumeerd gaat aanliggen rond de spijzen.
Het is een ontspannen sfeer: geen verhitte discussies,
geen strikvragen van schriftgeleerden, gewoon bij mekaar binnenkomen.
Maria luisterde naar zijn woorden: luisteren is de
mooiste vorm van ontmoeting.
Bij dit evangelie moet ik denken aan de film: “De grote
Stilte” een meesterlijke weergave van het leven in “la grande Chartreuse”
Een film bijna zonder woorden die het leven van de kartuizers perfect
weergeeft. Het zijn mensen die heel hun leven in de grootste stilte
luisteren naar God.
Het is een film die al maanden op de affiche staat en
nog altijd publiek trekt.
Elke eucharistie kan een kleine stilte zijn, een poging
om zich even neer te leggen aan de voeten van de Heer en in een ontspannen
sfeer te luisteren naar zijn woorden. Hij, een meester in de levenskunst.
Als
we Hem durven binnenlaten in ons leven, naar hem durven luisteren, zullen
veel zorgen van ons wegvallen. Misschien zullen we wel van hier weggaan met
een ander perspectief: “Zoek eerst het koninkrijk en zijn
gerechtigheid en dan zal al de rest u er bij gegeven worden”.
Manu
Verhulst.
VIJFTIENDE ZONDAG DOOR HET JAAR
Cyclus C.
Lc. 10, 25-37.
De weg van Jericho naar Jerusalem loopt
vandaag over alle continenten en alle oceanen.
De
gewonde langs de weg zijn vandaag de talloze slachtoffers van oorlog
en terreur, de migranten die in gammele bootjes komen aanmeren, dood of
levend, in het fort Europa. Het zijn de massa’s jonge mensen die opeengepakt
zitten in vluchtelingenkampen en geen kans krijgen om te eten, laat staan om
te studeren.
De priester en de leviet zijn vandaag de
kerkmensen die de boeken van het kerkelijk recht belangrijker vinden dan het
evangelie en zich blind kijken op binnenkerkelijke kwesties
Het
zijn de hooggeplaatste mensen van de Wereldbank en van de top van de
acht rijkste industrielanden van de wereld die almaar door plannen maken om
de armoede in de wereld terug te dringen en het daarbij laten
Het
zijn de economische adviseurs van de multinationals die de grondstoffen uit
de ontwikkelingslanden halen, maar eerst de wetgeving aanpassen zodat
zij ongehinderd de globale winst kunnen doorsluizen naar hun aandeelhouders
Het zijn de mensen van de wereldmachten
die in hun cenakels beslissen over oorlog en vrede en rekening houden met de
economische belangen van diegenen die hen aan de macht hebben geholpen
De Samaritaan vandaag is die kleine
missionaris in Oost Congo die met zijn mensen op de vlucht moet voor de
oorlog en bij hen blijft in alle gevaar en ellende.
De Samaritaan vandaag is die dokter die
bij “artsen zonder vakantie” werkzaam is en tijdens zijn verlof gaat
opereren in hachelijke omstandigheden
De
Samaritaan vandaag zijn de mensen van Broederlijk Delen, van Artsen
zonder grenzen, van Damiaanaktie en nog zoveel andere, die met de hulp van
zoveel anonieme, eenvoudige en milde schenkers hun job doen.
De
parabel lezen met ogen van de eenentwintigste eeuw is gemakkelijk.
Waar het op aan komt is wel dat we de bedoeling snappen van deze parabel.
Waar wil die Jezus naar toe? Dan denk ik aan dat andere evangeliewoord:
“Opdat zij leven zouden hebben en wel in overvloed.” Het is de bedoeling van
Jezus dat mensen gelukkig zijn
Als de gewonde blijft liggen langs de
weg, en de ontwikkelde hem blijft ontwijken zal geen van beide gelukkig
zijn.
Pas als de ene de andere in de ogen
kijkt, pas als de ene neerknielt bij de andere, bloeit een soort geluk open
dat niet meer afhangt van bezit of macht, maar dat pas echt is: Het geluk in
de herberg van de zesde zaligheid.
Manu Verhulst.
Veertiende zondag door het
jaar.
Cyclus C.
Lc. 10, 1-12, 17-20.
Toen
in 1989 het communisme in Sovjet Rusland in mekaar stuikte, kwam de
godsdienst als uit het niet tot heropleving. Meer dan 70 jaar campagne voor
het atheïsme was niet voldoende om het geloof met wortel en al uit te
roeien, integendeel. De cursus atheïsme was verplicht in alle
onderwijstakken, de priesters werden verbannen naar Siberië, alle uiterlijke
geloofsbeleving werd onmogelijk gemaakt. En toch is het geloof onderhuids
altijd aanwezig gebleven. Hoe komt dat?
Het waren de moeders en dan de
grootmoeders die het hebben bewaard en doorgegeven. Zij waren daartoe niet
opgeleid, zij hadden daarvoor geen mandaat gekregen. Zij hebben het gewoon
doorgegeven als het leven zelf, zoals moeders dat van nature doen.
Op een andere wijze, niet zo brutaal
maar veel geraffineerder, beleven wij nu in het westen wat toen in Rusland
gebeurde. Een praktisch atheïsme wordt ons opgedrongen. Voortdurend wordt
geloof voorgesteld als achterhaald en voorbijgestreefd. Religieuze symbolen
worden belachelijk gemaakt. Priesters worden niet verbannen, want lege
seminaries zijn veel doeltreffender.
In de plaats van geloof komt de cultus
van het ‘ik’, de cultus van een ongeremd materialisme.
De tijd komt dichterbij dat er in deze
stad nog één of misschien twee priesters zullen functioneren. Zullen ook
hier dan de moeders en de grootmoeders het geloof bewaren en doorgeven, zo
gewoon als het leven zelf ?
Geloof doorgeven is geen kwestie van
kennisoverdracht, is geen lesgeven. Het is iets van zichzelf meedelen, iets
van zijn eigen aanvoelen, uitgedrukt in enkele rituelen en gebeden. Als
Jezus zei: “Blijf dit doen om Mij te gedenken.” Dan had Hij het toch ook
niet over een cursus godsdienst, maar veeleer over een besef dat Hij er is
en dat Hij onze diepste vreugde en onze diepste vrede is.
Wij geven het geloof al te vaak een
intellectuele inhoud, alsof het een kwestie is van inzien en verstaan,
terwijl het op de eerste plaats een manier is van leven en van omgaan met
mekaar.
De 72 leerlingen die op pad werden
gezonden waren geen leraars, geen schriftgeleerden, zij kregen geen
opleiding. Maar zij moesten wel een vrede uitstralen onbezorgd en vrij. Hun
geluk was immers niet afhankelijk van bezit of prestige.
Zullen de moeders en de grootmoeders van
Vlaanderen in staat zijn om de vrede en de vreugde van hun gelovig zijn door
te geven aan hun kinderen en kleinkinderen ?
Zal het geloof onderhuids levendig
blijven tot wanneer het materialisme zal ineenstuiken?
Een levenshouding die enkel rekening
houdt met de eigen persoon, voor wie het ‘ik’ het eerste en het laatste is,
heeft alleen wanhoop en ontreddering als toekomst.
De slangen en de schorpioenen worden
reeds zichtbaar in de stijgende misdaad en in de wansmakelijke vormen van
corruptie en zedelijk falen in alle lagen van de samenleving.
De 72 leerlingen die
Jezus aanwees waren gewone mensen zoals gij en ik. Ook vandaag zegt Hij tot
ons “Gaat dan, Ik zend u als lammeren tussen de wolven. Maar weet het wel:
Het rijk Gods is nabij.”
Manu Verhulst.
11° ZONDAG DOOR HET
JAAR CYCLUS C.
Lc; 7,36 – 8, 2.
“Simon, ik heb je iets te zeggen.” Als
Jezus zich zo direct tot zijn gastheer richt, ligt hem wel iets zwaar op de
lever.
Simon is nochtans een brave burger. Hij
is een Farizeeër, iemand die er op staat de wet tot in de puntjes na te
leven. Bij de ontmoeting met een vrouw zal hij nooit dichter komen dan twee
meter. Zo staat het toch in de voorschriften van de joodse wet.
Geen wonder dat hij nu geërgerd is bij
wat er zich in zijn huis afspeelt.
Hij zou toch moeten weten wat voor een
vrouw dat is.
“Simon, ik heb u iets te zeggen.” Jezus
wil zijn boodschap even in een parabel verpakken, om niemand te kwetsen.
Maar dat duurt niet lang. Dan gaat het recht op de man af:
Ik ben hier binnengekomen. Gij hebt me
geen water aangeboden om mijn voeten te wassen.
Gij hebt me geen kus gegeven. Gij hebt
geen drupke balsem op mijn hoofd gelegd.
Maart zij. Zij mag zijn wie ze wilt.
Maar iemand die zo liefheeft, wordt veel vergeven.
Simon, de man met de nijdige blik en het
koude hart. Het is alsof we hem nog regelmatig tegenkomen. Heel correct,
nooit buiten de schreef, maar ongenietbaar, zonder emotie.
Misschien zit er wel een stukje Simon in
elk van ons.
In elke mens zit een kapitaal aan
gevoelens, aan warmte, aan tederheid, aan passie en drift.
Dat menselijk kapitaal heeft de Schepper
ons toevertrouwd.
De vraag is: wat doen wij er mee? Ge
kunt die rijkdom wantrouwen, dat vermogen onderdrukken en nijdig worden op
anderen die dat niet doen.
Of ge kunt er een levensproject van
maken. Dan wordt dat een relatie, een gezin, een warme vriendschap voor heel
vele mensen.
De vrouw met de nardusbalsem is ook de
vrouw die Jezus gevolgd is tot onder het kruis. Ook dat is passie. De passie
van de liefde en de passie die lijden is, worden één.
We weten niet hoe de maaltijd met Simon
verder is afgelopen. Of het eten nog gesmaakt heeft, of Simon nog nijdiger
geworden is.
Ofwel of Jezus er in geslaagd is er een
ander mens van te maken. Het evangelie vertelt dat niet en het heeft ook
geen belang.
Maar of wij een antwoord geven op dit
evangelie en andere mensen worden, met een warm hart en een open blik, dat
hangt van ons af.
Manu Verhulst.
DRIEVULDIGHEID 2007.
Heb je ooit al eens gemediteerd over je eigen ouders?
Een serene overweging zonder idealisering en zonder rancune?
Dat is een heel delicate onderneming, waarbij men heel
omzichtig moet te werk gaan. Het is een aparte ervaring, je betreedt de plek
waar uw oorsprong ligt.
Mediteren over uw ouders is terechtkomen bij jezelf.
Hun trekken zijn ook uw trekken. Wat zij er mee hebben gedaan daar ben jij
ook mee bezig. Je hebt een kapitaal meegekregen aan energie en mogelijkheden
en ge voelt er u verantwoordelijk voor.
Levensgroot komt de vraag op u af: beantwoord ik aan
hun verwachtingen? Ben ik de vervulling van hun leven?
Heb je ooit al eens gemediteerd over God? Heel sereen,
zonder vooroordeel en zonder meegekregen beeldvorming. Dat is een even
delicate onderneming. Het is alsof je de plek betreedt waar uw verste
oorsprong ligt. Het is ontdekken dat iets van God in u is meegegeven, dat
God zich meedeelt: God is relatie, God is liefde.
Mediteren over God is terechtkomen bij jezelf, bij je
oorsprong, bij je eigen genesis, bij jouw menswording.
Wij zijn, zijn eigen beeld en gelijkenis. Levensgroot
komt de vraag op ons af: Beantwoord ik aan zijn verwachtingen?
Mediteren over uw ouders is iets anders dan hun
stamboom opmaken of hun leven beschrijven. Mediteren over uw ouders is
genieten van hun persoonlijkheden: het is herinnering, het is waardering,
het is bewondering, het is liefhebben.
Mediteren over God is geen studie maken over zijn
wezen. Het is geen poging doen om God te verstaan. Mediteren over God is
genieten van zijn aanwezigheid. Het is thuiskomen bij uw oorsprong. Het is
God liefhebben.
Zoals een bloem zich opent voor de zon en zich laat
verwarmen, zo kan een mens zich ook openstellen voor God, zich laten
ontdooien om een warmer mens te worden.
Manu Verhulst.
PINKSTEREN 07.
Met de goesting of tegen de goesting…
maakt een groot verschil. Aan tafel bijvoorbeeld: zitten eten met lange
tanden is niet gezellig, integendeel. Op de werkvloer wordt het verschil nog
groter. Wie komt werken tegen de goesting, zal allesbehalve productief zijn.
Wie in de klas zit, of staat tegen de goesting. Dat is rampzalig.
Misschien gaat het over meer dan
goesting, het gaat over een levenshouding. Kijk, het begint al van bij het
wakker worden. Wakker worden met of tegen de goesting heeft zijn invloed op
heel uw dag
Leven met de volle goesting is eigenlijk
een antwoord geven aan uw Schepper.
Wakker worden met de volle goesting is
een knipoog naar God, hetzelfde als bidden: Uw Wil geschiede.
We zijn allen maar kleine mensen, maar
als we ons leven kunnen zien als een antwoord aan God, dan deert die
kleinheid niet. Als we vanuit ons binnenste kunnen zeggen: “In Gods naam.”,
dan weten wij ons ingeschakeld in een kosmisch gebeuren dat gedragen wordt
door een grote Liefde. Dan is elk moment, ook voor een kleine sterveling,
een intense belevenis.
“Carpe diem” zei Horatius “pluk de dag”.
Nee, zegt de christen: pluk elk moment,
ieder ogenblik is waardevol genoeg om intens te beleven. Ieder moment kan zo
rijk zijn aan beschouwing, aan verwondering, aan ontmoeting, aan geven en
ontvangen.
God riep ons tot leven om elk moment te
kunnen plukken en dat in volle vrijheid. We zijn niet geroepen om een
robotachtig bestaan te leiden, om onder druk te leven van een leefpatroon
dat het onze niet is. We mogen geen slaaf worden van dingen die ons geen
deugd doen. Oppervlakkigheid is onze gevaarlijkste bedreiging
Ieder moment is ons door God gegeven om
het uit te puren, ook de moeilijke en de harde momenten. Dan vooral mogen we
niet ten onder gaan in oppervlakkigheid.
We worden uitgenodigd om Pinkstermensen
te worden, mensen die de vlam brandend houden en staande blijven in de
stormwind. Misschien betekenen wij als christenen niet zoveel in de
materiële opbouw van de wereld.
Maar er is een spreekwoord dat zegt:
“een huis bouw je met stenen, maar een thuis die bouw je met je hart.” Met
de wereld is dat ook zo.
Daar ligt het verschil dat de
Pinkstermensen uitmaken. In de opbouw van de wereld, in heel de evolutie
naar de wereld van morgen mag het hart niet ontbreken.
Op die manier zal de Geest Gods, door de
pinkstermensen, het aanschijn van de aarde vernieuwen.
Manu Verhulst
ZEVENDE ZONDAG VAN
PASEN.
Joh. 17, 20-26.
Veronderstel even dat Christus niet zou
zijn ter dood gebracht, en een natuurlijke dood zou zijn gestorven, wat zou
Hij ons dan nog niet allemaal hebben meegegeven aan wijsheid en inzicht. Hij
is inderdaad niet oud geworden. Welke wijsheid zou Hij ons nog hebben
meegegeven ?
Op het laatste avondmaal heeft Hij, voor
zijn arrestatie en dood, heeft Hij ons nog willen zeggen waar het eigenlijk
op aan komt: Zijn boodschap in een notendop !
Ooit zegde hij dat heel eenvoudig: “Hij,
die mij gezonden heeft, is altijd bij mij. Hij laat mij nooit alleen.” Dat
geluk wilde Hij ook ons laten ervaren. Op zijn afscheid komt Hij daar
voortdurend op terug: De echte rijkdom in het leven is: zich in vriendschap
verbonden te weten met God, zoals Hijzelf zich verbonden wist met die Vader.
Er zijn vandaag vele vaders en moeders
die dat voor hun kinderen ook wensen. De vrede die zij bij God ondervinden,
zij zouden willen dat hun kinderen dat ook beleven. Het is hun grote pijn
als die kinderen zich daar voor afsluiten.
Maar, is dat wel zo? Sluiten zij zich daarvoor af? Ik ben er nog zo
zeker niet van.
Sommige van die kinderen zien wij
opgroeien tot prachtmensen. Die ouders zeggen het zelf: zij doen het heel
goed in hun gezin, op hun werk. Zij zetten zich in voor allerlei waardevolle
initiatieven. Zij zijn gevoelig voor wat er mis gaat in de samenleving en
zij willen daar iets aan doen.
Zouden zij echt ongevoelig zijn voor het
geestelijke, voor Gods aanwezigheid in hun leven? Zouden zij in de stilte
van hun hart nooit tot God spreken? Ik vermoed van wel.
En dat is nu het enigste wat Jezus voor
ons vraagt aan God: dat wij één zouden zijn met Hem. Dat wij ons verbonden
zouden weten met Hem.
“Opdat allen één zijn.” Jezus bedoelt
hier niet de eenheid onder de christenen. Want toen was er nog geen sprake
van verdeeldheid. Hij bedoelt duidelijk de eenheid, de verbondenheid van
zijn leerlingen met de Vader, zoals Hij die beleefde.
Zijn vraag, zijn grote zorg is, dat de
mensen die Hem willen volgen de kunst verstaan om heel eenvoudig om te gaan
met God, Hem aan te spreken en te leven van zijn vriendschap.
Als de ouders van vandaag voor hun
kinderen hetzelfde zouden verlangen, net dezelfde zorg zouden hebben, op de
allereerste plaats bezorgd dat hun kinderen gevoelig zouden zijn voor Gods
nabijheid. Zonder zich blind te staren op de manier waarop zij dat beleven.
Dan zou hun veel verdriet bespaard blijven
Als we gaan ruzie maken over
bijkomstigheden, kan de hoofdzaak zelfs niet meer ter sprake komen. Moesten
wij maar de moed hebben om op een eenvoudige en nederige manier te vertellen
over hoe wij met God omgaan, dan is de kans groot dat wij die rijkdom ook
aan onze kinderen kunnen doorgeven, ongeacht de wijze waarop zij dat dan
gestalte geven.
Om
dat aan te durven hebben we de inspiratie en de sterkte van de Geest nodig.
Laat het doorvoor maar vlug Pinksteren worden.
Manu
Verhulst.
Zesde zondag na Pasen.
Cyclus C. Joh. 14, 23-29.
De woorden van dit evangelie zijn als
een boog die opgespannen wordt, een boog tussen hemel en aarde, tussen tijd
en eeuwigheid, tussen het hiernumaals en het hiernamaals.
Wij leven in dat spanningsveld met onze
beide voeten op de aarde maar met ons heimwee naar die andere werkelijkheid
die we alleen maar kunnen vermoeden.
De koord die de uiteinde van de boog
verbindt is een fijne snaar: “als iemand Mij liefheeft…” In dat innerlijk
gebeuren, die intieme relatie tussen God en mens krijgen wij voeling met die
andere werkelijkheid.
Wij reikhalzen naar de hemel vanuit het
besef dat we ten diepste door God worden bemind.
Zonder dat besef komt het geloof in een
voortbestaan zelfs niet ter sprake.
Het is geen mode meer om het hiernamaals
ter sprake te brengen. Het leven, hier en nu, wordt ons zo boeiend en zo
aantrekkelijk gepresenteerd. We zitten als konijnen voor de lichtbak van de
stroper, gefixeerd op een explosie van het materialisme. Men spiegelt ons
een hemel op aarde voor.
De boog die Jezus wilde opspannen wordt
gebroken. Vandaar de onrust, de onvrede, de onvoldaanheid, de depressies en
de wanhoopsdaden die meer en meer binnendringen in onze samenleving.
Als men de mening wordt opgedrongen dat
er geen leven is na dit leven, dan wordt men zo veeleisend voor dit leven,
en wordt men zo op zichzelf gericht dat dit ten koste gaat van de kwaliteit
van dit leven. Het geloof in het voortbestaan verliezen is dit leven
verminken.
“Laat uw hart niet verontrust of
kleinmoedig worden” zegt Jezus.
Ook als ons hart niet verontrust of
kleinmoedig is, blijven de vragen, blijft de onzekerheid. Had die Christus
niet duidelijker moeten zijn? Zoals één van zijn leerlingen het vroeg: “Zeg
ons dan waar Gij heengaat?”
Vraag is of dat wel kan? Kunnen wij ons wel een begrip vormen over een
andere wijze van mens zijn? We zouden al onze begrippen over ruimte en tijd,
over oorzaak en gevolg moeten vergeten. We kunnen niet denken in een
andere dimensie.
Vergelijk het met het menselijk leven in
de moederschoot. Dat is blijkbaar echt leven: er is groei, er is een vorm
van bewustzijn, van reageren op de emoties van de moeder, er is zintuiglijk
ervaren, er is gehoor, er is welbehagen en onbehagen. En toch is het een
worm van leven dat onaf is, onvolkomen.
De levensvorm na de geboorte is pas echt
leven: er is groei, er is bewustzijn, zelfs zelfbewustzijn, er is ervaring
van geluk en verdriet, er is verlangen, er is ambitie, er is relatie en
liefde. En toch is ook deze levensvorm niet af, niet volkomen.
Ons leven is blijkbaar ook een aanloop
naar een andere wijze van mens zijn: “Geen rouw, geen geween , geen smart
zal er zijn want al het oude is voorbij. Zie, Ik maak alles nieuw.”
In de mate dat wij Jezus liefhebben en
leven van zijn woord, komt die wijze van mens zijn ons dichterbij en ervaren
wij iets van die vrede die de wereld niet kan geven.
Manu Verhulst.
Vijfde zondag na Pasen
cyclus C. Jo. 13, 31-33a.34-35.
De
manier om zich te kleden, de keuze wat je eet of wat je drinkt, zelfs of, en
met wie je huwt kan allemaal deel uitmaken van religieuze
voorschriften.
Het is eigen aan iedere vorm van religie
om de leefwijze van de volgelingen te gaan bepalen en de sociale controle in
te schakelen om het op te volgen. En er is geen enkele controle zo streng en
zo sterk als die van de buurt, van de samenleving met haar ongeschreven
wetten.
Dat mensen mekaar gaan controleren op
hun manier van leven, geeft een verstikkend gevoel.
Zo was het ook in de tijd van Jezus. De
Farizeeën, gingen er groot op dat zij de wet van Mozes tot in de puntjes
wilden naleven. Zij oefenden een grote invloed uit op de gewone mensen. Zij
lagen aan de oorsprong van een verstikkend gevoel van onvrijheid.
Het is tegen die achtergrond dat wij de
woorden van Jezus moeten verstaan. “Een nieuw gebod geef ik u”.
Het gebod om mekaar lief te hebben, was
op zich niet zo nieuw. Nieuw was wel dat dit zo belangrijk wordt dat al die
andere voorschriften het moesten afleggen voor een liefdevolle omgang.
Zijn gebod wordt niet uitgestippeld in
voorschriften en wetten. Zijn gebod en zijn persoon vallen samen. “Bemint
elkander zoals ik u heb liefgehad”
Zijn woorden zijn als een lentewind in
de verstarde geloofsgemeenschappen van zijn tijd.
En vandaag ? Wij voelen geen sociale
controle meer om ons geloof als christen te beleven. Integendeel.
Wij hebben geen priesters die ons
voortdurend op onze verplichtingen wijzen. Integendeel.
Als we sociale controle gewaarworden dan
komt die niet uit de hoek van de godsdienst. Ergens staan we onder druk om
zoveel mogelijk van het leven te profiteren. Ons eigen lichaam, ons eigen
leven, onze eigen toekomst moet zoveel mogelijk verzorgd en gekoesterd
worden. We worden gefixeerd op de mooie, de aangename en de aantrekkelijke
kanten van het bestaan. Een zachte aandrang om egoïst te zijn, ook al zegt
met er dat niet bij. Lief zijn voor mekaar, ja, zolang het ook voor u goed
uitkomt.
Het is tegen die achtergrond dat wij het
bevrijdend woord van de Heer moeten verstaan: “Een nieuw gebod geef ik u:
gij moet elkaar liefhebben zoals ik u heb liefgehad.”
Egoïsme werkt verstikkend. Als de
kinderen moeten opgroeien in een samenleving die nog alleen in beweging komt
met subsidies en premies, als geld het enige streefdoel is, dan wordt het
leven even fundamentalistisch en bekrompen als in een verstarde religieuze
gemeenschap.
In het seminarie waar wij, een halve
eeuw geleden, met meer dan honderd jonge mannen gevormd werden tot dienst
aan kerk en gemeenschap, is nu de Vlerickschool gevestigd, toegespitst op de
vorming van jonge mensen die carrière zullen maken in de financiële wereld.
Op zich heel normaal. Maar men kan er ook een teken in zien dat er een
klimaatschommeling op komst is die de wereld veel koeler en de mensen veel
harder zal maken.
Manu Verhulst.
Derde Zondag na Pasen.
Cyclus C. Joh. 21. 1-19.
Dat de zon opstaat, elke morgen en « just
in time ». We kunnen er ons horloge op gelijk zetten, letterlijk dan. Er is
geen enkele firma die een dergelijke stiptheid kan garanderen.
En dan nog met een gratis
dienstverlening, waarvan wij maar een miniem deeltje profiteren. Zij smijt
massa’s energie de ruimte in die wij nooit gebruiken.
Maar wat zij ons aanreikt is zo
aangepast aan onze planeet, dat alles kan groeien en bloeien, zo afgestemd
op ons lichaam, op onze zintuigen op onze stemming. We leven en herleven
telkens weer bij de gratie van de zon.
Het is een natuurverschijnsel zul je
zeggen, zo alledaags, letterlijk dan: alledaags.
En toch, zou het nu zo vreemd zijn om
daar “dank u” voor te zeggen, ook al weet je niet precies wie je dan
eigenlijk bedankt.
Toch is het een feit dat we deel mogen
hebben aan een gebeuren dat veel groter is dan wij zelf zijn, zo groots dat
het ons ver overstijgt.
Net als in het evangelie van vandaag.
Een visvangst blijft voor vissers een natuurverschijnsel van elke dag.
Maar dat de leerlingen dan plots zeggen:
“Het is de Heer !” De visvangst is voor hen meer dan een natuurverschijnsel,
Zij zien daar Iemand achter: de vertrouwde figuur van die Jezus met wie zij
jaren zijn opgetrokken.
Zo kunnen ook wij achter de gewone
dingen van het leven een andere aanwezigheid vermoeden. Dan bedoel ik niet
zozeer de zonsopgang, maar veeleer wat mensen voor mekaar betekenen.
Wij zijn als christenen de bijna
uitgewiste sporen van Christus.Als mensen ons bezig zien in deze
materialistische wereld zouden ze de bedenking moeten kunnen maken: “Het is
de Heer.”
Dat is de echte Pasen, meer dan de
liturgische vormgeving, hoe belangrijk die ook is, meer dan de plechtigheid
op het Sint Pietersplein in Rome met de zegen “Urbi en orbi.”, Pasen is de
innerlijke ervaring van de christen die in de zorg voor de medemens, in de
uitoefening van het beroep, in het gewone dagelijkse leven, zich verbonden
weet met de verrezen Christus en beseft: “Hij is er en Hij is mijn diepste
vreugde.”
Die innerlijke ervaring is sterk
gebonden aan de leeftijd. “Toen je jong waart deed je zelf je gordel om en
ging je heen waarheen je wilde.” Beter kun je de jongvolwassen leeftijd niet
uittekenen. Ouders en opvoeders weten best hoe moeilijk het is, ja bijna
tegennatuurlijk voor jonge mensen om hen gevoelig te maken voor die andere
aanwezigheid.
Pas met de ouderdom, met de ervaring hoe
afhankelijk we eigenlijk zijn, groeit het besef dat we niet op onszelf
bestaan maar dat we pas leven in verbondenheid.
Dan pas kunnen we groeien van
zelfvertrouwen naar Godsvertrouwen.
Ook in deze eucharistie is het goed de
gewone dingen van het leven te overdenken, er dieper op in te gaan om
uiteindelijk te kunnen zeggen: “Het is de Heer !”
Manu Verhulst.
Pasen 2007 Lc. 24,
1-12.
Als je niet meer content bent met je
uiterlijk, kun je dat nog altijd laten bijwerken in een of ander
beautycenter. En maar hopen dat het lukt ! En als je de spieren wil laten
bijwerken, is er de fitness ruimte of het sportcentrum. Zelfs je
seksualiteit kan behandeld worden. En maar hopen dat het lukt !
En als er iets heel mis gaat in je
lichaam is er de medische wetenschap en de chirurgie. En dan maar hopen dat
het lukt !
Als je het niet meer ziet zitten en ze
staan niet allemaal meer mooi op een rijtje, is er de psychiatrie. En maar
hopen dat het lukt !
En als er in uw gedrag grondig fout
loopt, kom je terecht in het justitiepaleis en in het slechtste geval in de
gevangenis.
Maar allemaal komen we uiteindelijk
terecht in het crematorium of op het kerkhof.
Om het in één woord te zeggen: we zitten
opgesloten in onze menselijke conditie, in onze menselijke beperktheden als
een vogel in een kooi.
We fladderen wel maar we kunnen de
tralies niet verwijderen.
Dat is het verhaal van de mensen die,
ietwat berustend zeggen: je moet het leven nemen zoals het is.
Lijnrecht tegenover dat verhaal staat
het geloof, staat het verhaal van de verrijzenis.
Kijk, zegt het evangelie. Zo mag je de
mens niet bekijken.
Jezus heeft die menselijke conditie
doorleefd, Hij, de gezondene van God, heeft ons bestaan geproefd tot en met
de verwerping en de terechtstelling, tot en met de dood en het graf.
Maar in het verrijzenisverhaal gaat de
boodschap dat de tralies van de kooi worden afgebroken, dat we niet
opgesloten zitten in die fatale menselijke conditie, maar dat de nieuwe mens
mogelijk is.
“Bekleedt u met de nieuwe mens”, zegt
Paulus.
Dat
is meer dan een facelift, meer dan een gezondheidskuur. Hij bedoelt veeleer
een innerlijke vernieuwing: het leven anders durven bekijken, niet blijven
stilstaan bij het gedacht dat de mens een ontwerp is dat altijd onafgewerkt
blijft, maar durven geloven dat het ontwerp tot voltooiing moet komen.
Moesten wij dat woord van Paulus eens ter
harte durven nemen: bekleed u met Christus, de nieuwe mens. Ga in op zijn
vriendschap, weet dat zijn hand op uw schouder rust: “Ik ben verrezen en nog
bij u” en het leven krijgt een ander uitzicht.
Voor een christen zijn de tralies van de
kooi nog niet weg, maar zij zijn transparant geworden. Dat is de reden
waarom we met zoveel ingehouden vreugde alleluia zingen.
Manu Verhulst.
Vierde zondag in de
veertigdagentijd.
Lc. 15, 1-3, 11-32.
“Ik heb gebeden en gebeeweegd en ’t heeft niets
opgeleverd.”
“Ik heb nooit iemand kwaad gedaan en ben er niet naar
beloond.”
“Meneer, het werkt niet. Dus ik geloof niet meer. Zo
simpel is dat.”
En de wereld is weer een verloren zoon rijker. Want
daar gaat het in de parabel over: De jongste zoon vraagt zijn erfdeel. Dat
wil zeggen Vader, voor mij zijt gij allang dood. De jongste zoon heeft de
band met de Vader doorgeknipt. Beeld van een mens die zijn relatie tot God
doorknipt, God dood verklaart.
Hij
neemt zijn erfdeel waarop hij recht heeft: zijn lichaam, zijn leven, zijn
bezit, zijn planeet, alsof het altijd zijn eigendom is geweest, zijn
exclusieve eigendom waar hij zelfbeschikkingsrecht over heeft, en God
moet zich daar niet mee bemoeien.
De parabel is duidelijk: God laat hem doen, Hij gaat er
niet achter. Hij grijpt niet in, ook niet als hij recht in zijn ongeluk
loopt, ook niet als hij zijn erfdeel verknoeit. God mengt zich niet in onze
verhalen. Hij is ook geen passe-partout om onze problemen op te lossen.
De vrijheid van de mens is absoluut en
onvoorwaardelijk.
God zwijgt, God blijft afwezig tot op het moment dat de
mens vanuit zijn honger, vanuit zijn leegte, vanuit zijn wanhoop, vanuit
zijn gevangenschap ‘de weg terug’ inslaat, de weg naar binnen.
Hij staat niet in onze dienst, hij hoeft ons niet te
gehoorzamen. Tot die ontdekking komen we pas als we van hem zijn afgedwaald.
Dan gaat de mens God terug ontdekken niet als een
dépanneur maar als een thuishaven, diegene bij wie we rust vinden. Deze
parabel toont ons het gelaat van God.
Of we nu van God zijn afgedwaald, ofwel Hem trouw
hebben gediend, zoals de oudste zoon, geloven is stilaan tot het inzicht
komen dat wij tegenover Hem koninklijk vrij zijn om Hem te volgen of om Hem
te verlaten. Maar dat ook God koninklijk vrij is, soeverein om ons tot zich
te trekken of niet. Alleen tussen vrije wezens is liefde mogelijk.
Manu Verhulst.
Tweede zondag van de
veertigdagentijd. Cyclus C. Lc. 9, 28-36.
Zondag van de kruisoplegging voor de
vormelingen.
Ze waren al maanden onderweg, trekkers
van het ene dorp naar het andere. Zij sliepen onder de blote hemel, deelden
met mekaar het voedsel. Ze kenden mekaar al door en door, met de kleine
kanten en de plezante trekken: Jezus en zijn gezellen.
En dan op die ene dag wil Jezus een berg
bestijgen. Wat krijgt hij nu ? vroegen zij zich af. Hij neemt drie van zijn
gezellen mee naar boven. Waarom? Vragen zij zich af. Daar woont toch niemand
Daarboven, ver van het lawaai en de
drukte van het leven is het gebeurd. Daar kregen zij een heel andere kijk op
die man. Wat zij dag in dag uit met Hem beleefd hadden werd daar
doorzichtig. Er werd iets zichtbaar van zijn goddelijke oorsprong. Hij had
al dikwijls gesproken van zijn Vader in de hemel. Nu konden zij aanvoelen
hoe nauw hij met die Vader verbonden was.
Dat moeten wij van dit evangelie
onthouden: hoe die Jezus in al zijn gewoonheid, in zijn aardsheid toch zo
hemels was. Het één vloeide over in het andere.
Bij Franciscus was dat ook zo. Dat was
een man van de aarde, hartstochtelijk verliefd op de natuur: op de zon, de
maan, de sterren, de bloemen en de dieren. Maar even hartstochtelijk
verliefd op God. Het één stond niet in tegenspraak met het andere,
integendeel.
De aarde, de natuur was voor hem een
godservaring. Bij ons zou dat ook zo moeten zijn.
Jullie trektocht door het leven is
begonnen. Jullie mogen exploreren en verkennen: in de wetenschap, in de
muziek, in de kunsten, in de sport, in de natuur. Ge kunt er volledig in
opgaan en meer mens bij worden. Tegelijkertijd ontdek je dat je een hoofd,
een hart en handen hebt, helemaal gericht en bestemd voor de anderen, om
dienstbaar te zijn.
Met het vormsel en in de
vormselcatechese vraagt Jezus u: Kom eens mee. Het is als een bergtocht, bij
elke stap zie je iets beter en wordt het gewone leven doorzichtig,
transparant. Je gaat aanvoelen dat dat alles iets te maken heeft met de
Vader in de hemel.
Straks ga je een kruisje ontvangen. Dat
is daar een mooi symbool van. Een kruisje is een verbinding tussen het
horizontale en het verticale. Het ene staat symbool voor alles wat ons bindt
aan de aarde, de hele rijkdom van ons leven met elkaar op deze boeiende
planeet. Het andere staat symbool voor alles wat ons bindt aan God
Het ene kan niet zonder het andere.
Volledig opgaan in het aardse zonder enige binding met God is zo arm. En ook
het omgekeerde is waar: als onze godsdienst niets meer te maken heeft met
het leven van alledag, dan is dat geen godsdienst.
Eerste zondag van de
veertigdagentijd. Lc. 4, 1-13.
In 1962, het is nu 45 jaar geleden,
kregen wij bij het begin van de vasten de opdracht om te preken en een
omhaling te doen om de hongersnood te lenigen in Afrka. Broederlijk Delen
was geboren.
De boodschap was toen heel eenvoudig:
Afrika sterft. De woestijn, de Sahel breidde zich uit naar de bewoonde
gebieden. Oprukkende droogte, ontbossing, erosie, stervend vee en stervende
kinderen. De fatale kringloop van de onderontwikkeling.
Vandaag, 45 jaar later, is de boodschap
van Broederlijk Delen : Afrika leeft. Afrika heeft talent.
Broederlijk Delen deelt geen voedsel meer uit, maar tracht de fatale
kringloop van de onderontwikkeling te doorbreken.
Ontwikkeling staat of valt met het sociale weefsel. Als mensen op
zichzelf zijn aangewezen zijn, zijn ze ten dode opgeschreven. Maar als zich
een sociaal weefsel kan vormen met draden van solidariteit, met een
verenigingsmodel uit hun eigen traditie. Dan is die enkeling sterk geworden.
Dan brengen ze samen stenen aan om
dijkjes te maken zodat het water in het regenseizoen niet meer wegspoelt,
maar opgevangen wordt. Dan kunnen weer bomen geplant worden. Dan gaan ze
graanbanken aanleggen en voorraadkelders graven. Dan komen er kleine spaar
en kredietinstellingen en kunnen ze een minihandel opzetten. Dan kunnen ze
waterputten boren.
Broederlijk Delen is er om hun plannen
te ondersteunen met alle respect voor hun ervaring en hun traditie.
En
tegelijkertijd is Broederlijk Delen actief op wereldschaal met
lobbywerk van specialisten bij de Verenigde Naties en bij de Wereld Handels
Organisatie om daar de besluitvorming af te stemmen op het welzijn van de
mensen in de ontwikkelingslanden.
Te vaak is het in het verleden gebeurd
dat de rijke landen hun voedseloverschotten konden dumpen in Afrikaanse
landen en daar nog een goede stuiver aan verdienden, terwijl ze daardoor
juist de lokale economie ontwrichtten en de plaatselijke boeren hun
motivatie verloren.
Afrika leeft, en tegen die achtergrond
moeten wij onze eigen vastenbeleving bekijken.
Onze geldelijke bijdrage is belangrijk.
Maar onze levensstijl durven toetsen aan de levenskracht van Afrika is
misschien nog belangrijker.
In hoever is ons sociaal weefsel nog
gezond? Hoe zit dat met onze solidariteit ? Kunnen wij nog iets doen voor de
gemeenschap? Waar is onze blijdschap naar toe? En onze leergierigheid ? en
ons uithoudingsvermogen om met beperkte middelen mekaar gelukkig te maken?
Is ons Broederlijk Delen iets meer dan
een geldelijke gift die toch geen zeer doet?
Of
durven wij aan de kant gaan staan van die Jezus in de woestijn met zijn
aparte levensstijl: kunnen gelukkig zijn zonder te bezitten, en kunnen
vertrouwen ook als men zich machteloos voelt. Afrika leeft het ons voor.
Veertigdagentijd is groeien naar dat model.
Manu
Verhulst.
Zevende zondag door het jaar.
Cyclus C. Lc; 6,
27-38.
In Napels heeft de bisschop een
vastenbrief geschreven waarin hij de parochies uitnodigt om in elke kerk een
mand te zetten voor het altaar waarin de jongeren als vastenbeleving, hun
steekmessen kunnen leggen als teken van bekering tot een geweldloze
samenleving. De laatste tijd werden ook daar drie moorden gepleegd onder
jongeren omwille van futiliteiten.
Van natuur uit gaat een jongen geen mes
trekken om een leeftijdsgenoot mee te lijf te gaan. Daar gaat een
geschiedenis aan vooraf.
Zijn
geest en zijn hersenen zijn bewerkt en gevuld met indrukken en theorieën,
Hij heeft gesprekken gevoerd en muziek beluisterd. Men heeft hem laten zien,
ook in gewone tv-journaals, hoe weinig een mensenleven waard is. Men heeft
hem in reclamespots laten aanvoelen hoe belangrijk zijn eigen goestingen wel
zijn en hoe die kost wat kost moeten voldaan worden.
Zinloos geweld komt uit een
voedingsbodem, vraagt een klimaat waarin een agressief egoïsme doorgroeit
tot in het verkeer, tot in de sport, tot op het wereldvlak, in het
internationale gebeuren van terreur en van de strijd tegen terreur.
Dat klimaat van agressie dat begint met
het opsteken van de middenvinger en eindigt met het trekken van een
steekwapen. Dat is de echte ontkerstening in Europa, veel meer dan de
neerdalende trend in de statistieken van de sacramentenpraktijk.
We hebben lang gedacht dat de wereld
meer beschaafd zou worden naarmate de mensen meer ontwikkeld zouden zijn.
Als alle jongens en meisjes tot hun achttien mogen studeren, zullen ze
zoveel verstandiger zijn, dachten wij.
Maar die redenering klopt niet. Er is
een onderscheid tussen geleerdheid en gezindheid. Het is niet omdat iemand
geleerd is dat hij zich ook meer verantwoordelijk voelt.
Al die mensen die op hun veertiende
moesten gaan werken, kregen misschien meer hart voor hun medemens dan
diegenen die wel tot hun achttiende moeten studeren.
Op elk zinloos geweld volgt telkens een
uitgebreide verslaggeving. Er zijn echter twee woordjes die dan nooit worden
uitgesproken: geweten en gebed. Ze zijn taboe, en dat zijn nochtans de
sleutelwoorden om tot een nieuwe cultuur te kunnen komen: de cultuur van de
geweldloosheid.
Een utopie?
Veronderstel even dat dit evangelie
werkelijkheid wordt: een wereld te schoon om waar te zijn. Van agressie naar
tederheid, van koude onverschilligheid naar spontane hulp, van vereenzaming
en zich bedreigd voelen naar een sfeer van vertrouwen en menselijke warmte.
Kijk een voetbalveld zonder kooien, en
zaken kunnen doen zonder de nood aan een zogezegd waterdicht contract, maar
in vertrouwen op elkanders woord.
Manu Verhulst.
Vijfde zondag door het jaar
Cyclus C. Lc. 5,
1-11.
De klimaatorganisatie van de Verenigde
Naties maakt een rapport over de opwarming van de aarde. Zij steken een
waarschuwende vinger op en vragen zich af of onze planeet binnen honderd
jaar nog leefbaar zal zijn.
500 jaar voor Christus gebeurde iets
dergelijks. De Griekse dramaschrijver Aischulos maakte een trilogie over
Prometheus, de titaan die het vuur ging stelen bij de goden op de Olympus om
het aan de mensen te geven.
De mensen gebruikten het vuur om te
smeden, om ijzeren gereedschappen en wapens te maken. De industrialisatie
was begonnen. Maar Prometheus werd daarvoor gestraft door Zeus. Hij werd aan
een rots gekluisterd, vastgebonden in de Kaukasus en elke nacht kwamen
roofvogels aan zijn lever pikken die elke dag weer aangroeide.
De mythe van Prometheus was een
waarschuwing: Pas op dat de vooruitgang van de mens zich niet tegen de mens
keert..
In het evangelie van daareven horen wij
het verhaal van een mens die uit de natuur een meer dan overvloedige
welvaart bovenhaalt. Een toeval? In dit verhaal is het geen toeval maar ligt
de reden van het succes in het motief: “Op uw woord zal ik de netten
uitgooien.”
Een
eenvoudige visser gaat met de natuur om, met Christus als inspiratiebron.
Zou dat onze problematiek ook niet kunnen verhelderen?
De menselijke vooruitgang is geen
kwestie van overmoed en straf zoals in de Griekse mythologie wordt
voorgesteld. Het is een proces van mens worden. En dat proces begint met een
groot besef van kleinheid. “Ga weg,” zegt Petrus, “want ik ben een zondig
mens.”
Ook in de problematiek van de opwarming
van de aarde moeten we beseffen dat we kleine, ja zondige wezens zijn die
met ons kortzichtig egoïsme dat proces van menswording kunnen dwarsbomen.
Maar dat is voor Jezus geen beletsel om
te zeggen: Wees niet bevreesd, gij zult mensen opvangen, redden. Hij dacht
daarbij niet aan de opwarming van de aarde, aan tropische stormen en
overstromingen.
Hij bedoelde: gij zult mensen opvangen,
redden uit een zinloos bestaan. Maar misschien heeft het één heel veel te
maken met het ander en zullen we vanuit een geloof in God met meer
verantwoordelijkheid de problemen van de planeet kunnen aanpakken.
Aischulos schreef een trilogie over
Prometheus: Het eerste stuk gaat over Prometheus die het vuur steelt. Het
tweede over de geboeide, gekluisterde Prometheus. Maar het derde deel: “De
bevrijde Prometheus” is verloren gegaan. We zullen nooit weten wat er in
stond.
Misschien is het de opdracht van vandaag
om de bevrijde Prometheus op de scène van onze planeet in werkelijkheid op
te voeren. Dan zullen wij dat andere evangeliewoord verstaan waar Jezus
zegt: “Vuur ben ik komen brengen op de wereld en wat verlang ik anders dan
dat het zou branden.”
Manu Verhulst.
VIERDE ZONDAG DOOR
HET JAAR Cyclus C.
Lc. 4, 21-30.
Hoe kun je in de topsport zonder doping als iedereen
rondom u wel doping gebruikt?
Hoe kun je als zakenman eerlijk blijven zakendoen, als
al uw concurrenten het niet zo nauw nemen?
Hoe kun je trouw blijven en voor je gezin kiezen als je
in een wereld leeft waarin de vrije liefde letterlijk geafficheerd wordt ?
Soms overvalt je als christen het gevoel: ben ik nu van
een andere planeet?
De vraag is: hoe kun je als christen overleven in een
wereld waarin alle normen vervagen, in een samenleving die het christendom
nog enkel een protocollaire functie toedenkt.
Jezus heeft van bij de aanvang deze ervaring
meegemaakt.
Hij komt in zijn geboortestad. Wordt vriendelijk
ontvangen, zelfs gevierd, maar dan botst Hij op een muur van
kortzichtigheid, wordt hij ingesloten door mensen die Hem willen misbruiken
voor hun eigen kleine dorpspolitiek.
Het hartelijk onthaal van het begin slaat om in een
regelrechte doodsbedreiging. Zij willen Hem van de rots stoten maar Hij ging
midden tussen hen door en vertrok.
Het geheim van die sterke persoonlijkheid heeft Hij
verder in het evangelie eens onthult waar Hij zegt: “Hij die mij gezonden
heeft, is altijd bij mij. Hij laat mij nooit alleen.” Dat was zijn sterkte.
Als een christen vandaag ingesloten wordt door
decadentie en door een verstikkende corruptie. Als een christen vandaag te
maken heeft met een onverantwoorde normvervaging, mag hij zich beroepen op
hetzelfde geheim : “Hij die mij gezonden heeft, is altijd bij mij. Hij laat
mij nooit alleen.”
Kun je als christen overleven in deze wereld ?
Ik vermoed van wel. Net als Christus gaan we midden
tussen hen door.
Toen was er niemand die Hem persoonlijk durfde te lijf
gaan. Zij voelde zich wel overmoedig in de grote groep, maar als enkeling
heel kleinmoedig.
En dat is verstaanbaar. Meedoen aan normvervaging en
corruptie is niet moeilijk. Veronderstelt zelfs geen persoonlijke
overtuiging, integendeel: juist een gebrek aan overtuiging. Tegenover zo’n
mensen kun je beter eenvoudig jezelf blijven.
Manu Verhulst.
Derde zondag door het jaar.
Cyclus C. Lc. 1, 1-4 ; 4, 14-21.
In dit stukje evangelie staan we aan de wieg van het
christendom. Een jonge rabbi uit Nazareth die van zich laat horen, komt aan zijn
stadsgenoten uitleggen wat Hij van plan is.
Met een paar zinnen uit de profeet Jesaja tekent Jezus zijn
zending uit. Het is zijn manifest.
Opvallend hierbij is dat het geen moraliserende preek is.
Er zit geen enkel verwijt in naar zijn toehoorders toe, geen beschuldiging, het
is geen donderpreek, zelfs geen de minste aansporing om de religieuze wetten
beter te onderhouden. Er zit ook geen dreiging in met komende rampen.
Integendeel: het is een blijde boodschap uitgesproken in de
kracht van de Geest: Ik ben gedreven om jullie gelukkig te maken, opdat jullie
volop mens zou kunnen worden in vrijheid en in welstand. Daartoe ben Ik gezalfd.
Wij staan nu 2000 jaar verder.
Moesten wij eens kunnen terugkeren naar de eenvoud van die
oorspronkelijke boodschap.
Dan zouden al die twistpunten tussen de verschillende
belijdenissen op slag verdwijnen.
En al die mensen die zich nu van de kerk afkeren, zouden
zich wellicht bedenken.
De meeste van die mensen denken zien de kerk als een
instituut dat alleen maar verplichtingen oplegt en sacramenten uitdeelt. En daar
zijn zij nu juist allergisch voor. Zij hebben die menselijke tussenkomst niet
nodig om schoon mens te worden, of om naar God te gaan.
Maar wat
zij wel nodig hebben is de aanzet en de bemoediging om volop mens te worden, om
samen aan geluk te bouwen voor iedere mens op de wereld. Daar ligt de
uitdaging voor de kerk.
Er is vandaag niet zozeer een tekort aan priesters. Er is
vooral een tekort aan blijde boodschap.
Manu Verhulst.
OPENBARING VAN DE HEER
Cyclus C.
Mt. 2, 1-12.
De reclamegolf van de laatste weken heeft
ons weer laten zien wat er allemaal op de markt is aan nieuwigheden. Vooral in
de sector van de elektronica komt er elke dag iets nieuws uit, steeds kleiner,
steeds lichter en steeds ingewikkelder ook. Zozeer dat sommige zeggen: ‘Ik kan
niet meer mee. Voor mij is ‘t genoeg’ Zij gaan aan de kant staan en voelen zich
elke dag voorbijgestoken.
Soms bekruipt ons inderdaad de gedachte:
laat de vooruitgang nu maar eens stoppen voor een tijd, geef ons de kans om bij
te benen. Maar stoppen is nu juist onmogelijk. Het ligt in de natuur van de mens
om niet te rusten maar steeds verder en verder de weg in te slaan van de
vooruitgang. Er staat geen grens op. In tegendeel, er zullen altijd geleerden
zijn die de grenzen verleggen.
De drie
wijzen uit het evangelie, - zij zijn wellicht ontsproten aan de fantasie van de
evangelist - zijn mensen die de sterren observeren en daar conclusies uit
trekken. Dat was in die tijd spitstechnologie, zij staan symbool voor de
superintelligentsia.
De evangelist laat hen de omweg maken naar
Herodes, de politieke macht. Kijk, zegt hij, als de wetenschap naar de politiek
toegaat wordt het gevaarlijk op de wereld. Want wetenschap kan een werktuig
worden in de handen van de machthebber, ten nadele van het kind, ten nadele van
de weerloze mens. Elke uitvinding tot op onze dagen wordt nog altijd eerst
militair benut en militair uitgebuit.
De boodschap van het evangelie is duidelijk:
Keer niet terug naar Herodes. Laat de machthebber links liggen.
Wetenschappelijke vooruitgang moet zich autonoom kunnen ontwikkelen enkel en
alleen gericht op het geluk van mensen.
Dat zal echter nog niet voor morgen zijn:
wetenschap moet nog altijd dienen om militair en economisch sterk te staan.
Kennis is macht.
In een zekere zin is dat ook zo onder ons.
Kennis is macht. Meer en meer komt er een kloof in de samenleving tussen de
mensen die mee zijn en diegene die aan de kant staan.
Christenen zouden die kloof moeten dichten.
Vooruitgang kan maar menselijk gelukkig maken als iedereen er kan van genieten
De drie wijzen aanbaden het kind, boden het
geschenken aan: goud, mirre, en wierook. Een utopisch beeld: de menselijke
intelligentsia die neerknielt, die beseft dat er een wonder is dat haar
overstijgt, waaraan zij schatplichtig is.
Het goud is haar economische macht, de mirre
is haar impact op de ecologie en de wierook is haar faam en haar glorie.
Eigenlijk heeft zij dat alles niet aan zichzelf te danken maar aan Diegene die
zich uitleeft in sterren maar vooral in mensen.
Manu Verhulst.
Feest van de H. Familie.
Als één of andere diersoort bedreigd is zal het wereld
natuurfonds een campagne opzetten. Een neushoorn of een Bengaalse tijger mag
niet uitsterven, wordt zorgvuldig beschermd..
Maar als mensen bedreigd worden in hun bestaan, soms
hele volken, zoals in Darfour, dan zit er voor die mensen niets anders op
dan hun enkele schamele bezittingen in te pakken - als ze tenminste die kans
krijgen - en op de vlucht te slaan. Van op dat ogenblik zijn zij aangewezen
op schaarse voedsel en waterbedelingen en, als ’t lukt, een onderkomen in
vluchtelingenkampen.
Vader, moeder en kinderen zijn op mekaar aangewezen en
zullen mekaar niet loslaten. In die omstandigheden ontstaat een sterk
familiaal gevoel tot het heldhaftige toe.
Er zijn ook vluchtelingen die niet bedreigd zijn.
Mensen die op de vlucht zijn voor zichzelf. Zij
vluchten in één of andere verslaving, zij vluchten van huis weg, in een
nieuwe relatie.
De vlucht voor zichzelf kent vele varianten, met
hetzelfde kenmerk: “Laat mij gerust.” tot het egoïstische toe, in staat om
de ander te laten vallen.
De kinderen zijn daarbij de eerste slachtoffers. Zij
worden er verdrietig van of opstandig: depressief of agressief of allebei.
Soms voor de rest van hun leven.
Een mens die op de vlucht is voor zichzelf is eigenlijk
op de vlucht voor God. Als we mekaar niet kunnen verdragen, kunnen we ook
God niet verdragen. Thuiskomen bij God is thuiskomen in de diep menselijke
betekenis van het woord.
Als christenen krijgen wij vandaag de boodschap mee:
Herodes is al lang dood. Keer naar huis weer.
Het is tijd om mekaar te zien met nieuwe ogen en met
een nieuw hart tot mekaar in te gaan. Echt thuiskomen na een kleine of grote
vlucht van huis weg, zou wel eens het mooiste eindejaarsgeschenk kunnen
zijn.
Manu Verhulst.
KERSTMIS
Cyclus C, 2006-12-22
Joh. 1, 1-5, 9-14.
Johannes doet zijn kerstverhaal op een
heel andere manier dan Lukas. Lukas schildert het gebeuren met een stal, met
herders en engelen en drie wijzen.
Johannes gaat naar de kern van de zaak,
zonder al die schilderachtige bijkomstigheden van een volkstelling met de
volle herbergen. Johannes gaat er veel dieper op in.
De geboorte van Jezus heeft iets te
maken met de schepping, zegt Johannes. Hij begint zijn verhaal trouwens met
dezelfde woorden waarmee het scheppingsverhaal begint: “In den beginne…”
De aanvang van de schepping ziet hij als
een woord, een heel onstoffelijk iets, een communicatie in een ijle ruimte
dat het ontstaan geeft aan het licht, het leven, de mensen, het bewustzijn.
Een woord dat uit God voortkomt, is ingegeven door een grote liefde.
Het is datzelfde scheppingswoord, die
communicatie van God, met al de liefde die er achter zit, dat scheppende
woord van God is vlees geworden, zegt Johannes. De scheppende God, die zich
uitleeft in de explosie van de kosmos, zal zichtbaar en genietbaar worden in
het leven en ook in het sterven van een jongen, van een mensenzoon.
Hij heeft onder ons gewoond, Hij wordt
zichtbaar als één der onzen. heeft ons een boodschap gegeven, heeft ons
metterdaad getoond wat we voor mekaar kunnen betekenen, hoe we mekaar kunnen
genezen, kunnen weldoen, kunnen vergeven.
Hij was gelijk een licht op onze weg,
sterker dan het licht van de eerste dag, zegt Johannes, maar hij voegt er
onmiddellijk bij: “Maar de wereld erkende hem niet. Hij kwam in het zijne,
maar de zijnen aanvaardden Hem niet.”
Ook vandaag zal de wereld kerstmis
vieren in een overdaad aan consumptie. Kerstmis is gecommercialiseerd tot in
het wansmakelijke. In feite keert de wereld na twee duizend jaar terug naar
het oorspronkelijke, heidense feest van de zonnewende. “De wereld erkende
hem niet. Hij kwam in het zijne maar de zijnen aanvaardden hem niet.” In die
woorden ligt heel de tragiek uitgedrukt van onze geschiedenis, van ons
gebroken bestaan, van al het leed en van al het bloed dat onze aarde kleurt.
“Aan allen die Hem wel aanvaarden, aan
allen die in hem geloven gaf Hij het vermogen om kinderen van God te
worden.”
Dat is het kerstgeschenk van God. “Je
bent als mijn bloedeigen kinderen”
In alle andere godsdiensten moet de mens
heel wat verplichtingen volbrengen om dichter bij God te komen. In het
christendom is het God zelf die naar de mens toe komt.
Laat dit besef tot je doordringen en dan
weet je dat je niet overgeleverd bent aan het toeval. Maar dat je bemind
wordt door de Nabije. Dan groeit het vertrouwen in de toekomst, in de mensen
en in jezelf. Als je gelooft, ben je nooit meer alleen. Een mooier
kerstgeschenk kunnen we ons niet dromen.
Manu Verhulst.
Vierde Zondag van de
Advent. Lc. 1,
39-45.
Er zitten lentekriebels in het evangelie van vandaag:
een jonge vrouw in blijde verwachting die in het bergland van Juda op weg is
naar een andere vrouw in verwachting.
Het is een lentetafereel dat ons in volle winter
uitnodigt om in haar spoor ook naar het bergland te trekken. Weg uit de
banaliteit, weg uit de oppervlakkigheid naar het hoogland van de geest, met
een nieuwe aandacht voor het nieuwe en het onverwachte van Gods komst in ons
leven.
We zijn te veel begaan met onszelf, daar komt veel
miserie uit voort. In het spoor van Maria zullen wij ons vrijmaken uit de
zwaartekracht van het egoïsme, niet meer opgesloten blijven in onszelf, maar
open staan voor elke mens op onze weg. Steeds op weg naar de andere.
Dan zouden we ondervinden dat het Kind aanwezig is in
de schoot van ons leven… God in ons midden, God in ons leven.
Nog voor de geboorte van Jezus is zijn aanwezigheid al
oorzaak van blijdschap.
“Zalig zij die geloofd heeft.” De wondere link tussen
geloof en geluk. Geen goedkoop geluk, geen kwestie van chance hebben, maar
wel van een sterke levensmoed die vooral aan de oppervlakte komt bij groot
verdriet als we iets of iemand of onszelf moeten loslaten. Dan gaat men maar
beseffen wat dat geloof in ons leven kan uitrichten.
Op deze dag, vlak voor kerstmis, zijn wij een beetje
zoals Maria, mensen in verwachting op weg naar mekaar.
God laten geboren worden in ons leven is pas ten volle
leven, is beseffen dat elk ogenblik een kostbaar iets is, een geschenk van
Iemand die ons ten diepste liefheeft.
Laat ons in deze eucharistie God danken voor het wonder
van elke dag die Hij ons geeft.
Manu Verhulst.
Derde zondag van de advent
2006
Lc. 3, 10-18.
“Alstublieft, om de liefde Gods” dit smeekwoord is nog een verre echo van de
tijd toen elke vorm van liefdadigheid aan een godsdienstig gevoelen
gekoppeld werd.
Eeuwenlang was de armenzorg een
monopolie van de kerk.
Napoleon zou daar voor het eerst
verandering in brengen: armenzorg werd openbare onderstand, werd een
instituut
Van dan af zou liefdadigheid zich
geleidelijk losweken uit kerkelijke invloed of kerkelijke bevoogding.
Na de tweede wereldoorlog zou de sociale
zekerheid de armoede aanpakken bij de wortel: ziekte, invaliditeit of
werkloosheid mochten geen oorzaak zijn van armoede. Verplichte solidariteit
zou dat verhinderen.
Nu is elke vorm van kansarmoede of
discriminatie een zaak die een politieke oplossing vraagt. In theorie zou er
dus geen armoede in ons land mogen bestaan.
Maar ondanks de stijgende welvaart,
stijgt ook het aantal mensen dat onder de armoedegrens terechtkomt. Verleden
jaar moesten 104.000 mensen beroep doen op voedselpakketten.
Als belangrijke oorzaak wijst men naar
de reclame en de agressieve verkoopstechnieken met gemakkelijk krediet er
bovenop. De echtscheidingen die vaak vechtscheidingen worden zijn ook vaak
oorzaak van armoede.
“Armen heb je altijd bij u” zegt het evangelie. Maar de tijd dat men zijn
mantel in tweeën kon delen zoals Sint Maarten, is voorbij. Gelukkig
maar, armoede is een onrecht. Elementaire welvaart moet niet afgebedeld
worden. Iedere mens heeft er recht op. De aalmoes is de meest vernederende
oplossing van een sociale nood. Als een arme de hand moet uitsteken krijgt
hij er de vernedering gratis bij. Zo wordt hij twee keer arm.
Vandaar dat de christelijke gemeenschap
zegt: laat ons samen de armoede aanpakken.
Welzijnszorg pakt de armoede structureel
aan, met alle respect voor de menselijke waardigheid.
Dit jaar gaat uw steun naar 150
zorgvuldig uitgekozen armoedeprojecten in Vlaanderen en Brussel. Het is een
eigentijdse en doeltreffende manier om de boodschap van het evangelie te
verstaan en in daden om te zetten.
Wij stellen immers nog dezelfde vragen
als de mensen die naar Johannes kwamen luisteren: “Zeg ons,wat moeten wij
doen? Maak het eens heel concreet.”
Het is opvallend dat Johannes de Doper
geen buitensporige dingen vraagt. Hij is zelfs heel zakelijk: doen wat je
moet doen. Vandaag zou hij antwoorden: Betaal uw belastingen. Wat je daarin
achterhoudt is geld dat aan de gemeenschap toebehoort. Het is niet fair van
eerst de trukkendoos boven te halen om zoveel mogelijk belastingen te
ontduiken om dan met een middeleeuws gebaar een aalmoes te geven.
En ten tweede: In uw beroepsleven liggen
zoveel kansen om mensen te helpen als je een bijzondere aandacht hebt voor
de minste, de ongeletterde, de arme. Grijp die kansen en geef hen een
voorkeursbehandeling. Ge kunt niet geloven hoeveel mensen je op die manier
gelukkig kunt maken.
Manu Verhulst.
Eerste Zondag van de Advent
Cyclus C.
2006-12-01
Lc. 21, 25-28, 34-36.
“We moeten van niets meer verschieten” …
En dan bedoelen we dat het nieuwe,
alledaags is geworden. Dat maakt deze tijd ook zo boeiend !
We leven in een tijdsgewricht dat je zou
kunnen vergelijken met een soep die het kookpunt bereikt. Wat zien we dan
gebeuren?
De hele massa komt in beweging, wat van
onder ligt komt aan de oppervlakte.
Alles wordt dooreen gemengd, zonder
onderscheid van gewicht of volume.
Het wordt letterlijk één soep, maar het
resultaat is bijzonder. De aroma’s komen vrij, de maaltijd kan beginnen.
Zo is het ook met de tijd die wij
beleven. Als in een soep die haar kookpunt bereikt komt alles naar boven.
Alles komt aan de oppervlakte: in de wetenschap geeft de stof haar geheimen
prijs. Elke dag is een verrassing.
In de media komen corruptie en
schandalen aan het licht.
Ook
onder mekaar is de preutsheid verdwenen. Kinderen worden van jongs af
vertrouwd met alle geheimen van het leven.
Als de soep kookt wordt alles door
mekaar gemengd. De grenzen vallen weg, de grenzen tussen continenten, tussen
blank en zwart, tussen gelovig en anders of niet gelovig. Grenzen vervagen,
ook de grenzen tussen plicht en plezier, tussen goed en kwaad.
Als de soep kookt, komen de aroma’s
vrij: de geur van de vrijheid, de geur van een toekomst waarin alles
mogelijk wordt.
Welnu, zegt het evangelie, als je dat
alles ziet gebeuren, richt u dan op en word wakker !
Jij die gelovig bent; Wees waakzaam. Dat
wil zeggen: jij die bezorgd bent voor de andere, je moet ervan wakker liggen
dat het de goede kant uit gaat.
We leven wel tussen de wonderen van de
vooruitgang, maar de waanzin van de barbaarsheid is nooit veraf.
Ook al schijnt God bij dit alles
afwezig, uw verlossing komt nabij.
Je mag niet opgaan in de roes van de
vooruitgang, en je mag niet oververhit geraken om alles te willen meemaken.
Vergeet bij dit alles niet van te
bidden. Deze tijd heeft de aroma nodig van het gebed.
Groei naar binnen om stand te kunnen
houden voor het aangezicht van de mensenzoon.
Manu Verhulst
OPENBARING
VAN DE HEER (Cyclus
C. Mt. 2, 1-12.)
De
reclamegolf van de laatste weken heeft ons weer laten zien wat er allemaal op
de markt is aan nieuwigheden. Vooral in de sector van de elektronica komt er
elke dag iets nieuws uit, steeds kleiner, steeds lichter en steeds
ingewikkelder ook. Zozeer dat sommige zeggen: ‘Ik kan niet meer mee. Voor
mij is ‘t genoeg’ Zij gaan aan de kant staan en voelen zich elke dag
voorbijgestoken.
Soms
bekruipt ons inderdaad de gedachte: laat de vooruitgang nu maar eens stoppen
voor een tijd, geef ons de kans om bij te benen. Maar stoppen is nu juist
onmogelijk. Het ligt in de natuur van de mens om niet te rusten maar steeds
verder en verder de weg in te slaan van de vooruitgang. Er staat geen grens
op. In tegendeel, er zullen altijd geleerden zijn die de grenzen verleggen.
De
drie wijzen uit het evangelie, - zij zijn wellicht ontsproten aan de fantasie
van de evangelist - zijn mensen
die de sterren observeren en daar conclusies uit trekken. Dat was in die tijd
spitstechnologie, zij staan symbool voor de superintelligentsia.
De
evangelist laat hen de omweg maken naar Herodes, de politieke macht. Kijk,
zegt hij, als de wetenschap naar de politiek toegaat wordt het gevaarlijk op
de wereld. Want wetenschap kan een werktuig worden in de handen van de
machthebber, ten nadele van het kind, ten nadele van de weerloze mens. Elke
uitvinding tot op onze dagen wordt nog altijd eerst militair benut en militair
uitgebuit.
De
boodschap van het evangelie is duidelijk: Keer niet terug naar Herodes. Laat
de machthebber links liggen. Wetenschappelijke vooruitgang moet zich autonoom
kunnen ontwikkelen enkel en alleen gericht op het geluk van mensen.
Dat
zal echter nog niet voor morgen zijn: wetenschap moet nog altijd dienen om
militair en economisch sterk te staan. Kennis is macht.
In
een zekere zin is dat ook zo onder ons. Kennis is macht. Meer en meer komt er
een kloof in de samenleving tussen de mensen die mee zijn en diegene die aan
de kant staan.
Christenen
zouden die kloof moeten dichten. Vooruitgang kan maar menselijk gelukkig maken
als iedereen er kan van genieten.
De
drie wijzen aanbaden het kind, boden het geschenken aan: goud, mirre, en
wierook. Een utopisch beeld: de menselijke intelligentsia die neerknielt, die
beseft dat er een wonder is dat haar overstijgt, waaraan zij schatplichtig is.
Het
goud is haar economische macht, de mirre is haar impact op de ecologie en de
wierook is haar faam en haar glorie. Eigenlijk heeft zij dat alles niet aan
zichzelf te danken maar aan Diegene die zich uitleeft in sterren maar vooral
in mensen.
Manu Verhulst.
‘Er
zullen tekenen zijn aan zon, maan en sterren… ‘
Was
dit maar zo dan zou het een reuzetijd zijn voor de astronomen om die
verschijnselen te bestuderen. Maar het evangelie is geen boek over astronomie,
wel over menselijk geluk en menselijk samenleven. Het zegt ons niet wat
ons te wachten staat, wel waar het op aan komt en zo’n boodschap geldt voor
mensen van alle tijden.
Wat
zijn dan de alarmerende tekenen van deze tijd ?
Is
dat de ontwrichting van het gezin ?
Alle
vormen van sexualiteit en van menselijk samenleven worden opgehemeld behalve het
engagement en een trouw voor het leven. Het normale gezin wordt afgeschilderd
als hopeloos verouderd en oerconservatief.
Is
dat de eenzijdig opgeklopte vrijheid van het individu ? De vrije beslissing
over abortus, over euthanasie, over het gebruik van drugs. Is het nu :
anders gaan leven of anders gaan sterven ?
Alles
kan, alles mag en liefst nog voor de camera, behalve iets wat edel is, wat
zelfopoffering vraagt.
Zijn
dat de tekenen vandaag die ons moesten verontrusten ?
Of
is dat het groeiend aantal zelfmoorden, of het groeiend aantal kinderen dat
psychiatrische begeleiding nodig heeft ?
‘De
mensen zullen het besterven van schrik’ zegt het evangelie. Dat blijkt dus
niet waar te zijn. Integendeel, we zijn er aan gewoon geraakt. Ne mens geraakt
aan alles gewoon. We leggen er ons gewoon bij neer. Onze geest is afgestompt op
dat vlak. Op den duur gaan we het abnormale normaal vinden. En de uitzondering
wordt de norm.
Laat
dit dan de boodschap zijn van deze eerste adventszondag :
‘Richt
u dan op en heft uw hoofden omhoog.’ Wij moeten er van bewust zijn dat we als
christen leven vanuit een andere inspiratie. Dat we onze eigen weg mogen gaan.
Maar
dat gaat niet zonder een intense omgang met God. ‘Weest daarom altijd waakzaam
en bidt’ zegt het evangelie. Een kritische kijk op de verschijnselen van deze
tijd moet gepaard gaan met een kijk vanuit een intieme omgang met God. Dan
zullen we ook oog hebben voor de hoopvolle tekenen. De sinjalen dat het Rijk
Gods groeiende is Telkens kleine mensen hun wereld wat menselijker maken, door
hun vrijwillige inzet voor mekaar, door hun levensmoed en door hun vergeving.
Advent
is midden in de nacht, geloven in de morgen.
Manu
Verhulst
De
sterren zullen wel niet van de hemel vallen. Daar zijn we wel heel gerust in.
De
bedreiging zit niet in de natuurelementen. Maar wat de mens er mee doet, dat
is de bedreiging.
Sinds
Robert Oppenheimer de atoombom tot leven riep is, naar zijn eigen zeggen, de
wereld nooit meer zoals voorheen en zal ook nooit meer zijn als voorheen.
Die
wapenwedloop gaat nog altijd verder. Hij is zelfs nog ondoorzichtiger
geworden. Hoe zien de massavernietigingswapens er vandaag uit? Zijn ze
nucleair, zijn ze chemisch of biologisch?
We
zijn bang omdat we ze niet kennen en omdat we de bezitters niet vertrouwen.
Zijn ze in handen van politieke machthebbers of van terroristen? Worden ze
betaald met belastinggeld of met druggeld?
Onze
planeet is niet meer de veiligste plek in het heelal. Dat is het wat het
evangelie vandaag ons in beeldrijke taal wil duidelijk maken.
Maar
tegelijk zit er een boodschap in voor elke leerling van Jezus, voor elke
gelovige mens.
Laat
uw geest niet afstompen door beroezing of totale onverschilligheid. Heft uw
hoofd omhoog. Wees waakzaam want voor u is een taak weggelegd.
Gij
moet werken aan een stad van vrede. Hier en nu, vlakbij in de dagelijkse
realiteit. Door uw lieve zorg voor elkaar, door uw belangstelling voor elkaar,
van jong voor oud en van oud voor jong.
Zo
weef je voortdurend een draad in dat sociale weefsel dat mensen aan elkander
bindt en een warm deken vormt dat beschutting biedt tegen alle koude,
negatieve invloeden.
Die
dagelijkse omgang is niet alledaags, die heeft eeuwigheidswaarde.
Werken
aan de stad van vrede begint op een klein plekje: de tafel. Maaltijd houden
met en voor elkander schept een band tussen mensen die door niets te vervangen
is. In onze samenleving wordt voeding zo geïndustrialiseerd en
gecommercialiseerd dat de familiemaaltijd in de verdrukking komt.
Het
wordt tijd dat we die in ere herstellen, zeker op zondag. Dat is ook advent
beleven.
Samen
maaltijd houden is een remedie tegen de angst die onderhuids en heimelijk onze
levensvreugde aantast.
Manu Verhulst.
Gewoonlijk
blijft het potje gedekt, maar soms gaat het deksel er even af en mogen we
allemaal eens ruiken. En dan zeggen we: ’t stinkt.
Het
assisenproces over de moord op Cools (en straks komt Dutroux er aan), is
zo’n moment dat het deksel wordt opgelicht.
Dan
krijgen wij lucht van onze samenleving. Naar wat riekt het? Wat is de
grondtoon, de teneur? Het ruikt naar ongeloof in de meest brede betekenis van
het woord.
We
geloven niet meer in justitie, we geloven zelfs niet meer in de instellingen
die ons een rechtszekerheid moeten geven.
We
geloven niet meer in de jeugd. “Geef ze allemaal 3 euro reductie op de pil
en dat ze hun plan trekken.”
Eigenlijk
geloven we niet meer in de mens, geloven niet meer in het leven. Vandaar het
gemak waarmee men in dit land euthanasie legaliseert en tot zelfmoord
overgaat.
Een
ongelovige was vroeger iemand die geloofde in de mens. Dat was een humanist,
daar kon je mee praten. Nu is een ongelovige iemand die zijn schouders
ophaalt.
Dat
is onze woestijn, ons arm Vlaanderen.
In
die stem klinkt de roep van Johannes: “doe iets!” Wees een baanbreker!
Trekt de weg recht en geloof dat de liefde sterker is dan ontgoocheling,
sterker dan ongeloof
Johannes
was een woestijnbloem. Na een regenval gaat de woestijn bloeien. De
woestijnflora is merkwaardig : fel en met hevige kleuren, heel kort maar
voldoende om zaad te vormen en zich voort te planten.
Dat
is een beeld van de gelovige in deze maatschappij: liefhebben, fel en hevig en
zo iets rechttrekken van wat is verdord en versteend door allerlei
ontgoocheling.
Godsdienst
is niet bijkomstig, het zou wel eens het zout kunnen zijn, dat het bederf kan
weren en belet dat het potje gaat stinken.
Manu Verhulst.
Een
wissel trekken is een klein manoever met heel grote gevolgen. Want als een
wissel getrokken wordt, gaat een trein een totaal andere richting uit, komt in
een totaal ander landschap terecht en zal op een totaal andere bestemming
aankomen.
Wie
de wissel getrokken heeft, weet ik niet maar de trein van onze samenleving is de
laatste decennia in een totaal ander landschap terechtgekomen, heeft een nieuwe
bocht genomen en zal allicht op een andere bestemming aankomen.
We zijn in een landschap terechtgekomen waarin het klassieke Godsbeeld in
vraag wordt gesteld, wegdeemstert, geleidelijk overbodig wordt en tenslotte
wordt afgeschreven.
Voor
heel veel mensen mag God met vervroegd pensioen.
Het
is niet de eerste keer dat een dergelijke wissel werd getrokken. In 1789, met de
franse revolutie heeft men dat ook gedaan, in de Notre Dame werd de déesse
raison geïnstalleerd. Met de rode revolutie in 1917,
met de stichting van de sovjet republieken heeft men diezelfde wissel
getrokken Het atheïsme werd een verplicht leervak. Vandaag trekt men dezelfde
wissel, echter zonder revolutie, heel geleidelijk, bijna onmerkbaar.maar wel
doordacht en over heel de westerse wereld. Zonder militair ingrijpen maar met de
hele ambiance van alles at met cultuur en levensgevoel te maken heeft met alle
steun van de media.
We gaan naar een
samenleving zonder God. Dat het Te Deum moet vervangen worden door een profane
plechtigheid, dat de diplomatieke status van het Vaticaan in vraag wordt
gesteld, zijn onbelangrijke details. Het gaat veel dieper. Men wil mensen
die kiemvrij zijn van elk godsdienstig gevoelen. De wissel is getrokken.
Als gelovigen staan we voor die uitdaging.
Op
het spoor van de tijd is geen terugkeer mogelijk. Ook de stille revolutie van
het ongeloof kan een uitdaging, kan een loutering zijn. Een kans om ons
geloof te herbronnen naar de innerlijkheid. De trein van de samenleving kan dan
al een andere richting uitgaan. In ons eigen hart moeten we de weg rechttrekken,
mogen wij de zoektocht naar God niet opgeven. We leven in advent, in het donker
van deze tijd gaan we op zoek naar het licht gelaat van Gods gelaat.
Manu
Verhulst.
De
lente is al zichtbaar. Kijk eens naar de magnolia, betast de knoppen. De bloemen
zitten al gereed. De lente kondigt zich al aan nog voor de winter begonnen is.
Dat
is advent. De knoppen van het Rijk Gods zijn al zichtbaar, onopvallend en
bescheiden maar zij zijn er. Ge kunt ze bekijken en betasten overal waar
christenen, in de kracht van hun doopsel en hun vormsel, zich zorgend opstellen
voor hun medemensen.
Zich
bekeren tot het Rijk Gods is op de eerste plaats die zorg, die hartelijke en
gemeende zorg voor zwakkeren, voor mensen in verdriet, in vereenzaming, in
moeilijkheden, voor mensen op zoek naar de zin van het leven, voor mensen in
tegenslag die gewoon vragen naar een klankbord, naar iemand die luistert.
Men
heeft dat met een mooi woord omschreven als mantelzorg. Een ander mens bedekken
met zijn mantel, met zijn pallium. Een palliatieve levenshouding maar dan in de
brede zin van het woord.
De
uitoefening van zijn beroep is daar een uitstekende kans voor. Daar meer in zien
dan geld verdienen maar oog hebben voor de verantwoordelijkheid die dat beroep
meebrengt. Zorg voor de medemens kan in ieder beroep aan bod komen. Het is niet
ieder voor zich, het is niet : ieder moet zijn plan maar trekken. Mensen
moeten voor mekaar zorgen. In het gezin is dat trouwens niet anders.
Mensen
die zorg dragen voor anderen, die zo ingesteld zijn, kunnen mekaar vinden als
gemeenschap die op zoek gaat naar de diepere bezieling van hun zorg, een
gemeenschap die zingt en bidt en stil wordt, zo dat Gods zegen even voelbaar
wordt.
Dat
zijn de knoppen van advent. Heel klein en bescheiden maar sterker dan we
vermoeden. Zij verwijzen naar dat ingrijpend proces dat in onze kerk bezig is.
We
evolueren van gehoorzame christenen naar verantwoordelijke christenen. Een
gehoorzaam mens voert uit, probeert secuur en nauwgezet de voorschriften
te vervullen. Maar een verantwoordelijke mens kijkt om zich heen en ontdekt zelf
wat hem of haar als christen te doen staat.
Dat
is de grote en positieve verandering in ons kerkgebeuren, dat christenen niet
meer gehoorzaam zijn maar zich, de gehoorzaamheid voorbij, verantwoordelijk
voelen voor hun medemens en voor hun kerkgemeenschap.
Zich
bekeren tot dat Rijk van God moet zich nog voltrekken in een winterse wereld,
waar de lente nog niet zichtbaar is. Een wereld die stikt in haar rijkdom en een
andere wereld waarin mensen creperen, een wereld zonder genade en zonder
vergeving, de wereld van de vereffening en van de wraak. Een wereld die haar
geschiedenis nog altijd schrijft met puin en bloed, een wereld waarin
gerechtigheid geschiedt gelijk in een western film met schietgrage cowboys.
De
knoppen van de magnolia zullen wel vanzelf openspringen en in bloei komen. De
knoppen van het Rijk Gods die de lente aankondigen zullen niet vanzelf
openbloeien. Daarvoor zijn mensen nodig die zich bekeren tot het Rijk Gods, die
geloven en blijven geloven dat goedheid het wint van de haat.
Als
we dat geloof gestalte geven in de kleine dingen van het leven, nemen wij als
christen onze verantwoordelijkheid op. Dat is adventsbeleving.
Manu
Verhulst.
We
hebben een heilige schrik van de eentonigheid, het grijze niemandsland waar
niets gebeurt. Misschien zijn we bang dat de wereld stilvalt. Vandaar onze
chronische honger naar nieuws. We willen horen, zien en weten wat er zich
voordoet aan verandering en er bij zijn als ‘t kan.
En
omdat er zo’n groot aanbod is dat daarop inspeelt, omdat er zoveel als nieuw
en als nieuws aangeboden wordt zijn we ook oververzadigd. Wat is nog nieuws?
En voor hoelang? Hoe kunnen we nog verrast worden? Hoe meer nieuwe dingen in
ons leven komen, hoe groter onze schrik voor de eentonigheid.
Het
werkelijk nieuwe begint altijd met ontmoeting hoe klein en onbelangrijk ook.
Zoals in dit evangelie: een ontmoeting tussen twee werelden: een meisje,
ongehuwd dat zwanger is en een ouwe tante buiten jaren die het ook mag
beleven.
Twee
werelden zo verschillend van elkaar die naar elkaar toekomen in dezelfde
ervaring van nieuw leven. De ene jong en durvend, met niets in orde, helemaal
buiten al het conventionele en het deftige. En die andere, behoudsgezind, en
in orde met alle voorschriften, uit een gezin dat aanleunt bij de tempel,
conservatiever kan het niet. Die twee werelden ontmoeten elkaar en verrijken
elkaar.
Er
zit een boodschap in voor onze tijd. Wij zien de generaties verder en verder
uit mekaar groeien. Ouderen en jongeren spreken een andere taal, luisteren
naar andere muziek, hebben een ander gedacht van God en geloof, een andere
opvatting over leven en samenleven, over liefhebben en trouwen.
Als
die twee werelden elkaar kunnen ontmoeten: de droom en de ervaring, wat een
verrijking zou dat niet zijn voor beide. Als die zich aan mekaar eens zouden
interesseren met sympathie voor elkaar dan zit daar een ongekende bron in van
levensvreugde.
Met
een dergelijke ontmoeting is het evangelie, de blijde boodschap begonnen.
Godservaring is altijd uitnodiging om tot de andere in te gaan. Als we echt
kerstmis willen beleven dan zullen we het niet mogen houden bij de sfeer
alleen. Dan zullen we moeten uit zijn op ontmoeting met anderen, met elke mens
die ons pad kruist, ontmoeting tussen jong en oud, echte ontmoeting tussen
ouders en kinderen en kleinkinderen, tussen generaties. Dan pas zitten we op
Gods golflengte.
Manu Verhulst.
Eén van de meest in het oog springende ambities van de
nieuwe president van de Verenigde Staten is de studie en de installatie van een
rakettenschild, zodat zijn land beveiligd is tegen elke eventuele
rakettenaanval.
Ongeacht de armoede in de wereld, ongeacht de armoede in
zijn eigen land, zal een miljardendollarstroom daarvoor bestemd zijn. Ongeacht
de ziekten en de kwalen op de wereld zal het puik van de amerikaanse wetenschap
zich bezighouden met deze militaire spitstechnologie.
Waarom ? Rijke mensen die het goed hebben willen dat
liefst zo houden. Men spreekt toch ook reeds van de burcht Europa, die zijn
grenzen liefst hermetisch zou willen gesloten houden voor elke schamele
gelukzoeker.
Rijke mensen doen alles om hun bezit en hun verworven
positie zoveel mogelijk te beveiligen. Zij voelen zich al bedreigd op voorhand.
Als men bang is en zich wil beveiligen dan gaat men zich ook isoleren. Schrik en
levensvreugde gaan niet samen. Het wordt een onnatuurlijke kramphouding.
Onze planeet is rond en rijk. Zij is niet gemaakt om
opgedeeld te worden in hermetisch gesloten grenzen en waterdichte
handelsakkoorden.
En ook dat menselijk wezen is rond en rijk van binnen,
staat met al zijn zintuigen gericht naar de andere. Hij kan niet zonder! Als wij
ons voor 100% beveiligen en
verzekeren dan wacht ons alleen nog verveling en isolement.
Het leven is immers geen spelevaren op een stilstaand
water. Het leven is gelijk het afvaren van de Lesse. Er komen rustige gedeelten
in maar altijd plots en onverwacht komt de stroomversnelling, komt de draaikolk
en de onvoorziene hindernis.
Advent wil ons wakker maken voor een leven dat zich niet
opsluit in ‘a splendid isolation’, dat zich niet krampachtig vastklampt aan
verworven rijkdom en verworven rechten maar dat openstaat voor telkens nieuwe
vormen van gerechtigheid.
Er is vandaag een zo groot gebrek aan levensvreugde. Moest
Johannes vandaag zijn boodschap van advent verkondigen, hij zou het niet hebben
over dubbele kleding. Maar hij zou wellicht mensen oproepen om de vreugde te
delen.
Een pracht van een christen is diegene die kan opstaan uit
zijn eigen verdriet, rechtveren uit zijn eigen
tegenslag om helemaal open te bloeien in dienstbaarheid voor de andere.
Aan andere mensen een zekere geborgenheid, een gevoel van veiligheid kunnen
geven is een kunst die kostbaarder is dan een rakettenschild.waarvan wij het
laatste nog niet hebben gezien.
Manu
Verhulst
Zijn de
aankopen gedaan ? Is de tafelversiering gelukt ? Is de kalkoen niet te
vet ? Wat al vragen gaan er niet door ons hoofd nu kerstdag zo dichtbij is.
Er zijn
natuurlijk ook andere vragen, meer op de achtergrond, moeilijker om beantwoorden :
Gaan de gasten het met mekaar kunnen stellen ? Gaan ze geen oude koeien uit
de gracht halen ? Gaan ze niet te veel drinken zodat er ruzie van komt ?
Mensen
bij mekaar brengen is ook vandaag niet zo simpel. Er
loopt een kloof tussen mensen. Er
zijn er die zich vastklampen aan het verleden en er zijn er die alles verwachten
van de toekomst. Er
zijn mensen die vastzitten in een strakke geloofsopvatting en mensen die dat
alles overbodig vinden.
Misschien
zit in het evangelie van vandaag toch een boodschap die ons kan helpen om die
kloof te overbruggen.
Het
tafereel van de oude Elisabeth en de jonge Maria die mekaar omhelzen. Zij
symboliseren twee werelden : het oude en het nieuwe verbond. Verleden en
toekomst ontmoeten mekaar in een sfeer van blijdschap en grote vreugde.
Het komt
tot een harmonisch samengaan van oud en nieuw. Het oude wordt niet uitgeveegd,
het nieuwe wordt niet verheerlijkt. Er
klinkt alleen een Magnificat : God wat zijn we gelukkig. In
die blijdschap proeven wij reeds de geest van Jezus.
Het is
kenmerkend dat Maria die in verwachting is, niet zo met zichzelf bezig is, niet
zit te wachten op de gelukwensen van haar omgeving, maar op tocht trekt, het
bergland in om dienst te bewijzen aan een oudere nicht.
Even
opvallend is dat Elisabeth geen klaagzang aanheft zo van : dat ik dat nog
moet tegenkomen op mijn leeftijd. Integendeel,
zij voelt vreugde in de beweging in haar schoot. ‘Waar heb ik dat verdiend ?’
De geest
van Jezus laat zich reeds gevoelen.
Laat
Hem vandaag ook uw tochtgenoot zijn in de voorbereiding van zijn feest. Dan zal
kerstmis een nieuw begin zijn van verstandhouding tussen oud en jong, tussen
verleden en toekomst en dat kan alleen maar vreugde voortbrengen.
Manu
Verhulst
Lucas was een schilder. Zo vertelt ons een oude
traditie. In zijn evangelie schildert hij ons de geboorte van de Messias met de
penselen en de verf van die tijd, hij schildert met het lef en de vrijheid van
de kunstenaar. Hij schildert een tafereel met de bedoeling dat wij dat tafereel
vergeten en verder kijken en iets vermoeden van zijn diepste aandrang.
Hij wil uitdrukken dat God niet moet gezocht worden
in de plechtige ruimte van de tempel maar in de dierlijke warmte van een
schuilhut. Dat God niet moet gezocht worden in al die dingen waar mensen zich
druk over maken maar in de stilte en de wijding onder de sterren in de nacht,
dat God ervaarbaar wordt voor mensen zoals herders, het schorremorrie van toen.
Als we daar dieper over nadenken en zijn gedachtegang
doortrekken, komen we tot een nieuw en verhelderend inzicht. God is niet diegene
die ver en vreemd ergens boven ons woont en ons vandaar in de gaten houdt. God
is integendeel dat wonder gebeuren dat wij liefde kunnen noemen, die wondere
kracht die de ene mens naar de andere brengt en vreugde schept.
Heel het scheppinggebeuren is een liefdesgebeuren,
één grandiose omhelzing tussen geest en materie, in alle tinten en kleuren van
de aarzeling tot de afstoting tot de sublieme éénwording zoals die beleefd
wordt tussen kleine en eenvoudige mensen.
Wat betekent dat voor ons?
Dat het heilige, het sacrale, het goddelijke niet
moet gezocht worden in tempel en liturgie, in verering en devotie. Heel die
santenboetiek moet er zijn maar is maar ‘verwijzing naar…’
Het heilige, het sacrale zit in de mens, in de
kleinste en de eenvoudigste mens, die mag geen voorwerp zijn van spot of
vernedering, van uitbuiting of verdrukking of berekening, die mag niet ten
ondergaan in onmenselijkheid want die mens is bewogen door Gods levensadem.
Er is op enkele tientallen jaren enorm veel
veranderd. Denk maar aan de computer en het internet en de gsm-cultuur. Maar de
grootste verandering voltrekt zich in het geloven van de mens. Een geloof dat
zich niet meer vasthecht aan sacrale voorwerpen en gebruiken maar zich toespitst
op sociale gerechtigheid, op wereldvrede, op menselijkheid.
Die verandering voltrekt zich onder onze ogen en in
onze eigen overtuiging. Een periode van verandering is een periode van
onzekerheid. We worden wel verplicht om zelf na te denken, als we gelovig willen
blijven.
Maar het is mijn overtuiging dat we doorheen die
periode van onzekerheid groeien naar een christendom met een nieuwe warmte: de
warmte van een schuilhut in de nacht waar mensen tot de ontdekking komen dat
Gods heiligheid zich weerkaatst in een klein, hulpeloos mensenkind.
Manu Verhulst.
Het
evangelieverhaal is ons overbekend. Het is met onze herinneringen
meegegroeid als de huid rond ons lichaam. We hebben het zo dikwijls
gehoord in liederen en vertellingen, we
hebben het uitgebeeld en uitgebeeld gezien in taferelen en kerststallen
allerhande.
Het
gevaar zit er in dat we blijven hangen bij het verhaal en daarvoor is het niet
geschreven. Het evangelie is geen sprookjesboek.
Het
kerstverhaal is gelijk het werk van een kunstenaar. Niet wat op het
schilderij staat is van belang, wel wat er achter zit. Als we niet kunnen
doordringen tot de ziel van het kunstwerk zijn we beter met een foto. Het
komt er op aan dat we de sfeer proeven die de kunstenaar daar heeft ingelegd dat
we doordringen tot de ziel van het kunstwerk.
Ook hier
zijn het niet de herders en de engelen en de volkstelling die het kerstverhaal
uitmaken. Het is de ziel van het verhaal, de diepere zin… Dat God,
de alomvattende, ons tegemoet komt in de simpele dingen van ons leven.
Bekijken
wij ons leven zelf eens als een kunstwerk : eens verder durven kijken dan
de materiële belangen waar we ons zo druk over maken. Verder kijken dan
al het opgepepte en kunstmatige waar we ons aan laten vangen.
En
proberen wij dan om in ons eigen kleine leven de toegevoegde waarde te
ontdekken, de zin en de betekenis van ons verblijf op deze planeet, van onze
korte wandeling door de tijd en dan komen we terecht bij de andere : de
vervulling van ons leven ligt niet in onze eigen persoon, maar bij de andere,
bij uw tochtgenoot of tochtgenote, bij uw kinderen, bij de mensen waarvoor gij
iets betekent zonder dat ge het weet misschien, mensen verweg of dichtbij.
Het is
in die zone, in die dimensie van ons bestaan dat God ons tegemoet komt. ‘Je
zult een kindje vinden, in doeken gewikkeld en liggend in een kribbe’ Even
concreet als een boreling, even alledaags als de doeken waarin het gewikkeld is,
komt God ook vandaag in ons leven. We vinden Hem in de tedere zorg voor
mekaar, in de kleine dingen waaruit ons leven is opgebouwd. Het zijn als
zovele kostbare stukjes dagelijkse werkelijkheid die telkens een venstertje
kunnen zijn dat een kijk geeft op een stukje eeuwigheid, op een stukje hemel
waar de oude boodschap weer hoorbaar wordt : ‘Eer aan God.’ Dat
is de ziel van ons bestaan. Dat is ‘de vrede voor alle mensen die Hij zo
liefheeft.’
Manu
Verhulst.
Nieuwjaar! Geen mens die er onberoerd bij blijft. Op
nieuwjaar zijn wij allemaal een beetje als kinderen die op de morgen van
Sinterklaas naar beneden komen: bang maar nieuwsgierig, en dan verrukt om het
wonder dat is geschied.
Het wonder geschiedt zolang we niet weten dat het vader en
moeder zijn die al het moois daar voor ons hebben neergezet.
Op het moment dat we dat zijn te weten gekomen was het
wonder geen wonder meer. In de plaats van de verrukking kwam de ontnuchtering.
Het is slechts later, veel later, als vader en moeder er
niet meer zijn, dat we gingen beseffen dat hun liefde voor ons zo intens was dat
ze zich moest verschuilen achter de figuur van Sinterklaas. Hun liefde, en wat
ze zichzelf wilden ontzeggen om ons te verrassen, dat was het wonder. Een groter
wonder dan een Sint op de daken.
De ontnuchtering van het kind wordt op latere leeftijd toch
nog: verrukking
Zo groeit ook ons geloof in God. Het begint bij de verhalen
van een kindje geboren in een stal, geboren uit een maagd, omringd door engelen
en herders, en bezocht door wijzen uit het oosten. Als we dan vernemen dat het
verhalen zijn en dat de feiten zelf zo moeilijk te achterhalen zijn, dan komt de
ontnuchtering en bij velen zelfs de kater.
De verhalen worden afgewezen. Er blijft alleen datgene wat
we met eigen ogen zien, wat we ervaren en meemaken, wat wetenschappelijk
verantwoord is en menselijk waardevol. Een nuchtere, zakelijke kijk op het leven
en de dingen!
Tot we verder denken, wijzer worden en gaan beseffen dat
het allemaal niet zo vanzelfsprekend is. Tot we tot het inzicht komen dat juist
in onze ervaringen, juist in de vooruitgang op wetenschappelijk en menselijk
vlak God zelf werkzaam en ervaarbaar is.
Zoals we als grote mensen terugkijken op de
Sinterklaasmorgen van lang geleden en nu nog vertederd zijn om de liefde van
onze ouders die er toen achter zat, zo lezen wij nu de verhalen over kerstdag en
de drie wijzen en zijn vertederd en verrukt over het mysterie van God dat
voelbaar wordt in de sterren en in de straten van het leven. Gods liefde gaat
schuil achter die verhalen zoals de liefde van onze ouders schuilging
achter het sprookje van sinterklaas.
Mogen de ervaringen van het komend jaar ons niet
vervreemden van God maar mogen zij ons vertellen van Zijn grote liefde die daar
achter zit.
Manu Verhulst
.
Gelooft
gij in God ? Een onmogelijke vraag! Wat verstaat gij door dat woordje
‘God’ ?
Veel van
onze tijdgenoten houden het bij een godsidee, iets als een oerkracht die alles
doordringt, een kosmisch beginsel, ongrijpbaar vaag en ver van ons bed.
Dat God
iets met onze menselijke wereld zou te maken hebben, dat Hij zich om ons lot zou
bekommeren, dat Hij ons zou liefhebben en dat voor eeuwig en altijd… wordt
ongelovig weggelachen.
Het
ongeloof van vandaag is het ongeloof in een persoonlijke god, voor elke mens
bereikbaar in een tere en sublieme liefdesverhouding.
De
mensen van Nazareth hadden dezelfde reflex. Zij geloofden wel in een God in de
hemel, anders zouden ze niet naar de synagoge gekomen zijn. Maar dat die zoon
van Jozef, hun dorpsgenoot iets met die God zou te maken hebben, dat die
schrijnwerker door God zou gezonden zijn, dat was één stap te ver.
God is
te klein geworden als zo iemand zijn ambassadeur is.
God
mocht in hun ogen niet zo menselijk zijn.
Staan
wij niet voor dezelfde uitdaging ? Als God zo dichtbij komt, dat je Hem
kunt ervaren in een stukje brood dat op je hand wordt gelegd, en vooral als je
Hem kunt dienen in de minste van de medemensen, in een of andere sukkelaar…
Dan
gooit God heel ons leven en al onze zekerheden overhoop.
‘Zij
sprongen overeind en joegen hem de stad uit’, zoals ze hem een tijd later uit
Jeruzalem zouden slepen, richting Golgotha. ‘Maar Hij ging midden tussen hen
door en vertrok’.
Als God
weggejaagd wordt uit de wereld van de mensen…
Op de
vooravond van de 20° eeuw schreef Nietzsche : ‘God is dood’ Hij werd
weggejaagd uit de wereld van de mensen. God moest weg…Dat was de voorwaarde om
de Übermensch tot leven te brengen. We weten intussen wat dit heeft
teweeggebracht.
Vandaag
staan we voor een zelfde uitdaging : Geloven in een vaag en onpersoonlijk
principe of in de God van Jezus die ons leven wil delen en met ons dit leven wil
doordringen met niets dan liefde.
Manu
Verhulst.
Moesten
wij onze netten eens een keer spoelen. Jezus zou ook staan kijken. Wat zit
daar allemaal niet in aan zorg en kommer, aan berekening en afrekening en
misrekening, aan misverstanden en vergissingen, aan twijfel en angst, aan
gemiste kansen en teleurstellingen. Waar liggen we allemaal niet wakker
van.
Willen
of kunnen wij onze netten wel spoelen, blijft het vuil en de overlast er niet
inzitten? Wij proberen wel, we sporten en we fitnessen, we
relaxen, we gaan wintersporten. Soms met het gevolg dat onze netten
nog meer moeten gespoeld worden.
Kom,
zegt Jezus, steek een eindje van wal en luister even. Daar zijn wij nu mee
bezig, we luisteren naar zijn boodschap. Maar dat is toch maar een eerste
fase. ‘Vaar nu naar het diepe’, ga er eens dieper op in. Peil naar het
mysterie van de dingen, naar de zin van uw leven en dan zul je gevoelig worden
voor Zijn blijde boodschap.
Och,
zeggen wij, die blijde boodschap. ‘We hebben de hele nacht gevist en we
hebben niets gevangen.’
We
hebben gewerkt en gespaard en dan komt die ellendige ziekte en we kunnen er
niet van genieten.
We
hebben geleefd voor onze kinderen, ons altijd weggecijferd en hen het beste
voorbeeld gegeven en kijk nu eens naar het resultaat.
‘Maar
op uw woord… zegt Petrus, zal ik de netten uitwerpen.’
Hij
doet hetzelfde werk dat hij de hele nacht en heel zijn leven heeft gedaan,
maar nu vanuit een andere motivatie. ‘Op uw woord.’ Hij staat niet meer
alleen in zijn levenswerk, ook al voelt hij zich een zondig mens. Hij weet
zich voortgestuwd door Jezus’ opdracht.
Als
ons dat zou gelukken: Ons Heer betrekken in ons dagelijks leven en zeggen:
‘op uw woord.’ ‘In Gods Naam’. We zouden niet zo rap de moed verliezen
en onze netten zouden misschien zo vuil niet worden.
Manu Verhulst.
Overkomt
het u soms ook dat je een hele nacht ligt te woelen ? In plaats van de slaap en
de dromen, komen de problemen opzetten, de ontgoochelingen, de angsten.
Ik weet
niet hoeveel mensen wakker liggen van verdriet en miserie, maar als ik hoor dat
ons land naast Frankrijk de tweede grootste verbruiker is van slaapmiddelen en
antidepressiva, dan zegt dat iets over hun aantal.
En laat
het dan dag worden… De nacht lost immers niets op. Hoe stappen die mensen dan
de dag in ? Waar vinden zij de kracht om aan het werk te gaan ? De
moed om bij mekaar te blijven ? Hoe houden zij het uit onder de stress of
de armoede of de zinloosheid van het bestaan ?
Menselijk
geluk kan in faling gaan.
Als de
mensen aan de oever van het meer van Genesareth op Jezus aandrongen om het woord
Gods te horen, dan ging het ongetwijfeld daarover. Het failliet van het
menselijk geluk is ook het failliet van Gods droom over de mens. De mens is
geschapen als beeld en gelijkenis van God, geschapen om diep gelukkig te zijn.
Als Hij
zijn toespraak beëindigd had sprak Hij dat wonder woord : ‘Vaar nu naar
het diepe !’
Stuur
het bootje van je leven naar het diepe, weg van de drukte van de oever. Stuur
het naar de stilte en spreek met mij. Doe het, zal Hij aandringen, wees niet
bang. Zeg zoals die onstuimige Petrus : ‘Op uw
woord…’ ’Omdat Gij het zijt, groter dan ons hart.’
We staan
vaak zo angstig in het leven omdat wij die echte ontmoeting met Jezus uit de weg
gaan. Ook al zien we dan pas in hoeveel fouten we zelf hebben gemaakt :
‘Ga weg van mij, want ik ben een zondig mens’ is een gezonde reflex, een
eerste stap naar de genezing.
Innerlijke
rust, geestelijke gezondheid, harmonisch welbehagen. Er zijn zovele mooie
luchtspiegelingen die soms voor veel geld aangeboden worden in allerlei sessies.
Maar moesten wij wat meer de diepte opzoeken, met ons Heer klappen, naar Hem
luisteren in hart en geweten, er zou zoveel ballast van ons afvallen.
Misschien
dat we dan met een ander gezicht op het werk zouden verschijnen, met een nieuwe
glimlach zouden thuiskomen. Misschien dat we dan ook in staat zouden zijn om
andere mensen op te vissen uit de zee van radeloosheid waarin zij dreigen te
verzinken.
Manu
Verhulst.
In
een oude Indische legende wordt het menselijk bestaan vergeleken met een
gewaad. Wij krijgen de ruwe stof, het raster waarop wij mogen verder weven.
Dat
raster zijn al die factoren die we niet in handen hebben. Waar, en in welke
tijd en uit welke ouders we geboren worden, ons erfelijk materiaal, de
omstandigheden en zogezegde toevalligheden die onze levensloop bepalen. Dat
alles kiezen we niet, maar op dat raster mogen wij verder borduren.
We
gaan dat gewaad opsmukken met zoveel mogelijk goudbrokaat. We overladen het
met bezit, met al die dingen waar we mee kunnen uitpakken, We streven naar
zoveel mogelijk plezier, we willen alles meemaken, al die leuke dingen, hoe
meer hoe beter. We leggen er dan nog de glitter op van het succes als de
bekroning van dat alles.
Ons
gewaad wordt zo zwaar dat het bijna ondraaglijk wordt en dat kan geen mens en
ook God niet verhinderen. We doen het ons zelf aan.
Vooral
spijtig is, dat er dan geen plaats meer is voor die heel fijne draden die God
in ons bestaan, in ons gewaad wilt aanbrengen. Hij weeft met het schitterend
licht van elke zonsopgang, met het zachte licht van de maan en de bescheiden
tinteling van de sterren, hij wil er de dauwdruppels in weven, en de glans van
een kinderlach, en van de lente die zich geruisloos aankondigt.
Zoveel
kleine dingen die ontroeren, die intens gelukkig maken. Ze raken onze ziel
niet meer. Wij worden er ongevoelig voor.
We
kunnen ons menselijk bestaan zo zwaar maken aan bezit, aan sensatie, aan
succesjagerij dat we ongevoelig worden voor de gratis gave van vriendschap,
ongevoelig zelfs voor echte
liefde.
Ik
denk dat we de woorden van dit evangelie op deze manier moeten begrijpen: Als
je uitsluitend rijkdom, plezier en succes najaagt, zal u dat uiteindelijk
verpletteren.
‘Less
is more’ zegt een engels spreekwoord. Minder kan meer betekenen. Minder
bezit, minder losbandigheid, minder succes kan meer levenskwaliteit betekenen.
In
de mate dat God zijn werk mag doen met zijn fijne draden die niets dan zuivere
vreugde schenken. In die mate treden we binnen in het rijk Gods waar Jezus zo
dikwijls over spreekt.
Manu Verhulst.
Een koevoet is een eenvoudig stuk
gereedschap Het dient om zware
lasten van de grond te tillen, of om een sterke weerstand te breken. Ook in deze
tijd van elektronica is de koevoet nog altijd even bruikbaar.
De vergeving is ook zoiets,
eigenlijk zeer eenvoudig en zeer oud, maar geschikt om een loodzware last die op
uw hart drukt, op te tillen. Zonder vergeving zou die last ons kunnen
verpletteren.
We kennen allemaal het scenario :
iemand vernedert u, affronteert u, of pakt uw boterham af, helpt uw relatie om
zeep, dwarsboomt u in uw plannen, verpest uw leven. Gij kunt de slaap niet meer
vinden, het eten smaakt u niet meer, ge kunt niet meer lachen, ge zit u van
binnen op te vreten. Als gij daarin blijft steken zonder een woord te spreken,
met niemand, en zeker niet met de persoon in kwestie. Als gij dat alleen en van
binnen opkropt, dan gaat gij daar tenslotte aan kapot.
Anderen zullen onmiddellijk uit hun
krammen schieten, beginnen schelden, ze gaan op de vuist, willen een proces
aanspannen. Zij gaan in de tegenaanval tot de adrenaline in hun bloed zo
gestegen is dat ze een gevoel van voldoening krijgen. Maar ‘s anderendaags
zijn de problemen er nog altijd, ze zijn nu zelfs groter en bedreigender
geworden.
Het evangelie van vandaag zet ons aan om
niet in de tegenaanval te gaan en ook niet om er in te berusten.
De boodschap van het evangelie komt
tot ons in raadselachtige woorden : Bemin die mens die uw geluk verwoest.
Dat kan niet, zult gij zeggen. Inderdaad, dat kan niet
Liefde laat zich niet gebieden en liefde koesteren voor een vijand is
onmogelijk. Als hier sprake is van liefde dan is het de liefde voor het leven,
de passie om het leven hier menselijk te maken. En die liefde moet zo sterk zijn
dat je ook in die situatie waarin je gekneld zit, waarin je moet zeggen :
‘dit is geen leven meer’, dat je dan niet kiest voor de wraak, maar voor de
verzoening.
Liefde
is hier : willen verder leven en ook de andere laten verder leven. Dit is
opbouwend denken, niet vernietigend. Denk aan de koevoet : de last optillen
en het leven weer leefbaar maken.
Manu
Verhulst
Sorry!
Een modewoord bij uitstek. Het ligt zo gemakkelijk in de mond.
Eens
vroeg ik iemand die ‘sorry’ gezegd had. ‘Zeg het eens in het vlaams’.
Maar ‘het spijt me’ kon hij niet over de lippen krijgen. Sorry is een
prachtig woord om de schijn te redden en innerlijk geen duimbreed toe te
geven. Niet toegeven: dat is de grondtoon, de mentaliteit van onze
samenleving.
Als
het gerecht vandaag zo’n achterstand heeft en de dossiers zich torenhoog
opstapelen, dan is dat niet door een tekort aan computers of aan magistraten
maar omdat zo weinig geschillen op een menselijke wijze onder mekaar worden
bijgelegd, ook in het gezinskwesties. Bij het minste vergrijp staat men op
zijn rechten, wordt klacht ingediend en begint de gerechtelijke molen te
draaien.
Men
kan meer verdragen van zijn hond dan van zijn buur.
Niet
toegeven is het wachtwoord. We zien dat in de politiek, in de sport, in het
zakenleven tot op de werkvloer. Er zijn pesters en er zijn gepesten.
Het
evangelie staat haaks op zo’n mentaliteit. Het woord van die andere wang
aanbieden wordt trouwens heel dikwijls gebruikt om het wereldvreemde van het
evangelie aan te klagen.
Maar
het merkwaardige van dit evangelie ligt echter niet in die oosterse manier van
zeggen, maar wel in de motivatie, in de beweegreden van de vergeving. Waarom
zou je eigenlijk vergevingsgezind moeten zijn? Waarom zou je niet voortdurend
van je afbijten? De echte reden is een religieuze. ‘Wees barmhartig, zoals
uw hemelse vader barmhartig is.’
Alleen
het besef van Gods mildheid maakt ons mild voor elkander. Alleen de bede uit
het ‘onze vader’: Vergeef ons onze schulden gelijk ook wij vergeven aan
wie ons iets schuldig is, kan ons aanzetten om elkander te vergeven.
Omdat
we God er buiten laten, kunnen we alleen maar ‘sorry’ zeggen, meer niet.
Manu
Verhulst.
« Dat
hebben we weeral eens gehad! Dat kunnen ze ons toch niet meer afnemen! »
Dat is
vaak de uitspraak als mensen uit een restaurant komen, of als ze van een gelukte
skivakantie terugkeren. Zo zelfvoldaan kunnen nagenieten is plezierig.
Maar als
mensen gaan leven alsof dat nu het enige is waar het op aan komt…Als zij
opgaan in de genietingen van het leven en daar hun enige specialiteit van maken,
dan zullen zij op den duur een beetje meewarig neerkijken op die anderen die zo
onnozel zijn van hun energie, hun tijd en hun geld te steken in één of andere
goede zaak, zich in te zetten voor mensen veraf of dichtbij.
Mensen
die zo leep zijn dat ze steeds van een ander profiteren, zullen eens lachen met
die anderen die het serieus opnemen, die rekening houden met hun geweten en zich
altijd ergens verantwoordelijk voor voelen.
Zijn dat
dan echt onnozele kinderen ? Is dat zo ? Is het leven van een goed
mens die zijn plicht doet, maar flauwe koffie in vergelijking met het boeiende
leven van diegenen die er op los leven? Heeft dat echt minder kwaliteit ?
Je kunt
proberen om je leven te vullen met zelfvoldaanheid, met zoveel mogelijk rijkdom
te vergaren, er zoveel mogelijk van te profiteren, er zo goed mogelijk voor te
komen. Misschien allemaal zeer waardevol maar iedereen die nadenkt moet tot het
besluit komen dat zo’n dingen het leven niet vullen. De honger wordt alleen
maar groter.
Leven
wordt maar echt leven als het kan gevuld worden met zorg en verantwoordelijkheid
voor anderen, als het overloopt van vriendschap, van liefde. Leven is maar echt
leven als het weggegeven wordt.
Voor een
gelovige mens gebeurt dit onder de zachte aandrang van God die aan dat leven een
bijzondere diepgang geeft. Natuurlijk dat dit niet de gemakkelijkste weg is, dat
God in je leven een beperking is
Zoals elke relatie stelt ook hier de liefde haar eisen.
In God
geloven en vanuit dat geloof ook leven, ja zeggen tegen God betekent dat men van
veel dingen afziet in het leven.
Maar
neen zeggen aan God laat een leegte achter die heel snel opgevuld wordt door de
afgoden van vandaag, die ook beperkend zijn en een veel groter gehoorzaamheid
eisen. Dan moet je gehoorzamen aan de wetten van de heersende mode, dan moet men
zich voortdurend aanpassen om mee te zijn en een steeds beter figuur te slaan.
De eisen
die God ons stelt liggen in het verlengde van zijn droom over ons : worden
zoals Hij ons heeft gedroomd. «Weest volmaakt zoals uw hemelse Vader
volmaakt is ». Kiezen voor God is kiezen voor Diegene die ons uitdaagt om
onszelf te overtreffen.
Het
evangelie vergelijkt de rechtvaardige met een boom die aan het water staat, die
met zijn wortels voortdurend in voeling is met de grote levenskracht en zo
sappige vruchten kan voortbrengt. Als wij kwaliteit willen leggen in ons leven,
zullen wij ook voortdurend in voeling moeten treden met Diegene die onze
levenskracht is. Dan zullen wij sappige vruchten kunnen voortbrengen van
blijdschap en levensmoed, ook in moeilijke omstandigheden. Leven is meer dan de
optelsom van voorbijgaande genietingen. Het is een groeiproces dat zijn
oorsprong vindt in de oceaan van Gods liefde en uitloopt op de vruchten van
menselijk geluk in al zijn variëteiten.
Manu
Verhulst.
Maria
op bezoek bij Elisabeth : Het is een vertrouwd gegeven in de Maria devotie.
Als jonge vrouw, zelf in verwachting, begeeft Maria zich met spoed door het
bergland van Juda naar een verre nicht Elisabeth om haar enkele maanden bij te
staan.
Waarschijnlijk
was dit de normale gang van zaken. Familieleden sprongen spontaan bij in elke
moeilijke situatie.
Vandaag
zouden wij daar veel vragen bijstellen : Drie maanden in dienst gaan. En
als zij iets tegenkomt is zij dan wel verzekerd ? En mag ze dat doen van de
R.V.A. ? Mag zij bijverdienen ? Kan Elisbeth geen beroep doen op één
of andere dienst ? Familiehulp of ne P.W.A. er ?
Als
zich een situatie voordoet waarin mensen moeten geholpen worden stellen we
zoveel vragen en willen we de verantwoordelijkheid zo graag afschuiven op één
of andere dienst en nog liefst met zo weinig mogelijk kosten, zodat
onvermijdelijk de vraag naar boven komt : Moet de overheid hierin
niet tussenkomen ?
In
die zin zijn we allemaal socialisten geworden. Kinderopvang van zes tot half elf ?…
moet kunnen als de behoefte er is. Vadertje staat moet het maar doen.
De
samenleving is inderdaad zo ingewikkeld geworden dat tussenkomst van
overheidswege een noodzaak is, maar als dit een levenshouding wordt, dan gaan we
een stap te ver. Dan komen we vroeg of laat terecht in het straatje van de
Oostbloklanden.
Het
evangelie wijst een andere richting : Neem uw verantwoordelijkheid als uw
medemens in nood is. Dat is niet de klok terugzetten. Dat is volop mens worden,
zelfrealisatie!
We
hebben Maria zoveel titels toebedacht. Maar zij heeft voor zichzelf maar één
titel uitgekozen : dienstmaagd. Het is een oud woord dat niet meer gebruikt
wordt omdat dienstbaarheid zelf in onbruik is geraakt.
Maar
daar ligt nochtans het geheim van haar diepste geluk. Zij moet het uitzingen :
Magnificat! God, wat ben ik gelukkig. Het is dat apart geluk dat men slechts kan
ervaren als men iemand gelukkig maakt.
Het
is goed dat we vandaag eens denken aan al die mensen die tegen de tijdssfeer in
zich vrijwillig en onbetaald ten dienste stellen van hun medemens in nood. In
vele gevallen is hun gebaar de enige medicatie die nog echt genezend werkt.
Manu
Verhulst
De
bekoring van Jezus loopt over de gevoelige punten van onze tijd.
Het
brood : de koopkracht, de heilige koe van het westen. Kom er niet aan of we
blokkeren de snelwegen.
De
macht : macht kunnen uitoefenen op mensen zo dat zij ons vrezen en ons
dienen. Het is een blijvende verleiding zowel in het gezin als in de fabriek als
op de hoogste vlakken van de politiek.
De
sensatie : de verlokking van de vedettecultus ; de wereld van de
verdwazing en de beroezing.
Jezus
is de jonge rebel die driemaal neen zegt. Hij kiest voor de eenzame weg van een
eerlijk en goed mens.
Hij
weigert de goedkope populariteit door in te spelen op de eerste de beste
behoeften bevrediging.
Hij
weigert mensen aan zich te onderwerpen.
Hij
wil geen nummertjes opvoeren om de massa achter zich te krijgen.
Dostojewski
heeft dat op een geniale manier uitgewerkt in ‘De gebroeders Karamazov’.
Daarin verweeft hij de legende van Christus en de grootinquisiteur. Het speelt
zich af in het Sevilla van de zestiende eeuw. Christus is weer op aarde gekomen
en ziet zich geplaatst voor de grootinquisiteur in volle inquisitie, de man die
ketters tot de brandstapel kan veroordelen. Nog voor zijn betoog veroordeelt hij
Christus : ‘Morgen zal ik u veroordelen en u laten verbranden als de
meest verdorven ketter. Want gij hebt gefaald’ En dan volgt de aanklacht. De
grootinquisiteur verwijt Christus dat Hij de drie verzoekingen van de duivel
hooghartig heeft afgewezen.
‘Gij
hebt aan de mensen hemels brood beloofd. Alsof ze daar behoefte aan hadden…
Gij
hebt hen de vrijheid gegeven. Maar zij zijn bang van de vrijheid. Zij vragen
naar een leider. Zij hebben een ijzeren vuist nodig.’
Als
de grootinquisiteur uitgesproken is verwacht hij een antwoord maar dat komt er
niet. Christus heeft aandachtig geluisterd en hem daarbij vriendelijk aangezien,
kennelijk zonder de behoefte iets terug te zeggen. En dan komt hij zonder een
woord te zeggen naar de oude man toe en kust hem zacht op de bloedloze lippen.
Dat is zijn antwoord ! De grootinquisiteur huivert, zijn mondhoeken
trillen, hij ziet er plotseling uit als een gebroken man. Hij wankelt naar de
deur, maakt hem open en schreeuwt het uit : ’Ga weg en kom niet meer
terug…nooit meer, nooit !’ Als de gevangene langs hem heen naar buiten
gaat, wijkt hij terug en ziet hoe zijn gestalte zich oplost in het duister van
de straten van Sevilla.
In
deze 21° eeuw staan wij nog altijd voor dezelfde fundamentele keuzen :
leven wij voor het brood om het brood ; vergapen wij ons aan diegenen die
de macht hebben en zoeken wij de verdwazing van de roes en de sensatie onder
zovele vormen.
Als
we nu maar beseffen dat de weg die Christus ons is voorgegaan niet alleen een
kwestie is van een edele keuze. Maar dat het een weg is die wij uit onszelf
nooit zouden vinden. De weg van broederlijk delen is meer dan een humane keuze.
Het is een dienst aan de Heer onze God, godsdienst in de zuiverste zin van het
woord.
Manu
Verhulst.
«Mijn
dagen zitten zo vol als een ei!"
Prijs
jezelf gelukkig, als je dat kunt zeggen. Als uw dagen gevuld zitten met uw werk,
uw beroep, uw zorg voor het huisgezin, voor de kinderen, voor een verdere
opleiding, voor verplichtingen allerhande…
Maar
soms kun je de indruk hebben dat je gevangen zit tussen zovele dagdagelijkse
beslommeringen, dat je geen ruimte meer hebt om echt te leven. Soms heb je de
indruk dat de dagen zo monotoon verlopen, zo vlak, ja zo oppervlakkig zelfs.
Soms kun
je de indruk hebben dat de dag als een grijnslach op je afkomt dat je er tegen
op ziet om ‘s morgens je ogen open te doen…
Bij
Jezus zal dat ook bijwijlen het geval geweest zijn. Denk niet dat zijn openbaar
leven een zorgeloze wandeling was doorheen de dorpen en steden van zijn land.
Het was een tocht vol spanningen en onverwachte discussies, vijandigheden en
pesterijen.
Op een
moment dat het Hem te veel werd gaat Hij met enkele vrienden de berg op. Om er
eens uit te zijn, of liever om erboven uit te stijgen. Hij besteeg de berg om er
te bidden, zegt het evangelie. Hij bekijkt zijn moeilijkheden, zijn voorgevoel
en zijn angst met Mozes en Elia. Mozes is de vertegenwoordiger van de wet, Elia
van de profeten. Hij staat letterlijk tussen de wet en de profeten, tussen de
plicht en de droom.
Zijn
gelaat verandert van aanblik. Het gebed verandert de situatie niet, maar het
verandert diegene die bidt.
De
verandering heeft zich van binnen voltrokken. Even God van nabij mogen ervaren
en dan terugkeren naar de orde van de dag. Wie de Tabor heeft beklommen om er te
bidden, zal ook Golgotha kunnen bestijgen.
Als het
leven met zijn zorgen en zijn tegenslagen u te zwaar wordt, dan is het tijd om
de Tabor te bestijgen, om in het spanningsveld te gaan staan tussen plicht en
droom. En van daaruit God in de ogen willen kijken. Wat je dan ervaart is gelijk
een tankbeurt, het opslaan van verse brandstof.
Wat
zoiets in je leven betekent, kun je aan niemand uitleggen. Zij zwegen erover,
staat in het evangelie en vertelden in die tijd aan niemand iets van wat zij
gezien hadden. Wat het echte gebed in je leven doet, kun je aan niemand
uitleggen.
Manu
Verhulst.
Op
die eerste avond van de vakantie ging een vader met zijn jongetje kijken naar
de zonsondergang. En toen die zon in een feeërie van kleuren aan de horizon
verdwenen was, zei dat jongetje: “Papa, doe dat nog eens.” “Morgen,
jongen” zei die vader wijselijk.
Dat
jongetje had zijn Tabormoment beleefd. Achter het wonder van de dingen had hij
een gezicht erkend: wie anders dan zijn vader.
Zo
gaat het met ons geloof. Wij zien het wonder van de dingen, van ons eigen
bestaan en wij zien daar Iemand achter, een gezicht. We geven het een naam.
‘God’ zeggen wij en wat we er mee betekenen is eigenlijk veel te klein.
God is zoveel groter dan ons hart, veelgroter dan wij ons kunnen voorstellen.
Petrus
kraamde ook wat onzin uit: “Laat ons hier drie tenten bouwen.” Hij wist
niet wat hij zei. Onze liturgie is toch niets anders. Als we onze woorden
afwegen tegen het mysterie van God, dan klinken zij even zinledig als die van
Petrus.
Een
Tabormoment beleven is vooral zijn eigen kleinheid, zijn eigen eindigheid
erkennen.
Een
mens is gelijk een zeepbel in de blauwe lucht: subliem, mooi, bijna perfect
maar zo eindig, zo broos. Wij voelen de eindigheid van ons bestaan tot in onze
botten, tot in onze tanden, maar vooral, tot in onze moraliteit vooral. Wij
zijn zelfs niet in staat tot vrede, niet onder mekaar en niet op wereldvlak.
Wij
zijn eindige wezens in een oceaan van oneindigheid, en gemaakt om daarin op te
gaan.
Eindig
als een zeepbel en toch gemaakt voor het oneindige.
Een
eenvoudig voorbeeld: Kijk naar de sterren. Zij zijn zo ver van ons verwijderd
en zo groot dat we ze nooit zullen kunnen vastnemen. We kunnen ze niet
grijpen. Maar we kunnen ze wel begrijpen. Die kleine hersenpan van ons kan de
hele kosmos omvatten, is gemaakt om de hele kosmos te begrijpen.
Zo
kan die kleine mens met zijn kleine hart ook de grote God omhelzen.
Als
eindige mens zich laten aanraken door de Oneindige en zich daar bewust van
worden, dat is een Tabormoment beleven.
Manu Verhulst.
Toen
Edward Anseele rond 1870 in een tijd van bittere armoede zijn propaganda begon
voor de Vlaamsche Werkliedenpartij, was dat onder het motto : Beefsteak
zult gij hebben, alle dagen beefsteak in elk arbeidersgezin. Vlees op tafel
stond in die tijd symbool voor welvaart.
Als wij
vandaag de hallucinante beelden zien van de brandstapels in Engeland, zien wij dat vlees verbranden. Ook een symbool, een symbool van de
kwetsbaarheid van diezelfde welvaart.
De
epidemie van mond- en klauwzeer, de gekke koeien ziekte, de dioxine crisis… we
hebben altijd de neiging om ons af te vragen : Wie is schuldig ? Zijn
wij schuldig ? Wie is er de zondebok ?
Dat is
net zoals in Jezus’ tijd bij die eerder kleinschalige ongelukken die zich toen
voordeden.
Het
antwoord van Jezus is heel ontnuchterend. Schuld ? Volstrekt niet. Ge moet
daar niets achter zoeken. Laat het liever een sinjaal zijn tot bekering. Want
wij zijn met zijn allen niet zuiver op de graat.
Dergelijke
rampen als vandaag moeten ons aanzetten tot een bedachtzaam, spaarzaam en
rechtvaardig omspringen met het eten en met de welvaart.
De
vijgeboom uit het evangelie is onze welvaartstaat. Hij is prachtig uitgegroeid
met zijn snelwegen, zijn informatie- en communicatienetten, met zijn
satellietverbindingen, met zijn F-16’s en hun digitale camera’s.
Maar
waar zijn de vruchten ? Waar is de goedheid te vinden ?. Waar is de
gerechtigheid ? Waar is de menselijkheid ? Als de vruchten ontbreken,
is de boom nutteloos. Waarom put hij dan de bodem nog uit ?
Met
andere woorden : Wat ligt die beefsteak op tafel te doen, als er geen gezin
meer is dat er in vrede en liefde van kan genieten ?
Manu
Verhulst.
De
stations van onze grootsteden slikken elke dag honderd duizenden mensen. Zij
gaan haastig aan mekaar voorbij, zonder groet, zonder glimlach, zonder
woorden. Een nameloze massa, blijkbaar onverschillig zelfs ongevoelig, beweegt
zich met de regelmaat van de klok over de zenuw knooppunten punten van onze
planeet.
Als
dan, zoals in de stations van Madrid, plots de hel losbarst dan verandert die
nameloze massa in een golf van solidariteit, Dezelfde mensen die zo even nog
onverschillig en koud aan elkaar voorbijgingen zullen op gevaar van hun eigen
leven, andere proberen te redden. Dan worden bloemen neergelegd en kaarsen
ontstoken, dan komen miljoenen mensen ’s avonds op straat om te betogen dat
zoiets niet kan.
Mensen
kunnen een leven lang schijnbaar onverschillig aan mekaar voorbij gaan maar
achter die façade kan heel veel solidariteit en meeleven latent aanwezig is.
Misschien
ben ik verkeerd, maar de volgelingen van Jezus leefden wellicht ook naast
mekaar, zelfs nu en dan in hevige rivaliteit en ruzie. Maar op het moment van
het gemeenschappelijk gevaar voelen zij zich meer dan ooit met elkaar
verbonden.
Dat
wil Jezus hen laten aanvoelen door dat teder gebaar van de voetwassing. Het is
de tederheid van iemand die weet dat hij gaat sterven. Het enige wat men dan
nog aan elkander kan geven is een gebaar dat tot niets dient maar dat alles
uitdrukt. “Ik ga jou de voeten wassen.”
Wij
leven doorgaans ook oppervlakkig naast elkaar. Onze façade is zo nietszeggend
en hard. Ook zonder dramatische
omstandigheden zouden we het signaal van Jezus moeten begrijpen. “Ik ga je
de voeten wassen”. Hij bedoelt: Ik wil ja laten zien hoeveel ik met jullie
te doen heb.
Een
teder gebaar stellen, ook in heel gewone omstandigheden, een buitengewone
liefde leggen in heel gewone dingen… Dat is de echte rijkdom van het leven.
Dat is de boodschap die Jezus zijn leerlingen en ons wilde meegeven.
Manu Verhulst.
Die keer
toen je het slachtoffer werd van je eigen goedheid, toen je eigenlijk gestraft
werd omdat je zelf toegeeflijk waart, dan heb je tegen jezelf gezegd: ‘veel te
goed, is half zot.’
Begrijpelijk,
dat een mens niet met zijn voeten laat spelen maar toch is het een gevaarlijke
spreuk. Daar zit een pessimisme achter dat elk idealisme de kop indrukt. Als dat
je lijfspreuk wordt dan word je een cynisch mens zonder enig medelijden.
We
zitten al gevaarlijk dicht bij een wereld die geen medelijden kent.
In
Frankrijk worden voortaan alle banken in de metro, in de stations, in alle
openbare gebouwen uitgerust met metalen afscheidingen tussen de zitplaatsen
zodat het niet meer mogelijk is zich op een bank uit te strekken. Het is de
enige manier om de daklozen ’s nachts buiten te houden. Dat is de wereld
zonder medelijden: ‘sans pitié’
De
volgelingen van die goede Jezus hebben wellicht na zijn arrestatie en zijn
terechtstelling ook gedacht: ‘veel te goed is half zot.’ Zij zitten gevangen
in datzelfde dodelijke pessimisme. Zij kunnen de praatjes van de vrouwen over
het lege graf niet geloven. Zij aarzelen om het lege graf binnen te gaan.
De
drempel die zij moeten overschrijden is de drempel van de desillusie, de drempel
van het pessimisme.
Petrus
gaat terug, verbaasd nadenkend… Daar begint zijn eigen verrijzenis. Die Jezus
die veel te goed was, is er niet aan ten onder gegaan. De dwaze liefde van Jezus
is niet uitgelopen op een mislukking. ‘Veel te goed is half zot!’ Dat klopt
niet.
Pasen is
weer geloven dat goedheid de enige weg is. Uiteindelijk is de toekomst niet aan
het pessimisme. Een wereld zonder medelijden heeft geen toekomst.
Petrus,
die zijn meester en de goedheid verloochend had, zal door de leegte van het
graf, een ander mens worden, een herboren mens.
Ook wij
worden in het leven dikwijls opnieuw geboren,
telkens we de drempel overschrijden en door de leegte gaan van de desillusie.
Telkens we durven overschakelen van ‘veel te goed is half zot’ naar ‘een
mens is nooit goed genoeg’.
Pasen is geloven dat ook in ons leven de liefde het laatste woord heeft. Als
mensen vandaag in een wereld-zonder-medelijden in staat zijn tot onbaatzuchtige
goedheid dat zijn telkens de kleine mirakels van verrijzenis die de Geest van
God in onze wereld bewerkt.
Manu
Verhulst
Is
Jezus werkelijk verrezen?
Er
is geen deurwaarder aan te pas gekomen, er is geen ordentelijk proces verbaal
opgemaakt en de Man in kwestie is niet naar de burgerlijke stand gestapt om
zich opnieuw te laten inschrijven.
Als
je de verrijzenis bekijkt met de mentaliteit van een onderzoeksrechter dan kom
je tot de conclusie: we zijn 2.000 jaar te laat. Dit geval mogen we seponeren
als ‘niet te achterhalen.’
En
toch, ‘Jezus is verrezen’ als ik dit met zekerheid durf affirmeren, dan
komt die zekerheid uit een andere hoek, vanuit een persoonlijke en innerlijke
ervaring.
Ik
weet dat Hij leeft, niet van uit officiële documenten of historische gegevens
maar omdat ik Hem mag ervaren, broksgewijze, en met horten en stoten, net
zoals die vrienden van het eerste uur, die slechts stilaan en twijfelend tot
dat besef zijn gekomen.
Misschien
ben je ooit terecht gekomen in een situatie waarvan we moeten zeggen:: ‘dit
is geen leven meer’. Als we vastzitten in onrust, vastgelopen in ruzie, als
we kapot gaan aan schuldbesef of ten onder gaan in wanhoop. En dat risico
lopen we allemaal.
Als
we dan, ook in uiterste nood, naar Hem verlangen, in staat zijn om Hem te
roepen, Hem aan te spreken dan zullen we ervaren dat Hij aan de deur staat van
ons hart en klopt om binnen te mogen.
Hij
doet ons verrijzen naar een andere manier om de wereld en de dingen te
bekijken, mensen te zien als waren ze jouw broers en zussen, de wereld
bekijken als een ruimte om mekaar te ontmoeten, en het brood als een geschenk
voor ons allen om te delen.
Hij
laat ons aanvoelen dat de werkelijkheid groter is en ruimer dan de materie en
verder reikt dan de tijd van dit leven. Dat onze horizon wijder is dan de
grenzen van de kosmos.
De
verrijzenis van Jezus is bezig, dag in dag uit, in zover Hij in ons leven
werkzaam en zichtbaar mag worden.
Pasen
beleven is alleluia zingen ook als het donker is, zelfs als dood in ons leven
komt.
Mocht
dit waar worden voor elk van ons, dat is mijn paaswens.
Elke
dag krijgen wij onze portie Dutroux, onze dosis gijzelingen, schietpartijen en
aanslagen. Elke dag zien we hoe de sfeer grimmiger wordt tussen joden en
palestijnen in dat zenuwknooppunt van de wereld,
en hoe het rijke westen wegzinkt in het moeras van de decadentie. Het
zijn de open wonden van de wereld.
Men
heeft ons steeds gezegd: “Verbeter de wereld, begin met jezelf”. En “Als
ieder voor zijn eigen deur veegt, is heel de straat proper.” Het moest eens
waar zijn. Maar zo simpel is het niet. We zijn veel te klein om de wonden van
de wereld te kunnen genezen, te klein ook om de schuld te krijgen van alles
wat misloopt. De wonden van de wereld zijn structureel, zij stinken naar
macht, zij stinken naar olie.
Net
als Thomas vragen wij ons af: wat brengt het allemaal op dat wij geloven? Wat
is de zin van Broederlijk Delen? en van Pasen en van de hernieuwing van onze
doopgeloften, en van het Vormsel van de 12-jarigen?
“Zolang
ik niets daadwerkelijk zie veranderen op de wereld,” zou Thomas zeggen,
“zal ik niet geloven.”
Met
de verrijzenis van Jezus was situatie ook niet veranderd. De
machtsverhoudingen bleven. Nog geen generatie later zou de tempel volledig
verwoest worden door de Romeinen. Zij zouden heel het tempelplein bedekken met
een laag zout opdat er zeker niets meer zou groeien. De macht van de sterkste
triomfeerde.
Het
antwoord van de verrezen Heer op ons ongeloof is verbijsterend in zijn
eenvoud: “Vrede zij u. Mijn vrede geef ik u”. Hij geeft ons een zekerheid,
een andere zekerheid dan het nieuws van de dag. De christen kan de wereld
bekijken met andere ogen. “Zalig die niet zien en toch geloven.” Pasen is
een doortocht, het is geen eindzege maar een doortocht naar het land waar de
wonden littekens zullen worden. Zalig die daarin geloven, ook al lijden zij
nog elke dag onder de pijn van de open wonde.
Manu
Verhulst.
Er
was een tijd dat de mensen overal Gods hand in zagen, vooral als het over
leven ging: de vruchtbaarheid in huis en in de stallen was eeuwenlang het
terrein van Gods machtige tussenkomst. God schonk het leven en nam het weer
terug: God gaf, God nam, Zijn naam zij geprezen.
Sinds
de kunstmatige inseminatie, de in vitro fertilisatie en de prenatale ingrepen
blijft Gods naam achterwege als het over vruchtbaarheid gaat.
Anderzijds
zijn er nog altijd mensen die God betrekken bij alles wat zij niet begrijpen.
Zij stellen God verantwoordelijk voor alles wat misgaat in de wereld. “Als
Hij geen betere wereld kon maken, had Hij er beter nooit aan begonnen.”
voegen zij er cynisch aan toe.
Is
dat zo? Trekt Hij zich dan van onze wereld niets aan? Is Hij dan toch de
onbewogen beweger?
Het
beeld van Gods aanwezigheid in onze wereld, is heel mooi weergegeven in het
evangelie van vandaag.
Ongevraagd,
onverwacht, heel discreet staat Hij op de oever, op de zijlijn van ons leven,
in de morgenmist van de twijfel: “Is Hij het of is Hij het niet?”
Alleen
iemand die Hem liefheeft, ziet scherper. “Het is de Heer” zegt Johannes.
Wat
Hij in ons leven komt doen? Het gaat hem niet om die 153 vissen. Zelfs het
getal is symbolisch.
Als
Hij in ons leven binnentreedt, is het niet om ons van vis te voorzien, niet om
onze problemen op te lossen, of om ons het werk uit handen te nemen.
Eerder
wil Hij ons een opdracht geven. Weid mijn lammeren! Pas op, het gaat hier over
weiden met een korte ei. Het gaat hier niet over wijdingsmacht, maar over zorg
dragen voor elkaar. Het is de blauwdruk voor de toekomstige kerk: ‘weide
geven’ met als enig bindmiddel: “Hou je van Mij?”
God
legt zijn wereld in de handen van mensen, van wetenschappers en beleidsmensen.
Hij legt zelfs zijn kerk, zijn eigen droom, in de handen van mensen. Elk van
ons krijgt de opdracht om voor elkaar te zorgen.
Met
die mooie bedenking als afsluiter: Petrus, - en vervang die naam gerust door
je eigen voornaam - als je jong
waart dacht je dat je niet vrij waart en je werd een rebel. Maar eigenlijk
waart je toen wel vrij. Pas met ouder worden, als je mensen hebt om voor te
zorgen, in een beroep, in een gezin, in een engagement, dan ben je gebonden.
Naarmate je groeit in verantwoordelijkheid wordt de gordel sterker
aangetrokken. en voel je ook daarin Gods discrete aanwezigheid in je leven.
Manu Verhulst.
Als
een psycholoog wil te weten komen of je vreesachtig bent of niet, of je een
bangerik of een waaghals bent, dat doet hij een heel eenvoudige proef. Hij
vraagt je eerst stevig op je beide voeten te staan en je dan als een plank
achterover te laten vallen. Er is iemand achter je die je zal opvangen. Heel
veel mensen zoeken 1001 uitvluchten om toch maar te blijven rechtstaan en niet
uit hun evenwicht te gaan. Zij hebben schrik.
Vandaag
zijn er zo velen die een dergelijke angst hebben, jongeren zowel als ouderen,
maar dan een angst in het groot, een levensangst. De schrik dat zij niet
zullen opgevangen worden. Dat ze de nestwarmte zullen verliezen, dat hun
relatie geen stand zal houden, dat er voor hen niet meer zal gezorgd worden
als ze op anderen aangewezen zullen zijn, dat niemand hen zal opvangen, ook
hun eigen kinderen niet.
De
twijfel aan mekaar, de angst voor mekaar vreet aan ons menselijk geluk.
De
boodschap van Jezus, zijn laatste woorden, gaan daarover. “Bemint
elkander”. Hier gaat het niet over sentiment en nog minder over erotiek.
Hier gaat het over de elementaire plicht voor elkaar te zorgen, mekaar op te
vangen.
Hij
verwijst daarbij naar de duurzame relatie tussen zichzelf en de Vader in de
hemel.
Op
het moment van de uiterste verlatenheid, als hij zich verraden voelt door
Judas, weet Hij zich sterker dan ooit verbonden met de Vader.
Op
dezelfde wijze kan elke christen de angst en de onzekerheid overwinnen omdat
hij zich ten allen tijde gedragen en opgevangen weet door God, ook als hij in
de steek wordt gelaten door mensen.
Weten
dat God je opvangt, als de menselijke zekerheden wegvallen, ook als je eigen
lichaam je in de steek laat, ook als je doodgaat…
“Wees
niet bang” is de ondertoon van de blijde boodschap.
Manu Verhulst.
Een
mier die op één van de poten van een olifant kruipt, zich nestelt in één
van zijn rimpels, kan zich onmogelijk een beeld vormen van een olifant.
Dat
zou ongeveer de situatie kunnen zijn van een mens die zich een beeld tracht te
vormen van God.
Hij
zal tot de conclusie komen: God? Bestaat die wel? Ik bemerk er niets van.
Als
we met onze zintuigen of met ons verstand tot de kennis van God willen komen,
dan lukt dat niet.
Jezus
wijst ons een andere weg, niet de weg van de koele rede, maar de weg van het
hart. Hij neemt een ander vertrekpunt: Jezus liefhebben.
“Als
iemand Mij liefheeft” zegt Hij, “zal hij mijn boodschap horen,
binnentreden in de wereld van mijn parabels en mijn aansporingen. Dan zal hij
mijn woord onderhouden, naar mijn boodschap gaan leven, de blijde boodschap
tot de zijne maken… En dan gebeurt het wonder: dan zal ook mijn Vader hem
liefhebben. Wij zullen tot hem komen en verblijf bij hem nemen.” God komt
bij de mens wonen.
In
andere woorden, de vergelijking van de mier en de olifant is compleet
verkeerd. Het is juist andersom. God is niet te vinden buiten ons, maar in
ons. We mogen God ervaren. Zijn woonplaats is het hart van de mens, niet de
tempel.
Vanuit
de beleving van het evangelie ontdekken we wat een potentieel aan goedheid,
aan scheppingskracht, en aan liefde in
ons aanwezig is. Dat te ontdekken en doen renderen is op het spoor komen van
God.
Daarin
schuilt een vrede die de wereld niet kan geven: maar even bedenken dat God je
de moeite waard vindt om u van binnen uit te bezielen, om in u te komen wonen,
dat geeft uw leven betekenis. Ook als je voor de wereld niet belangrijk bent,
ook als je voor de wereld mislukt bent. In het oog van God is die kleine
liefde die de mens voor God kan opbrengen belangrijker dan alle grote dingen
die de wereld belangrijk vindt.
Manu Verhulst.
Een drenkeling klampt
zich aan een strohalm.
Een ongeneeslijk zieke
laat zich verleiden tot alternatieve geneeswijzen, pendelaars en indonesische
chirurgen.
Dat is een verschijnsel van alle tijden.
Gezonde mensen in
gunstige omstandigheden kunnen dit gemakkelijk weglachen, maar de zwakken, die
in uitzichtloze situaties zitten dat zijn de drenkelingen die naar een strohalm
grijpen.
De hoop speelt zich
altijd af op de rand van de wanhoop.
De lamme uit het
evangelie was zo iemand. De reactie van Jezus is eigenaardig. Hij zet hem op een
ander spoor. Hij legt een onverwachte link naar de zonde, naar het kwaad. Het
kwaad in de maatschappij, het kwaad in de mens. Hij trekt het landschap van de
geneeswijze open en dat is actueel tot op onze dagen.
Ziekte heeft iets te
maken met de maatschappelijke contekst. Als het geld belangrijker is dan de
volksgezondheid, als een ongebreidelde industrialisering aan de ene kant en een
ongebreidelde consumptiedrift aangewakkerd door een bedenkelijke reclame aan de
andere kant mensen in uitzichtloze problemen brengt.
Wij zeggen wij toch ook : ‘t is zonde van al dat menselijk geluk
dat aldus wordt kapotgemaakt.
Uw zonden zijn u
vergeven, zegt Christus en daarmee verwijst hij naar al de sporen die het kwaad
in een mens heeft nagelaten. Als mensen zich door leugens zichzelf zo in nesten
werken, als mensen mekaar het leven zo zuur maken. Een onderzoek in de VS toonde
een verband aan tussen rancune en de kanker aan de alvleesklier. Veel ruzie en
veel onverwerkt verdriet en innerlijke kwetsuren maken de mens ziek. Het oude
spreekwoord : ‘t kruipt niet in de kleren, is maar al te waar. Het kruipt
niet in de kleren, het kruipt letterlijk in de cellen van ons lichaam. Als de
zonde overwonnen is, als het woord van de vergevig gesproken is. Dan pas kan
Jezus zeggen : « Neem je bed op en ga naar huis, bouw een feestje en
vier het leven. »
Manu Verhulst
Nieuwsberichten kun je maar ten volle verstaan,
als je weet wat er de dagen voordien aan voorafgegaan is, soms moet je zelfs ook
iets van de verre geschiedenis kennen, om de juiste draagwijdte van een gebeuren
te kunnen snappen.
En om de nieuwsberichten helemaal tot hun recht
te laten komen is het goed zich de vraag te stellen : waar gaat het naar
toe ? In andere woorden : Elk nieuw feit heeft een verleden en een
toekomst.
Met het verhaal van Jezus, het goede nieuws, is
dat net hetzelfde. Wat die Jezus bedoelde, wat zijn boodschap zo revolutionair
maakte in die tijd dat hij er voor uit de weg moest worden geruimd, is maar te
verstaan vanuit het verleden van zijn volk, vanuit de schriften.
En dat verhaal van Jezus krijgt maar zijn volle
betekenis naar de toekomst toe. Wat zal de weerslag er van zijn op het verloop
van de mensengeschiedenis ?
Hemelvaart is dat scharniermoment tussen verleden
en toekomst. De Jezus die afscheid neemt en de Jezus die op een andere wijze
aanwezig blijft.
In ons leven ervaren wij trouwens hetzelfde :
ieder mens is een schakel tussen verleden en toekomst. Wij houden ons vast aan
een momentopname. Maar leven is balanceren tussen verleden en toekomst. Daarom
moeten wij zo dikwijls afscheid nemen : soms voor kort, maar heel dikwijls
voor een lange tijd en soms voor altijd. Afscheid nemen van vrienden, van
werkmakkers en collega’s, van geliefden. Afscheid nemen behoort tot het leven
als de nacht bij de dag. Maar uit elke nacht wordt een nieuwe morgen geboren.
Zo zit in elk afscheid een kiem van een nieuw
begin. De kunst van het afscheid nemen bestaat er in die kiem te zien en te
laten ontkiemen.
Bij Jezus is dat nieuwe in zijn afscheid heel
duidelijk : de opdracht om als leerlingen een gemeenschap te vormen en zo
van Hem te getuigen. ‘Waar twee of drie uwer in mijn naam bijeen komen daar
ben Ik in hun midden.
Geloven is leven vanuit een gemis en vanuit dat
gemis durven bouwen aan een toekomst.
Dat
verklaart een beetje de tweespaltigheid van een christen, ook in deze tijd :
enerzijds leven wij met een afwezige God. We kunnen hem niet zien, we kunnen Hem
niet bewijzen en anderzijds is dat christen-zijn toch zo ingrijpend in het
dagelijkse leven. en vraagt het geloof een zo concrete inzet. Geloven, dat is in
de afwezigheid van de Heer de kiem zien van een nieuwe toekomst.
Manu
Verhulst.
In
de lange geschiedenis van de mensheid vormen wij een uitzonderlijke generatie.
Voor de eerste maal mogen wij op zo grote schaal en met zo velen tegelijk, ten
volle genieten van het leven. Dat is uitzonderlijk, want eeuwenlang was leven
enkel overleven, Leven was een op voorhand verloren strijd tegen honger, dood
en oorlog. De mensen noemden hun wereld terecht: een tranendal.
Overal,
in alle culturen heeft men voortdurend geprobeerd om in dit tranendal te
overleven. In ons westen is dat bijzonder geslaagd, dank zij een doorgedreven
wetenschap en technologie. De grens van de levensbedreiging is opgeschoven,
zowel de leeftijdsgrens als de welvaartsgrens.
En
hoe mooi dit er ook uitziet, toch weten we dat de strijd niet gewonnen is. Op
het ogenblik van de grootste vooruitgang ervaren we telkens ook de grootste
bedreiging. Denk aan de aids epidemie. Denk aan de dreiging van een
atoomoorlog, denk aan een ecologische ineenstorting.
De
strijd is niet gewonnen. Wetenschap en technologie, hoe kostbaar ook volstaan
niet. Met geld alleen kun je niet alle problemen oplossen. De mens moet van
binnen veranderen. Er is liefde nodig, onbaatzuchtige inzet van de ene mens
voor de andere, van het ene volk voor het andere.
De
boodschap van Hemelvaart is: het verhaal gaat verder! Blijf niet hangen bij
een herinnering aan de Verrezene, blijf niet hangen bij een viering. Jij bent
een deel van dat verhaal.
Wat
God nog allemaal van plan is met het ontwerp ‘mens’ dat kunnen wij ons
niet indenken. Even dromen van de eindvervulling en dan terug, met de voeten
op de grond werken, bouwen aan die onvoltooide wereld.
Manu Verhulst.
Faalangst,
is niet alleen een bedreiging voor studenten in examentijd. Faalangst kan elke
mens bekruipen en op elke leeftijd. Twijfel aan zichzelf werkt zo verlammend.
Teleurstelling
en ontgoocheling moeten verwerken tegen alle dromen en alle verwachtingen
in… Het is om kwaad te worden op zichzelf, en vaak schrompelt men ineen tot
een hoopje miserie.
Bij
mijn weten is er maar één geneesmiddel. Dat zijn woorden, woorden van
bemoediging, van bevestiging, van waardering. Maar die woorden werken maar als
men zich bemind weet door diegene die ze uitspreekt. Anders klinken ze als
holle vaten.
Zo’n
woorden heeft Jezus uitgevonden voor de mensen van alle tijden. Hij voegt er
dan ook onmiddellijk de voorwaarde bij: Als gij mij liefhebt… Dan pas kunnen
wij zijn woorden onderhouden, kunnen wij er van leven.
In
elke parabel, in elk van zijn woorden wil Hij ons zeggen: Gij wordt door God
bemind en Hij bemoedigt u. Gij zijt niet perfect, en gij hoeft het ook niet te
zijn.
Pinksteren
is die bevrijdende boodschap dat je door God gewaardeerd wordt zoals je bent.
Dat is gelijk een vonk die het beste in ons wakker maakt en alle faalangst of
twijfel aan zichzelf vernietigt.
Pinksteren
is ook de opdracht om op onze beurt woorden van bemoediging en bevestiging en
waardering uit te spreken, zodat niemand moet ineenschrompelen van miserie.
Manu Verhulst.
Toen
ik in de lagere school zat waren er nog witte vlekken op de wereldkaart.
Uitgestrekte gebieden in midden Afrika, of bijv.op de zuidpool, dat waren de
gebieden die nog niet in kaart waren gebracht, waar nog geen
ontdekkingsreiziger gepasseerd was. Dergelijke witte vlekken fascineerden ons.
Daar lag het avontuur binnen handbereik.
Kinderen
zien nu geen witte vlekken meer op de wereldkaart. Integendeel in een
overvloed aan documentaires en informatie kunnen zij letterlijk binnenkijken
in de diepte van de oceanen en tot in de uitgestrektheid van de ruimte.
De
witte vlekken in het kennisveld van de mens liggen ergens anders. Zij situeren
zich rond de geestelijke zoektocht van de mens naar de zin van het leven. De
vraag naar God en wat achter die naam kan schuil gaan, is nog nooit zo intens
geweest. Hij wordt afgewezen en beleden. Hij wordt vervloekt en gezegend. Een
teken dat de vraag leeft, meer dan ooit. De ontdekkingsreizigers van vandaag
die de witte vlekken durven betreden zijn de contemplatieve mensen, de
monniken en de monialen, die van de zoektocht naar God hun levenswerk hebben
gemaakt.
Eigenlijk
is dat een opdracht voor elke christen. Geen kwestie van studie of van
uitzonderlijke kennis. De zoektocht naar God begint bij het besef dat men zich
bemind weet omdat men het leven ziet als een enorm geschenk van Zijnentwege.
Zich bemind weten door God is opgenomen worden in die spiraal van liefde, in
die relatie die God is. Wij duiden ze aan door drie schamele woorden: Vader,
Zoon en Geest om toch maar te zeggen dat God in wezen niet eenzaam is, maar
dat Hij liefde is en gesteld op relatie, ook met de mens.
Jezus
weet wel dat dit niet zo eenvoudig is. Het veronderstelt een innerlijke
volwassenheid, een loskomen van al de kleine, aardse zorgen. “gij kunt het
nu nog niet dragen.” zegt Hij tot diegenen die hem toch heel vertrouwd zijn.
Als
wij daar een beetje van kunnen dragen, er een beetje van kunnen leven, nu en
dan op ontdekkingstocht durven gaan in die witte vlek van de Godservaring, dan
staan wij ook heel positief in het leven: elke dag een avontuur want God heeft
ons lief.
Manu Verhulst.
« Stuur
de mensen weg dan kunnen ze naar de dorpen gaan om eten te kopen. »
Het
is een menselijke reactie van de apostelen. Zij zien dat er problemen van komen
en die willen zij ten allen prijze voorkomen. Dus : stuur die mensen weg!
Dat
is ook onze normale reactie tegenover probleemmensen :’Ga naar ne goeie
psychiater’ of ‘Ga naar ‘t OCMW’ Dat is gemakkelijker dan tijd te maken,
zich in te leven in andermans situatie, klaagmuur te zijn, een helpende hand te
bieden aan mensen in nood.
Er
zijn inderdaad diensten genoeg die probleemmensen professioneel kunnen opvangen.
Maar er zullen altijd mensen zijn die op de eerste plaats nood hebben niet aan
een instelling maar aan een mens om bij aan te leunen.
Dat
bedoelt Jezus met te zeggen : ‘Geef gij hen maar te eten.’ Gij zijt
verantwoordelijk voor mekaars verdriet, voor mekaars eenzaamheid, voor mekaars
mislukking.
Zich
mekaars lot aantrekken is niet de houding die we van nature uit aannemen. Ons
instinct van zelfbehoud gebiedt ons zo ver mogelijk weg te blijven van de
problemen van anderen. ‘Stuur ze weg’.
Het
moment dat we ons daar bewust van worden, zou de eucharistie moeten zijn. Het
moment van de communie, een moment van verbondenheid. Daar delen wij elkanders
brood, daar delen wij dezelfde Christus, daar wordt het lichaam van Christus
vorm en gestalte in zijn kerkgemeenschap.
Als
de woorden tot u gericht worden : ‘Lichaam van Christus’ vormen die
woorden een appél, een oproep
eigenlijk een vraag of gij akkoord zijt om een gezonde cel te worden in dat
organisme, dat lichaam van mensen die zich laten bezielen door Christus.
Dan
komt de vraag tot ons of wij akkoord gaan dat wij ons verantwoordelijk voelen
voor een medemens, dat wij niet gerust zijn zolang er iets ontbreekt aan zijn
geluk. Of wij er mee akkoord gaan dat wij ons daarvoor zullen inzetten met de
middelen die we hebben.
‘Amen’
zeggen is ‘ja’ zeggen om het lichaam van Christus gezond te houden of gezond
te maken.
Het
verhaal van de broodvermenigvuldiging heeft zeer waarschijnlijk een symbolische
betekenis. Ik heb de indruk dat het meer een gebeuren is van nu dan van toen.
Zoveel
mensen zijn ver van huis. Ik bedoel dan meer dan de daklozen, maar dan denk ik
aan al die mensen die wel rijk zijn aan goederen maar zo arm aan menselijke
geborgenheid. Mensen die de nestwarmte ontberen moeten de zin van hun bestaan
wel zoeken in een druk uitgangsleven, in één of andere kick.
‘Geef
gij hen maar te eten…’ Een onmogelijke opgave zult ge zeggen. Inderdaad,
tenzij we samen het lichaam van Christus vormen en zo gemeenschap vormen dat
veel menselijk leed en menselijke nood kan opgevangen worden.
Manu
Verhulst.
“Als
ik voedsel uitdeel aan de armen, noemt men mij een heilige. Maar als ik durf
vragen waarom zij arm zijn, dan noemt men mij een communist.” zei Helder
Camara.
Jezus
komt in dit evangelie niet naar voor als iemand die de heilige wil spelen door
voedsel uit te delen. “Geef gij ze maar te eten.” zegt hij tot zijn
vrienden.
Hij
wil wel degelijk aantonen waar de oorzaak van de honger ligt: niet het tekort
aan voedsel, maar wel het tekort aan liefde is de oorzaak.
Delen
is immers vermenigvuldigen, tegen alle wetten van de wiskunde in.
Dat
is zo met elke vorm van echte rijkdom. Een gedachte delen is die gedachte
vermenigvuldigen, een gevoelen delen is dat gevoelen vermenigvuldigen en
welstand delen is die welstand vermenigvuldigen.
Rijkdom
die opgesloten blijft in een familie, in een clan, in een stand of in een
continent is onvruchtbaar en gedoemd om te verdwijnen.
Het
evangelie zegt ons: maak van delen uw levenshouding.
Het
verhaal van de broodvermenigvuldiging is een voorspel op het laatste
avondmaal. “Kijk, dit ben ik voor u en voor alle mensen: gebroken brood en
gedeelde beker.”
In
het verhaal van de broodvermenigvuldiging kunnen wij de eucharistie beter
begrijpen. Christus is maar aanwezig in ons leven als wij het brood breken en
delen met elkander.
De
echte consecratie van het brood reikt verder dan het liturgisch gebeuren.
Het
zou wel eens kunnen dat de aanwezigheid van Christus in ons leven juist
afhankelijk is van ons breken en delen. Breken doet altijd pijn, vraagt andere
handelsakkoorden, vraagt dat onze wereld niet zou gebouwd zijn op de filosofie
van de markt, maar op het evangelie van de solidariteit. Dan staat niet het
bezit centraal, maar wel het menselijk geluk. Sympathiek is die boodschap niet
want iedereen heeft de reflex om te behouden wat je hebt.
Ook
Helder Camara heeft dit ondervonden. Hij heeft nooit de Nobelprijs van de
vrede gekregen. Hij is nooit kardinaal geworden. Vijf jaar geleden is hij als
een vergeten man gestorven. Onze wereld is blijkbaar nog niet rijp voor de
boodschap van het pure evangelie.
Manu Verhulst.
“Wie
zeggen de mensen dat ik ben?”
Het
is de vraag achter elke kiescampagne. Maar ook de vraag achter elk menselijk
streven. We zijn zo gevoelig voor wat de mensen over ons denken. Daarom zijn
we zo bezorgd over ons voorkomen, over ons succes, over ons prestige.
Daarom
willen zoveel mensen op één of andere manier het podium halen en applaus
horen, soms ten koste van hun eigen geluk.
Wie
zeggen de mensen dat ik ben? Is een vraag die kan blijven steken in de schone
schijn..
Jezus
graaft dieper: “Maar gij, wie
zegt gij dat Ik ben?” en Hij richt zich tot zijn vertrouwelingen, vrienden
die alles in de steek hebben gelaten om Hem te volgen.
“Wie
zegt gij dat ik ben?” Wie ben ik voor u? Deze vraag raakt de zin van ons
leven.Voor iemand iets kunnen betekenen: het oerverlangen van elke mens.
De
zin van ons leven ligt dus niet in ons, maar buiten ons. We willen mensen om
ons heen of tenminste één iemand die zegt: voor mij ben je onmisbaar. Het
raakt de ziel van ons bestaan.
Het
is die vraag die velen angstig maakt, als je ergens afgewezen wordt, als je
werkloos wordt, als je niet wordt aanvaard. Daarom willen jonge mensen alles
doen om ergens bij te horen, om toch maar niet uitgesloten te worden.
Wie
ben ik? Eigenlijk is dit een religieuze vraag. Wie ben ik voor God? Onze echte
identiteit moeten we in die richting zoeken. Als we er eenmaal van doordrongen
zijn dat we door God geschapen zijn, door Hem bemind worden en door Hem
bewoond worden, door God bezield en bewogen, dan is het niet meer zo
belangrijk wat de mensen over ons zeggen. Dan zijn die superprestaties niet
meer nodig, integendeel.
Wie
zich blijft blind kijken op de schone schijn, en voortdurend bezorgd is over
wat de mensen over hem of haar zeggen, die heeft geen leven meer. Wie dit
betrekkelijk vindt maar zich door God bemind weet, die zal een diepe vrede
ervaren.
Manu Verhulst.
Het is
verwonderlijk, maar uitgerekend die kinderen die te veel speelgoed hebben,
zullen zich het meest vervelen. Om de eenvoudige reden dat hun verbeelding niet
meer moet werken. Een kind zonder speelgoed
zal van doodgewone dingen speelgoed maken, de verbeelding, de fantasie
zal die gewone dingen boeiend maken.
Vandaag
zijn er ook volwassenen met te veel speelgoed. Uitrustingen voor allerlei vormen
van vrijetijdsbesteding met de daar bijhorende kostumering stapelen zich op.
Net als
kinderen met te veel speelgoed ondervinden zij ook een tekort. De gewone dingen
van het leven zijn niet meer boeiend. Verveling wordt hier een zekere
onvoldaanheid. De echte levensvervulling ontbreekt.
Er is
geen ruimte en geen tijd meer om een zin te geven aan het gewone leven. Wat
betekenen de dure spullen om zijn vrije tijd door te brengen als de diepste
verlangens niet aangesproken worden.
Toen de
Concorde nog mocht vliegen pakte men uit met het feit dat men dan twee uren
vroeger in New-York was. Ooit hoorde ik een naïeveling vragen : ‘En wat
gaan ze dan doen met die twee uren ?’
Niet de
vrijheid is immers belangrijk, wel wat g’er mee doet.
Het
evangelie van vandaag is een oproep in harde bewoordingen, eigenlijk is het een
pamflet dat ons wil aanzetten om ons leven een doel te geven dat de moeite waard
is, om er een zin in te leggen die het leven nog de moeite waard maakt, ook al
heb je geen steen om je hoofd op te laten rusten. Het is een oproep om ons te
laten beseffen dat we ons leven niet mogen consumeren.
De
levensvervulling die Jezus ons voorstelt is niets minder dan meebouwen aan het
rijk Gods in de gewone dingen van het leven.
De
wereld is geen pretpark en het leven is geen speeltijd. Het is één grote
uitdaging om samen mens te worden naar Gods droom en onder zijn inspiratie.
Manu
Verhulst.
We
zijn in onze westerse beschaving op een punt gekomen dat we heel wantrouwig
staan tegenover alles wat naar godsdienst ruikt.
Godsdienst
wordt gelijk gesteld met onverdraagzaamheid, met fanatisme, zelfs met terreur
en onderdrukking. “Godsdienst? Neen, liever niet!” zegt de publieke
opinie.
Men
neemt het niet dat mensen macht over mensen uitoefenen in de naam van God,
langs de subtiele weg van geweten en idealisme.
De
situatie in Jezus’ tijd was niet anders. De macht lag bij de tempel met zijn
priesterkaste. De Romeinse bezetter had er alle moeite mee om de joden in het
gareel te laten lopen, net zoals in het Irak van vandaag de Amerikanen alle
moeite hebben met de ayatollahs. De kracht van de religie is blijkbaar groter
dan het machtigste militaire apparaat.
Welke
rol speelde Jezus in dat machtskluwen van toen?
Het
evangelie van vandaag is duidelijk. Het laat ons inzien dat Jezus afstand
neemt van elke macht die uit godsdienst voortkomt. Zijn 72 leerlingen, - dat
zijn ze allemaal want 72 is een getal dat bij de joden universaliteit betekent
– dus niet enkel zijn apostelen maar elke mens die zijn volgeling wil zijn,
zal niet uit zijn op macht maar op vrede, die wordt weerloos als een lam,
Jezus
is op het religieuze vlak als een ontmijner die de ontsteking wegneemt uit het
kruitvat van de religie.
Ook
vandaag zal een christen een gezond wantrouwen koesteren tegenover alles wat
mensen onderdrukt, vooral als dat in Gods naam gebeurt.
Ook
vandaag zal een christen vrede brengen, zonder enige vorm van fanatisme of
onverdraagzaamheid.
Dat
zijn naam staat opgetekend in de hemel, dat wil zeggen, dat zijn geloof iets
heel persoonlijk is en dat hij vertrouwelijk mag omgaan met God, dat is zijn
vreugde. Niet de macht of het aanzien dat hij daarmee op de wereld verwerft.
Manu Verhulst.
« Meester
wat moet ik doen om het eeuwig leven te verwerven ? »
De
vraag, zoals die in dit evangelie gesteld wordt, is compleet uit de tijd.
Zo’n
vraag stellen de mensen zich niet meer en wel om twee redenen : Zij vragen
hoegenaamd niet naar regels : Hoe zij hun leven inrichten zullen ze zelf
wel uitmaken en ten tweede : het eeuwig leven interesseert hen geen barst.
Het leven hier en nu is zo boeiend en is al zo kort dat zij hun tijd niet willen
verliezen aan bespiegelingen over een werkelijkheid die in hun ogen
onwaarschijnlijk is.
Nochtans,
bij nader toezicht, ligt die parabel wel in de lijn van de moderne toehoorder.
Ook
Jezus zet zich in deze parabel af tegen reglementen om de reglementen. Als de
priester en de leviet in een wijde boog om de gewonde heengaan dan is dat om in
orde te zijn met het reglement dat hen verbood tempeldienst te verrichten als ze
met bloed in aanraking waren geweest. De parabel geeft duidelijk te verstaan dat
dit tegenover een mens in nood geen enkele zin heeft.
Ten
tweede toont de parabel heel duidelijk aan dat een mens zich inderdaad niet moet
blind staren op een eeuwigheid maar dat een mens zich op de eerste plaats moet
laten bewegen door de mens die hier en nu in nood verkeert. Daar ligt de weg
naar het echte leven.
De
gewonde langs de weg vraagt vandaag wellicht een andere benadering als in die
tijd van Jezus.
Onze
hulpdiensten en rampenplannen zijn zo professioneel georganiseerd. En zelfs de
liefdadigheid wordt te gelegener tijd een mediagebeuren, goed georchestreerd met
de nodige publiciteit voor de gulle sponsors. Het gevaar bestaat dat wij ons
daarachter gaan verschuilen zodat we zelf niets meer moeten doen.
Het
tegendeel is echter waar : hoe professioneler de hulpverlening des te
groter is de nood aan menselijke vriendschap : aan een uitgestoken hand en
een luisterend oor. De nabije meevoelende mens is nog altijd onvervangbaar.
De
Samaritaan is door medelijden bewogen, is er heel persoonlijk bij betrokken :
hij verpleegt zelf de wonden met zijn eigen wijn en olie. Hij zet hem op zijn
eigen rijdier, hij betaalt zelf de kosten. De persoonlijke betrokkenheid is hier
zo sterk benadrukt dat zij het eigene uitmaakt van de naastenliefde zoals
Christus die bedoelt.
« Meester,
wat moet ik doen om het eeuwig leven te verwerven ? »
De parabel eindigt met dat laconieke
zinnetje : « Ga, en doe gij evenzo. » Dat wil zeggen : ge
moet de vraag niet stellen, ge moet er niet over klappen. Op doen komt het aan.
Manu
Verhulst
Ooit
gingen mensen uit het westen op kruistocht om zeker te zijn van de hemel in
het hiernamaals. Er hing een volle aflaat aan vast. Zoals vandaag ook
zelfmoordterroristen rekenen op een goede plek in het paradijs.
Als
mensen alles op het spel zetten voor de
hemel dan is er een reukje aan. Ook de wetgeleerde uit het evangelie is
bezeten door de vraag: “Meester, wat moet ik doen om het eeuwig leven te
verwerven?”
Het
antwoord van Jezus is ontnuchterend.
Eigenlijk
wilt hij zeggen: “Jongen, blijf ne keer met uw voeten op de grond “
Maar
Jezus is beleefder en ook veel geestiger en hij verpakt zijn antwoord in een
parabel. Hij vertelt van een priester en een leviet, mensen die ook bezorgd
zijn voor het eeuwig leven.
Zij
zijn op weg naar de tempel om daar dienst te doen. Volgens de wet van Mozes
mogen ze met geen bloed en zeker met geen lijk in aanraking komen. Dan zouden
ze onrein zijn en niet in staat om enige tempeldienst te verrichten. Zij gaan
dus in een wijde boog om de dodelijk gewonde heen.
Alleen
die samaritaan, een vijand van de joden, - vandaag zouden we zeggen die
palestijn – die haalt zijn kistje EHBO te voorschijn. Hij knielt neer bij de
gewonde zoals anderen knielen in de tempel.
Het
eeuwig leven verdwijnt op de achtergrond en de gekwetste, de marginale mens,
komt op het voorplan.
Het
eeuwig leven verwerven blijft een edele opgave maar volgens het evangelie
wordt dat niet verworven door mensen te terroriseren, maar door mensen in nood
te helpen.
De
secularisatie, de dienst aan de hulpbehoevende mens, zonder enige verwijzing
naar religie, zoals we die vandaag kennen in zovele ngo’s, zit reeds
verkondigd als blijde boodschap in de parabel van de barmhartige samaritaan.
Manu Verhulst.
Gastvrijheid
is reeds bij de primitieve volkeren een heilige, ongeschreven wet : een
eerste begin van beschaving : Een vreemde gast de vrijheid geven om binnen
te treden in uw eigen territorium, in uw land, in uw huis, in uw leefwereld, in
uw gedachtenwereld. Het schijnt een diepmenselijke trek te zijn.
Als dat
zo al bij mensen is, zou God dan minder gastvrij zijn ? Zou Hij ons ook
niet graag binnenlaten in zijn leefwereld, in zijn gedachten ?
Kijk
eens naar het evangelie van vandaag. Het is een tafereel dat treffend Gods
gastvrijheid illustreert. Want wie is hier de gast ?. Op het eerste gezicht
is dat Jezus, maar bij nader toezien is het Maria die gastvrij onthaald wordt.
Zij mag binnentreden in de gedachten van Jezus, in zijn leefwereld. En dat in de
joodse cultuur van die tijd waarin een vrouw geen enkel recht had om onderricht
te mogen genieten. Met haar luisterende aandacht geniet zij ten volle van zijn
woorden.
Ik zeg
wel : genieten. Want het is u toch ook al overkomen. Hoe goed de spijzen
ook zijn, hoe mooi de tafel ook gedekt is. Het gesprek is nog altijd het
belangrijkste deel van de maaltijd. Mogen binnentreden in elkanders
gedachtenwereld is de echte gastvrijheid.
Wij
mogen altijd te gast zijn bij God, wij mogen, als we maar willen, zitten
luisteren aan de voeten van de Meester en binnentreden in zijn wereld. Zo
helemaal anders dan de drukdoenerij hierbuiten.
Gastvrijheid
bij God ? Het is een gastvrijheid die in onze cultuur niet hoog
aangeschreven staat. Wijsheid, inzicht, beschouwing… wat doet g’er mee ?
Wat brengt dat op ?
We
houden meer van uiterlijke prestaties die kunnen omgezet worden ofwel in
klinkende munt of tenminste toch in publiciteit. We moeten het hebben van
uiterlijkheden die de zintuigen prikkelen, en niet van het innerlijke dat de
gedachten opwekt.
Daarom
moeten die prestaties gepaard gaan met lawaai, met veel lawaai, met snelheid,
met hoge snelheid en soms met geweld. Altijd kwestie van zich te doen gelden :
niet van te luisteren naar de gastheer. Wie zo leeft moet lawaai maken of lawaai
rond zich hebben
.
In onze
tijd is er een geweldige nood aan stilte. Stilte is veel meer dan afwezigheid
van geluid. Stilte is de ruimte waarbinnen we willen luisteren naar de andere,
om mekaar te ontmoeten. Stilte is een geweldloze, scheppende kracht ook al zijn
de resultaten ervan niet onmiddellijk zichtbaar en kunnen ze niet omgezet worden
in klinkende munt.
Stilte
is een bron die van binnen opborrelt, die ons doet leven en die ons laat
luisteren naar de anderen en naar de Gans Andere.
Manu
Verhulst
De
minister zegt dat de Belgen langer zouden moeten werken, tenminste tot hun
zestig jaar en meer.
Als
we willen dat onze levensstandaard blijft stijgen, dat onze productie en onze
uitvoer elk jaar verhoogt, dan zullen we inderdaad onze arbeidsinspanningen
moeten opdrijven.
Als
je kijkt met een rekenmachientje in de hand, zal dat wel waar zijn.
De
minister redeneert zoals Martha in het evangelie. Zij vindt ook dat haar zus
moet presteren, dat zij haar tijd zit te verknoeien met te luisteren naar die
vreemde rabbi.
Maar
Jezus geeft haar geen gelijk. Het is een keuze, zegt Hij, maar Maria heeft de
beste keuze gemaakt.
Het
gaat hier inderdaad om een maatschappelijke keuze. Welke samenleving willen
we: één waar de absolute voorrang gegeven wordt aan de productie, of waar de
eerste bezorgdheid gaat naar de ontplooiing van de mens. Als je kiest voor de
productie dan blijft dat niet beperkt tot het arbeidsproces, maar dan heeft
dat zijn gevolg op heel de levensstijl: altijd bezig zijn, altijd tijd te kort
hebben, zoveel mogelijk verdienen en alles daaraan ondergeschikt maken, de
prestatiedrang cultiveren tot in het ontspanningsleven toe. Prestatie wordt de
enige norm om de medemens te waarderen.
Als
het leven zo boordevol actie zit, is er geen tijd meer voor contemplatie, geen
tijd meer om stil te staan bij de zin van het leven en gevoelig te worden voor
de diepere waarden ervan.
De
vraag dringt zich zelfs op of er geen verband bestaat tussen het ongeremde
activisme en het druggebruik.
Als
mensen zo gemakkelijk naar drugs grijpen, naar middelen om het bewustzijn
kunstmatig te verruimen is dat dan niet - gedeeltelijk althans, - te wijten
aan de samenleving die hen geen kansen biedt om de echte zin van het leven te
ontdekken, om het religieuze te exploreren.
Als
de opa’s en de oma’s weer aan ’t werk moeten, hoeveel kostbare
opvoedingskansen van kleinkinderen gaat er dan weer niet verloren.Dan mag onze
uitvoer stijgen en de levensstandaard de hoogte ingaan, in dezelfde mate zal
ook het druggebruik en de zelfmoordcijfers en de gevangenisbevolking stijgen.
Als
de diepere zingeving ontbreekt hebben we op den duur alleen nog het
strafwetboek om onze samenleving leefbaar te houden.
Manu Verhulst.
Er
zijn mensen die zich druk maken over het feit dat bepaalde diersoorten aan het
uitsterven zijn: “Gaat de Siberische tijger overleven? Zullen bepaalde
plantensoorten niet verdwijnen als de regenwouden gekapt worden?” Vragen die
terecht mogen gesteld worden.
Maar
misschien zijn er ook menselijke vermogens aan het uitsterven waar we ons niet
druk over maken. Zal de mens in de toekomst nog in staat zijn om te bidden?
Het
leven is immers zo jachtig geworden, zo helemaal ingesteld op materieel gewin,
zo vol prestatiedrang dat de mens de aanleg daartoe dreigt te verliezen.
Bidden
is zo iets subliem, is een zo delicate activiteit dat de geschiktheid er toe
wel eens zou kunnen verdwijnen. De kunst om te bidden is niet aangeboren. Dat
moet aangeleerd worden: “Heer, leer ons bidden.“ zeggen de apostelen.
Het
gaat hier niet over gebeden opzeggen, of gebeden prevelen. Het gaat hier niet
over gebedenboeken of gebedspraktijken.
Het
gaat hier over de kunst van het hart om met God in contact te komen, nog min
noch meer.
In
het evangelie vergelijkt Jezus het gebed met het aankloppen, midden in de
nacht, bij een vriend om eten te vragen voor een toevallige gast die
aangekomen is. Je moet al heel vertrouwd en eigen zijn aan mekaar om zoiets te
doen. Het is die vertrouwelijke omgang met God die Jezus bedoelt als hij over
het gebed spreekt.
Het
is dus eerder een levenshouding dan een opzeggen van gebeden.
Bidden
is een manier om naar de schepping te kijken: vanuit het besef dat wij uit
hetzelfde hout gesneden zijn. Uit het stof waaruit de sterren zijn ontstaan,
zijn ook onze hersenen ontstaan. We hebben deel aan dezelfde scheppingsdaad,
komen uit dezelfde bron.
Jezus
leerde ons die bron een naam te geven: Vader. En wel onze vader en niet mijn
vader. Want het bidden is er niet om in zijn eigen kleine noden te voorzien
maar om zich af te stemmen op Gods droom: Zijn naam worde geheiligd, zijn rijk
kome, zijn wil geschiedde.
De
bedoeling van het gebed reikt goddelijk ver, maar de weg er naar toe is zo
menselijk nabij. Het is in stilte de handen vouwen, het hoofd buigen en
“Onze vader” zeggen.
Manu
Verhulst.
“Moeder,
wat zijn we rijk.” Als een kind dat spontaan uitroept dan gaat het niet over
de centjes. Dan gaat het over de blijdschap van bij elkaar te zijn, de rijkdom
van het leven met mekaar te mogen delen.
Dat
is een juistere invulling van het begrip ‘rijkdom’ als diegene die de
grote mensen doen. Want die rekenen alleen met cijfers en saldo’s als het
over rijkdom gaat.
Echte
rijkdom heeft altijd iets te maken met anderen, met relatie.
Als
Jezus over rijkdom spreekt zoals in dit evangelie, dan neemt Hij zelfs afstand
van het materieel bezit, alsof dat niets met rijkdom te maken heeft. In zijn
ogen is materieel bezit te vluchtig, te bedrieglijk. ‘Rijk zijn bij God’
Daar komt het op aan. Maar wat bedoelt Hij daarmee?
Het
Rijk Gods is in u. Al de christelijke mysteries: van kerstmis maar ook Goede
vrijdag en Pasen en Pinksteren, heel het avontuur van God met de mensen is
meer dan een herinnering, meer dan vieringen. Al die mysteries van Gods liefde
spelen zich opnieuw af in ons eigen binnenste, in onze manier van leven, in
onze kijk op het leven, in ons aanvoelen, in onze ervaring van een geestelijke
werkelijkheid.
Ons
leven in zijn diepte is ‘geest’. Binnen die innerlijke horizon ligt onze
voltooiing, ligt onze eigenlijke rijkdom. God doordringt ons. Hij geeft ons
het leven niet. Hij geeft zichzelf en daardoor leven wij.
Vanuit
dat besef kunnen we de schepping ontcijferen, het materiële anders ervaren,
er de schoonheid van zien, er de echte rijkdom van ontdekken: overstappen van
berekening naar beschouwing.
Manu Verhulst.
Is
dat toeval? Of is dit mijn lot dat ik niet kan ontlopen? Vragen die onbewust
nu en dan in ons opduiken. En als we die vraag gaan uitvergroten…: Is ons
hele leven dan een aaneenschakeling van toevalligheden of is het een lot dat
niet te ontlopen is? Of is het veeleer voorzienigheid?
Achter
die vragen zit die ene grote levensvraag: Zijn we eigenlijk wel vrij in ons
doen en laten? Hebben we ons leven enigszins zelf in handen? Of mogen we
alleen maar passief ondergaan wat
in de sterren staat geschreven?
Soms
is het antwoord duidelijk.
Een
kunstenaar die voor zijn doek staat en zorgvuldig de lijnen trekt en met het
penseel de gekozen kleur aanbrengt, voelt de vrijheid tot in zijn vingeren.
Net zoals de componist en de dichter die hun gevoelens en inzichten aan het
witte blad papier toevertrouwen. Beluister een muziekstuk en je voelt de vrije
schepping van een mens.
Maar
meer nog de mens die iemand probeert te helpen, die zorg draagt voor de
gekwetste, de gehavende medemens. Goedheid van een mens veronderstelt altijd
een vrije beslissing. Hij voelt de vrijheid
tot in zijn helpende handen.
Vrijheid
is de kern van ons bestaan. Het evangelie zegt ons dat we tot vrijheid
geroepen zijn. Het is onze opdracht, onze opgave een trouwe en verstandige
beheerder te zijn. In de mate dat we daaraan verzaken verliezen we onze
vrijheid. Dan vallen we in verslaving, onder welke vorm dan ook, of dan zijn
we bezeten door één of andere drang die zich meester maakt over ons. Elke
bekrompenheid en elk fanatisme is de vrijheid verliezen.
Leven
is vrij worden om de schepping te voltooien. En al de rest: de horoscopen en
de stand van de planeten zijn uitvluchten om zich achter weg te steken. Ook
het geloof in de Voorzienigheid mag geen vluchtheuvel zijn om zijn
verantwoordelijkheid te ontlopen. De goddelijke voorzienigheid is niets anders
dan Gods droom over elk van ons, zoals een ouder voor zijn kind het beste
droomt, maar dat kind toch vrijlaat om al dan niet die droom waar te maken. Zo
zal God zijn scheppingsdroom opzij zetten en de vrijheid van de mens laten
voorgaan.
Het
leven is geen aaneenschakeling van toevalligheden en het is ook geen lot dat
we passief moeten ondergaan. Het leven is een opgave, we kunnen er aan
verzaken en domme dingen doen, maar we kunnen ook trachten om scheppend en
liefhebbend Gods droom waar te maken.
Manu Verhulst.
Merkwaardig
in dit evangelie: een oudere dame, Elisabeth, uit de klerikale kringen van die
tijd, begroet haar jongere nicht die ongehuwd zwanger is, en zegt met luide
stem: “Proficiat! Gij zijt gezegend onder de vrouwen en gezegend is de
vrucht van uw schoot.”
Een
sterk voorbeeld van open en positief denken. Geen wonder dat de jonge
kerkgemeenschap het de moeite waard vond die woorden op te tekenen en voor de
komende geslachten te bewaren.
Want
het gaat niet alleen over de zwangerschap. Het gaat over een nieuwe manier om
in de wereld te staan. Het zijn revolutionaire woorden die een nieuwe
wereldorde inluiden: Wie klein en onaanzienlijk is, moet worden geëerd en
gerespecteerd als mens. Die mag op de eerste plaats komen.
Elisabeth
feliciteert een meisje dat wellicht nog nooit enige felicitatie of enige
onderscheiding ontvangen heeft. Maria gaat in haar antwoord in dezelfde zin
verder: niet de macht of het bezit bepaalt de waarde van een mens. Onze echte
adelbrieven liggen bij God.
Als
we dat eens zouden toepassen in het dagelijks leven. Verder kijken dan de
eerste indruk, niet toegeven aan de eerste reflex van afwijzing maar een
beetje Elisabeth zijn en gereed staan met een bevestiging, met een
bewondering, ook als w’er niet helemaal kunnen achter staan. De wereld zou
een stapje dichter komen bij een wereld zoals God hem heeft gedroomd.
Een
tip voor deze zondag: Overal ontdekken en het ook zeggen wat een pracht van
medemensen we rondom ons hebben.
Manu Verhulst.
Bij de lezing van dit evangelie dacht ik voortdurend
aan de olympische spelen.
“Span u tot het uiterste in…”
“Velen zullen proberen maar er niet in slagen…”
Dat is de taal van Athene 2004.
Alleen de inzet verschilt. In Athene focust men op de
fysische prestatie, in het evangelie op de morele prestatie. Daar gaat het om
het goud op het schavotje, in het evangelie om de beloning in het hiernamaals.
Ook de belangstelling verschilt. Honderden miljoenen
kijkers voor de spelen en een heel kleine minderheid voor de boodschap
van het evangelie.
Er is blijkbaar meer belangstelling voor het
tijdelijk lichaam dan voor ons eeuwig welzijn.
Zullen we het evangelie dan maar opbergen bij gebrek
aan belangstelling? Mag het evangelie naar het museum als iets dat heel kostbaar
is maar hopeloos verouderd ?
Ik denk van niet. Het evangelie kan een sleutel zijn
om ook het lichaam te verstaan in het licht van Gods bedoeling. Hij zal toch ook
liever de olympische spelen zien dan een wereldoorlog, liever een stadion dan
een slagveld.
“Heer, zijn het er weinig die gered worden? “
De vraag kan ook anders gesteld: “Heer, wanneer
beantwoorden wij aan uw bedoeling?”
Een vraag aan de scheppende God.
Vanuit ons binnenste, vanuit de grote stilte, diep in
ons, die dezelfde is als de stilte in het diepste van de oceaan, als de stilte
tussen de sterren in het universum, vanuit die stilte diep in ons, vormt en
kneedt Hij ons naar zijn beeld en gelijkenis. In zover zijn beeld en gelijkenis
in ons zichtbaar wordt is ons leven op weg naar de voltooiing.
Ook het lichaam, bezield door een geest van
wereldwijde broederlijkheid kan beeld en gelijkenis zijn van de eeuwige: van de
mens op weg naar de uiteindelijke voltooiing.
Wie is op de juiste weg? Het antwoord op die vraag is
niet zo evident. Menselijke maatstaven komen daar niet meer aan te pas, ook niet
het behoren tot een volksgroep of tot een kerkgemeenschap. Hier zouden de eerste
wel eens de laatste en de laatste, de eerste kunnen zijn.
Manu Verhulst
.
Bij
het begin van het schooljaar, als je de kinderen weer met hun boekentas de
deur ziet uitgaan, rijzen de vragen en de verwachtingen. Wat gaat er uit
groeien?
Elk
mensenkind is een ongekend reservoir van mogelijkheden naar lichaam en geest
en gevoel. Wat kan er niet allemaal uitkomen? En wat zal er niet verstikt
blijven en onontgonnen?
Belangrijker
dan het merk van het schoolgerief is de ruggesteun die het kind krijgt. Die
goedkeurende blik van de leerkracht, die bevestiging van die vader of die
moeder: “jongen, of meisje, gij hebt prachtig gewerkt. Ik ben fier op u.”
Er
zijn momenten dat een kind groeit, niet in centimeters maar in zelfvertrouwen.
Moreel opgetild worden zijn groeimomenten die het leven soms een andere
richting geven.
Zou
dat alleen gelden voor kinderen? Ik geloof het niet. Jong en oud heeft nood
aan waardering, bewondering, en bevestiging. “Vriend, ga maar vooraan
zitten!” horen wij in het evangelie. Meer moet dat niet zijn.
Horen
zeggen dat je de moeite waard bent is voor iedereen een feest. En het van een
ander mogen horen is beter dan met uw ellebogen zelf naar de eerste plaats te
dingen.
We
moeten mekaar optillen, zegt het evangelie, zonder vleierij, zonder komedie
maar wel heel gemeend, in doodgewone situaties, tegenover doodgewone mensen
met die ene voorkeur: namelijk voor diegenen die nooit bevestigd of
gewaardeerd worden. “Voor dat gastmaal van uw waardering nodig dan armen,
kreupelen en blinden uit” zegt Jezus.
Applaudisseren
voor vedetten en sterren is niet moeilijk maar één woordje van erkenning en
bewondering uitspreken voor iemand die dat nog nooit mocht horen is voor die
mens zo veel als een feestmaal. En daar kun je zelf de meeste deugd aan
beleven, zegt het evangelie.
Manu Verhulst.
‘Ons kindje heeft
gelachen.’
In een jong gezin,
zeker als het een eerste kindje is, is dat groot nieuws. Men haalt er zelfs de
champagne voor boven, en terecht.
Het lachen van een
kindje is een historisch moment in dat leven. Het is belangrijker dan de eerste
stapjes. Want dat betekent dat het jouw signaal begrepen heeft en daarop
reageert. Jij bent in mekaars leefwereld binnengetreden en dat proces zal steeds
verdergaan en zal zich altijd maar uitbreiden.
Met alle zintuigen
zal dit kind voortdurend de wereld rondom zich opnemen en er op
reageren. Dat proces leidt naar communicatie, naar vriendschap, naar
liefde. Dat is mens worden.
Dat proces kan
echter verstoord worden door misverstand, door
hoogmoed, door onbegrip, door egoïsme, door koppig zwijgen. Mensen willen dan
zelfs geen goeiedag meer zeggen.
Jezus wil met de
mens een andere weg op.
Hij geeft ons een
teken waar Hij naar toe wil met de mens. En grijpt de ontmoeting met de
doofstomme aan.
Hij overtreedt zelfs
de reinheidswetten en gaat met zijn speeksel tot op de tong van de medemens, met
zijn vingeren tot in de oren. Hij roept ‘Effeta’, ‘Ga open’
Om duidelijk te
maken: jij bent niet gemaakt voor het isolement maar voor de communicatie.
Een mens moet zich
openen voor het leven, met alle zintuigen, met heel zijn hart, met al zijn
honger naar kennis. Openstaan voor de wereld, voor de medemensen en uiteindelijk
ook voor zijn schepper.
‘Ons kindje heeft
gelachen’ Het is zo een heerlijk moment voor een vader en een moeder.
Waarom lachen wij zo
weinig naar God?, Een teken geven dat we Hem verstaan, dat we Hem herkennen in
één of andere verrassing die het leven biedt, kan toch niet zo moeilijk zijn.
Veel mensen gaan dood
zonder dat zij ooit naar God hebben gelachen. Dat zijn de echte doofstommen.
Manu Verhulst
.
‘Als
iemand naar Mij toekomt die zijn vader en moeder, zijn vrouw en kinderen, zijn
broers en zusters, ja zelfs zijn eigen leven niet haat, kan hij mijn leerling
niet zijn.’
Woorden
om bang van te zijn, gevaarlijke woorden, geschikt om er een
zelfmoordterrorist mee op pad te sturen.
Zij
ademen de sfeer van de eerste eeuwen, toen de christenheid een vervolgde
minderheidsgroep was. Dat zij uit Jezus ‘mond komen lijkt hoogst
onwaarschijnlijk omdat zij in tegenspraak zijn met de rest van het evangelie.
Die
woorden liggen nochtans aan de oorsprong van een cultuur van het offer. Zij
zijn de aanleiding geweest tot de boeteprocessies in de middeleeuwen,
aanleiding voor de monniken om zich midden in de nacht te geselen, aanleiding
om kloosterlingen het bezoek aan een stervende vader of moeder te
ontzeggen.
Aanleiding
ook om Jezus te bestempelen als een zoenoffer, alsof de Vader in de hemel op
een bloedig offer wachtte om zich te kunnen verzoenen met de mensheid.
Deze
woorden uit het evangelie maken ons duidelijk dat we steeds op onze hoede
moeten zijn voor een letterlijke interpretatie van het evangelie, op onze
hoede ook voor elke predikatie.
Ook
in ons geloofspraktijk moeten we op de eerste plaats ons verstand gebruiken en
ons hart laten spreken.
Er
is immers niet alleen een evolutie in ons denken, ook in ons gelovig inzicht.
Zo groeit een kerkgemeenschap naar binnen toe.
Christus
is geen zoenoffer, Hij moest niet geslacht worden om de Vader in de hemel
voldoening te geven. Hij is geen zoenoffer, wel een teken van verzoening. In
dat gestorven en verrezen lichaam werd ons duidelijk dat wraak en vergelding
geen toekomst heeft, alleen vergeving, ook al moet je er een hoge prijs voor
betalen.
Dat
betekent dat ook wij het lijden en het offer niet moeten zoeken, ook niet uit
godsdienstige overweging. We hebben wel de taak om het lijden van anderen te
verlichten. Om het zware kruis dat op de mensheid drukt, mee op te tillen Het
evangelie nodigt ons uit om aan de kant te gaan staan van de lijdende mens.
Daarop
ingaan is een levensbeslissing. Het is geen hobby, het is een engagement dat
heel je leven kan overhoop halen. In die zin kan niemand zijn leerling zijn,
tenzij hij zich losmaakt van al wat hij bezit.
Manu Verhulst.
Als
Mac Namara minister van Defensie was tijdens de tweede wereldoorlog nam hij de
beslissing om Tokio te bombarderen. Op één nacht vielen meer dan 100.000
doden. Nu, zestig jaar later, vind hij dat verantwoord als een berekende zet
om de oorlog vroeger te doen eindigen. Oorlog heeft zijn eigen logica zegt
hij.
Dat
zal ook Basajev zeggen om de verschrikkelijke tragedie van Beslan goed te
praten. Het kwaad volgt een eigen logica.
Een
drugsdealer zoekt zijn budget op te drijven zonder rekening te houden met het
menselijk leed dat daardoor veroorzaakt wordt.
De
onrechtvaardige rentmeester uit het evangelie doet hetzelfde, hij volgt zijn
eigen logica. De logica van het rekenmachientje.
Daarom
zegt het evangelie: gij moet kiezen tussen het rekenmachientje en God. Het
brute machtsdenken en de koude zakelijkheid, of :“dat Gods wil
geschiedde.” De twee gaan niet samen.
Een
christen zal op sommige momenten zijn rekenmachientje moeten afzetten
en zijn binnenste raadplegen, zijn geweten volgen.
Er
is geen andere manier om God te dienen. en om zijn geloof te beleven.
God
is niet rechtstreeks te benaderen.
We
kunnen ook niet in de zon kijken, ons netvlies zou onherroepelijk beschadigd
worden. Maar als het zonlicht weerkaatst op de waterdamp die de planeet
omgeeft, dan krijg je die mooie blauwe lucht te zien. Het weerkaatste zonlicht
geeft kleur aan de wereld.
Als
we de pretentie hebben om rechtstreeks God te kunnen dienen, zitten we in de
afgoderij. Maar als we Gods wil laten weerkaatsen onze bankrekening en wat wij
er mee aanvangen dan staan we met ons geloof met de voeten op de grond.
De
wereld waait en draait op beslissingen van mensen. Achter die beslissingen
gaan motieven schuil de elk hun eigen logica volgen.
Het
evangelie daagt ons uit om Gods logica te volgen. Het kan de wereld alleen
maar kleurrijk en menselijk maken.
Manu
Verhulst.
‘Godsdienst
is de opium voor het volk’… Als Marx ooit tot het inzicht kwam dat
godsdienst aan de arme alleen maar de illusie schonk, de ijdele troost dat hij
het in het andere leven beter zou hebben, dan zit deze parabel er voor iets
tussen. De arme Lazarus ligt zo gezien, er eigenlijk goed voor want in de
eeuwigheid wacht hem het geluk dat hem hier op aarde ontzegd is. Zijn geloof in
dat vooruitzicht is als een drug die zijn miserie in dit leven draaglijk moet
maken.
‘Draag
uw armoede geduldig. Uw beloning in de hemel zal groot zijn’ Door een
dergelijke kortzichtige benadering van deze parabel wordt elke sociale
problematiek ontkracht met de belofte van een ander en beter hiernamaals. Als we
deze parabel echter ontdoen van de tijdgebonden elementen en herleiden tot de
naakte boodschap, dan is deze parabel voor alles een aanklacht, een aanklacht
tegen de sociale ongelijkheid in dit geval voorgesteld onder het extreme beeld
van de rijke playboy en de arme bedelaar.
Die
sociale ongelijkheid is meer dan een economisch verschijnsel, dat perfect
verklaarbaar is. Maar het wordt hier gezien als een menselijk drama, een
menselijk wangedrocht dat ingaat tegen de bedoeling van de Schepper, en tegen de
uiteindelijke bestemming van de mens.
Vandaag
heeft de sociale ongelijkheid de afmetingen aangenomen van de hele planeet.
Lazarus
ligt niet meer aan onze voordeur. Als wij van de producten genieten waarvoor hij
zich moet creperen, dan zijn er zoveel tussenpersonen bij te pas gekomen dat wij
de dramatiek niet meer beseffen. Wij zien de dode niet die in de diamantmijn is
omgekomen. Wij hebben geen weet van de ellendige levensomstandigheden op de
koffieplantages als we gezellig aan tafel zitten.
De
parabel is in een schaalvergroting terechtgekomen maar de boodschap die er
achter zit is nog altijd dezelfde : nl. dat de sociale ongelijkheid meer is
dan een economisch verschijnsel dat zichzelf verklaart omdat rijkdom rijkdom
voortbrengt. De sociale ongelijkheid, ook op wereldformaat is een menselijk
verschijnsel. Het is een perfecte weergave van de graad van menselijkheid die
onze beschaving heeft bereikt.
Er
is derhalve meer nodig dan liefdadigheid. Er is een nood aan gerechtigheid en
dat vraagt een bekering : andere mensen worden. Om ons zo ver te brengen
moet er geen arme uit de dood opstaan, we hebben enkel te luisteren naar ons
geweten, in dit geval ook een wereldgeweten. Maar de globalisering van het
geweten is nog niet eens begonnen.
Manu
Verhulst.
‘Het geloof gaat achteruit’ is
een veelgehoorde opmerking ‘want er gaat minder volk naar de kerk’ voegt men
er dan aan toe. Alsof alleen daar een achteruitgang in het geloof is vast te
stellen.
Ik denk dat het geloof op heel veel
punten achteruit gaat. Geloof je nog in je eigen veiligheid ? Is je
gezondheid veilig ? Weet je nog wat je eet ? Geloof je nog in de
kwaliteit van het vlees ? van het brood ? Geloof je nog in je eigen
geld ? Geloof je nog in de firma die je tewerk stelt ? Geloof je nog
in een internationale rechtsorde ? Geloof je nog in de toekomst van je
kinderen ?
Ons geloof wankelt!
En dat gaat over veel meer dan over een mispraktijk.
‘Als ge een geloof had als een
mosterdzaadje…’ zegt de Heer.
Als we maar dat klein beetje geloof
hadden in God en in het eeuwig leven… Misschien zouden we dan ook wat geruster
zijn op al die andere terreinen. In dat kleine zaadje zit de kiemkracht om niet
te panikeren, om in alle omstandigheden te kunnen zeggen ‘lijk ‘t God
belieft.’ Of zoals Petrus het in al zijn spontaneïteit uitdrukte :
‘Heer, ik geloof maar kom mijn ongeloof te hulp.’
We hebben dat zaadje meer dan ooit
nodig. Iedereen voelt dat we in de wachtkamer zitten van een nieuwe tijd,
misschien wel van een nieuwe beschaving, met nog meer technologie, met
nog ingewikkelder sociale patronen met nog grotere eisen op alle gebied
.
Het evangelie, die oude vergaarbak
van gezond verstand, geeft ons vandaag een kostbare tip : Blaas jezelf niet
op, verwacht geen dingen die het leven je niet kan geven maar doe je plicht,
zonder pretentie. Draag zorg voor elkaar. Zo blijft het land leefbaar en dan kun
je elke avond je hoofd gerust neerleggen.
Geloof is als een mosterdzaadje,
bijna onzichtbaar maar de dagelijkse plichtsvervulling is gelijk de mosterd, een
grote smaakmaker.
Manu Verhulst.
Iedere
dag krijgen wij de gruwel van oorlog en terreur in al zijn wreedheid op ons
scherm te zien. Elke dag zien we de verschrikking, de vernieling en de dood en
elke dag groeit ons gevoel van onmacht.
Oorlog
is blijkbaar iets dat verweven is met onze mensengeschiedenis. Oorlog
verandert van gedaante maar blijft altijd even onmenselijk. Het is als een
moerbeiboom die we niet kunnen ontwortelen.
Men
heeft het geprobeerd met het sluiten van verdragen, maar die worden telkens
weer verbroken.
Men
heeft het geprobeerd met de afschrikking op te voeren met als enig resultaat
dat elk conflict des te zwaarder wordt.
Men
zou denken, hoe meer de mensen ontwikkeld worden hoe minder oorlog er zal
zijn, maar des te geraffineerder wordt de manier van oorlogvoering.
Het
enige middel voor de vrede en tegen de oorlog is beschaving. Beschaving is nog
iets anders dan verstandelijke ontwikkeling.
Beschaving
betekent dat het ‘wij’ gevoel sterker is dan het ‘ik’ gevoel.
Misschien
is beschaving nog het best te vatten in de evangeliewoorden: ‘we hebben
alleen maar onze plicht gedaan’. Plicht is iets sterker is dan het ‘ik’
gevoel, sterker dan de instincten, sterker dan het ingeboren gevoel voor
zelfbehoud.
Onze
beschaving gaat zienderogen achteruit. Dat is voelbaar tot in de dagelijkse
omgang. Hoe komt dat? Net nu er zoveel ontwikkelde en geleerde mensen zijn.
Kinderen
vragen vandaag zoveel meer dan voeding en kleding. Vandaag vragen zij een heel
arsenaal aan dure en ingewikkelde spullen. Het begint met die eerste horloge
en die eerste fiets, en dan die gsm en de PC en morgen misschien een eigen
walkman en een tv op een eigen kamer. Er komt geen einde aan.
Het
één is nog niet uitgepakt of er is al iets nieuws op de markt.
Naarmate
een kind over eigen mogelijkheden beschikt, groeit het ‘ik’ gevoel en
vermindert het ‘wij’ gevoel.
Kunnen
beschikken over een eigen budget, over eigen verplaatsing- en
communicatiemiddelen maakt een kind zelfzeker maar kan het ook arrogant maken
en onvoldaan.
Wij
leven in een tijd waarin de persoonlijkheidscultus centraal staat: eerst voor
jezelf zorgen, voor jezelf opkomen, je eigen lichaam cultiveren, je eigen
verwennen.
Ouders
staan vaak machteloos tegenover de opdringerigheid van de reclame, tegenover
de groeiende eisen van een consumptiepatroon dat ons wordt opgedrongen.
Niet
ten achter blijven en toch kinderen zo opvoeden dat ze aandacht krijgen voor
de anderen, dat zij zich gaan inzetten voor anderen, er zich verantwoordelijk
voor gaan voelen… Dat ze vrienden en medemensen belangrijker vinden dan al
hun dure spullen. Het is even moeilijk als een boom ontwortelen om hem vrij in
zee te planten. Op het eerste gezicht onmogelijk en toch is het de enige weg
om mensen te vormen ‘met handen vol vrede voor oud en jong’. Alleen zo
worden het mensen die tot liefde bekwaam zijn, die een ander kunnen gelukkig
maken, een leven lang, en die dan eenvoudig zullen zeggen: ‘wij hebben
alleen maar onze plicht gedaan.’
Manu Verhulst.
‘Dank
u’ zeggen tegen God is niet zo vanzelfsprekend als het op het eerste gezicht
zou schijnen, want dat veronderstelt dat Hij er voor iets tussen zit.
Het
dankgebed, roept een vraag op : In hoever grijpt God in, in het leven van
de mensen ? Laat God het regenen ?
Kan Hij rampen voorkomen ? In hoever heeft Hij de touwtjes in handen
en trekt Hij er aan ?
In
primitieve tijden werd alles op rekening geschreven van God : de ontketende
natuurelementen, de pest en de oorlog, leven en dood.
Maar in
onze tijd is de greep van de mens op de natuur zo veel sterker geworden en in
die mate houdt men ook minder rekening met God en soms helemaal niet.
Ook de
gelovigen zijn in hun godsvertrouwen veel gereserveerder geworden. Zij zullen
van God geen weerman maken. Zij zullen Hem niet betrekken bij de eerste de beste
meevaller of tegenvaller. Hun geloof gaat veel dieper.
Zij gaan
uit van het besef dat God oorsprong en einddoel is van al wat bestaat, dat Hij
met zijn schepping een bedoeling heeft en dat wij als mensen vrij mogen
meewerken om die droom van God
tot stand te brengen : een wereld waar het goed is om wonen, in een
cultuur van vrede en schoonheid.
Telkens
die droom, misschien mede door ons toedoen, dichterbij komt, mogen wij God
danken.
Zo wist
ik mij in de moeilijke dagen die voorbij zijn, gedragen en gesteund door uw
gebed. Vandaag mag ik U en God bedanken voor de herwonnen heelheid. Een heel
klein stukje van zijn schepping is weer wel en gezond.
Een
gelovige mens voegt aldus een surplus toe aan de levenservaringen van alledag.
Net
zoals in het evangelie. Tien mensen werden geheeld. Negen er van hebben daar hun
uitleg voor : toeval, de natuurlijke reactie, een meevaller. Maar die ene
geeft aan zijn herwonnen gezondheid een toegevoegde waarde.
Hij gaat
naar Jezus toe om Hem te bedanken, hij komt tot geloof.
Ik
vermoed dat het percentage nog niet veel veranderd is. 90 % van de mensen
genieten van het leven en hebben er een uitleg voor. Zij schrijven hun geluk toe
aan hun eigen inspanningen, of aan de omstandigheden of aan het toeval. Slechts
10 % komt tot geloof. Zij genieten evengoed van het leven maar zij verwijzen
daarbij ook naar God. Zij genieten in dankbaarheid voor God die voor hen
oorsprong en einddoel, schepping en uiteindelijke voltooiing is.
Manu
Verhulst.
In de tijd van
Jezus mochten de joden geen beelden maken, zelfs geen tekeningen. ‘Gij zult
geen beelden maken’ was voor hen een heilig gebod. Daarom drukten zij al hun
gedachten uit met woorden.
Het evangelie van
vandaag is een cartoontje met woorden : een tempel met daarin twee figuren.
Eén vooraan, die met wijde gebaren aantoont wat een goede gelovige hij wel is.
En dan die andere die zich wegsteekt en denkt : Ik zit hier niet op mijn
plaats.
Met dit cartoontje
geeft Jezus ons aan hoe dubbelzinnig geloof en godsdienst is. Als gelovig zijn
er op neer komt dat men overtuigd is van eigen gerechtigheid, als men denkt het
groot gelijk aan zijn kant te hebben, dan wordt godsdienst gevaarlijk, dan wordt
men fanatiek en gaat men van anderen blinde navolging eisen. En of men dan
daarbij zegt ‘Allah is groot’ of ‘God bless America’ maakt maar een
klein verschil. Telkens maakt men van God een
persoonlijke kredietkaart die men op zak steekt en waarmee men zich de
grootste wreedheden kan permitteren.
De echte gelovige,
zegt Jezus in deze parabel, is diegene die niet overtuigd is van eigen
gerechtigheid, niet overtuigd is
van eigen gelijk. Hij blijft op een afstand, alsof hij er niet bij hoort, hij
kan zich op geen enkel voorrecht beroepen, kan alleen hopen dat God hem genadig
zal zijn.
Deze parabel werpt
een licht op de actualiteit van vandaag waarin godsdienst zo vaak gebruikt wordt
als een vlag om menselijke machtsdrang te rechtvaardigen. Dan is godsdienst
inderdaad een gevaarlijke springstof en hebben ongelovigen gelijk als ze daar
argwanend tegenover staan. Want al te vaak heeft men in de geschiedenis deze
parabel vergeten.
Zoals elke parabel is
ook deze parabel een spiegel. Kijk erin en vraag je af : waar is mijn
plaats in deze parabel ? Vooraan, overtuigd van eigen gerechtigheid ?
Of bij de tollenaar die denkt dat hij moet zwijgen en alleen op Gods genadigheid
kan hopen ?
De parabel eindigt
met een tweede cartoontje. Ze gaan allebei naar huis, de ene blijft gevangen in
zijn eigen zelfgenoegzaamheid, denkt nog altijd dat hij de beste is. De andere
opgelucht, bevrijd en genezen door een genadige God.
Ze komen allebei
thuis maar, eerlijk gezegd, ik zou liever bij die tollenaar wonen dan bij die
farizeeër.
Manu
Verhulst
Mag
het ietske meer zijn?”… Een courante vraag bij de slager als iets meer dan
het gevraagde reeds op de weegschaal ligt: “Mag het ietske meer
zijn?”
Het
is ook een levensvraag, een vraag die heel de dag zou moeten achtervolgen.
Tot
hoever gaat onze kijk op het leven? Hoe ver reikt onze geestelijke horizon?
We
zijn aandachtig voor het weer, voor onze gezondheid, ons inkomen of ons
vervangingsinkomen. We hebben belangstelling en vriendschap voor de mensen
rondom ons, er is de inzet voor ons gezin en voor de vrienden. Er is de
actualiteit, er zijn de vooruitzichten of het gebrek aan vooruitzichten.
Kortom, het leven zoals het is. En daar houden wij het gewoonlijk bij.
Maar
dan komen we in de kerk. Hier komt, op één of andere manier de vraag op ons
af: Mag het ietske meer zijn? Kijk eens naar de ziel van de dingen, Werp eens
een blik achter de horizon van het leven zoals het is. Heeft dat leven een
betekenis? Is het een geschenk? Zit er Iemand achter? Kan ik er mee omgaan?
Dat
ietske meer is eigenlijk heel veel meer. Het is de werkelijkheid achter de
werkelijkheid. Het wordt zelfs alles, als al de rest wegvalt.
Als
je nu het gebed bekijkt van die Farizeeër uit het evangelie, die man blijft
in zijn beperkte horizon. Hij is een bekrompen man. Hij spreekt alleen over
zichzelf en in feite alleen met zichzelf.
Bij
de tollenaar is dat anders. Die beseft dat er Ietske meer is, dat er Iemand is
veel groter dan zijn hart, waarbij hij zichzelf een nietige zondaar voelt. Hij
beseft dat, meer niet. Het valt me op dat hij
geen spijt bekent, geen berouw heeft, hij zegt ook niet dat hij zijn
leven zal veranderen. En toch, zegt Jezus: dat is tenminste een gebed.
Bidden
is dus niet moeilijk. Het is een kwestie van zijn bekrompenheid af te leggen,
niet met zichzelf bezig te zijn maar open te komen voor Gods aanwezigheid tot
in de gewone dingen van elke dag.
Zo’n
ervaring is voldoende om gerechtvaardigd naar huis te gaan.
Manu
Verhulst
Als
we enkele generaties teruggaan, zijn we allemaal boeren. Onze voorouders
bewerkten de grond, leefden op het ritme van de seizoenen en van goede en
slechte jaren.
Boeren
zijn honkvast, gebonden aan hun grond en aan vaste regels van zaaien en oogsten.
Zij worden star en onveranderlijk in hun gedachten. Helemaal anders dan
zeelieden die van de ene haven in de andere terechtkomen: die leven op het ritme
van de veranderlijke en verraderlijke zeestromingen. Ook hun gedachtestromingen
zijn veranderlijk en verwisselbaar.
We
dragen nog iets mee van onze boerenafkomst, onze mentaliteit is nog star,
honkvast. Maar intussen zijn wij terechtgekomen in een samenleving van
zeelieden, in een wereld van snelle en ingrijpende veranderingen. Niet alleen op
technisch vlak, misschien nog meer op het vlak van gedachten en
levensbeschouwingen. De filosofen noemen dat postmodernisme. Er zijn gen vaste
waarden meer. Elk woord dat nog maar uitgesproken is, is reeds verwijzing naar
een ander woord dat nog niet uitgesproken is. Geen wonder dat we in deze tijd
zoveel horen van herverkavelingen in het politieke landschap en dat er zovele op
de wip zitten om over te stappen
naar een andere stek. We zijn soepel in die dingen zeggen ze, dat is mobiel
zijn.
Als
christen in deze tijd moeten we doen zoals Zacheus. Hij klauterde in een
vijgenboom om een beter zicht te hebben. Om verder en breder te kunnen kijken.
Ook wij zouden er goed aan doen vooroordelen te laten vallen en met een gans
nieuwe blik op de uitkijk te staan naar een ontmoeting met de rabbi van
Nazareth. Hem nieuw durven bekijken niet zoals Hij uit het verleden naar ons
toekomt, maar zoals Hij gloednieuw vandaag tot ons hart spreekt. De verrezen
Christus ontmoeten als Diegene die door Gods adem bewogen ons vandaag oproept
tot verandering. Want bekering is de diepst mogelijke verandering.
Christen zijn is scheep gaan op het vissersbootje van
Petrus, is nieuwe horizonten opzoeken. Het is een diepere dimensie van het leven
ontdekken : nieuwe vreugde, nieuwe schoonheid, nieuwe vorm van liefhebben.
Voor een christen zijn er inderdaad geen vaste waarden omdat elke dag een nieuw
avontuur is als men zich maar laat bewegen door de Geest Gods.
Manu
Verhulst.
Wie was die Zacheüs eigenlijk?
Als jongen was hij opgegroeid in een streng joods
milieu, was hij trouw aan de voorschriften van de wet van Mozes, trouw aan het
gebed en het bezoek aan de tempel.
Maar als volwassene had hij een carrière
opgebouwd. Hij had het geschopt tot hoofdambtenaar bij het tolwezen, zowat de
hoogste vorm van collaboratie met de bezetter.
In die zin was er ongetwijfeld een ondraaglijke
spanning in zijn leven. Hij leefde tussen twee culturen. Enerzijds was er zijn
heimwee naar het geloof van zijn jeugd en anderzijds was er de verlokking van
het geld. Aan de ene kant de God van zijn jeugd en aan de andere kant, de keizer
en de goden van Rome.
De mens van vandaag herkent zich een beetje in
Zacheüs. De meeste kregen een godsdienstige opvoeding, koesteren misschien een
zekere nostalgie. Zij zetten van tijd nog een CD op met gregoriaanse gezangen en
zullen op verlof graag een kerk binnenstappen. Maar als mensen van deze tijd
leven zij in een andere cultuur, of liever in een veelvoud van culturen en
levensbeschouwingen. Langs de media worden wij overstelpt door een babelse
verwarring van een multi-multiculturele samenleving.
Zacheüs is uit een wereld van zekerheden
terechtgekomen in een wereld van onzekerheden,.
Net zoals Zacheüs hebben wij de oude zekerheden
verloren, de streng afgelijnde normen zijn verdwenen. Sommigen vluchten in het
fundamentalisme om iets van de oude zekerheden terug te vinden. Maar de meeste
zijn bang voor het fundamentalisme en zijn zo tolerant geworden, of zo
onverschillig. Zij verbergen zich zoals Zacheûs in het gebladerte van zijn
vijgenboom en zij schuwen het geloofsgesprek, ook voor zichzelf. Dat is nooit
een gemakkelijke positie.
Jezus heeft die man ongetwijfeld in die boom zien
kruipen en heeft al binnenpretjes op voorhand. Met heel veel gevoel voor humor
kan hij de spanning ontladen: “Mag ik bij u komen eten vanmiddag?” Geen
sprake meer van een spanning tussen Rome en Jerusalem. Alleen een hartelijke
ontmoeting van mens tot mens in de overdadige sfeer van een oosterse maaltijd.
Dit evangelie geeft ons een wenk. Een mens als
Zacheüs is nog zo kwaad niet, vond Jezus. Liever dan een fundamentalist te
worden met een bekrompen horizon, mogen wij openstaan voor het nieuwe en het
andere. Laat ons de problemen van een multiculturele samenleving niet op de
spits drijven maar in een grote verdraagzaamheid van mens tot mens, zoeken naar
de positieve waarden die overal te vinden zijn.
Manu Verhulst.
Ooit
stonden mensen aan de oever van de zee en zij vroegen zich af of er een
overkant, een andere oever zou zijn. Neen, zegden de meeste. Aan het einde van
de wereld, de finis terrae, de finistere, is er de grote leegte. Daar vallen
de schepen in het ijle. Het duurde tot in 1492. Dan zou Colombus het tegendeel
bewijzen en de overkant bereiken.
Mensen
staan nog altijd aan de oever van het bestaan met dezelfde vraag: Is er een
overkant? De meeste zeggen, neen. De dood is een groot zwart gat, het einde
van het verhaal.
Allerheiligen
is de dag van de grote vraagstelling: is er een overkant?
Is de dood het zwarte gat, het einde van alles? Of is dood slechts een
overgang naar een andere wijze van menszijn?
Naargelang
het antwoord zullen wij de dood verdringen, er niet aan denken of zullen wij
ons leven zien in het licht van een eeuwige bestemming.
In
de geloofsbelijdenis staat het vierkant en muurvast geformuleerd: “Ik geloof
in de verrijzenis van het lichaam en het eeuwig leven. Amen.”
In
een tijd dat we niet alles zo maar slikken wat ons van boven wordt geleerd is
ook geloven een persoonlijke zoektocht, een proces van bewustwording geworden.
Colombus
vond het afdoende antwoord door zelf de oceaan te bevaren. Het antwoord op
onze vraag zullen wij ook niet vinden in een wetenschappelijke bewijsvoering.
Wel door zelf, als een klein bootje op de oceaan te varen die wij God noemen
en zo te ervaren dat Hij ons draagt.
Geloven
in een leven na de dood is onmogelijk als we niet eerst ervaren hebben dat we
door God gedragen en bemind worden, ja, heel persoonlijk bemind worden.
Maar
kan God wel elke mens persoonlijk liefhebben, als je bedenkt hoeveel miljarden
en miljarden mensen ons bestaan delen?
Soms
spreken wij Hem aan als De almachtige. Dat Hij almachtig is, wil niet zeggen
dat Hij met de natuurwetten speelt zoals een kind met zijn lego blokken.
Gods
almacht komt tot uiting in Zijn liefde. Hij kan elke mens beminnen, heel
intens en persoonlijk met een liefde die het hele universum mee omvat, van
zijn bloemen tot zijn sterren. Hij bemint elke mens niet tijdelijk, voor de
duur van een mensenleven maar tijdloos. Hij bemint niet zoals wij, onder
voorwaarden, maar onvoorwaardelijk, ook als mensen Hem verraden, Hem negeren.
Hij bemint met een liefde als van een Vader en een Moeder. Daarom gaat zijn
liefde vooral uit naar de armen en de treurenden, naar de gedupeerden en de
ontgoochelden. Zij zijn kostbaar in zijn ogen.
Als
je als mens die liefde hebt ervaren, als een meerpaal in de maalstroom van het
leven, als je die liefde hebt beleefd in de diepgang van het bidden, dan pas
kun je ook geloven dat zijn liefde sterker is dan de dood. Ja, dat die liefde
de enige aanwijzing is dat er een overkant is in ons bestaan.
Manu
Verhulst.
Moppen
over de hemel en de hel zijn nog altijd in trek. De vragen van de Sadduceeën
zitten op dezelfde golflengte. Het zijn geleerde mensen uit Jerusalem die
delicate zaken belachelijk kunnen voorstellen.
Jezus
is geen geleerde, hij is een ambachtsman uit Nazareth. Zijn antwoord is
waardig. Vergelijk geen appelen met citroenen, zegt hij. Het leven in het
hiernamaals is niet te beschrijven met woorden en begrippen uit deze
leefwereld. Maar van één ding mag je zeker zijn: God staat aan de kant van
het leven. God wil dat wij leven.
Over
sterven en doodgaan zouden wij Hem vandaag andere vragen stellen. Wij zouden
het hebben over de zinloze doden in het week-end, over de passionele moorden
uit het nieuws, over die jongen in Frankrijk die zijn moeder en zijn zusjes en
zijn vader koelbloedig neerschiet, over die twaalfjarige die zijn ouders
vermoordt omdat hij naar de kostschool mag. Wij zouden het hebben over de
zelfmoordcijfers en over de gegijzelden en de doden in de talloze oorlogen.
God
van leven gij hebt het toch anders gewild. Wat is er fout gegaan?
Dat
de dood op die manier een dagelijks weerkerend nieuwsgegeven is, is toch niet
normaal? Hoe zijn we zover gekomen? Waar begint de afwijking?
We
hebben zoveel kennis vergaard, zoveel wetenschap, zoveel technologie, zoveel
mogelijkheden tot communicatie om van deze wereld één gezellige boel te
maken en we lukken daar niet in. Integendeel.
Misschien
zou Jezus ons antwoorden. Eén ding ben je vergeten. Dat het leven een
geschenk is, gratis en onverdiend. Iemand heeft het u cadeau gedaan. Als je de
schenker vergeet, verliest het geschenk zelf zijn waarde. Dan wordt het een
alledaags gebruiksvoorwerp.
Maar
als leven een geschenk is waar een grote liefde achter steekt,dan ken je ook
de vreugde om het te waarderen, om het te beschutten en te bevorderen. Dan
begin je ook te vermoeden dat dit leven een aanloop is naar de vervulling:
tijdloos leven in de liefde van de Schenker.
Manu Verhulst.
Het
evangelie zegt net hetzelfde tot die jonge christen gemeenschap die vervolgd
wordt : ‘Mensen, alles gaat voorbij’.
En
dat evangelie zegt dat nog altijd, ook tot ons, mensen in deze tijd. Ons
menselijk bestaan is ingelijst in het voorlopige, in het voorbijgaande. Onze
generatie ervaart dat wellicht nog sterker dan de vorige.
Wij
zijn de generatie die op enkele ogenblikken tijd de WTC torens zagen instorten :
‘geen steen werd op de andere gelaten.’
Wij
zijn ook de generatie die de ineenstorting beleven van de eerbied voor het
leven. Wij hoorden de wet goedkeuren op abortus, en straks de wet op euthanasie.
Wij
zijn de generatie waarvan één op de drie kinderen in een nieuw samengesteld
gezin zijn terechtgekomen omdat het oorspronkelijk gezin waarin zij ontvangen
zijn, ineengestort is.
Niets
is nog heilig voor onze generatie : het gezin niet, het lichaam niet, de
vrouw niet, zelfs de dode niet, ook de kerken krijgen morgen een andere
bestemming. Alles wordt omvergeworpen : geen steen wordt op de andere
gelaten.
De
vraag is : hoe gaan we daar als christen mee om ? Doen alsof er niets
aan de hand is, of fatalistisch de gebeurtenissen afwachten… kan gemakkelijk
zijn, maar is zeker niet moedig.
De wereld heeft christenen nodig. Wij
zijn de generatie zonder houvast waarin onbenulligheden worden verheven tot
symbolen om voor te leven Wij zijn de generatie van koning auto, van koning
voetbal, van koning fuif, van koning Pokemon. Alles is goed om zich aan vast te
houden.
Deze generatie heeft christenen nodig die
in hun levensbeschouwing verder kijken dan het eindige, die naar het oneindige
durven kijken, die eerbiedig omgaan met het heilige, met Diegene die groter is
dan ons hart, die nog vertrouwelijk durven omgaan met God. Zo’n mensen zijn
kostbaar in onze samenleving. Zij zijn als reddingswerkers in het puin van de
ingestorte zekerheden.
Wij
zijn het misschien vergeten maar de wortels van onze beschaving liggen in die
open vlakte tussen twee stromen: de Tigris en de Eufraat.
5.000 jaar geleden woonden daar mensen van God weet waar. Zij maakten
de grond vruchtbaar door irrigatiekanalen. Dat veronderstelde samenwerking en
een zeker gezag. Vandaar de nood aan communicatie en de uitvinding van het
schrift, het befaamde spijkerschrift. De codex van Amourapi werd een
merkwaardige mijlpaal in het recht en de rechtspraak.
Uitgerekend
op die plek, tussen die twee stromen is de waanzin in de plaats van de
beschaving gekomen. Met de meest gesofisticeerde wapens bestoken mensen
mekaar, worden onschuldige gijzelaars zonder enige vorm van rechtspraak
afgeslacht. De chaos is compleet. Beschaving is waanzin geworden.
Zoiets
maakt ons angstig. We stellen de vraag: Waar gaat dat naartoe? ‘In Gods
naam’ voegen we daar aan toe. Het is inderdaad een religieuze vraag. We
zoeken naar de zin van het zinloze.
De
vernieling van de tempel van Jerusalem waar het in het evangelie over gaat,
was even zinloos. Een monument van beschaving werd door de Romeinen met de
grond gelijk gemaakt. Het tempelplein zelf werd bedekt met een laag zout opdat
er zelfs geen grassprietje zou kunnen op groeien.
De
reactie van het evangelie is verrassend relativerend: Dit is nog het einde
niet, zegt Jezus.
Ook
Irak is het einde niet. Er bestaat zoiets als oorlogsmoeheid, zoals er
metaalmoeheid bestaat. Het kan lang duren maar er komt toch een moment dat
heel plechtig in één of andere hoofdstad een vredesverdrag zal worden
ondertekend, dat de plannen voor wederopbouw uit de kast worden gehaald en de
monumenten voor de gesneuvelde mogen worden opgericht.
Dat
is niet het einde, zegt het evangelie. Maar gij, gelovige, laat u niet uit uw
lood slaan door de gebeurtenissen, blijf verder werken aan de opbouw van Gods
rijk. Dat heft niets te maken met geweld, maar alles met de zachte waarden van
verzoening en bekering.
Dirk
Verhofstadt, de broer van de premier, schreef in ‘De Morgen’: “We moeten
de mensen behoeden voor het woord van god”. Een halve waarheid die wellicht
goed bedoeld is, maar die toch de vraag oproept: Wiens woord komt er dan in de
plaats? We hebben in de geschiedenis al gezien hoeveel onheil een menselijk
woord kan teweeg brengen.
Geef
me dan toch maar liever het woord van God die leven en liefde is.
Manu Verhulst.
Als de
Rode Duivels verliezen is dat frontpaginanieuws. Als een topsporter betrapt
wordt op doping, valt hij als een baksteen naar beneden. Als een hooggeplaatste
in aanraking komt met het gerecht dan is dat voer voor de sensatiebladen.
Mensen
verkneukelen zich graag in sterren die plots maar gewone mensen worden of nog
minder. De ontluistering van idolen wekt het leedvermaak op.
Het
evangelietafereel is ook zoiets. Die Jezus die de massa kon begeesteren
ondergaat nu de diepste vernedering. Goed besteed! denken de meeste. Hij wilde
voor iedereen de redder zijn, dat Hij zichzelf nu eens redt.
In zijn
menswording is God tot in de totale ontluistering gegaan. Hij is de
kortzichtigheid en de wreedheid van de mensen niet uit de weg gegaan.
Alleen
die ene, een moordenaar dan nog, - we kennen zijn naam niet eens – vertikt het
om Hem nog eens te vernederen. Een mens die uitgeveegd is uit onze samenleving,
bewaart zijn gezond verstand: “Hij heeft niets verkeerds gedaan.” Met die
simpele uitspraak laat hij aanvoelen hoe eenvoudig en grootmoedig hij is. “En
als je dan toch een koninkrijk hebt. Denk dan eens aan mij”. Menselijke taal
van iemand die in zijn leven domme dingen gedaan heeft maar toch iets bewaarde
van zijn eerste onschuld.
“Vandaag
nog zul je met Mij zijn in het paradijs.”: De eerste heiligverklaring aller
tijden.
Waarom
heeft de kerk hem nooit op de almanak geplaatst? Waarom is hij nooit de patroon
geworden van bv. het gevangeniswezen? Hij is nobody gebleven, een man zonder
naam en zonder gezicht.
De
boodschap van vandaag? Het is zo verleidelijk om bij de grote massa te gaan
staan, leedvermaak te koesteren als iemand van zijn voetstuk tuimelt.
Het is zo
grootmoedig naar het goede in elke mens te kijken en soms gewoon te kunnen
zeggen: Hij heeft niets verkeerds gedaan.
En ieder
mens die ooit te maken krijgt met verguizing en ontluistering, kan opkijken naar
Iemand die het ook heeft doorstaan en bidden: Denk aan mij. Als er alleen nog
spotters overblijven is het gebed nog de enige houvast. De heilige en goede
moordenaar kan in die omstandigheden onze voorspreker zijn.