|
We pogen het opzoeken van teksten iets te vergemakkelijken. Suggesties kan je altijd sturen naar onze webbeheerder (webmaster_wijkkerk-belsele(at)scarlet.be) Mc. 13, 33-37 Eerste Zondag van de Advent B.Als
we dit evangelie beluisteren, moeten we goed beseffen dat deze woorden uit een
tijd komen waarin God alomtegenwoordig was in het leven van de mensen, zowel in
het private als in het maatschappelijke. God werd niet in vraag gesteld. Hij
was Diegene die regen en vruchtbaarheid gaf aan mens en dier, die het leger naar
de overwinning voerde, aan wie de koning zijn macht ontleende. Hij was
alomtegenwoordig. De tempel stond centraal en er was hoegenaamd geen sprake van
scheiding tussen godsdienst en staatszaken. Zo
was dat in Israël. Zo was dat in alle landen, in heel de cultuur van die tijd. En
in die cultuur komt die Jezus aan gewone mensen deze parabel vertellen waarin
Hij durft beweren dat God afwezig is. ‘Het is gelijk Hij in het buitenland
is’ zegt Hij met een spottende knipoog. Hij ligt niet aan de oorsprong van de
natuurrampen, en ook niet aan de vruchtbaarheid van u en van uw kudden. Hij is
niet diegene aan wie de koning zijn macht ontleent. God komt niet tussen in de
politiek. In
de oren van zijn tijdgenoten moet dit geklonken hebben als een godslastering. Of
zij er blij mee waren is iets anders. Want hij stelt hen voor hun eigen
verantwoordelijkheid. Pas op blijf waakzaam want gij moet het huis, uw wereld,
goed beheren. Iedereen heeft daarbij zijn taak. We
zijn nu twee duizend jaar later en wij hebben het nog altijd niet ten volle
begrepen. Ofwel blijven we God verantwoordelijk stellen en vragen we bij elke wandaad waar onschuldigen als slachtoffer vallen : waarom komt God niet tussen ? Bij
elke natuurramp vragen wij ons af : waarom laat God zoiets toe ? Ofwel,
en dat als logisch gevolg van die vraagstelling, schrijven we God volledig
af. We beschouwen de kosmos en het leven als onze eigendom en laten elke
godsdienstige invloed daarbuiten. Geen wonder dat de maatschappij dan harder en harder wordt. Alleen de wetenschap en de economie maken dan de dienst uit. Erg voor die mensen die economisch niet interessant zijn. Dan zien wij niet meer in dat God hen een onvervangbare taak heeft gegeven. De
persoon van Jezus is een treffende illustratie geworden van zijn boodschap. Hij
onderging de menselijke realiteit, tot zijn terechtstelling toe, maar liet zich
in alles leiden door de wil van de Vader. Ook
voor ons moet de wil van de Vader de richting aangeven. Hij is het kompas, maar
de tocht zelf loopt over menselijke verantwoordelijkheden, over menselijk falen
en menselijk plichtsbesef. Manu Verhulst.
Tweede
zondag van de advent.
Mc. 1, 1-18.
“Ieder
jaar van je leven is één centimeter” In
de catechese worden kinderen soms uitgenodigd om een tijdlijn te maken. Dat is
een visualisering van hun levensweg, met aanduiding van de voornaamste
gebeurtenissen. Als
1 jaar 1 centimeter is, hebben zij aan één blad papier ruimschoots genoeg.
Voor de meeste onder ons zou dat echter niet volstaan. En
als we dan nog de hoogten en de laagten willen aanduiden, de kronkelwegen, de
omwegen,de dwaalwegen die we gevolgd zijn, dan zou onze tijdlijn het uitzicht
kunnen krijgen van een abstract schilderij. Eén
ding is zeker: leven is op weg gaan, is zijn weg zoeken en soms vinden. We
voelen wel aan hoe heerlijk het leven kan zijn en we voelen ook aan hoe groot
de mislukking kan zijn, vooral omdat het zo eenmalig is. Johannes
wordt ons in het evangelie voorgesteld als een wegbereider, een leermeester,
een goeroe in het zoeken en vinden van de levensweg. Hij
zet een stap terug in de beschaving: In zijn eten en in zijn kleding wordt hij
de primitieve holbewoner om ons duidelijk te maken wat het allerbelangrijkste
is: de ontmoeting met de Christus. Mankeer dat niet, zegt hij ons want Hij is
het die u zal dopen, die u zal onderdompelen met Geest. Geest
is dat besef in je leven dat je aan Iemand toebehoort, dat je door Iemand
bemind wordt, dat je deel mag hebben aan het intieme leven van God. In
dat besef krijgt de tijdlijn van je leven een betekenis. Dan is het geen domme
opeenvolging meer van toevalligheden. Dan wordt het een samenspraak, een
dialoog, dan is heel je leven een aaneenschakeling van ‘ja’s en
‘neen’s . De
tijdlijn van ons leven hoeven we niet te tekenen. Ze staat al getekend op ons
gezicht, in de rimpels en in de trekjes van vreugde, in de onrust en de vrede
in onze ogen. Het blijft een weg, een open en boeiend verhaal waarvan het happy end nooit gegarandeerd is. Manu Verhulst. Jo.
1, 6-8.19-28. 3A/B
Een
paar jaar geleden richtten de Welzijnsschakels van de stad een week-endje
Ardennen in voor kansarme gezinnen : moeders met hun kinderen. Heel
merkwaardig was de vaststelling dat meer dan 80% van de kinderen in het
bijzonder lager onderwijs zaten. Dat kon geen toeval zijn. Zo
zijn die kinderen niet geboren. Zo zijn zij geworden : getekend tot in hun
verstandelijke bekwaamheden door hun sociale situatie. En
dat is niet zo verwonderlijk. Probeer
gij maar eens uw huiswerk te maken als uw ouders dronken zijn. Leer maar uw les
als ze boven uw hoofd ruzie maken onbetaalde rekeningen. We
leven in een maatschappij waar kennis, macht betekent. Hoe meer ge weet, hoe
meer diploma’s je hebt, hoe groter de kans om te slagen in het leven. Het
tragische is dat die kinderen zullen behoren tot dat één zesde dat in dit
land, het diploma secundair niet zal halen. ‘Levenslang leren’ zegt
men. Voor hen wordt dit levenslang afhankelijk blijven, levenslang vernederd
worden, levenslang overal de laatste plaats innemen op de arbeidsmarkt. Tijdens
de advent staan wij als gelovige mensen op de uitkijk naar Christus. Waar zijt
Gij te vinden ? Het zou erg zijn als onze adventsverwachting zou verglijden
naar een sfeervolle kerst met een suikerzoet Kindje op de kersttaart. Advent
is de Christus durven ontdekken in de rauwe realiteit van vandaag. Als wij Hem
willen ontmoeten zullen we onze ogen moeten richten naar de allerminste van zijn
kinderen. Zo iemand durven ontdekken. Dat
is niet alleen de taak van de leerkracht. Een woordje van een buur, een
bemoediging van een buitenstaander kan wonderen doen, kan een andere wending
geven aan hun levensverhaal. Het
licht waar de doper het over heeft, is meer dan de kerstverlichting. Het is
licht brengen waar duisternis is. Troost waar verdriet is, bemoediging waar
alles mislukt schijnt. Manu Verhulst. Lc.
1, 26-38.
4A/B.
‘Alles
onder controle’ Dat is zowat een modewoord geworden. Daarmee bedoelt men dan :
Geen paniek, er kan ons niets overkomen, alles is voorzien is. We kunnen de
nodige maatregelen treffen, alle voorzorgen zijn genomen, de veiligheid is
ingebouwd,. ‘Alles
onder controle’… alsof wij het leven in handen hebben gelijk we de muis van
de computer in handen hebben. Achter
dat modewoord kan een mentaliteit schuilgaan. Dat het allemaal afhangt van onze
deskundigheid en van onze invloed. Gebed hoort daar dan niet bij, God moet je
daar buiten laten want Hij is de
grote onbekende, een totaal onbetrouwbare factor. Het
evangelie van vandaag ademt een heel andere sfeer. Maria kan helemaal niet
zeggen : alles onder controle. Integendeel, in haar mond ligt het woord :
Mij geschiedde naar uw woord. Onze ouders vertaalden dat : Alles lijk ‘t
God belieft. Dat was toen ook een modewoord. Openstaan voor het
wonder, beschikbaar blijven voor een onverwachte opdracht in heel gewone
omstandigheden. Er zit in dit evangelie een buitengewone les in levenskunst en
het ware spijtig moesten wij dit evangelie verengen tot het verhaal van de
maagdelijke geboorte en ons afvragen :. Is dit nu een biologische
werkelijkheid of is het een stijlfiguur van die tijd, om het uitzonderlijke van
Jezus uit te drukken. Wat maakt het uit ? Belangrijker
is dat we uit dit evangelie leren dat God wel ingrijpt in het leven van mensen.
Als we dat tot ons laten doordringen, kunnen wij heel profane gebeurtenissen zo
intens beleven dat zij niet meer profaan zijn, maar gebeurtenissen die gestuwd
en gedragen zijn door Gods Geest. Een ziekte, een tegenslag, een blijde
meevaller of een groot geluk… een gelovige beleeft dat alles als een boodschap
van Godswege. Als een dienstmaagd die zegt : mij geschiedde naar uw woord. Dat
is wat anders dan zichzelf moeten paaien met de wensdroom : alles onder
controle. Want we weten maar al te goed dat dit toch nooit het geval is. Vierde Zondag van de advent Lc. 1, 26-38.Deze
homilie werd door Manu Verhulst uitgesproken n.a.v. zijn 50-jarig jubileum.
Er is
een moment geweest dat iemand “ja” heeft gezegd. Zo lezen we in dit
evangelie. Hoe dit
biologisch en theologisch in mekaar zit zou ik u niet kunnen uitleggen. Ik weet
alleen dat met dat jawoord, teken van persoonlijke vrijheid, iets nieuws is
begonnen. De loop der geschiedenis heeft een andere bocht genomen. God kreeg een
gezicht, werd iemand van ons, kwam onder ons wonen. Hij werd een Mensenzoon. Dat
jawoord staat niet op zichzelf als een alleenstaand feit. Het is voorafgegaan en
gevolgd door zoveel andere jawoorden, door zoveel inzet en levensmoed en
wijsheid van zoveel andere mensen ervoor en erna. Ook in
jouw eigen leven zul je momenten ontdekken dat je “ja” hebt gezegd, aan een
uitdaging, een vraag, een partner of een ideaal, een woord hebt gesproken dat
iets teweeg heeft gebracht. Vijftig
jaar geleden heb ik ook “ja” gezegd. Heeft
dat woord ook iets teweeg gebracht? Wie zal het zeggen? Ik zie alleen
mensen samenkomen rond brood en wijn die telkens getroost, gesterkt,
bemoedigd en een beetje serener naar huis zijn gegaan. Als mijn jawoord van toen iets teweeg heeft gebracht dan is dat toch maar een kleine golfbeweging in een oceaan van evolutie. Want wat is er op die vijftig jaar niet gebeurd ten goede ? Vijftig jaar geleden was het sociale onrecht zoveel groter. De maatschappij in de oorlog en de na oorlog was gebouwd op tegenstellingen: tussen oost en west, tussen rijk en arm, tussen gelovig en niet gelovig. En maatschappij die gebouwd is op tegenstellingen is een harde maatschappij. Ook
vandaag is er nog zoveel onrecht dat moet rechtgetrokken worden, akkoord, maar
ik zie een gevoeligheid groeien in de meest uiteenlopende middens naar dezelfde
waarden: gelijke kansen voor iedereen. Een trend naar menselijkheid en
gerechtigheid. Wat is
er op die vijftig jaar gebeurd met de kerk? Wat een evolutie ten goede. Ik hecht
geen geloof aan de onheilsprofeten van de aftakeling die voortdurend wijzen naar
de lege stoelen en de grijze koppen en de lege seminaries. Juist dat gebeuren rond brood en wijn is nu zoveel echter en zo veel dieper geworden met mensen die er met hart en ziel zelf bij betrokken zijn. De kerk gaat niet teloor. Zij maakt een gedaanteverandering door. Heb je
geluisterd naar de eerste lezing? David wilde een tempel bouwen voor de Heer.
Wat denkt gij nu zegt God. Ik zal wel zelf mijn kerk bouwen. Vervang
de naam David door Benedictus en dan begrijpt je wat ik bedoel. God is bezig
zijn kerk te bouwen en dat is niet altijd op dezelfde manier als wij mensen het
zouden doen: met minder macht en minder aanzien, maar met meer diepgang en een
grotere zorg voor gerechtigheid. Als er
vandaag gevierd wordt, dan is dat niet alleen mijn vijftig jaar priester zijn,
laat ons dan ook een beetje vijftig jaar kerkgeschiedenis vieren en eens vooruit
kijken naar de kerk van morgen. Die zal niet meer te herkennen zijn. Als u
zich afvraagt wie er binnen vijf, binnen tien jaar hier in mijn plaats zal
staan. Wees er
gerust in. Met het woord van Johannes de Doper durf ik zeggen: “Wie na mij
komen zijn groter dan ik, Ik ben zelfs niet waard de riem van hun sandalen los
te maken.” Het
zullen mensen zijn, vaders, moeders, alleenstaanden die op hun beurt ergens
“ja” hebben gezegd, in volle vrijheid. Zij zullen mensen samenbrengen rond
brood en wijn en weer een kleine golfbeweging veroorzaken van menselijkheid en
gerechtigheid in de wijde oceaan van menselijke evolutie. Door hun ja woord
zullen zij God een nieuw gezicht geven. Manu Verhulst. Kerstmis 2002 /BHet
evangelie van kerstmis begint niet bij God de Vader. Het begint bij keizer
Augustus en bij Quirinius, landvoogd van Syrië. En daarna gaat het over die
twee mensen die in een beestenstal gesukkeld zijn... Wat een contrast! Voel
je waar het evangelie naar toe wil ? Voel je de boodschap die er achter zit ? Het
brengt ons van bij de machthebbers naar een pasgeborene, zo kwetsbaar en broos
als ‘t maar zijn kan. Kijk, zegt het evangelie : Dat is God in uw midden. “Waarom
zo breekbaar en broos ?”, zouden we vragen. Waarom niet de God van de
legerscharen, de God van bliksem en donder ? Omdat
God liefde is. Omdat God bemint en wie bemint wordt kwetsbaar, die maakt
zichzelf kwetsbaar, want die vertelt al zijn geheimen, die geeft zich bloot. Wie
echt liefheeft antwoordt zelfs niet op verwijten, zint niet op wraak als onrecht
wordt aangedaan. Liefhebben
is zo kwetsbaar worden als een kind in een voederbak. Ons
kerstgebeuren zouden we vandaag ook kunnen beginnen met te zeggen : In deze
tijd nu Bush president van de verenigde staten een oorlog voorbereidt en meer
dan 100.000 soldaten in staat van paraatheid brengt…staan wij hier rond een
altaar en een stal, kleine mensen die niets aan het wereldgebeuren kunnen
veranderen. Wat een contrast! Maar
voel je waar het evangelie naar toe wil ? In al uw kleinheid en juist
daarom, kun je gevoelig worden voor het mysterie van een hemel en een aarde die
een beetje dichter bij mekaar moeten komen. Dat
is toch kerstmis :’Uw wil geschiedde op aarde als in de hemel’ bidden
we toch en wat is zijn wil anders dan dat we mekaar beminnen en zijn wereld
menselijk bewoonbaar houden. Kinderen zijn gevoeliger
voor het mysterie. Kinderen zijn van nature dichters en godzoekers. Wij moeten
die gevoeligheid aanscherpen door hen ervaringen te laten beleven, een
vertelling aan het vuur, een tocht onder de sterren, met de kinderen iemand gaan
weldoen en gelukkig maken. Ervaringen zijn zoveel
rijker dan geschenken. Een te veel aan geschenken doodt juist de gevoeligheid
voor het mysterie : De hemel een beetje dichter bij de aarde brengen. Onze
aarde kan er alleen maar wel bij varen. Manu
Verhulst. Kerstmis 2005Elk jaar luisteren wij naar hetzelfde verhaal: van twee schamele mensen op den dool en van hun kindje dat geboren wordt in het open veld. Zij leggen het te slapen in een voederbak. Maar dat Kindje in de voederbak, zegt het verhaal is een teken, een vreugdevolle boodschap. Het is een echo van Gods woord. Dit verhaal is zo aards en zo hemels tegelijk. Zo puur en zo teer als een sneeuwkristal op weg van de hemel naar de aarde. Geen wonder dat dit verhaal is doorverteld, dat het de eeuwen door is uitgebeeld, geschilderd en op muziek gezet in alle talen en in alle vormen. Maar, wat bedoelen ze met die vreugdevolle boodschap? Zo te zien heeft dit kind nauwelijks overlevingskansen. Hier is reden genoeg om te wanhopen, om voor altijd verbitterd en gefrustreerd door het leven te gaan. Maar we horen alleen woorden van leven en van vrede en welbehagen. De vreugdevolle boodschap die er achter zit is dat een kind in een voederbak even kostbaar, even onaantastbaar, even heilig is als een kind uit een koninklijke familie. Waarom? Hier ligt de kern van de boodschap: omdat Gods welbehagen rust op elk kind, op elke mens, op elk van ons. Het laatste, het echte fundament van menselijke waardigheid is een religieuze openbaring. De vreugdevolle boodschap van kerstmis is niet vrijblijvend. Zij komt tot ons als een vraag: wat doet gij er mee? Het antwoord op die vraag is gelijk een wissel trekken die ons leven een andere richting geeft. Neen zeggen en God er buiten laten is zichzelf gevangen zetten in het materiële, zich gevangen zetten tussen de oneindigheid van onze verlangens en het onvermijdelijke van onze beperktheden. Ja zeggen is een bevrijding, het is gelijk een geestelijke mutatie in de evolutie van de mens. Het is de klemtoon verleggen van het hebben naar het zijn, van het stoffelijke naar het geestelijke, van de aarde naar de hemel. Van dan af kan men de wereld en het leven bekijken met andere ogen: het geboren worden en het sterven en al wat er tussen ligt.. Het is God binnenlaten, Hem laten mens worden niet alleen in een kerstverhaal maar in de realiteit van deze tijd, in solidariteit met al die kinderen die ook vandaag nog nauwelijks overlevingskansen hebben en niet gediend zijn met bittere uitspraken, maar wel met dekens en tenten en scholen als ’t kan, in een wereldgemeenschap die niemand uitsluit. Manu Verhulst. Zondag na kerstmis. Cyclus B.Wat hangt er allemaal niet boven onze kop? Letterlijk dan. Boven onze hoofden cirkelen de satellieten: militaire, commerciële en satellieten van algemeen nut. Zij houden onze planeet in de gaten, gelijk een god de vader van vroeger. Zij verzorgen de straalverbindingen over alle continenten zodat zowel bestellingen als gedachten, informatie en beelden allerhande voortdurend de wereld kunnen rondgaan. Dat heeft zo zijn gevolgen voor die planeet. Die “bovenaardse” communicatie brengt aardse stromingen op gang. Zoals in vroegere volksverhuizingen gaan ook nu mensen van het ene continent naar het andere, rijke maar ook doodarme, zakenmensen, terroristen, studenten, toeristen, asielzoekers en gelukzoekers. Gedachten en de gedachtestromingen verspreiden zich over alle continenten. Er is een uitwisseling van filosofieën en godsdiensten en leefwijzen over heel de planeet. De planeet en de mensen die haar bewonen zijn een smeltpot geworden waar alles in terecht komt en door mekaar gemengd wordt. Wij voelen dat tot in onze eigen leefwereld tot in onze eigen geloofswereld. Ons eigen bevattingsvermogen wordt een smeltpot waar alles in terecht komt. Het gevolg is dat grenzen vervagen, grenzen tussen culturen, tussen goed en kwaad, tussen wat mag en wat niet mag, tussen geloof en ongeloof. De gevolgen daarvan zijn duidelijk zichtbaar in onze kerk. De traditionele verschijningsvormen van het geloof laten het afweten. Dat wordt zichtbaar in het aantal roepingen, in het aantal huwelijken, in het aantal kerkgangers. Christen zijn vandaag in de smeltpot van deze wereld is een hele uitdaging. Dat vraagt een diepgang, een persoonlijk bevochten overtuiging. Net zoals bij Maria, Zij wist met al die nieuwe indrukken na de geboorte van haar kind, ook geen weg. “Zij bewaarde dit alles in haar hart” staat in het evangelie “en dacht er over na.”. Dat is ook als christen onze opdracht: Al die indrukken die op ons afkomen niet verdringen, er niet bang voor zijn. Integendeel, in voortdurend gesprek met God ze verwerken tot meer beschaving, tot meer menselijkheid, tot meer geloof. Dat is de weg die we ook in het komend jaar mogen gaan. In de bergen waar alles ondergesneeuwd ligt loopt hier en daar onder de sneeuw een riviertje, onzichtbaar. Het baant zich een weg onder de sneeuw naar de vlakte. Zo is onze kerk vandaag in Vlaanderen: onopvallend, maar springlevend en vol belofte. Zoals je het water onder de sneeuw niet kunt tegenhouden, zo zal ook die kerk vroeg of laat te voorschijn komen om in de smeltpot van de wereld de verfrissende boodschap te brengen dat de liefde tot God ons dichter bij mekaar kan brengen dan alle ruimtesatellieten samen. Manu Verhulst. Mt.
2, 1-12. Openbaring/B
Dit
verhaal doet ons denken aan zoveel prettige jeugdherinneringen : aan de
boon in de taart, aan Driekoningenzingen met een tafellaken en wat houtskool om
u zwart te maken. Rond die exotische figuren heeft de folklore flink haar werk
gedaan. Maar
dit verhaal is niet zo onschuldig als het er uit ziet. Het
gaat over God die zich laat vinden. God dringt zich niet op, Hij bewijst zich
niet, Hij maakt geen reclame voor zijn zaak. Integendeel, Hij omhult zich met de
stilte van de sterren. De zoektocht naar Hem begint in het hart van de mens die
pelgrim moet worden. De
drie wijzen uit het evangelie staan symbool voor heel de wereldbevolking :
Zij zijn geen joden, zij hebben met de bijbel en met de tempel niets te maken.
Zij kunnen behoren tot alle volken, tot alle continenten. Zij staan symbool voor
de mensen die op zoek gaan naar het gelaat van God. Aan
de andere kant staat Herodes, die ook op zoek wil gaan, maar om Hem te
elimineren, uit angst, angst voor zijn eigen macht. Angst voor al wat nieuw en
anders is en voor hen bedreigend overkomt. Beide
strekkingen zijn tot op vandaag zichtbaar aanwezig in de wereld van de mensen. Er
zijn er zovele die God zoeken, die vanuit hun hart de pelgrimstocht naar God
gaan, de weg van de stilte, van de innerlijkheid. Zij zoeken Hem en blijven Hem
zoeken midden de verdwazing van onze dagen, in het bescheiden gebeuren van een
kerkgemeenschap, tussen mensen die voor mekaar iets over hebben. Daar vinden zij
God en geven zij Hem het beste van zichzelf. En
dan is er die andere kant. Vaak mensen die veel macht en invloed hebben. Zij ook
brengen, meer dan ooit, God ter sprake maar dan om Hem te elimineren, om Hem als
achterlijk en voorbijgestreefd te bestempelen en Hem uit te schakelen. Als
ik sommige uitzendingen bekijk en beluister vraag ik me soms af : hoe is
‘t mogelijk dat er nog mensen naar de kerk gaan. Zij willen God uit ons denken
wegvegen. Is het ook hier uit angst, de angst van Herodes om de macht te
verliezen aan Iemand van wie je tenslotte nooit weet ? De
uiteindelijke boodschap van dit evangelie is : laat Herodes links liggen
Laat hij zich maar vastklampen aan zijn macht.
Neem gij een andere weg, niet langs het paleis van de groten maar langs
de gemeenschap van de mensen die vol zijn van God die hen zegt : ‘Ziet
gij het niet ? Ik begin iets nieuws’. Manu Verhulst. FEEST VAN DE OPENBARING Cyclus B.De drie wijzen uit het oosten zijn nog niet dood. Integendeel, zij hebben zich vermenigvuldigd. Zovele volgen een ster, een schijnbaar onbereikbaar ideaal dat hen nooit loslaat maar dat hen blijft fascineren en waar zij al hun energie in steken. De ster bevindt zich in een droombeeld van de sport of in het droombeeld van de politiek of in de showbusiness of in een of andere recordpoging. Minder opvallend maar even sterk straalt de ster bij gewone mensen, bij u en bij mij. Vanuit onze opvoeding, vanuit onze mogelijkheden en beperkingen, vanuit de kansen die we kregen volgen wij ook een ster. Onze geluksdroom neemt een vorm aan: een gezin, een relatie, een vriendschap, een zaak, een beroep, een kunst, en een beetje erkenning in dat sociaal weefsel, een applaus onder één of andere vorm. We zijn er zo gevoelig aan. Het is die ster die ons in beweging houdt. Soms laat de ster ons in de steek, dan zien we het niet meer zitten. Dan vragen we ons af of het leven wel de moeite waard is. Komt er ook een moment dat de ster blijft stilstaan? Een moment van vervulling? Dat kan, als we ontdekken dat niet de ster het doel is, maar Diegene die ze heeft ontstoken. Die ontdekking, het is eerder een onthulling speelt zich af in ons binnenste, zonder spektakel, zonder applaus. De uiteindelijke zin van ons leven ligt niet in het bereiken van die ster, ligt niet in het voldoen van onze geluksdrang. De uiteindelijke zin van ons bestaan ligt in het feit dat we God mogen ervaren in heel kleine en gewone dingen van ons leven. Bewust worden dat de zin van ons bestaan bij Hem ligt en niet bij ons. Het is een bewustwording van Gods aanwezig zijn in ons leven. Dat Hij leeft in onze adem en in ons verlangen, in ons lichaam en in onze geest. Het leven van de mensen is Zijn heerlijkheid, en onze liefde voor mekaar is de glans van zijn aanschijn. Om dat te ervaren moesten de drie wijzen van hun hoge kamelen afdalen, klein worden, ja knielen zelfs, in verwondering en aanbidding. En, staat er geschreven, zij werden vervuld van een overgrote vreugde, een heel aparte vorm van geluk. Zij zijn langs een heel andere weg naar het gewone leven teruggekeerd. Die religieuze ervaring maakt van ons andere mensen. We keren langs een andere weg naar het gewone leven terug. Met heel veel aandacht voor het kleine en het kwetsbare en met veel goesting om iets van onszelf te geven: de mirre van de eenvoud, de wierook van ons verbondenheid en het goud van onze liefde. De drie wijzen uit het oosten … het is maar een verhaal, een verhaal dat de evangelist ingelast heeft. Ook al hebben zij waarschijnlijk nooit bestaan, toch bevat het verhaal een waarheid voor alle tijden, een spiegel waarin alle mensen, blanke en zwarte, zich kunnen herkennen. Manu Verhulst. Doop
van de Heer
/jaar B
‘Er
is niet mee te klappen.’, zeggen de ouders. ‘Mijn
moeder komt nooit nog eens op mijn bed zitten’ zegt die tiener. Ouders
en opgroeiende kinderen groeien uit mekaar en de kloof wordt met de dag breder. Dat
is des te pijnlijker omdat er langs beide kanten zoveel liefde mee gemoeid is. Langs
de kant van de ouders is er zoveel zorg voor de kinderen, ja angst om ze niet te
verliezen. Langs de
kant van de kinderen is de verwachting naar de ouders toe zo groot dat
ontgoocheling bijna onvermijdelijk is. Zoals
ouders met hun kinderen niet meer kunnen communiceren, zo is het voor ons mensen
in deze tijd even moeilijk geworden om te communiceren met God. Er is een kloof
gegroeid tussen beide en de kloof wordt met de dag breder en breder. De
stem van God in ons binnenste… Een stem zonder woord of geluid maar met een
duidelijke invloed. Die stem wordt verstikt onder al het lawaai en de drukte die
op ons afkomen. God moet zwijgen want zijn boodschap is veel te zwaar.
Inderdaad, zijn stem is scheppend en blijft scheppend zoals op de eerste dag.
Hij wil dat we onszelf voortdurend overtreffen, dat het beste in ons tot
ontplooiing komt. En daarop zeggen wij maar al te vaak : Bedankt, God,
liever niet. Maar op die manier wordt ook de echte communicatie onder In het evangelie lezen we :
"Er kwam een stem uit de hemel… Jezus heeft naar die stem in zijn
binnenste geluisterd." Van toen
af is Hij zijn publieke zending begonnen. Van een teruggetrokken bestaan in een
vergeten dorp is hij de prediker, de volksleider geworden. Die onopvallende
verschijning begon woorden te spreken die de massa naar het hart gingen. Zich openstellen voor Gods stem, ons hart te luisteren leggen naar zijn inspraken… en dan zullen we wellicht ook des te beter attent zijn voor de gevoeligheden van de andere, zullen we des te beter die ouders, of die jonge mensen kunnen verstaan. Manu Verhulst. Eerste zondag door het jaar Mt. 2, 1-12.We zijn
nooit christen geworden. We waren het al. Nauwelijks geboren stonden ze al
gereed met het doopwater. Zo zou het verder gaan. Nog voor we volwassen waren
werden we al gevormd tot gelovige volwassenheid met al de morele verplichtingen
die zoiets meebrengt. Het
is dan ook niet verwonderlijk dat sommigen zeggen: niet akkoord. Ik heb het
geloof niet gekozen. Het is mij opgedrongen. God is mij aangeleerd. Ik heb hem
niet ontdekt. Ik ben hem nooit achterna gegaan. Hij laat mij dus onverschillig. Het
evangelie van vandaag toont ons de weg, de enige en echte weg om God te vinden:
Je moet Hem zoeken, Hem achterna gaan, Hem ontdekken, bij Hem blijven en
gelukkig zijn bij Hem als nooit tevoren. Voor
ons wil dat zeggen: Loskomen van een aangeleerde God. ‘We zijn zo opgevoed,
meneer.‘ is een te smalle basis om er een geloofsleven op te bouwen. Loskomen
ook van een godsbeeld en een godsvoorstelling die ons als kind is meegegeven,
met de beste bedoelingen. Loskomen
ook van al die taaie vooroordelen die Christus blijven vastspijkeren op bepaalde
excessen in het verleden en heden van zijn kerk. Zijn
boodschap en zijn persoon is zoveel groter dan dat. Jezus
achterna gaan is een eenzaam pad inslaan, weg uit de middelmatigheid, weg uit de
grijze massa die opgaat in de banaliteit van het leven, weg ook uit een
christendom uit gewoonte om uit te monden in een christenzijn dat gebouwd is op
een persoonlijke keuze. Christus nieuw ontdekken is een ander mens worden. Zoals Simon een Petrus werd: een rots door niets of niemand kapot te krijgen. Zo staat een gelovig mens zoveel sterker in het leven. Manu Verhulst. Jo.
1,35-42
2j/b
"‘t
Ligt op een klein plekje." Ongeluk ? Geluk ?
Toevallige ontmoeting kan grote gevolgen hebben. Ook de
ontmoeting met God ligt op een klein plekje (ziekbed, gesprek, voorval) "Waar
woont Gij ?" We stellen ons vragen, toeren rond het godsprobleem,
defilé van de wereldgodsdiensten, van de paranormale verschijnselen. Een
rusteloze geest is op zoek. Tot God
zegt : "Kom kijken". Dat is zeggen : kom binnen, treed
binnen in mijn vertrouwelijkheid. Ge moet
er niet op studeren, vouw je handen en ga door je knieën, adem mij. God
laat zich vinden. Zolang wij God zoeken buiten onze wereld, heel ver en heel
anders, geloven wij eigenlijk niet in Hem. Als wij
God ontdekken in de stille, kleine dingen van het leven, in wat we zijn en doen
voor een medemens, in een troostend nabijzijn, in een gebaar van vergeving, in
een bemoediging. Daar laat Hij zich vinden. In een trouwe en liefdevolle
vervulling van onze dagelijkse plicht. Net zoals bij Samuël : Gij hebt mij geroepen, Heer, hier ben ik. Manu
Verhulst Tweede zondag door het jaar. Johannes 1, 35-42.Als we het over God hebben, dan hebben we de neiging om naar boven te kijken. Maar daar is geen enkele reden voor. God gaat niet schuil achter de wolken, is niet te vinden in de ruimte. We zouden beter naar binnen kijken. Een ontmoeting met God speelt zich af in het binnenste van de mens: in onze manier van leven. God heeft iets te maken met ons communicatievermogen, met onze bekwaamheid en onze vaardigheid om met elkaar het leven te delen, om met elkaar gelukkig te kunnen zijn, of wij een begin van vrede zijn. God is liefde, zegt Johannes. Een ontmoeting met God is meedoen met die stuwende kracht. Daarom duidt die Johannes Jezus ook aan met de woorden: “Kijk, het lam van God.” Hij zegt niet de leeuw. Hij plaatst hem niet in de cultuur van de overmeestering en van de overheersing maar in de cultuur van de geweldloosheid en van het dienstbaar zijn. Het evangelie is een duidelijke illustratie wat een ontmoeting met God kan betekenen. God openbaart zich aan die twee jongens niet in bliksem en donder maar wel in menselijke communicatie, in een gesprek. ‘Kom binnen’ en zij bleven die dag bij Hem. Wat er gezegd is, weten we niet maar het moet toch heel boeiend geweest zijn. Anders zouden ze niet de hele dag bij hem gebleven zijn. En naderhand zeggen ze: “Wij hebben de Messias ontmoet.” De Messias, een straffere uitspraak voor een jood was niet mogelijk. Pas later zullen ze begrijpen dat dit geen overdrijving was. De weg naar God is nog altijd dezelfde: naar elkander toeleven in vrede en in verzoening, geweldloos bouwen aan een wereld die voor ieder mens bewoonbaar is. Als we God willen vinden moeten we verder kijken dan de hemel boven ons, verder dan een zonsondergang; nog verder zelfs dan een liturgische viering. We vinden hem in onze gestadige poging om in liefde samen te leven, God openbaart zich het meest in de kwaliteit van onze innerlijke vrede, en in de kwaliteit van ons geluk. Manu Verhulst Mc.
1, 14-20 3J/B
Opgepoetst
zien wij er allemaal heel goed uit. Maar onderhuids, latent, is de angst nooit
ver weg. Angst
voor ons bezit : hoe rijker een mens hoe groter die angst, angst voor de
kleine en de grote criminaliteit. Angst
om alleen te vallen : in een tijd dat in elke familie wel een
echtscheidingsdrama voorkomt hebben zowel kinderen als ouders de angst dat het
zou kunnen mislopen. Angst
voor de job : in een tijd met zoveel sluitingen en falingen elke dag is
niemand nog zeker. En
dan is er nog die andere angst, de angst voor een dreigende oorlog om de
oliebronnen van Irak. Uitgerekend
in deze tijd klinkt de boodschap van het evangelie : de tijd is vervuld.
‘T is de moment, zegt Jezus, geloof in de blijde boodschap. Geloof dat een
andere wereld mogelijk is. Bekeert u. Wat
betekent dat voor ons ? Moeten we terug naar de naïviteit, naar een vlucht
in de devotie ? Neen, de angst afwerpen begint met de zaken anders te
bekijken. Het
is net zoals met verdriet. Verdriet is ondraaglijk als je het niet kunt
plaatsen in het geheel van je leven. ‘Ik zie het niet meer zitten’, zeggen
we dan. Van het ogenblik dat verdriet kan gezien worden als een opdracht, een
taak, een roeping, dan is het menselijk geworden. Angst
is eveneens ondraaglijk als je levensvisie een chaos is, als je geen oorsprong
en geen bestemming hebt. Als er geen Onze Vader meer is. Vanuit een simpele
geloofsvisie worden veel dingen betrekkelijk, verliezen hun bedreigend karakter
en worden een uitdaging om ze te veranderen. Kom,
volg Mij, zegt Jezus. Laat het ons samen doen. Een andere wereld is mogelijk als
vele mensen er zich samen voor inzetten. De tijd is vervuld. Deze
woorden zijn nog nooit zo actueel geweest. In Porto Alegre in Brazilië zijn
vandaag rond de 100.000 mensen bijeen in een ‘wereld sociaal Forum’. Uit
alle hoeken van onze planeet zijn zij samengekomen, dansers en denkers, om
uiting te geven aan hun overtuiging dat mensen belangrijker zijn dan geld,
belangrijker dan de economie. Zij
vormen een aanklacht tegen een wereldeconomie die de kleinste mensen verplettert
en de kloof tussen arme en rijke landen nog groter maakt. ‘Een
andere wereld is mogelijk’ is de grondtoon van hun protest
Is het dat niet wat Jezus bedoelde als Hij zei : De tijd is vervuld!
Geloof in de blijde boodschap ? Als christenen mogen we niet breken onder de angst, maar openbloeien onder het optimisme van de Heer die mensen roept om mensen op te vissen uit hun angst om daaraan ten onder te gaan. Manu
Verhulst. Derde zondag door het jaar. Mc. 1, 14-20.Hoeveel reclamespotjes zouden wij niet verteren op een dag? En elke reclameboodschap wil ons vertellen hoe gemakkelijk wij het ons wel kunnen maken, hoe mooi we wel kunnen zijn, hoe we voor onszelf kunnen zorgen, hoe we onszelf kunnen verrassen met een geschenk. Eigenlijk wil elke reclameboodschap ons meedelen hoe belangrijk we wel zijn. Op het eerste gezicht is dat onschuldig. Waarom ook niet? Maar op het ogenblik dat we er niet kunnen op ingaan omdat we de centen er niet voor hebben, of omdat we de gezondheid er niet voor hebben, of het voorkomen daarvoor missen of alles tezamen, dan voelen wij ons niet meer belangrijk, integendeel, dan voelen wij ons als afgeschreven, als mensen die met hun tijd niet meer meekunnen, dan smaakt het bitter. In het evangelie van daareven werft Jezus zijn eerste medewerkers niet aan met een reclamespotje om hen te zeggen hoe goed zij het wel zullen hebben bij Hem. Hij voorspelt hen geen mooie carrière met alles er op en eraan. Integendeel, van meet af aan zegt Hij hen: gij zult andere mensen opvissen. Gij zult het beste van uw krachten geven opdat zij het goed zouden hebben, opdat zij zich zouden kunnen ontplooien en volop mens worden. Men kan de kerk veel verwijten, men kan haar veel fouten aanwrijven die zij in het verleden heeft gemaakt: haar gebrekkige en soms kinderachtige voorstellingen van het geloofsgoed, haar onnodig belasten van de gewetens en het misbruiken van haar macht. Maar feit is dat zij altijd een enorme reserve aan edelmoedigheid heeft voortgebracht, in alle tijden, tot op vandaag, bij ons en in de vreemde, tot aan de grenzen der aarde, in onbaatzuchtige zorg en dienstbetoon aan de minsten der mensen. Het beschavingswerk van de kerk door de eeuwen heen is niet te schatten. Het is niet toevallig dat Pater Damiaan in Vlaanderen als eerste Belg werd verkozen. “Ik zal u vissers van mensen maken” Die wekroep wordt ook vandaag nog altijd beantwoord, zelfs meer en meer. Meer en meer mensen doen vrijwilligerswerk. En wat is dat anders dan mensen opvissen? In zoveel verschillende vormen, in ziekenhuizen en instellingen, in gevangenissen en buurtwerk, in wereldwinkel en bond zonder naam, in zoveel naamloze en verborgen zorg voor medemensen die het moeilijk hebben. Vrijwilligerswerk breidt uit, ook buiten de kerk in moderne vormen, en soms veel efficiënter. Wij kunnen daar alleen maar blij om zijn. Het is wellicht de betekenis van dit evangelie om de diepere zin van elke dienst aan de medemens aan te duiden. Of men het zo aanvoelt of niet, het is meewerken aan Gods droom over mens en wereld. Manu Verhulst LICHTMIS
Lc. 2, 22-40
‘Jeugd
die kan vechten en dromen…’ dichtte Anton Van Wilderode. Ook
vandaag zijn er jonge mensen die durven dromen : ‘Ik
zou zo graag naar Afrika gaan met Artsen zonder grenzen…’ ‘Ik
zou zo graag ballet volgen en er mijn beroep van maken…’ ‘Ik
zou zo graag…’ Daar
zit telkens materiaal in om van te leven : soms met heel veel idealisme,
soms met heel veel fantasie, soms heel hoog gegrepen. Dromen
zijn broos, vandaag wellicht meer dan vroeger want zij moeten worden
gerealiseerd in de wereld van volwassenen die alleen nog de taal van het geld
verstaan. Zij moeten gerealiseerd worden tussen zoveel leeftijdsgenoten die geen
dromen hebben, die leven bij het ogenblik, die hun leven consumeren, zich laten
op sleeptouw nemen door een machtige ontspanningsindustrie. Een
droom is iets heel subtiel in het leven. Je zou het leven kunnen vergelijken met een breiwerk : een eentonig aaneenrijgen van allemaal dezelfde dagen en nachten. Twee steken links, twee steken rechts. Blijkbaar heel monotoon, maar als het breiwerk een patroon heeft, een dessin, dan krijgt het vorm, dan heeft het een doel. Dan is het geen breiwerk meer, dan wordt het een trui om fier op te zijn. Zo
kan een droom het leven een vorm geven, er een lijn in steken. Dan wordt leven
een verhaal waarin plaats is voor plichtsgevoel, voor trouw, voor
verantwoordelijkheid. Het
leven is niet meer eentonig en alledaags als het de realisatie is van een droom. De
oude Simeon uit het evangelie blikt op zijn leven terug. Nu mag ik doodgaan,
zegt hij, ik zal tevreden sterven. Hij had een droom en hij ziet die
gerealiseerd. Zo helemaal anders dan die Mario die voor televisie zijn
euthanasie aankondigt omdat het leven hem niets meer te bieden heeft dat hij de
moeite waard vindt. ‘Doet ‘t licht maar uit’ zegt hij. Simeon
zegt ‘ Het is goed geweest, Heer, Gij moogt er een punt achter zetten want ik
heb het Licht gezien : een Kind dat een licht zal zijn voor de mensen van
overal, voor de heidenen, voor de niet-joden, voor ons, voor de hele wereld. Een
licht dat ons laat zien waar het op aan komt, dat ons leven een zin geeft. Het
monotone breiwerk van onze levensdagen krijgt zijn uiteindelijke betekenis. Er is geen levenseinde, wel een levensvervulling. Om dat Licht zijn onze voorouders zo gelukkig geweest dat zij er een feest van gemaakt hebben. Zij noemden het lichtmis en zij bakten pannenkoeken. Manu Verhulst. Mc.
1, 21-28
4j/b.
We noemen het geen
onreine geesten, maar zij boezemen dezelfde schrik in : de angst voor een
nucleaire ramp., de angst voor de gevolgen van genetische manipulatie vandaag op
planten en dieren, morgen op de mens. Eigenlijk zouden we meer angst moeten
hebben voor de mensen die er macht over hebben, als dat mensen zijn die veel
macht hebben en geen gezag. Dat zijn echt gevaarlijke mensen. Macht komt van
buiten, maar gezag komt van binnen. Als we zien dat de
presidentskeuze in Rusland afhangt van een overwinning in de vuile oorlog in
Tchetchenië. Als we zien dat de presidentskeuze in Amerika afhangt van het geld
dat men er tegenaan kan smijten. Dat is om bang voor te zijn. Mensen met veel
macht en geen gezag zijn gevaarlijke wezens die hun land en de wereld in het
verderf kunnen storten. Jezus had geen enkele
macht. Er bestond geen enkele kans dat hij president zou verkozen worden nu niet
en toen niet. Maar hij had wel gezag als geen ander omdat Hij vrij was van
eigenbelang en eigenbaat, alleen begaan was met het geluk van mensen. Vandaag hebben wij zo’n
mensen nodig, broodnodig en wij hebben ze niet. Er is een tijd geweest
dat jonge mensen konden opkijken naar volwassenen, bij zichzelf dachten :
zo zou ik ook willen worden. Die tijd is voorbij. Jonge mensen van vandaag zien
voortdurend hoe gezagsdragers zelf moeten terechtstaan. Hoe mensen die herder
moesten zijn voor hun volk zelf in de fout gaan. Elke dag heeft nu zijn
schandaaltje. En dat heeft voor gevolg dat zij nooit meer zeggen of denken :
zo zou ik ook willen worden. Zij denken hoogstens : zoveel geld zou ik ook
willen verkrijgen. Gebrek aan voorbeelden om
zich aan op te trekken. Dat is onze echte armoede. Dan mogen de cijfers van onze
economie nog zo gunstig zijn, dan mag onze munt nog zo sterk staan. Aan zo’n
gebrek gaat een land ten onder. Dat is de duivel die vandaag moet uitgedreven
worden, maar waarvoor wij de rabbi missen. Vierde zondag door het jaar Mc. 1, 21-28.“Mijn nonkel heeft ook nog in den bak gezeten.” Zo begon paus Johannes XXIII zijn speech bij zijn bezoek aan de gevangenis van Rome en hij vond onmiddellijk bijval. Hij kon spreken met gezag. Dat speciaal soort gezag had ook Jezus bij zijn bezoek aan de synagoge van Capharnaum. Hij was immers één van hen, een man uit het volk, een jongen van gewone mensen uit een gewoon dorp, toen nog een gehucht Nazareth. Hij sprak zonder mandaat, zonder diploma. Maar dat soort gezag is ook kwetsbaar. Zo duivels was die tussenkomst van die man niet. “Wat komt gij hier doen?” Het is de reflex van de stedeling tegenover de dorpeling, van de geleerde tegenover de leek. “Wat komt gij hier doen, gij Jezus die toch maar van Nazareth komt?” Voor hem is Jezus iemand die ten onrechte het woord neemt in de synagoge. In die man die in opstand komt kunnen wij ons bijwijlen herkennen. Ontwikkelde mensen van de 21° eeuw die het goed hebben zijn achterdochtig voor al wie ons iets komt vertellen over het waarom van de dingen. Wij hebben genoeg gezien in de voorbije eeuw. Ze moeten ons niets meer komen wijsmaken. We willen wel geloven in het evangelie maar als het er op aan komt om ook te geloven in de verrijzenis, in de tegenwoordigheid van Christus in de eucharistie, in het eeuwig leven…Als het er op aan komt om de blijde boodschap in daden om te zetten… Dan hebben we de neiging om vraagtekens te plaatsen. “Wat komt dat hier doen?” Wij gelijken op die man in de synagoge, die wel de dienst wilde meemaken maar voor de rest wilde gerust gelaten worden. Wij zijn niet anders. Wij leven met een verstand dat steigert tegenover het geloof in iets wat niet kan bewezen worden en datzelfde verstand beseft dat het de laatste vragen niet kan oplossen: Hoe is het universum ontstaan? Wat was er voor die eerste ontbranding? Hoe is het leven ontstaan? Wat is de zin van dat alles? Vragen die uitstijgen boven de mogelijkheden van ons verstand, boven de mogelijkheden van de menselijke geest zelfs. Het mysterie kleeft aan ons bestaan. We moeten het mysterie durven zien, beseffen dat er dingen zijn tussen hemel en aarde die niet uit te leggen zijn met wetenschap en waarvoor wij alleen verwondering en bewondering kunnen hebben. En bewondering ligt dichtbij dankzegging en gebed en lofprijzing. We zijn als die man in de synagoge van Capharnaum: we protesteren en tegelijk zeggen we: Gij zijt de heilige Gods. Pas dan kunnen we knielen en tot rust komen. Manu Verhulst Mc.1,
29-39. 5j/b
« Santé »
« Gezondheid » zeggen wij spontaan als we samen een glas drinken. Waarom ? Omdat we
gezondheid zo belangrijk vinden en misschien ook omdat wij aanvoelen dat
gezondheid ook zo breekbaar is als het glas dat we aantikken. Meer dan ooit zijn mensen
vandaag begaan met hun gezondheid. Meer en meer groeit ook
het inzicht dat gezondheid meer is dan het goed functioneren van alle organen. Even belangrijk zijn de
gezonde verhoudingen : geen schuldgevoel, geen schaamtegevoel, geen schrik
moeten hebben voor elkaar. Niet minder belangrijk is
de gezondheid van onze geest. Die moet kunnen rusten in een inzicht. Het leven
als zinvol kunnen ervaren. Het één beïnvloedt het
andere. Jezus is de heelmeester
op die drie terreinen. Hij geneest zieken, maar hij zorgt ook dat mensen mekaar
niet veroordelen, niet naar het leven staan maar elkaar dragen en verdragen. En Hij is diegene die
mensen de weg wijst naar een vertrouwelijke omgang met God, die zij vader mogen
noemen. De heelmeester bij
uitstek brengt de nacht door in gebed. Jezus in contemplatie. Die frêle figuur
in de nacht is het verlengstuk van de scheppende God. Het rijk Gods is de
schepping tot voltooiing brengen. Daar mogen wij aan
deelnemen door de gezondheid te cultiveren : niet alleen van ons lichaam,
maar ook vaon ons gevoelsleven van ons geestelijk leven. Jezus, de heelmeester was
ook de contemplatief. Onze gezondheid in haar totaliteit zou wel eens meer
kunnen afhangen van onze bereidheid om te bidden dan we zouden vermoeden. Het is
goed voor onze gezondheid te kunnen tot rust komen bij God, bij Hem de
inspiratie te vinden om onze omgang met mekaar gezond te maken. Manu Verhulst
VIJFDE
ZONDAG DOOR HET JAAR
Mc. 1, 29-39.
Als
een peuter rechtop kan staan en zijn eerste stappen zet, dan is dat een
historisch moment. De oma’s en de opa’s staan gereed met de camera in de
aanslag om dat moment vast te leggen. Een kind dat rechtop loopt maakt mensen
gelukkig: het krijgt applaus. Maar
als diezelfde peuter een tiener geworden is en in opstand komt tegen elke
bevoogding en tegen elke vorm van gezag, dan staat niemand klaar met een
camera, dan is er niemand gelukkig om, geen applaus, en nochtans, het is
hetzelfde proces maar in een andere fase: mens worden is rechtop gaan staan. En
als jaren later diezelfde man of vrouw zich oppakt om naar het werk te gaan en
zijn of haar plicht te doen in de heldhaftigheid van het alledaagse, dan is er
wellicht ook niemand om te applaudisseren in deze belangrijke fase van mens
zijn. En
als ooit het moment komt dat diezelfde mens aftakelt in ouderdom, in ziekte en
pijn, maar van binnen ongebroken blijft en kan zeggen zoals Job: “ Ik weet
en ik ben er zeker van dat mijn verlosser leeft. En al ben ik nog zo
geschonden, ik zal God zien vanuit dit lijf.” Ook dat is menswording en
menswording op zijn best. Een mens kan rechtop blijven, ook al ben je zo
afhankelijk geworden als een baby. Heel
onze mensengeschiedenis is een verhaal van zich staande houden, van de mens in
het stenen tijdperk die de ijstijd moest overleven tot Neil Armstrong op die
maandag morgen in juli 1969 de eerste stap zette op de maanbodem en de woorden
sprak: “Dit is maar een kleine stap voor een man, maar een reusachtige
sprong voor de mensheid.” Ook
onze levensloop is een verhaal van vallen en opstaan, en zich staande houden,
en de zwaartekracht overwinnen: de zwaartekracht van verslaving en verdwazing
die ons opgedrongen wordt en ons in slaap wil wiegen, De
zwaartekracht van maatschappelijke structuren als die onderdrukken, vernederen
en uitbuiten, de zwaartekracht
van elke overheersing en agressie. Zelfs
de zwaartekracht van de dood. Leven is staande blijven voor God. De opstanding
van Jezus uit de dood wordt in het evangelie trouwens aangeduid met hetzelfde
woord als het opstaan van de schoonmoeder van Petrus. Hij
deed de schoonmoeder van Petrus opstaan en, staat erbij, zij bediende hen. Mens
worden is rechtop gaan staan niet om te overtreffen maar om te dienen. Manu Verhulst. Mc. 1, 29-39 5J/B'In de avond, na zonsondergang, bracht men allen die lijdend of bezeten
waren, bij Hem…’ Hun betekenis moet worden gezocht in de verkondiging van de blijde boodschap.
Zij hebben daarin een belangrijke symboolwaarde. Jezus brengt Gods glimlach over de wereld, een glimlach die mensen bemoedigt
en bevestigt in hun zoeken naar menselijke ontplooiing.. De genezingen zijn daar de illustratie van. In een samenleving waarin de ziekte gezien werd als een straf voor begane zonden, is de genezing een bevrijding uit hun sociaal isolement. Hij bevrijdt mensen uit bezetenheid, uit verslaving en verdwazing. Zij mogen
weer zichzelf worden. Gods glimlach ervaren doet mensen anders leven. Dat maakt mensen gezond in de
brede betekenis van het woord. Zich bekeren tot het Rijk Gods is geheeld worden : de innerlijke
gebrokenheid van ons bestaan overstijgen en tot een harmonie komen tussen denken
en doen, tussen voelen en spreken, tussen lichaam en geest. Zonder
schuldcomplex, zonder angst, zonder wantrouwen, zonder depressies. Ook de zieke
mag en kan zich volop mens voelen. Jezus heeft de ziekte niet uitgeschakeld maar Hij heeft de zieke behoed voor
isolement en achteruitstelling en getoond hoe de gezonde, aandacht en begrip,
medeleven en respect moeten opbrengen voor hun zieke medemensen. Zij zijn de
eersten in het Rijk Gods. Manu Verhulst Mc.
1, 40-45. 6j/b
« In deze tijd moet
dat kunnen. » Een uitspraak die zeer dikwijls terugkomt om alles goed te
keuren. Als zelfs een letterkundige het nodig vindt om uit de kleren te gaan en
zich zo in een tijdschrift aan te bieden dan zegt men : In deze tijd moet
dat kunnen. Als het gaat over het huwelijk tussen homo’s en lesbiennes :
in deze tijd moet dat kunnen. Als het gaat over het belachelijk maken van
religieuse symbolen, tenminste van christelijke symbolen : in deze tijd
moet dat kunnen. Als het gaat over het legaliseren en zelfs toegankelijk maken
van soft-drugs : in deze tijd moet dat kunnen. In deze tijd… alsof dat
een argument is over de zaak zelf. Onderverstaan is : iedereen keurt
vandaag zoiets goed. Grenzen verleggen op moreel en sociaal gebied is een
nationale sport geworden. Grenzen verleggen maar dan altijd in één
enkele richting : in de richting van steeds grotere individuele vrijheid :
ik doe wat ik wil. Nooit in de andere richting. Grenzen verleggen
als het gaat over solidariteit. Grenzen worden nooit verlegd naar een
solidariteit met mensen zonder papieren, met mensen uit de derde of de vierde
wereld, met uitgestotenen en marginalen. Dan hoor ik nooit : in deze
tijd moet dat kunnen. Als Jezus grenzen
doorbreekt zoals in dit evangelie dan is het steeds in die richting. Hij raakt
een melaatse aan. Dat was in zijn tijd de uitgestotene bij uitstek.
Met een streng verbod met gezonde mensen in aanraking te komen.
Uitgestoten van elke beroep van elke omgang ook niet met het eigen gezin. Jezus
raakt een melaate aan : dan zullen velen gezegd hebben : hij gaat te
ver. Neen, Hij gaat niet te ver, integendeel. Hij volgt de
fundamentele wet van het leven. Heel de schepping is gebouwd niet om
scheiding, maar op vereniging van tegengestelde elementen. Een doodgewone
biologische cel kan maar in leven blijven als zij haar celwand opent om een
vreemd element in zich op te nemen. Zo is het ook met ons. In de mate dat
wij ons isoleren van andere mensen gaan we verdorren en wegkwijnen. In de mate
dat een volk zich isoleert en zich afschermt van andere volken boert het
achteruit. Zelfs een godsdienst, als die niet openstaat voor de vreemde
invloeden en voor de inbreng van andere godsdiensten, wordt die
fundamentalistisch. Dit evangelie roept ons
op tot openheid en tolerantie maar dan in de richting van een steeds grotere
solidariteit. Manu Verhulst Mc.
1, 40-45. 6jB
In
die melaatse van toen kunnen we de wereld zien van vandaag. Die blauwe planeet
met de lepravlekken van oorlog, van vuile diplomatie en zoveel onmenselijk leed. Onze
planeet is vruchtbaar, rijk en toch is ze niet in staat al haar mensen te
voeden, terwijl ze er wel in slaagt tot in de verste uithoeken, haar
oorlogsmachine te ontplooien. Dat
deze melaatse wereld ooit op de knieën zal vallen en Jezus tegemoet zal gaan
met de bede : ‘Als Gij wilt, kunt gij mij genezen’, is een verre droom. Nochtans
Jezus zou de heelmeester kunnen zijn voor deze melaatse wereld. In
de evolutie van de mens is Hij een scharnierpunt. Miljoenen
en miljoenen jaren lang verliep de evolutie van de mens langs zijn instincten en
zijn driften : zijn drift tot zelfbehoud, zijn drift tot voortplanting,
zijn territoriumdrift. Door de wet van de wraak en de wet van de sterkste kon
het menselijk wezen standhouden. En
dan, op een moment in de menselijke geschiedenis dat de mens zo vernuftig gaat
worden dat hij zichzelf en zijn wereld kan vernietigen, komt Jezus, de gezondene
van God. Hij
geeft een fundamentele wending aan de menselijke evolutie : geen wraak maar
vergeving is de boodschap. Geen macht om de macht maar dienstbaarheid. Geen
ijzeren vuist maar een uitgestoken hand heeft deze wereld nodig. Hij is Diegene
die het kwaad overwint door het goede. De
oude mens heeft Hem afgewezen en gekruisigd. Maar door zijn liefde werd dat
kruis het symbool van de nieuwe mens. Daarom noemt Paulus Jezus de nieuwe Adam. Zoals
Adam, de oervader, verder leeft in de massa mensen zo leeft de Christus verder
in zijn christenen. Wij zijn het die de oude mens moeten afleggen om ons te
bekleden met de nieuwe mens. Als
je eens in je leven een echte christen hebt ontmoet, kun je die mens nooit meer
vergeten. Die laat sporen na. Elke christen kan een begin van vrede zijn. Het verhaal van de menselijke evolutie begint opnieuw bij elke christen. Daarom moet ook vandaag in deze eucharistie onze bede zijn : ‘Als gij wilt, kunt gij mij genezen’. Manu Verhulst. Zesde zondag door het jaar. Mc. 1, 40-45.Vruchtbaarheid, seksualiteit, geboorte, ziekte en dood waren in primitieve tijden mysterieuze krachten die de mens niet onder controle kon krijgen. Hij bracht ze dan ook, bijna instinctmatig, in verband met de godheid. Dat was ook bij de joden het geval. Zo kwamen hun reinheidswetten tot stand zoals die beschreven staan in het boek Leviticus.. Bloed mocht je niet aanraken, en zeker geen menstruatiebloed. Bloed maakte onrein. Een geboorte maakte een vrouw zeven dagen onrein. Een dode, een lijk, mocht je niet aanraken, over een graf mocht je niet lopen, dat maakte onrein. Daarom werden ze witgekalkt als waarschuwing. Iemand met gelijk welke huidziekte was een melaatse, een onreine, mocht je niet aanraken. Sommige dieren waren onrein. Een varken bijvoorbeeld heeft gespleten hoeven en herkauwt niet: twee tegenstrijdige eigenschappen, reden genoeg om het nooit te eten. Het was onrein. Al die reinheidswetten waren gelijk een geloofsbelijdenis. Men belijdt die niet met woorden maar metterdaad. Zij waren een levenswijze geworden die diep in de cultuur was ingebakken. Daar stelde men geen vragen meer over. “Zoiets doe je niet !” zonder discussie. Jezus raakt een melaatse aan. Hij stelt een revolutionair gebaar. Medelijden wordt belangrijker dan een godsdienstige wet. Daarmee gaat Hij in tegen de gangbare cultuur. Hij stelt zichzelf buiten de wet, kan niet meer in de openbaarheid komen en moet onderduiken op eenzame plaatsen. Wilde Hij provoceren? Of zou er niet meer achterzitten? Hij wist zeer goed wat Hij deed: stelt een profetisch gebaar dat een invloed zou hebben op de komende eeuwen. Dat zijn van die gebaren die zijn christendom kleur geven. Hier komt het unieke van zijn boodschap aan het licht. Hij gaat in tegen de angst van de primitieven. Vruchtbaarheid en seksualiteit, geboorte en dood, ziekten en huidaandoeningen zijn helemaal niet mysterieus. Zij behoren tot onze wereld. Jezus geeft het leven terug aan de mens, daar waar godsdienst de mens had vervreemd van zijn eigen leven en van zijn eigen lichaam. Er zit een boodschap in, ook voor onze dagen. Niet godsdienstige wetten, of godsdienstige gevoeligheden maar innerlijke bewogenheid van de ene mens naar de andere mag de diepste drijfveer zijn van ons gelovig handelen. Christendom is meer dan wetten onderhouden,meer dan onderscheid maken tussen rein en onrein. Het is durven leven zonder angst maar met veel liefde. Ooit zei een joodse rabbi: Misschien zal God me op het einde van mijn leven ter verantwoording roepen en zeggen: Ik heb zoveel goeie dingen in mijn schepping gelegd. Waarom heb je daar zo weinig van genoten? (Hij dacht waarschijnlijk aan een varkenslapje.) Een christen kan daar inkomen maar zal er wel op bedacht zijn dat God verwacht dat we samen, wereldwijd, genieten van zijn schepping in een heel ver doorgedreven solidariteit. Manu Verhulst. Mc.
2, 1-12.
7J/B
Zal
de oorlog in de maanloze nacht van drie maart beginnen ? ‘T is bijna een
vraag uit een weddenschap of een gezelschapsspel geworden. Zal
er nieuwe spitstechnologie bij te pas komen en zal de CNN er live uitzendingen
van maken ? Hoe
gaan ze de oliebronnen vrijwaren van vernietiging ? En vooral, wat zal de
economische weerslag zijn. Hoe zal de beurs reageren ? Dat
zijn de vragen die ons bezighouden. Wat
er omgaat in het hart van miljoenen mensen aan onnoemlijk leed, wat er zal
oprispen aan wraakgevoelens en wanhoopsgedachten. Daar durven wij niet op in
gaan. We zouden er ook eens depressief van kunnen worden. We
zijn gelijk die omstaanders in het evangelie die naar de lamme staan te kijken,
heel nieuwsgierig maar zonder zelfs maar enige moeite te doen om hem binnen te
laten. En
dan komt die Jezus met een woord uit een totaal onverwachte hoek. ‘Vriend, uw
zonden zijn u vergeven.‘ Is er dan toch een verband tussen de zonde en het
lijden op de wereld ? Ook al mogen wij niet beweren dat deze oorlog een
straf is voor de zonde van de mensen. Dan zou God de verkeerde mensen treffen.
En ook al mag geen mens andere mensen veroordelen… Toch,
als je de overdadige luxe ziet van het westen en bedenkt hoe slecht de rijkdom
over de wereld is verdeeld, als je ziet hoe lichtvaardig men omspringt met het
menselijk leven in zijn beginfase en in zijn eindfase. Dan ligt die oorlog in
dezelfde lijn. Het is een voortzetting van een attitude waarbij God alleen nog
goed is om een speech te beëindigen of om op een dollarbiljet te staan, maar
Hij mag niet tussenbeide komen als het over macht en economie gaat. Zoiets
wordt niet uitgesproken, zoiets wordt tersluiks uitgevoerd. ‘Als we God
uitschakelen in de gedachten van de mensen, schakelen we vanzelf elk zondebesef
uit.’ Dat
proces is volop bezig. God wordt herleid tot een vulgair reclameobject. Zoals
‘de morgen’ doet om zijn reeks over het Oude Testament te promoten. Of zoals
men alles in het werk stelt om katholieke scholen toch maar te verplichten
lekenmoraal aan te bieden. Dat
men de fouten van de kerk aan het licht brengt en ze zelfs uitbuit, is
begrijpelijk. Maar hier gaat het over meer dan over de kerk. Men wil gewoon het
godsgeloof verpulveren. De vraag is
maar of ons dat een stap dichter bij een vredevolle wereld brengt. Manu Verhulst. Mc.
2, 18-22.
8jBAanwezig
of afwezig ? Waar ligt de grens tussenbeide ? Het is best mogelijk dat
je lijfelijk aanwezig bent op een vergadering, op de werkvloer, in de klas, maar
toch helemaal met je gedachten thuis bent. Gedachten
en gevoelens zijn niet gebonden aan een afstand. Zij overstijgen zelfs de grens
tussen leven en dood. Als
dit evangelie geschreven werd hebben de leerlingen van Jezus zeer sterk de
spanning ervaren tussen zijn aanwezigheid en zijn afwezigheid. De lijfelijke, de zintuiglijke ervaring is weggevallen, maar des te sterker wordt de
geestelijke ervaring van zijn aanwezigheid. Dit
is vasten in zijn meest originele betekenis : de zintuiglijke ervaringen,
de zintuiglijke prikkels zodanig beperken, dat de gevoeligheid voor het
geestelijke vermeerdert. Zoals een monnik in zijn cel met niets dan stilte, en
witte muren en eenzaamheid en geen overvloedig eten of slapen, stilaan gevoelig
wordt voor de geestelijke werkelijkheid. Zo is de veertigdagentijd voor ons een
periode van versobering en beperking, niet om de versobering zelf, maar om meer
gevoelig te worden voor de geestelijke rijkdom van ons bestaan. Zo’n
proces is vernieuwend, brengt nieuwe inzichten, nieuwe edelmoedigheid tot stand,
Vasten is als een herbeleven van de schepping. De
veertigdagentijd is : nieuw worden. Het is een gevecht tegen alles wat de
schepping, wat de menswording belemmert : de verveling, de verslaving en de
verbittering. Wie
zich verveelt is aan ‘t doodgaan. Met alles wat deze aarde en deze tijd ons te
bieden heeft is verveling een affront aan de Schepper. Hij heeft ons de tijd
niet toegemeten om hem te doden maar om hem ten volle te gebruiken en te
genieten. Verveling
kan verslaving worden, als we de leegte gaan opvullen met steeds dezelfde
monotone belevenissen. Of we nu verslaafd geraken aan het werk, of aan één of
ander genotsmiddel. Steeds is het een beperking, een stilstand van onze
menswording : een verschraling van onze gevoelens en van onze contacten.
Het is een beetje minder mens en wat meer robot worden. De
leegte van ons bestaan kan verbittering worden. Dan heeft alles wat ons overkomt
of ons te beurt valt, een bittere nasmaak. Onze scheppende levenskracht wordt
van binnenuit aangetast. Met
de vasten proberen wij de vernieuwing op gang te brengen. Nieuwe wijn in nieuwe
zakken brengen is veel moeilijker dan het onderhouden van voorgeschreven regels. Het
is als een nieuwe lente, onvoorspelbaar, maar boordevol leven. Manu
Verhulst. TWEEDE
ZONDAG VAN DE VEERTIGDAGENTIJD
Mc. 9, 2-10.
(Opleggen
van de vormselkruisjes.)
In jouw hart, zoals in het hart van elke mens is er een geheim kamertje. Dat is het plekje waar je God kunt ontvangen. Dat
kan uw uitverkoren plekje zijn waar je heel persoonlijk en innig met God
omgaat. Het kan een plekje zijn waar je voortdurend met God in discussie gaat,
de kleine arena waar je met God in gevecht gaat. Zoals Anton Van Duinkerken
eens zei: “Onze armen zijn te kort om te boksen met God.”. Het kan een
plekje zijn waar je God ontkent, de deur dicht doet en zegt: “God, gij
bestaat niet of, Jij mag niet bestaan.” Alle
mensen, ten allen tijde hebben zich in dat kamertje teruggetrokken. Abraham
heeft daar met God gesproken, kwam zelfs tot het inzicht dat hij God een
plezier zou doen door zijn zoon Isaak te slachtofferen, een gebruik dat toen
in vele culturen nog gangbaar was. Maar toen heeft God duidelijk te kennen
gegeven: “Raak die jongen met geen vinger aan.” Wat
die drie vrienden van Jezus op de Thabor berg hebben meegemaakt, is een mooi
voorbeeld, een beschrijving van wat mensen kunnen meemaken in dat geheime
kamertje van hun hart. Zij
kwamen plots tot de vaststelling dat God zich laat kennen in de mens Jezus,
met wie ze dagelijks omgingen. En dat gaf hen zo’n kick. Zij waren buiten
zichzelf. Ze waren er zo gelukkig om dat ze dat moment wilden vasthouden en
laten voortduren, zoals mensen die zich zalig voelen. Elke
zondag worden wij ook uitgenodigd om dat geheim kamertje in ons hart binnen te
gaan, om de Thabor te beklimmen zoals die drie vrienden van Jezus en God te
ontmoeten. God laat zich kennen en dat geeft een kick. Zich
tegenover God voelen is niet niks en ook niet zonder risico. Want wie weet wat
God dan wel van ons vraagt. Misschien vraagt Hij wel om de gewone dingen op
een buitengewone manier te doen: met heel veel warme liefde voor Hem en voor
de medemens. Vandaag
krijgen jullie een kruisje opgelegd. Dat kruisje is gelijk de sleutel van dat
geheim kamertje in uw hart. Met dat kruisje even vast te nemen kan het gesprek
met God beginnen. Laat
God binnen. Je hebt hem vast en zeker heel veel te vertellen. Manu Verhulst. Jo. 2, 13-25.
3 v/b
Toen ik
misdienaar was mochten wij de kelk niet aanraken. Die was heilig en heel
die wereld errond. Er was een nette afscheiding tussen profaan en sacraal. Er was
een tijd dat mensen een kindje kregen. Zij ontvingen een kind en als zij
zich de luxe konden veroorloven van een doopkaartje stond het er duidelijk op.
God gaf ons een zoon, een dochter. Vandaag kunnen mensen hun
vruchtbaarheid zelf regelen, kunnen zij desnoods beroep doen op een IVF, nu zie
je geen enkele geboortekaartje meer waar God op vermeld staat. En als
straks het wetsontwerp op euthanasie er door komt zal zijn naam ook van de
doodsberichten verdwijnen. Dan zal er staan : Op die dag werd het leven beëindigd
van de heer of mevrouw. Is er
dan niets meer heilig ? Wat is
dat heilig ? Kan een voorwerp heilig genoemd worden ? Is een
tempelplein heilig ? Is een kerkgebouw heilig ? Wat is dat heilig ? Heilig
heeft iets te maken met heel worden, geheeld worden, genezen. De 10
geboden zijn heilig omdat zij de mens en de gemeenschap van mensen gezond
houden, heel houden. Een
relatie kan heilig zijn. Denk aan dat bijbelwoord : daarom verlaat
een mens zijn vader en moeder en hecht zich geheel aan zijn vrouw en zij worden
één vlees. Zij worden heel. Die relatie is heilig om de mens
heilig is. De waardigheid van de mens is onaantastbaar. Gij moogt die niet
krenken door ontrouw. Want die mens is beeld van zijn schepper. Als
Jezus het tempelplein zuivert, dan is dat niet omdat het tempelplein heilig is,
maar dan is dat omdat de pelgrim in zijn ogen heilig is en niet mag misbruikt
worden voor de winkel die ze er van gemaakt hebben. Ook de eenvoudigste
pelgrim moet God kunnen aanbidden in geest en waarheid. Ook wat hier
gebeurd mag niets te maken hebben met geld, al is het voor een goed doel. Deze
bijeenkomst is heilig in de mate dat wij hier geheeld worden in onze relaties
tot mekaar en tot God. Jo.
2, 13-25 (2) 3V/B
De
kathedraal van Antwerpen is een parel van een kerk. Maar ga er, buiten de uren
van de eucharistie, niet binnen om te
bidden. Je kunt er alleen een ticketje kopen als toerist. De laatste
gebedsruimte die nog overbleef is nu ook winkel geworden. De
kathedraal is geen uitzondering. Onze
mooiste kerken worden musea en concertzalen. Beseffen
wij wel wat er aan ‘t gebeuren is ? Dat
kerken verworden tot musea en concertzalen is op zich niet erg maar dit is
mogelijk als hun oorspronkelijke bestemming verwaarloosd wordt of verdwenen is.
Met andere woorden als ons godsdienst beleven een lege formaliteit geworden is. De
ziel is er uit. De zin voor het heilige is afgestompt. Dat
vacuüm wordt opgevuld. Er komen andere dingen die heilig zijn : de
koopkracht bijvoorbeeld of het verlof. Daaraan raken is heiligschennis. Het
onaardse van de religie is vervangen door de virtuele wereld van het kleine
scherm. De wereld waarin alles mogelijk is zonder rekening te houden met de
werkelijkheid. Kinderen
worden van jongsaf aan vertrouwd met die virtuele wereld in allerlei
videospelletjes die hun agressie en hun machtshonger aanscherpen. Van
de videospelletjes naar de precisiebombardementen en de oorlogsberichten van de
volwassenen, is maar een kleine stap : een verheerlijking van dezelfde
agressie en dezelfde machtshonger. Als
Jezus het tempelplein zuiverde, was het hem niet om de tempel te doen, maar om
de mens. Hij
wist wat er in de mens is. En dat is heel wat. Men
zou de mens kunnen vergelijken met een gebouw met verschillende verdiepingen. Er
is het geestelijke in de mens, de bovenste verdieping waar de gedachten rijpen,
er is het gevoelsmatige in de mens, de verdieping van de levenswarmte en de
tederheid. Er is het gelijkvloers van de dagelijkse bezigheden en zorgen. Maar
er is ook een kelder waar geen buitenstaander binnenkijkt. De plek waar de
ongetemde krachten huizen, krachten ten goede en ten kwade : de schone en
het beest. Als Jezus ijvert om de tempel zijn oorspronkelijke betekenis terug te geven, als plaats om God te ontmoeten, dan is dat om elke mens de kans te geven de tempel van zijn lichaam te kunnen bewonen in harmonie met de geest en het hart. Manu
Verhulst.
DERDE
ZONDAG VAN DE VEERTIGDAGENTIJD Joh;
2, 13-25.
Geld
in de offerblok steken om iets te verkrijgen ? Missen laten doen ? Geld en
godsdienst, het ligt allemaal zo gevoelig. Hetzelfde gebaar kan een teken zijn
van zuiver godsvertrouwen of het kan de bedoeling hebben God om te kopen. Waar
eindigt het godsvertrouwen en waar begint de magie ? Voor
Jezus werd het op een bepaald ogenblik allemaal te veel. De stoppen sloegen
door en hij legt er de zweep op. Hij ranselt mensen af die daar hun boterham
kwamen verdienen. Zo
kennen wij die Jezus niet. Wat bezielde hem ? Het
was niet het lawaai, en niet de stank of de uitwerpselen van de dieren die hem
hinderde. Wel het feit dat godsdienst verworden was tot een omkoop praktijk. Ik
geef u een kalf en gij kunt mij dan niets weigeren. Zo’n ruilhandel die
bovendien de sociale geledingen weerspiegelde, was geen godsdienst meer. Jezus
gaf een duidelijk signaal dat dit voor hem niet kon. Gods liefde is niet te
koop. Het is een gratis geschenk waar we alleen dankbaar kunnen voor zijn. God liefhebben is een innerlijk gebeuren, maar zoals elke liefde moet dat een uitweg vinden in een beleving. En die beleving is niet op de eerst plaats zijn portemonnee opendoen, maar wel de tien geboden onderhouden. Met die tien woorden bouwt God bouwt zijn tempel. Wij zijn de levende stenen. De ene steen schraagt de andere in de opbouw van menselijk geluk. Zo een steentje mogen zijn in die herrezen tempel is onze fierheid en onze vreugde. Manu Verhulst. Jo.
12, 20-33. 5V/B
Mensen
die zich ooit bedrogen voelden, die zich misbruikt voelden in hun goede
bedoelingen, in hun trouw, mensen die geloofden in een ideaal, in een leider, in
een medemens en er alles voor over hadden en dan gedumpt werden als afval in een
containerpark, dragen die ervaringen een leven lang mee als een wonde die
maar moeilijk geneest.
Dergelijke
drama’s speelden en spelen zich af in het persoonlijk leven, in de politiek,
in het kerkelijk bestel, in het beroepsleven, overal en nog het meest daar waar
mensen opgeroepen worden om het beste van zichzelf te geven.
Deze
tragedies worden niet meer toegedekt, integendeel, ze worden heel vaak
uitgesmeerd en openbaar gemaakt en terecht.
Dat
brengt een heel belangrijke verschuiving mee in ons waardeaanvoelen. We zijn
alert geworden als iemand beroep doet op onze edelmoedigheid.
Alles
wat naar offer ruikt staat onder verdenking.
Sneuvelen
in een oorlog was vroeger heldhaftigheid. Nu is dat gewoon, pech hebben.
Thuis
blijven om uw ouders op te passen werd bewonderd en nu roept dat medelijden op.
De
moed opbrengen om een groot gezin groot te brengen, men werd er ooit voor
gedecoreerd en nu wordt er mee gelachen.
Zelfs
gewoon zijn plicht doen en een ander helpen, botst op onverschilligheid als men
er al niet om gepest wordt.
Het
offer heeft afgedaan. In de plaats daarvan is de cultuur gekomen van de
zelfverwennerij. Elk reclamespotje is er vol van.
Vandaag
horen wij in het evangelie wat ons Heer daarover denkt. Hij geeft geen theorie,
verspeelt er geen woorden aan. Hij neemt doodeenvoudig een graankorrel in zijn
handpalm. Levensnabijer kan het niet. Graan is brood, graan is leven. Maar als
de graankorrel brood wil worden, zal hij moeten sterven, zegt Hij. Offer behoort
tot het leven.
Dat
wil niet zeggen dat je uw verstand niet moogt gebruiken om uit te maken wie of
wat jouw offer waard is.
Maar
met zelfverwennerij alleen kom je er niet Diegene die zichzelf verwent, de
profiteur, is eenzamer dan diegene die leeft voor een ander.
Christus
zelf zal het offer niet ontlopen, maar Hij zal het ook niet zoeken.
Het
leven zelf wijst wel de weg. En als het offer komt, als het onvermijdelijk is,
laat het dan gebeuren in voortdurend gesprek met God.
Hij
is de enige die het zijn laatste, echte zin kan geven, de enige waarbij men zich
nooit bedrogen voelt..
Manu
Verhulst.
Vijfde
zondag in de veertigdagentijd.
Joh. 12, 20-33.
Een graankorrel? Wie kent dat nog? Wie houdt dat ding nog in zijn handen? Wie kent de waarde nog van een zakje graan in tijden van honger en ontbering? En het vlas? Waar zien we nog een bloeiende vlasgaard? En wie ruikt nog het rottend vlas in de rootput? Wie kent nog de weg van het vlas naar het sterke, blanke lijnwaad? Dat we alleen nog de merknamen en de handelslogos kennen, en vervreemd zijn van de natuur is op zich niet zo erg. Erger is dat we de levenswet die er achter zit ook niet meer verstaan. Dat een graankorrel aan zichzelf moet sterven om vrucht te kunnen dragen, en dat een vlasvezel aan zichzelf moet verrotten om lijnwaad te kunnen worden. En dat een mens nu en dan moet kunnen afzien om geen arrogante egotripper te worden, maar om mens te blijven, dat verstaan we niet meer. We verzetten ons instinctmatig tegen alles wat moeite kost, wat pijn doet en offer vraagt. Sterven aan zichzelf om leven te kunnen geven is een grondwet van het christendom. Als er vandaag een terugloop is van geloof en geloofsbeleving dan is dat omdat die kerngedachte afgewezen wordt. Dat uit verdriet en uit gemis iets goeds zou kunnen voortkomen vinden we onzin. Nochtans, het kruis staat in het hart van ons geloof als onvermijdelijke voorwaarde voor verrijzenis. Neen Christus, zeggen we, jij bent fout geweest. Gij had die twaalf legioenen engelen toch maar moeten mobiliseren om als triomfator de wereld te verbazen en de show te stelen. In plaats van u als een worm door de straten van Jerusalem naar Golgotha te slepen. Had je dat gedaan, dan zou nu heel dat rijke westen achter u staan, al die mensen die het goed hebben en die het in de wereld voor het zeggen hebben, zouden in u hun idool zien. En nu dreig je alleen te komen staan. Zelfs de miseriemensen en de mislukkelingen vinden u maar niks. Het
antwoord van Jezus op die bezwaren horen we straks met zijn eigen woorden, bij
de consecratie: “Dit is mijn lichaam,
dat voor u gegeven wordt. Dit is mijn bloed dat voor u vergoten wordt”. Dit is zijn manier om te beminnen. Pijn en lijden worden zinvol als die gedragen worden door liefde. Laat de graankorrel sterven ook in je eigen leven, durf jezelf loslaten om te beminnen. Alleen liefde kan behoeden voor verbittering en wanhoop als het onvermijdelijke lijden zich vroeg of laat aandient. Manu Verhulst. PAASWAKE
2000
« ‘t Is uit de context gelicht. » is een klacht die men vaak hoort uit de mond van mensen die werden geïnterviewd en die bij het lezen moeten vaststellen dat hun woorden niet zo overkomen als ze hadden bedoeld. Hetzelfde zou men ook kunnen zeggen van Pasen. Als men zomaar zegt : « Christus is uit de dood verrezen » , dan licht men dit geloofsgegeven uit zijn context. Dat is een verminking. Pasen
heeft immers een voorgeschiedenis. Pasen wil zeggen : overgang. Het
eerste paasfeest, misschien het belangrijkste, was de schepping. De overgang van
niet-bestaan naar bestaan, van duisternis naar licht, van chaos naar orde. Men
kan zich geen grootser paasfeest voorstellen. Het
tweede paasfeest was dit van de joden : hun overgang van de verdrukking in
Egypte naar de vrijheid van de weg naar het beloofde land. Van de dictatuur van
een farao naar de herderlijke zorg van God in zijn tien geboden van de Sinaï. Het
derde paasfeest ligt in dezelfde lijn : een overgang naar een andere manier
van leven een andere manier van omgaan met elkaar en met God. De Christus die
verraden verloochend en vermoord werd is sterker dan al het kwaad van de wereld.
Hij verwezenlijkt in zijn persoon de overgang van wraak naar vergeving, van
machtsdrang naar dienstbaarheid.. De steen voor het graf, het symbool van de wet
van de sterkste is weggewenteld. Wij
zijn kinderen van die overgang, de steen van de macht van de sterkste moet ook
in ons eigen hart worden weggewenteld. Pasen is de overgang naar een nieuwe
manier van omgaan met God en met elkaar. Manu Verhulst Witte donderdag 2006“Eén van jullie zal mij verraden” zei Jezus. “Wie is het ?” vroeg de leerling die Jezus beminde. “Diegene voor wie ik het stuk brood ga indopen en ik zal het hem geven. “ Toen gaf Jezus het aan Judas, de zoon van Simon Iskariot. “Doe maar” zei Jezus en Judas ging naar buiten. En de evangelist voegt er aan toe “Het was nacht”. Dat was niet zomaar een tijdsaanduiding. Het was trouwens een heldere nacht. Het was volle maan, de eerste volle maan van de lente zoals ook nu nog in ons paasfeest. De evangelist bedoelt: het was het uur van de duisternis. Jezus had zopas ook de voeten van Judas gewassen en zorgzaam afgedroogd met het witte lijnwaad. Een gebaar van liefde dat niet beantwoord werd. Dat is de duisternis.waar de evangelist het over heeft. Judas heeft wellicht nooit de bedoeling gehad Jezus tot de kruisdood te brengen. Hij is teruggekeerd naar zijn vroegere vrienden in het Sanhedrin omdat er van zijn verwachting over de bevrijding van zijn land niets in huis kwam. Hij moest hen een teken geven van zijn overloperij. Een kus bij de arrestatie was zo een teken. Judas verwachtte dat men Jezus zou veroordelen hoogstens tot 39 stokslagen. Pas als hij ziet dat het uitloopt op de veroordeling tot de kruisdood geraakt hij in paniek en gaat zich verhangen. Het was nacht en duistrnis. Het christendom is niet begonnen met een boek, met een uiteenzetting, ook niet met een evangelie. Het christendom is begonnen met een heel menselijke Jezus die bemind heeft doorheen verraad en verlatenheid. En in zijn liefde tot het uiterste was hij openbaring van Gods geheim: God is liefde. Hij is de onthulling van God, die mateloze liefde die heel de schepping doordringt. In zijn povere menselijke verschijning is Hij het beeld van die kosmische liefde. Hij bestendigt zijn aanwezigheid in een stukje brood en een teug wijn zoals wij ook deze avond weer mogen beleven. Zo blijft hij bij ons tot het einde der tijden als een bron van leven. Hij omgeeft zich met niets anders dan stilte. Ge moet maar eens in een kerk komen, heel alleen en u voor het tabernakel zetten en zijn stilte inademen. Dan vallen alle oppervlakkige verlangens en verwondingen van u af, dan sta je als aan een oceaan van liefde die je omarmt. In een stukje brood en een teugje wijn heeft Jezus zijn aanwezigheid willen bestendigen. Ook hierin is hij zo vaak verraden en verlaten en miskend. Ook hierin blijft Hij de openbaring van Gods geheim: liefde tot het uiterste. Manu Verhulst. PASEN
2000
In
de lente van 96, op 26 maart, werden 8 trappisten monniken door islamitische
fundamentalisten gevangen genomen en weggevoerd uit hun abdij Tibhirine in
Algerije. Meer dan een maand later op 30 mei werden hun afgesneden hoofden
teruggevonden langs de weg naar Medea. Sindsdien bleef de abdij uit
veiligheidsoverwegingen onbewoond. 6
Trappisten kregen dit jaar de toelating om de goede week in de abdij van
Tibhirine door te brengen. Vandaag zullen zij daar het paasfeest vieren. Ook
dat is verrijzenis in de echte christelijke zin van het woord. Een bescheiden
herleving na het bloedbad. Ge zult zeggen : 6 monniken in een abdij. Daar
zal de wereld niet van opkijken. Maar daar ligt juist het kenmerkende van het
geloof. De verrijzenis van Christus, daar keek de wereld ook niet van op. Daar
was geen machtsvertoon. Daar was geen stunt te beleven. Daar was geen reanimatie
van een kadaver. Het feit van de verrijzenis is nergens weergegeven in de
verhalen van het evangelie. Wat wel wordt weergegeven is de persoonlijke
ontmoeting van enkele mensen met de Verrezen Christus. Maria Magdalene houdt hem
voor de tuinman, tot zij zich omkeert – of tot haar hart zich omkeert ?
– en dan herkent ze Hem. De
leerlingen, van Emmaüs, zijn apostelen…telkens zijn het ontmoetingen waarbij
de Heer zich laat kennen voor wie in Hem in geloof en liefde wil ontvangen. De
Verrijzenis is geen bewijs voor het geloof. Het is net omgekeerd. Vanuit het
geloof kunnen we de Verrzene ontmoeten. Vandaag gebeurt dat in de eucharistie,
in de werking van de Geest die in en rond ons werkt, in het mysterie van de
kerkgemeenschap. Een gelovige kan pasen vieren en als herboren de verrezene herkennen. Voor een ongelovige blijft het bij een verlengd weekend. Manu Verhulst.
Pasen
2006 Cyclus B
Joh. 20, 1-9.
“Hij zag en geloofde” een merkwaardig zinnetje in dit evangelie. Die jonge leerling staat aan de ingang van een rotsgraf. Hij ziet de leegte en de laatste sporen van een aanwezigheid. “Hij zag en geloofde”. Van een zintuiglijke waarneming naar een overgave en een vertrouwen aan een realiteit die niet zintuiglijk waarneembaar is. Een enorme stap. In die twee woorden ligt het denkproces van elke mens die zich de levensvragen stelt. De werkelijkheid komt op ons af en die onverzadigbare geest stelt zich vragen en nog eens vragen: waarom, vanwaar, waarheen en waartoe? Die vragen worden pijnlijk scherp als we ook voor een grafsteen staan als we ons aan de laatste sporen van een geliefde medemens willen vasthouden. “Hij zag en geloofde.” Die leerling heeft gekeken met de ogen van een hart dat liefheeft en vanuit die ervaring beseft dat het bestaan niet zinloos kan zijn, dat ook de dood niet zinloos kan zijn. Liefde leert ons geloven. Was dat een louter vermoeden, een intuïtie of een genade? Het was het prille begin van het geloof in de verrijzenis. Dat geloof zou hij verder uitdragen in woorden die het nooit kunnen uitdrukken, in getuigenissen die nooit konden overtuigen, in rituelen en gebaren die er het broze omhulsel zouden van vormen. Het was het prille begin niet alleen van het geloof in de verrijzenis, maar ook het begin van een andere manier van leven. Verrijzenismensen zijn mensen die de dood op een andere manier beleven: niet als een einde, maar als een begin, als een nieuwe wijze van beminnen, een nieuwe wijze van samenzijn zo puur en zo onstoffelijk. En die van daaruit ook een andere invulling geven aan het leven, zich niet blind staren op het materiële, maar het materiële zien als een doorkijk naar de andere werkelijkheid. Als je straks dat stukje brood ontvangt in uw handpalm, mag je daarin die andere werkelijkheid vermoeden en u de vraag stellen: “God, zijde gij dat?” Wilt gij mij raken en gevoelig maken voor uw aanwezigheid, voor uw uitdaging om mee te werken aan dat wordingsgebeuren van uw schepping, om mee te werken aan dat bevrijdingsgebeuren van uw koninkrijk. Wil jij me wakker maken, me doen verrijzen tot een verrijzenismens. Als je dan “amen” zegt dan is het volop pasen: uw verrijzenis. Manu Verhulst. VERRIJZENIS.
EEN VERHAAL OF EEN FEIT.
Is de verrijzenis van
Jezus een verhaal zoals bijvoorbeeld het
eten van de verboden vrucht in het aards paradijs, een verhaal dat
symbolisch moet worden verstaan om de diepere inhoud te kunnen snappen : in dit geval, de morele
breuk in de mens en zijn neiging om zich van God af te keren. Is de verrijzenis ook zo een
verhaal of is het gewoon een feit ?
Is Jezus wer-ke-lijk verrezen ? Als ik de evangeliën daarop
nalees vind ik geen verhaal, zelfs geen beschrijving van
een verrijzenis. Ik vind enkele waarnemingen
achteraf : de weggerolde steen, het lege
graf, de opgevouwen doeken… Het zijn kleine discrete
aanwijzingen die ons, net zoals de
leerlingen van toen, in verwarring brengen en ons
doen nadenken. Feit is dat Jezus tot het
uiterste, het lot gedeeld heeft van ‘de verworpenen der aarde’, van elke sukkelaar die moet
lijden en sterven onder de beslissingen van de machtigen, van elke mens die
afgeschreven en gedumpt wordt. Als die Jezus, lijden en dood
voorbij, leeft bij de Vader buiten de agressie van het
kwaad, buiten de erosie van de tijd… Dan is zijn verrijzenis een
teken van Gods liefde. Geen overdonderend betoog,
geen waterdicht bewijs van een deurwaarder, maar een teken van liefde,
heel bescheiden maar des te beter
verstaanbaar voor wie God liefheeft. Het lege graf en de
opgevouwen doeken zijn een teder en liefdevol sinjaal, een knipoog van de Vader. Helemaal ongeschikt en niet
bedoeld voor mensen die naar bewijzen zoeken en getuigen vragen alsof zij het onderzoek en
het rechtsgeding voor Pilatus nog willen verderzetten. Wel bedoeld voor mensen die
God in hun hart dragen en de taal van zijn liefde verstaan. Dan komen hun verhalen waarin
wij ons bijwijlen herkennen. Van Maria van Magdala en haar
verdriet om dat sterven, van de leerlingen van Emmaüs
die afhaken en ontgoocheld en
teleurgesteld weer naar huis gaan, van een Thomas die maar niet
kan geloven dat Hij leeft. De verhalen van Zijn Geest
die geestdrift wordt in de jonge kerk van toen. In een wereld waarin de
sterkste altijd gelijk heeft, waarin het goede niet altijd
wordt beloond en het kwaad niet altijd wordt gestraft, geeft God ons in de
verrijzenis een teken dat Hij, buiten de omheining van dit
leven en van deze wereld, aan de kant staat van de
zwakste, dat Hij wel het goede beloont
en het kwaad bestraft. De verrijzenis van Jezus is
een teken dat Hij de kleine mens blijft liefhebben tot over de dood heen. Het is
een teken zonder woorden, zonder bewijskracht. Het teken van Iemand die
alleen maar liefheeft. Is er leven na dit leven ?
Geen enkel argument kan dit
bevestigen. Maar wie zich door God bemind
weet, wie ooit van Zijn liefde
heeft geproefd, is er zeker van dat Zijn
liefde niet ophoudt bij de dood maar ons over de grens van de
tijd, verderdraagt naar een nieuw en ander bestaan.
Verrijzenis kan niet bewezen,
maar kan beleefd worden. Verrijzenis is lente in ons
denken. Jo.
20,19-31.
2pa/b
Er
zijn twee dingen in het leven die echt iets nieuws teweeg brengen : nl.
schepping en vergeving. Er
is de grote schepping van God. Maar er is ook de kleine schepping van de mens.
Telkens wij een stukje schoonheid tot stand brengen, een nieuwe compositie
maken… Met
de vergeving is dat ook zo : er is de grote vergeving van God. Maar er is
ook de kleine vergeving van mensen onder elkaar. Zowel
schepping als vergeving gaan in de bijbel telkens gepaard met ademen. ‘Hij
blies ons de levensadem in de neus.’ En
ook in dit evangelie : ‘Hij blies over hen…’ Schepping
en vergeving : twee dingen die niet zintuigelijk waarneembaar zijn. De
schepping zelf zie je niet. Je ziet alleen het resultaat. Maar de scheppingsakt
zelf is iets dat van binnen zit. Ook vergeving speelt zich van binnen af
vooraleer het naar buiten treedt in woord of gebaar. In schepping en vergeving
wordt een grens overschreden. De grens naar een geestelijke werkelijkheid. Thomas
heeft dit aan de lijve ondervonden. Hij wil nog tasten, zien en controleren met
zijn zintuigen. Maar hij botst op dat woord : ‘zalig die niet zien en
toch geloven’ . De lijfelijke Jezus, bepaald in tijd en ruimte is
voorbij. De verrezen Jezus behoort tot een andere wereld, net zoals het
creatieve en het vergevende.. Eenmaal die grens overschreden, kan Thomas zeggen :
Mijn Heer en mijn God. Ook
voor ons is de weg naar het geloof een grensoverschrijding. Zowel scheppen als
vergeven is een sprong in het niet controleerbare. Geloven is kijken met andere
ogen. Misschien
moeten we mekaar eerst vergeven, misschien moeten we eerst echt creatief gaan
denken vooraleer we in staat zijn om Hem te herkennen als ‘Mijn Heer en mijn
God !’ Manu
Verhulst.
Derde
Paaszondag
Lc. 24, 35-48.
Gij
beluistert elke week een voorbede die niet op het blaadje staat. Iemand volgt
hier de actualiteit op de voet, laat het nieuws op zich afkomen, laat het
botsen met haar geloof in de blijde boodschap, met haar ervaring en haar
levenswijsheid, en het wordt een voorbede, een noodkreet soms of een
dankzegging. Eigenlijk
is het dat wat wij allemaal, bewust of onbewust, doen. Ons geloof in de
verrezen Christus hangt niet in de lucht, blijft niet beperkt tot onze
denkmachine. Het is veeleer een manier van reageren op wat er rondom ons in de
wereld en in ons eigen leven gebeurt. Wij
geloven in een Christus die met ons de levensweg gaat, ook al zijn onze ogen
verhinderd hem te herkennen. Hij deelt onze twijfel, onze ontmoediging tot de
wanhoop toe. Hij wil ons nabij zijn tot in ons verdriet, tot in onze
blijdschap. Christus loopt met ons mee. Sommigen
zullen daar hun schouders voor ophalen, anderen zullen het beleven als een
ontmoeting die hun doen en laten bepaalt. Zijn
aanwezigheid zal de gebeurtenissen niet veranderen. Hij wil alleen ons
veranderen, ons de vrede geven. Misschien is dat wel de kern van ons geloof:
Sjaloom, vrede. Wij
zijn immers mensen van de onzekerheden. Het leven is er vol van. Het nooit
verwachte kan plots gebeuren. Dat is zo in het persoonlijk leven, maar ook in de geschiedenis is de normale gang van zaken: het abnormale verloop
van de feiten. Als
je ziet door welke kleine toevalligheden, de loop van de geschiedenis ooit
gewijzigd werd. Christus verandert de loop van de geschiedenis niet maar hij
geeft ons wel de zekerheid dat de dood niet het laatste woord heeft: dat wil
zeggen dat het negatieve, het rampzalige, nooit de uitkomst is van het
menselijk gebeuren. Er
kunnen veel dingen gebeuren die spijtig zijn, maar daarom zijn ze nog niet
tragisch. Zij zullen verkeren in iets dat menselijk is. Droefheid
die gedeeld wordt met de verrezen Christus is geen droefheid meer, zij
verandert in vreugde, een vreugde die niemand ons kan ontnemen omdat zij
geboren is uit overwonnen droefheid. Manu Verhulst. Jo. 10,11-18. 4Pa/bEr was een tijd dat de nabijheid van een school een geschikte plaats was om een snoepwinkeltje te beginnen. Nu is het een plek die drugdealers aantrekt. In Antwerpen zijn meisjes in een schooluniform, dat een zekere onschuld uitstraalt, zelfs een prooi geworden voor gevaarlijke pooiers.Als het evangelie spreekt over wolven dan gaat dat over een soort die vandaag
nog niet is uitgestorven, integendeel. Ook de huurlingen bestaan nog :
mensen die hun job doen maar ook niets meer en waarvan kinderen aanvoelen dat
zij er met hun problemen niet terecht kunnen. Een herder is anders. Om een
herder te tekenen gebruikt Jezus in het evangelie het woordje ’kennen’.
‘Ik ken de mijnen en de mijnen kennen mij.’ Dit kennen is meer dan kennen
bij naam. Het is een warm kennen met een kijk op de rijkdom die van binnen zit.
Als een jongere iemand ontmoet die kan zeggen: Jij kunt dat, Er zit meer in jou.
Jij bent tot meer in staat. Iemand die talenten wakker maakt zonder het minste
eigenbelang. Als een jongere zo iemand ontmoet dan heeft die een herder
gevonden. Het is bij die Jezus dat ook wij de kracht vinden om zelf een beetje herder
te zijn, om in andere mensen kwaliteiten te ontdekken en te promoten. We zijn
elkanders herder. Manu Verhulst
Vierde
Paaszondag.
Joh. 10, 11-18.
Heb
je ook soms dat heerlijk gevoel: ik leef. Met iedere lente wordt het nog
sterker. Met iedere genezing nog intenser. Wij
leven: wij worden wakker, wij ademen, we lopen en nog zoveel meer. We vinden
dat alles normaal maar eigenlijk is het een onverdiend geschenk dat we niet
genoeg kunnen waarderen. Want
leven is meer dan ademen en lopen, meer dan een proces van spontane celdeling, groei en voortplanting. Leven is meer dan een
biologisch proces. Het
is ook een verhaal. Het zou een boek kunnen zijn. Een verhaal van blijdschap
en droefheid, van onverhoopte vreugde en vlagen van melancholie. Waarom?
Omdat we niet alleen leven. Leven is communicatie, leven is relatie. Leven
op zijn best is zorg dragen voor mekaar, meer nog dan de meesjes voor hun
jongen. Het is een zorg vol liefde en mekaar kennen tot op een draadje. Leven
is beminnen en bemind worden. En juist omdat dit de kern van ons bestaan is
blijft ieder mensenhart hongerig naar een liefde zonder berekening, zonder
voorwaarde, zonder grenzen, zonder te zeggen: tot hier en niet verder. Augustinus
wist hierop te zeggen. Dat mensenhart blijft hongerig, blijft onrustig
totdat… en hier komt het evangelie van daarnet ter sprake, totdat wij de
deur van ons hart openzetten voor die wondere gast die zich een herder noemt. Als
een herder draagt hij zorg voor ons en kent hij ons tot op een draadje. Hij
spreekt van een liefde die heel intiem en heel persoonlijk is, en die zover
gaat dat Hij zijn leven voor ons zou geven. Veel
mensen houden de deur van hun hart voor Hem gesloten, uit argwaan. Hijzelf zal
niet binnenbreken, we moeten Hem binnenlaten maar wie Hem binnen laat in het
intiemste van zijn leven, komt er niet bedrogen uit. Leven
is zo veel meer dan zich biologisch of relationeel uitleven. Het is wakker
worden in de liefde van Jezus, delen in dezelfde liefde als die van de Vader
tot de Zoon: de liefde waaruit alle leven ontstaat. Manu Verhulst. Jo.
15, 1-8.
5pa/b
Toen Bernadette, de zieneres van
Lourdes binnenging in het klooster te Nevers, hoorde zij in de eerste toespraak
van de novicemeesteres wat haar te wachten stond: “Zij zouden de snoeischaar
voelen. Elles sentiraient les ciseaux!”. Zij bedoelde daarmee niet alleen de
schaar die hun hoofdhaar zou afsnijden maar de hele noviciaatsvorming die er op
gericht was om hun ijdelheid en hun hoogmoed te breken, hun lichaam te kastijden
en hun gevoelens te negeren, in één woord om hun persoonlijkheid te breken.Vandaag steigeren wij bij zulke praktijken. Wij hebben de snoeischaar al lang
laten roesten. Nu is alles gericht op de persoonsontplooiing: zichzelf mogen
profileren in het ontwikkelen van zijn kennis, langs de intense beleving van
zijn gevoelens, langs de volledige vrijheid om zich creatief en in alle
originaliteit uit te leven. Zou het kunnen dat God toch de snoeischaar hanteert? Dat Hij ons niet alleen
tot leven roept maar ons ook een vorm wil geven? Om ons andere en betere
vruchten te laten voortbrengen? Kan verdriet en tegenslag geen weg zijn naar een liefde die veel dieper gaat
? Is tenslotte sterven niet een geboren worden tot een andere wijze van
mens-zijn? Het blijft geloven als we ons maar met God verbonden weten ook in
opstandigheid, maar steeds in overgave aan Diegene die niets anders wil dan dat
we vruchten dragen en wel in overvloed. Manu Verhulst.
Vijfde
Paaszondag.
Joh. 15, 1-8.
Dankviering
vormelingen.
Het mooiste zinnetje uit het evangelie is volgens mij: “Hij die mij gezonden heeft, is altijd bij mij. Hij laat mij nooit alleen.” Joh. 8, 29. Die sterke Jezus die de storm trotseerde, die de massa bespeelde, die de melaatse aanraakte… die sterke Jezus is gelijk het jong van de adelaar dat nog moet kunnen terugvallen op de vleugels van de moeder adelaar. En Hij is niet te groot om dat te bekennen. Daar kunnen wij een puntje aan zuigen. Wij die in onze overmoed denken dat we alles uit eigen kracht aankunnen. Uit eigen kracht is een mens twee keer niets. Een weeskindje in Roemenië, één van de velen, dat toevallig in een psychiatrische inrichting terechtkomt, wordt aan zijn lot overgelaten. Door personeelsgebrek wordt het nooit op de arm genomen, wordt nooit aangesproken, wordt alleen maar gevoed. Dat kind zal nooit kunnen spreken, zal nooit kunnen lopen, zal nooit kunnen liefhebben. Op onszelf teruggeworpen kunnen wij niets. Wij hebben alles, maar dan ook alles te danken aan anderen. Aan dat veilig nest dat het gezin is, aan die velen die ons uit dat nest duwen en ons leren vliegen. Onze groeikracht komt niet uit onszelf, die komt van anderen. Dat wil Jezus ons duidelijk maken in die parabel van de wijngaard. Net zoals die jonge ranken zegt hij, zit gij vol leven en vol belofte. Morgen komen daar de druiventrossen aan. Maar
uw verborgen groeikracht komt van die knoestige oude stam. Ik ben de wijnstok,
gij de ranken. Gij kunt maar vrucht dragen, gij kunt maar mens worden, gij
kunt maar vliegen als ge met mij verbonden blijft. Er zijn mensen die de band met Jezus willen doorknippen, die dat maar niks vinden. Dat geloof in Hem zien zij als een beperking van uw vrijheid. Laat u die groeikracht nooit afnemen. Denk aan het gras. Het simpele gras heeft een onvoorstelbare groeikracht, soms door het asfalt heen boort het zich een weg naar het licht. Wij zijn die kleine grassprietjes, in een wereld die Jezus verdacht maakt en zijn boodschap verstikt, leven wij uit zijn groeikracht. Ook over Hem kunnen we zeggen: “Hij die mij gezonden heeft, is altijd bij mij. Hij laat mij nooit alleen. Manu Verhulst. Jo. 15. 9-17. 6pa/b‘’t Is alsof ze een stuk van mijn lijf hebben gesneden’ Zo verwoordde een vrouw het gemis en de leegte na de dood van haar man. Waarop de kinderen verwonderd reageerden: ‘Maar ma, ge hebt heel uw getrouwd leven ruzie gemaakt, zo erg soms dat wij als kind dachten: ‘nu gaat het gebeuren, nu gaan ze mekaar vermoorden.’ ‘Jullie verstaan dat niet’ was haar antwoord. Inderdaad, als het over liefde gaat, is het niet meer te verstaan, liefde kent geen logica. Moesten we kunnen kijken in het hart van de mens we zouden een onontwarbaar kluwen ontdekken van liefde en eigenliefde, van sympathieën en antipathieën, van middelpuntzoekende en middelpuntvliedende krachten. Liefde en haat liggen vaak zo dicht bij mekaar als de roos en haar doornen. Als liefde tussen mensen al zo ’n raadselachtig en dubbelzinnig gebeuren is, wat dan met de liefde tot God, waar dit evangelie het voortdurend over heeft? Is de liefde tot God een begoocheling. Is het geen verkapte eigenliefde om onze eigen psychische zwakheden te verdoezelen? Is de liefde Gods geen vluchtweg als de wereld rondom ons ontgoochelt? Is godsdienst de opium van het volk, dwz. de goedkoopste drug? Het evangelie van vandaag zet ons op weg naar een antwoord. Jezus reikt ons een meter aan om het waarheidsgehalte van onze liefde tot God te meten Er zijn twee criteria zegt Hij. De eerste is: dat mijn vreugde in u mag zijn en uw vreugde volkomen mag worden. Onze liefde tot God is maar betrouwbaar echt als ze gelukkig maakt, niet onrustig of droefgeestig, een vreugde die tegelijk intiem en kosmisch is, een vreugde die uit het putteke van ons hart komt en toch alle mensen omvat. Een tweede manier om te weten dat onze liefde tot God geen zelfbegoocheling is, moeten we zoeken in het gebod dat Jezus daaraan vastkoppelt om elkander te beminnen, en wel zoals Hij ons heeft liefgehad. En dat is duidelijk een liefde die een voorkeur heeft voor de zwakste. Dit kenmerk is niet toevallig. Onze
sympathie gaat van nature uit naar de sterkste, de schoonste en de machtigste.
De sterkste wint. Daar is heel onze biologische evolutie op gebouwd. De sterkste
overleeft en de zwakste verdwijnt. Op dat beginsel is het leven gebouwd.
Christus is de revolutie in die evolutie. In plaats van het recht van de
sterkste, brengt Hij de zorg voor de zwakste, zelfs als het uw vijand is. Als de liefde tot God zich op die manier mag uitleven, zal het zeker geen zelfbegoocheling zijn, maar een enorme kracht die ons leven en ons samenleven mogelijk en menselijk maakt. Manu Verhulst Jo.
15, 9-17 (2) 6PA/B
Hoe ziet
gij de toekomst? Een
vraag die dikwijls terugkomt. Een vraag die onrustig maakt. Het gaat immers niet
zozeer over de toekomst van de economie, of het een goede of een slechte tijd
gaat worden. Daaronder schuilt de eigenlijke vraag : zullen de mensen in de
toekomst gelukkige mensen zijn? Zullen zij in staat zijn om mekaar gelukkig te
maken? In
andere woorden: zullen zij kunnen beminnen? Zullen zij liefdesbekwaam zijn?
Alleen het feit dat die vraag aan de orde is, is bedenkelijk. Liefhebben
is geen vak dat kan aangeleerd worden. Dat moet je meekrijgen, wordt je gratis
cadeau gedaan. Van thuis, ja, maar ook van uw omgeving, dus ook van de media,
van de reclameboodschappen. Zij leren onze jeugd wat liefhebben is. Er
worden veel inspanningen geleverd opdat de jeugd de kunst van het liefhebben zou
aanleren. Er is de vroege en volledige sexuele voorlichting. Er zijn
de vele campagnes voor veilig vrijen, Er zijn de vele faciliteiten voor
de fuifcultuur. En toch
groeit het aantal mislukkingen onrustwekkend. Het aantal echtscheidingen liegt
er niet om. Plus al diegenen die er niet meer aan willen beginnen. Is men
dan verkeerd bezig? Of heeft men een verkeerd gedacht van wat liefhebben is? Ken jij
het verschil tussen een vlot en een boot? Een vlot
kun je niet besturen, je moet je laten drijven zonder enige inspanning. Een boot
heeft een roer, die kun je besturen en een koersrichting meegeven, echter niet
zonder inspanning. Ik
vermoed dat men liefde te veel ziet als een vlot. Laat je maar drijven op de
emoties van het ogenblik. We zien wel waar we uitkomen. Te
weinig wordt de liefde voorgesteld als een engagement voor het leven, waarbij je
de bestemming bepaalt en er de inspanningen voor levert. De liefde naar Jezus model heeft altijd iets te maken met zo een engagement voor het leven : ‘Geen groter liefde kan iemand hebben dan deze, dat hij zijn leven geeft voor zijn vrienden.’ Manu Verhulst.
Zesde
Paaszondag Joh.
15, 9-17.
“Hoor je die vogels fluiten?” “Ja, ik hoor die wel, maar dat doet me niets.” Ik verschoot van dat antwoord. Het geluid ging blijkbaar wel tot in het oororgaan maar niet tot in het hart van die mens. Het hart was doof geworden. Zolang het over vogels gaat is dat niet erg. Maar als het over mensen gaat… Als iemand niet meer beroerd wordt door het aangezicht van de andere, door de lach of de tranen van de medemens. Als de anderen u koud laten. Als de weg naar het hart volledig versperd is. Mensen kunnen perfect functioneren in onze moderne maatschappij en toch ijskoud door het leven gaan. Zij kunnen perfect hun job doen, een relatie aangaan, een gezin stichten zelfs en toch ijskoud blijven. Is dat een verschijnsel van onze tijd, of zou het niet altijd zo geweest zijn? Toen reeds heeft Jezus gewaarschuwd: Blijf in mijn liefde, zoals ik in de liefde van de Vader blijf. Hij wil ons behoeden voor die ijskoude blik en die harde agressie. Blijf in mijn liefde en dan zul je met open oor en open hart en open handen door het leven gaan. Als je dan naar de vogels luistert zal het je wel iets doen. Ge zult uw zelfde job verrichten, maar er zal een warmte uitgaan en er zal geen dag voorbijgaan of je hebt iemand gelukkig gemaakt. Dan ben je geen knecht meer, maar een vriend en dat is een hemelsbreed verschil. Dan doe je uw werk met enthousiasme, letterlijk wil dat zeggen: door God begeesterd. Dan kun je pas volop deugd hebben aan het leven. Maria was zo iemand. Gevoeliger dan wie ook, kon zij genieten van het gratis concert van de vogels, maar meer nog kon zij beroerd worden door de mensen op haar weg.. Ook al heeft zij veel meegemaakt en misschien juist daarom, kon zij zeggen: “God wat ben ik gelukkig” Magnificat ! We horen haar op deze meidag zeggen: . “Zet het deurtje van uw hart eens open voor mijn zoon. Dan ontdek je een vreugde die de wereld niet kent, waar de wereld zelfs geen woorden voor heeft. “Opdat die vreugde in u moge zijn en uw vreugde volkomen moge worden.” Een woord om van te leven, elke dag van deze meimaand. Manu Verhulst. Jo,17,11 7pa/b‘Ik
kan onmogelijk vergeten dat de beulen van de concentratiekampen bijna allemaal
catechese hebben gevolgd. Dit
woord van Emmanuel Levinas snijdt ons in het vlees en juist daarom is het goed
om er dieper op in te gaan. Dat woord is voor ons een aanzet tot bescheidenheid. Geloofsonderricht en ook geloof is geen garantie voor een onberispelijk leven. Is geen paspoort naar gerechtigheid... Het
is maar een zaadje, een kiem. En een zaadje haalt zijn groeikracht niet
uit zichzelf. De groei hangt af van de grond waarin het terecht komt, van
de aarde, en het water en de zon. Catechese,
geloofsopvoeding is maar een zaadje, de wasdom hangt van andere dingen af.
De grond waarin de kiem van het geloof wordt neergelegd is doorslaggevend.
En die grond is niet alleen het gezin, de school en de parochiegemeenschap.
Maar dat is ook de wijde wereld met zijn opiniemakers, en met zijn geldmakers Die wereld laat zich niet gezeggen door het evangelie. Die kent maar één meester : het geld. Dat geld regeert vanuit de driehoek : wapen- drug- en vrouwenhandel. Van daaruit wordt onze wereld vergiftigt tot in onze samenleving, tot in elk gezin, tot bij elk kind. Het is een klimaat, een gezindheid van… geld is het belangrijkste, winst om de winst, nooit genoeg. In
die zin zegt Jezus : Gij christenen zijt niet van de wereld, zoals ik niet van
de wereld ben. En
Hij voegt er onmiddellijk aan toe : gij moet die wereld niet ontvluchten,
integendeel. Ik zend er u naar toe. Dat is wat Cardijn in zijn tijd
ook dikwijls heeft benadrukt : wij moeten de vissen niet genezen, wij moeten het
water gezond maken. Daarom
moeten christenen mekaar vinden in gemeenschappen, mekaar vinden boven en buiten
alle verschillen om. Opdat allen één zijn. Die eenheid was de
droom van Christus, niet de uniformiteit. We mogen niet allemaal hetzelfde
denken. Iedere mens is uniek en anders. Maar we moeten ons wel
voeden aan dezelfde droom : de droom van God over deze wereld. Manu Verhulst Feest
van Kristus-Koning / B Jo. 18, 33b-37.
In 1925,
de tijd dat er nog heel wat koningen waren in Europa,
heeft de kerk dit feest ingesteld met de bedoeling om de inspraak en de
invloed van Christus te doen gelden op alle domeinen van het openbare leven. De
heerschappij van Christus moest zichtbaar zijn in de school, op het
arbeidsmidden, in de pers, en niet in het minst in de politiek. Van die
heerschappij, van die bedoeling schiet vandaag niets meer over. Ook de
koning Christus is afgezet of herleid tot een symbolische functie. Stuk voor
stuk werden alle domeinen van het openbare leven onttrokken aan de godsdienstige
invloedssfeer. Wij
staan voor dezelfde vraag die Pilatus stelde : Zijt Gij dan wel koning ?
Het
antwoord is tweeledig : Ja, maar ! Die ‘ja’ is belangrijk maar
vooral die ‘maar’ toont ons dat het gaat over een heel aparte vorm van
koning zijn : een koning zonder leger, zonder macht, zonder kapitaal, een
koning die terechtstaat, die veroordeeld wordt. Die
Jezus is altijd de bergen in gevlucht als de mensen hem tot koning wilden
kronen, alleen op het moment dat Hij geboeid en geslagen voor de romeinse
rechter staat, het hoogste gezag in zijn land, dan zegt Hij vlakaf dat Hij
koning is. Uit die
paradox is het christendom geboren. Vandaag stelt zich die kwestie scherper dan
ooit. Hoe kan die Christus enige macht of invloed uitoefenen zonder militaire
macht, zonder partij, zonder kapitaal, zonder media ? Het antwoord hierop
ligt in het antwoord dat Hij aan Pilatus geeft : « Koning ben
ik, hiertoe ben Ik in de wereld gekomen om getuigenis af te leggen van de
waarheid. » Het
enige waar zijn koningsschap op steunt is het feit dat Hij van God is uitgegaan.
Alleen zij die gevoelig zijn voor die waarheid kunnen zijn koningschap erkennen. Zijn
invloed en zijn macht speelt zich af in de gedachten en in de gewetens van die
mensen. Wie niet
gevoelig is voor zijn zending van godswege zal, net zoals Pilatus, blijven
hangen bij de vraag : « Wat is waarheid ? » Wat is dat
voor een goddelijke herkomst ? Maar wie in die Christus diegene ziet die
van God is uitgegaan, zal zich in zijn diepste en belangrijkste beslissingen van
zijn leven laten leiden door zijn boodschap. Voor die mensen blijft Hij de
paradoxale koning die op zijn grootst is als Hij berooid en geslagen voor de
wereldse rechter terechtstaat. Manu Verhulst. Mc.
16. 15-20 Hmv/B.
Als straks de laatstejaars afscheid nemen van hun school, dan is dat voor hen geen treurnis, wel een feest. Als twee jonge mensen een gezin stichten, dan is dat geen treurnis, wel een feest. Als mensen op pensioenleeftijd komen en afscheid nemen van hun werkmidden, is dat geen treurnis, wel een feest. Afscheid nemen is een kunst, het, is de kunst van gevoelig te blijven voor het nieuwe, voor andere uitzichten en nieuwe vergezichten. Afscheid nemen is nieuw worden. Als de elf afscheid nemen van de Heer Jezus, is dat geen treurnis, maar een feest. Zij trokken uit over de hele wereld, ontdekken nieuwe horizonten. Gelovigen van vandaag moeten de kunst verstaan om afscheid te nemen van een geloof naar de letter, een geloof dat uit traditie wordt beleefd, dat geformuleerd is in dogma’s en belijdenissen, dat voorgeprogrammeerd is in voorschriften. Om het geloof naar de geest te ontdekken, het geloof dat persoonlijk bevochten wordt, het geloof als een waagstuk met slechts die ene zekerheid dat de Heer Jezus behoort tot een andere wereld, maar ons blijft bezielen tot nieuwe uitzichten en nieuwe vergezichten. Zijn afwezigheid is geen treurnis, maar een feest. Dat geloof is als een vogel die zingt als de nacht nog donker is. De gelovige vandaag staat in een wereld die eenzijdig op het materialisme is gericht. Daarin wil hij een brug leggen van de aarde naar de hemel, van het tijdelijke naar het eeuwige, van het nu naar het altijd. Dat moet niet gebeuren met grote woorden. Het moet te zien zijn in onze ogen, in onze levensmoed, in onze onverstoorbare innerlijke vrede. Zoals Dante die tot zijn Beatrice zegde: ‘Gelooft gij dat ik zo naar God zou verlangd hebben, als ik zijn trekken niet eerst in uw blik had gezien.?’ Een gelovige is diegene die, zonder dat hij er zich van bewust is, van God vertelt in een wereld die God heeft dood verklaard: Hij is die vogel die zingt als de nacht nog donker is. Manu Verhulst. Pinksteren
Cyclus B. 2003
Pinksteren
is een hoogfeest. In alle kerken zingen en bidden
gelovige mensen om de komst van de Geest, om zijn begeestering die in het
leven inslaat als een stormwind en een vuur. Maar het
zijn allemaal brave mensen die gelovigen. Zij zijn niet direct het publiek dat
de straat optrekt om te betogen. Ik zie ons morgen nog niet op de barricaden
staan en nog minder de nodige vernielingen aanrichten om media aandacht op te
wekken. Zijn we
dan lauwe christenen? Wat is er aan de hand met ons christendom? Hebben wij de
Geest verraden? Is zijn vuur uitgeblust? Ik denk
het niet. De stormwind en het vuur, de begeestering is nog niet alles. Wat ze
teweegbrengen is belangrijk. Waar wil de Geest met ons naar toe? En dan komen we
uiteindelijk terecht op de weg van Jezus, de meester van de zachte waarden. Hij
roept niet op tot agressie, wel tot vergeving. Hij roept niet op tot vernieling,
wel tot werkzame hulp. Hij nodigt ons uit tot een tedere zorg voor het kleine en
het kwetsbare. Een
voorbeeld. Als christen worden wij ten diepste geraakt door het feit dat in
Afrika mensen er toe gebracht worden mekaar af te slachten door het feit dat er
diamanten in hun ondergrond zitten. Als
christenen zijn wij niet blind voor dat onrecht in de wereld. Maar daarom gaan
wij nog geen winkelruiten insmijten. Maar kijk Memisa, de organisatie van
kerkelijke missie is nu nog als enige aanwezig in dat gebied om voedsel en
medische hulp te bieden. Dat is het werk van de Geest. Christenen
staan misschien niet als eersten op de barricaden maar de cijfers van
Broederlijk Delen zijn niet minder efficiënt als antwoord op de ongelijkheid in
de wereld. De
stormwind en het vuur van de Geest is niet vernietigend. Maakt van de andere
geen vijand, integendeel, maakt van een mens nooit een fanaticus, zet geen
mensen tegen mekaar op. Pinkstervuur
vernietigt niet. Maar men kan er zich wel aan verwarmen. Manu Verhulst. Drievuldigheidszondag
B Mt. 28, 16-20.
Als je
vanavond uw kind te slapen legt en het je plots de vraag zou stellen: “Mama,
of papa, zal ik altijd gelukkig zijn, een leven lang? Zal ik het altijd goed
hebben?” Dan zul
je waarschijnlijk twijfelen om te antwoorden. Met veel goesting om ‘ja’ te
zeggen en het kind te laten inslapen met de mooiste dromen. Maar dan bekruipt je
de schrik. Je gaat jouw kind toch geen illusies meegeven. De ontgoocheling zou
wel eens te groot kunnen zijn. Je voelt
dan zeer goed dat het leven niet maakbaar is. Het gaat onze mogelijkheden te
boven. We weten
immers niet wat de 21° inhoudt aan terreur, aan revoluties, aan conflicten. Of
de sociale zekerheid zal standhouden. We weten ook niet hoe de gedragspatronen
verder zullen evolueren: naar een moreel herstel of naar een morele ontbinding? Misschien
kun je aan je kind dan enkel zeggen: “Kijk, Er is nog Iemand. Iemand bij wie je altijd terechtkunt, Het is God, maar je mag Hem Vader noemen. Als je
Hem niet vergeet zal er in jouw hartje altijd vrede zijn, vrede met jezelf en
met al de andere mensen.” Op
zo’n momenten kun je uw kind leren wat een kruisteken is. Dat kunnen ze in de
klas niet leren. Want het gaat om veel meer dan het kruisteken. Het gaat om de
fundamentele levenshouding die er achter zit. Uw leven in Gods handen leggen:
‘in Zijn Naam.’ ‘In de
naam van de Vader, de Zoon en de H. Geest’. Het zijn schamele woorden uit onze
menselijke leefwereld geplukt om het onzegbare uit te drukken, dat God een
wervelwind van liefde is, heel en al relatie. Dat is voelbaar in zijn schepping,
dat is voelbaar in de persoon van Jezus en in zijn boodschap, dat is voelbaar in
de Geest die zijn mensen bezielt. Heel
bewust het kruisteken maken is zich afstemmen op die liefde die eens onze
voltooiing zal zijn. Pas dan zal de vraag: ‘zal ik altijd gelukkig zijn?’
een definitief antwoord hebben.
Drieëenheid
06.
Mt. 28, 16-20.“God,
wat moet ik me daarbij voorstellen?” Jullie liggen waarschijnlijk niet
wakker van die vraag, maar als je een ogenblik durft nadenken over de
oneindigheid van de kosmos, over het wonder van je bestaan, dan kun je er niet
onderuit om te zeggen: “Er moet toch iets
bestaan.” Voor
velen is daarmee de kous af. Maar daarmee is de kous niet af. De vragen worden alleen maar groter: Waarom
is er schoonheid en geen chaos? Het kleinste insect tot het grootste
sterrenstelsel is een wonder van kleur en vorm. Het kleinste schelpje dat je
op het strand opraapt is een wonder van harmonie in de tedere tinten van de
zee. Waarom
is er zoiets als liefde en goedheid die mensen aan elkander bindt en zin geeft
aan het leven? Verstandhouding tussen mensen: zo transparant en zo subtiel.
Waarom en vanwaar en waartoe? Er
moet wel ‘iets’ bestaan is
als verklaring een beetje te mager. Mijn intuïtie zegt dat het veel meer moet
zijn dan een domme kracht of een verborgen dynamiek die in de materie zit.
Zouden wij dat ‘iets’ niet beter ‘Liefde’ noemen? Jezus
heeft het nog een mooiere naam gegeven: ‘Vader’. Neen, sterker Hij koos
voor ‘abba’ dat was de koosnaam voor vader die in het aramees alleen
binnenhuis werd gebruikt. Als
je iemand zo aanspreekt, treedt je binnen in een relatie, dan wordt het een
ontmoeting, dan is er sprake van genegenheid, wederzijds. Als
wij in het spoor van Jezus ook ‘onze vader’ durven zeggen, dan komen wij
in diezelfde relatie, dan delen we aan diezelfde geest en zullen we scheppend,
liefhebbend in het leven staan. De
stap zetten van ‘iets’ naar ‘Vader’ is een stap naar meer menswording. Alles
kan samengevat worden in dat ene gebaar: ‘In de naam van de Vader, de Zoon
en de heilige Geest.’ Om
daar in te komen moet je van Jerusalem naar Galilea gaan, had Jezus gezegd.
Dat was niet bedoeld als uitstap. Daar zit een hele symboliek achter.
Jerusalem is de tempel, de priesterkaste en de politieke macht. Galilea is het
land van de vissers en de gewone mensen die geraakt werden door de boodschap
van de acht zaligheden. Eigenlijk zegt Jezus tot ons allen: als je God echt wilt ontmoeten ga dan van Jerusalem naar Galilea: van de wet naar de geest, van de macht naar de dienstbaarheid. “Tot weerziens in Galilea.” Het is dé uitdaging voor de kerk van vandaag. Manu Verhulst. Lc.
24, 35-48.
3pa/b
‘Parijs
ligt vlakbij, de andere kant van de wereld is iets verder…’ We
mogen een tijd beleven van onbeperkte mogelijkheden op alle terreinen waar de
technologie mee gemoeid is. Dit is de tijd van het welslagen. Het welslagen, het
succes volgt een eigen logica : we hebben de middelen om alles beter en
sneller te doen, en als we het dan ook beter realiseren vergroten onze middelen
nog eens enz. we krijgen een sneeuwbaleffect tot we uitmonden in de duizeling
van het welslagen. Voeg
daarbij de tirannie van de perfectie en je staat voor je ’t weet in aanbidding
voor de almacht van de mens, dwz. een beetje in aanbidding voor je eigen
almacht. De
logica van het welslagen loopt uit op een verre, nog onbepaalde einder. Geen
mens weet wat er achter zit, in welke wereld de kinderen van vandaag zullen
leven als zij volwassen zullen zijn. Deze
logica van het welslagen wordt echter doorkruist door de dwarsliggers. Er zijn
te veel dingen in het leven die onze almacht in vraag stellen, onze
kwetsbaarheid aan het licht brengen. : er komt een ongeluk, een afscheid
van iemand die ons lief is, een ontrouw, een sterven, een crisis, een depressie.
Dat zijn de breuklijnen in het landschap van ons leven. De moeilijke, bijna
dagelijkse momenten van een moeilijke doorgang, ‘een pascha’ ; De
duizeling van het welslagen kan plaats maken voor de angst van de mislukking. De
chemische industrie heeft haar Bhopal, de nucleaire industrie heeft haar
Tchernobyl, We
varen voortdurend tussen de twee hoge rotsen van succes en mislukking. De rots
van de mislukking is zo hoog omdat de rots van het succes zo hoog opgetrokken
is. We
zijn kinderen van deze tijd, gegrepen door de duizeling van het succes en de
angst voor de mislukking. Maar we zijn ook christen. Wat is de betekenis van
Christus voor ons ? Laat Hij ons gewoon verdervaren ? Eigenlijk
niet. Hij zet een groot vraagteken achter de logica van het welslagen. En Hij
mildert de angst voor de mislukking. Hij is de verrezene die zijn littekens
toont. Die verwijzen zowel naar het lijden als naar de overwinning. -
De verrezene met de littekens zet een groot vraagteken achter de logica van het
welslagen en wil ons gevoelig maken voor diegenen die niet meekunnen, voor de
zwaksten en de kleinsten. -
Hij bevrijdt ons uit de tyrannie van de perfectie, uit de kramphouding van de
‘streber’ en maakt ons gevoelig voor de zorgeloosheid van de kinderen Gods. -
Hij trekt ons mee in de eeuwenoude zoektocht naar de diepere zin van ons leven.
Telkens en telkens weer zegt Hij « zo moesten de schriften vervuld worden »,
stelt Hij zich in de lange rij van Mozes, de profeten en de psalmen. -
Maar Hij is ook een nieuw begin. Als het stemmen van de instrumenten voor een
uitvoering horen wij reeds de eerste multiculturele klanken : ‘de
verkondiging aan alle volkeren’. In
de mate dat wij met Hem aan tafel durven gaan zullen wij onze kwetsbaarheid
bewust worden maar zal ook onze angst en onze twijfel plaats maken voor een
moedige inzet. Zo wordt zijn verrijzenis ook in onze tijd zichtbaar. Manu Verhulst. Mc.
2, 23 - 3, 6. 9j/b
Oude catechismus :
« Gij zult u onthouden van slafelijke arbeid. » De slavernij is van
gedaante veranderd. Nu zijn er fitness-. tv. Internet, en vooral
werkverslaafden, mammonverslaafden, Er waren slaven die bang
waren van de vrijheid. Ook vandaag zijn er mensen bang van de zondag, bang van
de vrijheid : liever slaaf. Zondag is een uitdaging
om een ander mens te worden, een mens die rechtop loopt, die zich voor geen
meester moet buigen, en die spelend kan omgaan met de dingen en niet op
rooftocht gaat.. Met de ogen van een vogel, niet met die van een roofdier. Een
zondagse blik staat open voor alles, onbevooroordeeld, ontvankelijk,
nieuwsgierig, de blik van een kind. Jezus overtreedt de
sabbatwet, niet om deze af te schaffen maar om ze terug te brengen naar de
oorspronkelijke bedoeling, nl. de bevrijding van de mens om de verlamming
ongedaan te maken. Om de kwetsuren van de week te genezen. Cfr. Tagore :
Als ik voor u sta, aan het eind van de dag, dan zult gij mijn littekens zien en
weten dat ik gewond werd, maar ook dat ik genas. Een zondag krijgt zijn volle
betekenis als we voor God gaan staan, Hem de littekens laten zien en vertellen
hoe we gewond werden, maar ook hoe Hij ons genezen heeft. Mc. 14, 12-16-26. Sacramentsdag/bOns geloof cirkelt rond de eucharistie. Als we van iemand zeggen: ‘Hij gaat alle weken naar de eucharistieviering…’ Dan weten we dat we te doen hebben met iemand die gelovig is. Het bijwonen van de eucharistie is zowat de graadmeter van ons geloof geworden. Maar als een buitenstaander u zou vragen: wat die eucharistie wel inhoudt, wat daar gebeurt dan zouden wij misschien terugvallen op die catechismus van weleer en dan zouden wij aarzelend zeggen: brood en wijn worden lichaam en bloed van Jezus Christus. Misschien zouden we het wat eigentijdser zeggen: brood en wijn worden teken van zijn aanwezigheid. De vraagsteller zal u gegarandeerd verwonderd aankijken. Hij zou die taal nooit verstaan. Eigenlijk zouden we moeten beginnen bij de bron, van waar het begonnen is. Eucharistie wordt maar verstaanbaar van binnenuit. Als we die woorden ‘Neemt en eet dit is mijn lichaam’ uit hun oorspronkelijk verband rukken, dan komt dat over als een hocus-pocus en dat was zeker hun oorspronkelijke bedoeling niet. Maar keren we even terug naar het ogenblik waarop zij zijn uitgesproken. Het avondmaal dat Jezus met zijn vrienden nam was niet zo maar een etentje, niet zomaar een afscheidsmaal. Het was het paasmaal, het vieren van de pesach, een symbolisch geladen maaltijd zoals wij dat niet kennen. Een herinneringsmaaltijd aan de bevrijding uit Egypte. Met op de tafel het pasgeslachte lam. Wetend dat het zijn laatste avond was, gaat Hij dieper in op de symboliek van dat gebeuren en ziet Hij in dat geslachte lam zichzelf. Een zinloos geweld zal Hem ter dood brengen. Dat zinloos geweld brengt Hem niet tot wedergeweld, niet tot verbittering of wanhoop of woede maar wel tot een gebaar van liefde. Hij blijft als mens overeind. Dat is de grote verandering die daar plaatsgrijpt. Die ommekeer wil Hij doorgeven in een tastbaar teken. Hij ziet die matzes daar op tafel liggen, die ongedesemde broden en de beker met de wijn van de zegening. Daarop zegt Hij, Dit ben ik voor u: gebroken brood en gedeelde beker. Dat is de verandering die Jezus brengt met dat gebaar: zelfs zinloos geweld beantwoorden met liefde. De geestelijke ommekeer voltrekt zich. We kunnen dit niet losmaken van dat andere woord: ‘Doe dit tot mijn gedachtenis.’ Gij, op uw beurt, moet op dezelfde wijze reageren op zinloos geweld: Dit ben ik voor u: gebroken brood en gedeelde beker. De eucharistie staat inderdaad centraal in ons leven als gelovige als we dit beleven als een omzetten van zinloos geweld in liefde. Slechts van hieruit kunnen we de eucharistie verstaan. Als een oproep om geweld te beantwoorden met liefde. Is dat redelijk. Neen, zeker in onze maatschappij is dat niet redelijk. Maar liefde is toch nooit redelijk. Als liefde tussen twee mensen redelijk wordt dan is het geen liefde meer. Gods liefde is ook niet redelijk, ook niet in zijn schepping, ook niet in zijn vergeving. Gelukkig maar voor ons. Eucharistie vieren wat is dat? Dat is binnentreden in die wondere wereld waar zinloos geweld, onder welke vorm dan ook, beantwoordt wordt met liefde. Waar dat gebeurt komt de Heer Jezus tastbaar, lijfelijk aanwezig. Eucharistie is geen hocus-pocus maar wel een levenskeuze die zeer diep ingrijpt in het leven van elke dag. Uiteindelijk zijn wij het die moeten veranderen in het mystiek lichaam van Christus. Manu Verhulst.
11°
Zondag door het jaar Cyclus B.
Mc. 4, 26-34.
Eén
van de taken die een pastoor bij zijn aanstelling meekrijgt is de verkondiging
van het woord Gods. Op
het eerste gezicht een bovenmenselijke, een bijna magische opdracht. Gods
woord in zijn mond nemen… Straffer kan toch niet. Maar
het is juist het tegendeel: het woord van God is een eenvoudige parabel die
een kind kan verstaan, het is een wonderverhaal of een flard van een gebed. Het
wordt ons op een zondag voorgelezen, het krijgt een menselijke verpakking,
wordt gebrekkig gecommentarieerd door iemand die zelf moeite heeft om er de
rijkdom van te ontdekken. Het
woord van God schijnt zo klein in vergelijking met al die andere boodschappen
die de wereld worden ingestuurd. Het
woord van God werkt niet met mediatechnieken. Het is niet opdringerig, voert
geen reclame. Het
is als een klein onooglijk zaadje. Of het zal ontkiemen hangt alleen af of ons
hart er voor openstaat, of ons hart een vruchtbare voedingsbodem is. Het
woord van God wordt niet alleen verkondigd. Het is ook vlees geworden. In
Nazareth, een dorpje in Galilea, een uithoek van het Romeinse rijk, een meisje
in een grotwoning wordt zwanger. In haar schoot zal het zaadje ontkiemen tot
een jongetje, zal opgroeien tot een religieus bewogen mens, met een boodschap
zo eenvoudig en zo transparant dat de machthebbers bang worden voor hem. Hij
wordt uitgeschakeld, gekruisigd en begraven en als een zaadje in de aarde
neergelegd. Even
daarvoor houdt Hij een maaltijd. Hij breekt het brood als een broos gebaar van
zelfgave en zegt daarbij: zo wil ik bij jullie blijven. Eeuw na eeuw wordt dit
gebaar herhaald tot op vandaag. Een stukje brood wordt als een klein zaadje in
onze handpalm gelegd. Vergeleken met de eetcultuur van onze dagen is dit zo
miniem, zo petieterig. God dringt zich niet op. Ook hier zal de voedingsbodem
van ons hart beslissend zijn of dit zaadje zal ontkiemen. Zo
groeit het rijk van God en niet anders. Heel klein en bescheiden vanuit het
hart en de goedwil van de mens. Ook in deze tijd, voor mensen die leven in een
megacultuur waarin alles zo groot en zo opvallend mogelijk moet zijn. Het
woord van God blijft dat kleine zaadje. Hij moet wel heel groot zijn dat Hij
alle zogezegde grootheid van de wereld kan missen. Manu Verhulst.
Mc.
5, 21-43.
13j/b
‘Talita
Koemi’, één van de weinige aramese woorden die we in het evangelie
terugvinden. Meisje,
ik zeg u sta op. Het evangelie voegt erbij. Zij was 12 jaar. De ouderdom waarop
een meisje officieel volwassen werd in Israël. Jezus
steekt zijn hand uit. Als wil Hij zeggen: ‘Ik begrijp je angst om groot te
worden, je angst om op eigen benen te staan je bent altijd zo afhankelijk
geweest, zo onderdanig,. Je bent als kind opgegroeid in een cocon, veilig
beschut. En nu valt dat allemaal weg.’ Hoe
herkennen wij in dat meisje niet de jeugd van vandaag, die ondanks al de
mogelijkheden die zij ter beschikking heeft en al de vorming die zij mag
genieten, angst heeft om de verantwoordelijkheid van het volle leven aan te
gaan. Het
definitieve engagement in het beroepsleven en in het huwelijksleven schuiven zij
voor zich uit. Eerst nog een jaartje studeren, eerst nog wat samen wonen. Ook de
ouderdom om vader of moeder te worden komt hoger en hoger te liggen. Talita
koemi. Jezus zegt niet: kom, ik zal je optillen. Rechtveren moet zij zelf doen.
Zij zet haar eerste stappen in de kamer, neen het zijn de eerste stappen in haar
durf om persoonlijk te leven.. ‘Geef
haar wat te eten’ zegt Jezus, Ook al zal zij haar eigen leven leiden, dat
ontslaat haar ouders niet van een blijvende zorg en aandacht. Als
’s avonds die ouders nog eens over het gebeuren nadenken gaan zij beseffen dat
dit voorval verder reikt dan hun dochter, of hun gezin. Daar zit een boodschap
in voor de hele wereld en voor alle mensen. ‘Hebt
gij gehoord’, zegt die vader, ‘hoe kordaat Jezus zegde: Zij is niet dood,
zij slaapt’. Dood is slechts schijn. Hij wilde zeggen: als dood het einde is
van ons leven, het definitief einde van onze liefde, dan is het inderdaad om
angst te hebben om te leven, angst om te beminnen. Dan gaat iemand zoals ons
dochter weigeren om te eten, weigeren om te beminnen, weigeren om te leven. Ja,
de mensen lachten hem vierkant uit. Ook dat is van alle tijden. Want als je
daarmee naar buiten komt, dan lachen zij u uit. Ook vandaag. En nochtans daar
raken wij de kern van het christendom Leven
zonder uitzicht op de eeuwigheid is gelijk leven in een sarcofaag. Die mag dan
nog zo comfortabel en luxueus zijn. Het blijft een sarcofaag ‘Talita
koemi’ Meisje sta op. Het leven is nog mooier dan je denkt want leven is
onsterfelijk. Is er een mooier woord om
de vakantie te beginnen: Talita koemi! Manu
Verhulst. Dertiende zondag door het jaar Cyclus B. Mc. 5, 21-43.Het drama van de vermoorde kinderen in Luik achtervolgt ons. Het is niet voorbij als we de krant dichtvouwen of de televisie uitschakelen. Het blijft knagen van binnen. Is dat nu de tijd, waarin wij leven? Is dat nu het land dat wij bewonen.? Is dat nu de maatschappij die we met z’n allen hebben tot stand gebracht en waarin onze kinderen moeten opgroeien? Die vragen maken ons angstig en verdrietig tegelijk. Angstig omdat wij ons afvragen: Is dat nu het werk van een geïsoleerde psychopaat? Of is onze tijdsgeest en onze gemeenschap ook niet ziek in hetzelfde bedje, dat zij zo’n mensen kan voortbrengen? In dat geval zullen Nathalie en Stacy niet de laatste slachtoffers zijn. Verdrietig vooral omdat kinderen het heiligste bezit zijn van een volk. Zij zijn niets dan belofte. Zij zijn toekomst. En als zelfs kinderen in een riool worden gedumpt, waarvoor zal men dan nog wel eerbied kunnen opbrengen. Uitgerekend op deze dag komt het evangelie met een verhaal van een ander meisje van twaalf, dochtertje van Jaïrus. “Talita koemi” “Meisje, sta op.” Jezus laat haar niet doodgaan. Integendeel, Hij staat aan de kant van het leven. Ge moet hier niet treuren en weeklagen. Doe iets. “Geef haar te eten.” Dit evangelie is een wegwijzer voor ons. De kinderen van vandaag moeten wakker gemaakt worden. Zij moeten opstaan en groot worden, want zij moeten de wereld van morgen tot stand brengen, een wereld die beter moet zijn dan de wereld waarin zij terechtgekomen zijn. “Geef hen te eten”, zegt Jezus. Zij moeten voedsel krijgen, opgevoed worden tot gave en sterke mensen, met schouders die de weelde wel kunnen dragen. De grote les die wij uit deze gebeurtenissen kunnen trekken is niet: nog eens een politiehervorming, maar misschien wel een hervorming van ons opvoedingssysteem. Begaan wij niet de fout van te veel vrijheid en te weinig discipline? Van te veel weelde en te weinig diepgang? Er gaat een sterke beïnvloeding uit van de media en van de sector van de ontspanning. Zij dragen een grote verantwoordelijkheid. Het gezin en de school zullen die beïnvloeding voortdurend moeten verwerken tot positieve ervaringen. Een zware opdracht. De boodschap van het evangelie is: “Geen misbaar en weeklagen.” Geef hen liever te eten zo dat zij kunnen rondlopen op onze aarde en ons zullen verbazen met de rijkdom die zij in zich dragen.. Manu Verhulst. Mc. 6, 1-6.
14J/B
“Hoe kom ik over?” Die vraag is belangrijker geworden dan: “Wat heb ik te zeggen?” De eerste minister heeft een communicatie deskundige die hem influistert hoe
hij van elke mededeling een goed nieuws show kan maken. Vedetten hebben een legertje deskundigen in dienst die hen voorschrijven
hoe zij zich moeten kleden of niet kleden. Met welk een spel van klank en
licht zij zich moeten omgeven om het gebrek aan inhoud en melodie te
verdoezelen. Men noemde Toon Hermans een klein kunstenaar, maar eigenlijk was hij een
groot kunstenaar omdat hij soms maar alleen een zakdoek of een stoel nodig had
om zijn boodschap over te brengen. God is een nog groter kunstenaar. Hij nam een doodgewoon mens, een jongeman
uit Nazareth - ‘Zijn broers en zussen wonen bij ons in de straat ‘-. Een
jongeman uit een gewoon gezin, met een adres en een beroep om zijn boodschap
over te brengen. Nu neemt een stukje brood dat we op onze hand nemen, om te zeggen wat Hij
voor ons betekent. En het strafste van al. Hij toont zijn gelaat in het gelaat van mensen die niets betekenen, van die mensen die geen telefoon of geen auto hebben en overal nevens pakken. Wat je aan die mensen doet, dat heb je aan Mij gedaan zegt Hij. Wij noemen die mensen: kansarmen, maatschappelijk achteruit gesteld. We maken
ze tot een probleem dat ergens moet opgelost worden. Maar het gelaat van God?
Laat ons serieus blijven. Wij zijn net zoals die inwoners van Nazareth, we nemen er aanstoot aan. God is verwonderd over ons. Het wonder kan niet geschieden. Mensen zoals wij laten zich niet genezen. Manu Verhulst
Veertiende
zondag door het jaar Cyclus
B. Mc. 6, 1-6.
Aan
je eigen mensen, in je eigen dorp waar je bent opgegroeid iets willen brengen
van wat diep in je leeft… en dan bots je op een muur van wantrouwen. Ze
kijken vanuit de hoogte op je neer zo van: “Wat kom jij hier doen?” Zij
ergerden zich aan hem: Wat moet die ons de les komen spellen. Kijk eens naar
zijn zussen en zijn broers. Hij is toch maar de zoon van… Hij heeft niet
eens gestudeerd, hij is geen rabbijn. Dat hij gewoon doet en blijft wie hij
is. Wij zullen ook blijven wie we zijn en ons niet storen aan zijn woorden. De
reactie van de Nazoreeërs is niet verwonderlijk. Onze eigen tijdgenoten
reageren immers nog altijd op dezelfde wijze: Die
Jezus van Nazareth? Hij zal toch ook maar een mens geweest zijn. In het
evangelie is toch duidelijk spraak van zijn broers en zussen. En die waren ook
niet akkoord met zijn optreden. En die Maria Magdalena? Het fijne weten wij er
toch ook niet van. Welke rol heeft die gespeeld? Akkoord, zeggen ze. Hij heeft
mooie dingen gezegd. Maar ik ga mijn leefwijze niet veranderen om
zijnentwille. We blijven zoals we zijn en dat Hij ook maar een sterveling
blijft. Het is net dezelfde reactie als die van de mensen van Nazareth. De
kernvraag is en blijft: Is die Jezus in al zijn gewoonheid, in al zijn
kwetsbaarheid, een teken dat God ons niet vergeten is. Komt in de persoon van
Jezus God ons rakelings nabij? Is in dat leven van die Man God werkzaam,
zodanig dat Hij beeld, verschijningsvorm, ja woord van God, sterker nog:
liefde van God is voor elke mens die in Hem gelooft. Wil God ons op die manier
duidelijk maken dat Hij ons liefheeft en blijft liefhebben, ook al verraden
wij Hem, ook al kruisigen wij Hem. Die
vraag is geen intellectuele vraag, geen vrijblijvend weetje. Maar een vraag
waarvan het antwoord heel ons leven verandert, tot het sterven toe. Zolang
wij in Jezus niet de Christus zien, de gezondene van de Vader, zolang kan
Jezus in ons geen enkel wonder doen. Zolang
de wereld Jezus niet erkend als een teken van God, midden onder ons, zolang
blijven wij sukkelen van de ene crisis naar de andere. Wij
hebben veel wetenschap, wij beschikken over veel kennis. Meer dan Jezus ooit
bezat. Maar wij missen zijn wijsheid, zijn weg van verzoening en liefde. Wij
missen de vrede die van Hem uitgaat. Manu Verhulst. Mc.
6, 7-13.
15J/B
Geloven! Dat moet je toch van
huis uit meekrijgen. Dat was inderdaad eeuwen lang
de normale weg. Dat is nu voltooid verleden
tijd. Elke ouder voelt aan de lijve de onmacht, om zijn of haar
geloofsovertuiging over te dragen op de kinderen. Net zoals elke leerkracht,
elke catecheet, elke priester diezelfde onmacht ervaart. Is het allemaal de schuld van
de tijdsgeest? Van de media, van het ontspanningsleven? Of mogen we ook eens in eigen
boezem kijken? Wat is onze geloofsoverdracht
gewoonlijk: ‘ge moet naar de mis gaan.’ We beginnen waar we zouden
moeten eindigen. Geloofsoverdracht is
vertellen, maar dan vertellen uit je eigen leven, vertellen van je eigen
twijfels en je eigen zekerheden. Vertellen wat God voor u betekent en wat Hij
voor u betekent heeft in de meest moeilijke en duistere momenten van je leven. Geloven is een bron van
vreugde. Het is een blijde boodschap. En wij hebben er zo vaak een probleem van
gemaakt, een serieus probleem dan nog. We kunnen er niet meer om lachen. En dat
is onze armoede. De armoede van heel de
westerse samenleving. We lachen niet meer en als we
lachen is het zo beleefd en soms zo groen. Geloven is een vreugde, vreugde om
het leven, vreugde om elkaar, vreugde om Hem die ons aan elkaar gegeven heeft.
‘Dit zeg Ik u opdat mijn vreugde in u moge zijn en uw vreugde volkomen moge
worden.’ Geloofsoverdracht moet niet
beginnen waar ze moet eindigen: eucharistie vieren. Belangrijker is wat er aan
voorafgaat: geleidelijk ontdekken dat het leven een geschenk is, dat wij onze
eigen oorsprong en ons eigen einddoel niet zijn maar dat er Iemand is die wel
onze oorsprong en wel ons einddoel is, dat die ons nooit in de steek laat omdat
Hij de liefde zelf is. Elk jaar worden er in
Frankrijk tussen de 2 à 3.000 volwassenen gedoopt. Het zijn stuk voor stuk
allemaal mensen die thuis nooit over het geloof hebben gehoord, tenzij om het af
te breken. Zij mochten het geloof ontdekken in gesprekken met mensen, gewone
mensen die wilden vertellen wat God voor hen betekende. De tijd dat Jezus zijn mensen uitstuurt, mensen zonder veel bagage, om de blijde boodschap te brengen, is nog niet voorbij. Misschien horen ook wij zijn uitnodiging. Manu Verhulst. Vijftiende zondag door het jaar Cyclus B. Mc. 6, 7-13.De katholieke kerk in ons land heeft geen eigen persagentschap meer. Zij beschikt ook niet over een eigen krant. Zij heeft geen eigen televisiekanaal, geen eigen radiozender. De kerk beschikt niet over een reclamebureau, zelfs niet over een studiedienst. Zij moet het stellen met een parochieblad en een beetje KTRO dat steeds maar naar een onmogelijk uur wordt verschoven. Misschien is het dat wat Jezus bedoelde toen Hij zei: een stok is voldoende, geen reistas, geen geld in de gordel, geen reservekleding. Alleen de kracht van uw woord, de kracht van de boodschap moet volstaan. Geloofsoverdracht mag niet overdonderen, alleen maar overtuigen. Als iemand de boodschap niet aanvaardt, dring ze dan ook niet op. Ge moet u dan niet kwaad maken, ge moet geen amok maken: Ga dan stilletjes weg en veeg het stof van uw voeten. In ’t Vlaams zouden we zeggen: Kuist uw schop af. Als een godsdienst dient om macht te verwerven, dan komen er moeilijkheden van. Dan wordt er gevochten, dan vloeit er bloed. Het evangelie stuurt aan op tolerantie, niet op fanatisme. Als christenen worden uitgezonden naar hun medemensen toe, dan is het om hen te genezen, niet om ze in te lijven en te onderwerpen. Vandaag leven wij meer dan ooit in een mozaïek van overtuigingen. In elke vriendenkring, in elke familie, op elke werkvloer staan we als christen tussen vrijzinnigen, of moslims, boedhisten, getuigen van Jehova en vooral heel veel mensen die geestelijk dakloos zijn. Zij hebben het geloof van hun jeugd verloren maar er is niets in de plaats gekomen, alleen een grote onverschilligheid. Geen van hen zal overtuigd worden door de pracht en de praal van een machtige kerk, integendeel. Christenen moeten hen alleen maar nieuwsgierig maken, hen de vraag doen stellen: Maar waar halen die christenen de kracht vandaan om ook in de moeilijke omstandigheden de moed niet te verliezen en te blijven vertrouwen? Waar halen zij de kracht vandaan om ook in tegenwerking en verraad te blijven liefhebben? Elke christen kan een medicamentje zijn om deze wereld te genezen van het zinloze, van het wanstaltige, van het vernietigende dat onze beschaving aantast. Niet in de macht van de organisatie ligt de vitaliteit van het geloof. Wel in de warmte van het hart, en in de rijkdom van de geest van elke eenvoudige gelovige. Manu Verhulst. Mc. 6, 13-34. 16J/BAntoine de Saint Exupéry, franse piloot in de pionierstijd van de luchtvaart, had op zijn vlucht Toulouse-Dakar een noodlanding moeten maken met zijn postvliegtuig. Hij was terechtgekomen in de woestijn waar hij de nacht doorbracht. “Ik voelde me als een verdwaalde sterveling, tussen het zand en de sterren, met mijn adem als enige zachte zekerheid.” Met die woorden tekent hij ons menselijk bestaan ten voeten uit. Waarom die adem en die hartenklop? Wat betekent dat stukje zelfbewustzijn in
de oneindigheid van de kosmos? Wie ben ik?
Waar ligt mijn bestemming? Eeuwenlang hebben mensen zich die vragen gesteld. Ook al hadden zij alle
moeite om materieel te overleven, toch gingen zij ook dan op zoek naar
antwoorden, gingen zij op zoek naar een profeet, naar een goeroe, naar een
kluizenaar. Ook die mensen uit het evangelie die Jezus achterna liepen, leefden in barre
omstandigheden en toch hadden zij honger naar een woord om van te leven. Vandaag is de grote massa in dit westen anders ingesteld. De zoektocht naar de zin van het leven is stopgezet. Men heeft ons wijsgemaakt dat er geen antwoord is, dat er dus geen vraag moet gesteld worden. “Maar maak er ondertussen maar het beste van” voegt men er aan toe. En
men overstelpt ons met allerlei consumptie, en elektronische spullen die vaak
overbodig zijn, maar die toch onze aandacht van de levensvragen afleiden. Men
dwingt ons te kijken naar programma’s en te luisteren naar muziek die alle
nadenken stillegt. En als dat nog niet helpt zijn er nog altijd de middelen die
ons in een roes brengen, sterk genoeg zijn om alles te doen vergeten en op te
gaan in niets. Schapen zonder herder? Of veeleer schapen die geen herder wensen? In die tijdsgeest trachten wij staande te blijven als gelovigen, misschien
nog meer dan anderen overtuigd dat wij inderdaad verdwaalde stervelingen zijn
tussen het zand en de sterren, maar stervelingen die toch zichzelf durven
bevragen en durven zoeken naar de zin van het leven en intuïtief die zachte
zekerheid verwerven dat wij meer zijn dan stof, meer dan een bundel genen maar
dat wij wezens zijn die in het bestaan zijn geroepen door Iemand die niets dan
Liefde is. Eucharistie vieren is samen plaats nemen in dat bootje met Christus die ons zegt: vaart nu naar de overkant. Naar de overkant varen is zich afstoten van de oever, zich losmaken van de oppervlakkigheid van deze tijd om even op te gaan in zijn aanwezigheid, en te ervaren dat wij geen verdwaalde stervelingen zijn, maar dat we de zachte zekerheid hebben dat we in zijn liefde ons altijd mogen thuis voelen. Manu Verhulst. Zestiende zondag door het jaar Cyclus B Mc. 6, 30-34.De koning heeft in zijn toespraak t.g.v. 21 juli, de jeugd aangemoedigd om meer wetenschappen te gaan studeren. Die aansporing zal wel heel doordacht en goed bedoeld zijn. De gedachte dat wetenschap de wereld kan redden stamt uit de negentiende eeuw. Toen leefde men in de illusie dat de wetenschap op korte termijn alle problemen zou oplossen: technische, medische, psychologische en sociale problemen: Met de wetenschap zou de mens alle problemen onder controle kunnen krijgen en tot een oplossing kunnen brengen. De wetenschap zou de hemel op aarde brengen. Met de twintigste eeuw is de ontnuchtering gekomen: De wetenschap stond in dienst van twee wereldoorlogen, van een mechanische uitroeiing van een volk, van een alles verwoestende atoombom. Tot op vandaag heeft de wereld door diezelfde wetenschap te kampen met een levensbedreigende vervuiling van water, aarde en lucht. Net door de wetenschappelijke ontwikkeling is nu elke oorlog zo bedreigend voor mens en milieu en dat voor heel onze planeet. Daarnaast heeft de wetenschap ons ongetwijfeld enorme voordelen gebracht. Focussen op wetenschappelijke ontwikkeling kan economisch interessant zijn, maar kan ook de kloof tussen arm en rijk op de wereld nog groter te maken. Wetenschappelijke ontwikkeling is één. Wat je er mee doet, is twee. Zouden wij naast de wetenschappers nog niet meer nood hebben aan mensen die de weg wijzen naar een grondige verandering in ons denken en in onze manier van leven? Is de tijd niet gekomen dat we niet meer gaan denken in termen van rijk worden, maar van verantwoordelijk zijn voor elkanders geluk? Hebben wij geen herders nodig? En bij mijn weten wordt die vraag nooit gesteld van hogerhand en wordt de jeugd daartoe nooit uitgedaagd. “Toen Jezus aan land ging zag hij een grote menigte. Hij voelde medelijden met hen, want zij waren als schapen zonder herder.” Uitgerekend op die locatie, in het noorden van Israël, komen nu de raketten neer van de Hezbolah. De wereld is er sindsdien niet veiliger op geworden. Toen was er blijkbaar nog voldoende ruimte en vrijheid om hen uitvoerig te onderrichten. Jezus weet wat er in de mens is, Hij weet dat zijn diepste honger niet kan gestild worden door materiële vooruitgang alleen, maar dat hij behoefte heeft aan zingeving, aan begrip en aan liefde. Jezus is geen uitvinder, hij is een herder en roept mensen op om in zijn spoor herder te zijn voor anderen. Manu Verhulst. Jo. 6, 1-15.
17J/B
Na jaren van ontbering heeft de naoorlogse
generatie er alles aan gedaan om de economie te herstellen, om terug brood op
tafel te krijgen. Zij
is daar wonderwel in gelukt. Nog geen vijftien jaar later was er reeds sprake
van de gouden zestiger jaren, the golden sixties. Diezelfde
dynamiek naar steeds grotere welvaart zet zich door tot op vandaag, in een
maatschappij waarin dienstverlening zoveel mogelijk gratis moet worden. Gratis
werd een toverwoord tot in onze sociale omgang. ‘Een
drankje en een hapje gratis’ anders komen de mensen niet.’ Maar
gratis komt gevaarlijk dicht bij verspilling en bij de spanning wie er
uiteindelijk moet betalen. Er
is een gezegde: ‘Geef de mensen brood voor niks en ze zullen er om vechten en
ruzie maken, maar laat ze een toren bouwen en ze worden vrienden.’ Vandaag
hebben wij te veel goederen en te weinig visioen om naar toe te leven. We
zitten nog altijd vast aan die naoorlogse trend van ‘economie voor alles’. We
hebben nood aan dingen die niet gratis zijn, die zelfs niet betaalbaar zijn. We
hebben nog niet begrepen dat wij een samenleving mogen uitdenken: het
materialisme voorbij. Met
aandacht voor schoonheid. Niet alleen in onze leefomgeving, maar ook in onze
omgang met elkaar. Brutaliteit en agressie moet plaats maken voor beleefdheid en
fijngevoeligheid. Met
aandacht voor ontroering en tederheid, voor de ontwikkeling van de innerlijke
kwaliteiten van de mens, voor beschouwing, stilte en bezinning. Aandacht
voor een echte en zuivere gebedscultuur. De
ouders van de oorlogsjaren hebben gezworen dat hun kinderen het beter zouden
hebben. Zij zijn er in gelukt De
ouders van vandaag zouden moeten zweren dat hun kinderen schonere mensen zouden
worden dan de exemplaren die hen nu als idool worden voorgeschoteld. Dat zou pas
een wonderbare broodvermenigvuldiging zijn. 17° zondag door het jaar Cyclus B. Jo. 6, 1-15.Als we dit evangelie lezen zouden we het woordje brood, best kunnen vervangen door olie. Aardolie betekent vandaag wat brood betekende voor de landelijke bevolking van het toenmalige Israël. Brood was voor hen levensnoodzakelijk. Onze energievoorziening en onze economie draait op olie. Onze planeet heeft reusachtige ondergrondse olievelden, afkomstig van de voorhistorische regenwouden. Opgespaarde zonne energie, miljarden eeuwen oud. Nu komen we langzaam tot het besef dat deze velden, hoe reusachtig ook, beperkt zijn, zoals toen het brood. In het evangelie vraagt Jezus aan Filippus: “Hoe gaat gij aan brood geraken voor zoveel mensen.?” De vraag is dezelfde:”Waar halen wij de nodige olie vandaan voor de hele wereldbevolking?” Het verbruik van olie zoals wij dat in onze industrie en in onze leefwijze gewoon zijn, is niet mogelijk voor de hele wereldbevolking. “Wat betekent dat voor zo’n aantal?” I.a.w. Er is een grens in tijd en in hoeveelheid aan onze welvaart, en wij hebben die grens overschreden. Er is niet genoeg voor allemaal en we zitten met zijn allen op hetzelfde ruimteschip “aarde”. We zullen dus samen overleven of samen ten onder gaan. Het is een simpel gegeven, een nuchtere vaststelling waar iedereen mee akkoord kan gaan. Alleen de reactie daarop zal verschillen: paniek en hebzucht of vertrouwen en solidariteit. Een gelovig mens plooit met een andere gezindheid zijn krant open. Slechte tijdingen, blijven slechte tijdingen maar een gelovige zal daarop niet paniekerig en niet hebberig reageren. We zijn als de mensen die mogen plaats nemen op het grasveld aan het meer van Genesareth, vertrouwend zonder te zien. Vertrouwend dat alles terecht komt. En eigenlijk is dat niet zo dwaas want het verleden leert ons dat elk probleem uiteindelijk toch naar een oplossing gaat, meer nog, dat elk probleem en elke crisis oorzaak is van vooruitgang. Zijn er dan geen grenzen aan ons vertrouwen? Is een gelovig mens dan blind in zijn vertrouwen? Neen, gelovig zijn is vertrouwen maar ook zich verantwoordelijk weten. Geloven is niet passief ondergaan. Als de mensen Jezus tot koning willen uitroepen, als zij zich aan Hem willen vasthechten als diegene die maar voor alles moet zorgen, dan trekt Hij zich in de bergen terug, geheel alleen. Voor de volgende maaltijd zullen ze zelf moeten zorgen. Als ze hun verantwoordelijkheid op Hem willen afschuiven, dan verdwijnt Hij. Ook in de energievoorziening zal de mens zijn verantwoordelijkheid moeten opnemen in het zoeken naar nieuwe mogelijkheden en in een rechtvaardige verdeling. Laat dit evangelie over ons komen als een glimlach van God die ons geruststelt, dat Hij ten gepaste tijde ingrijpt maar dan ook weer verdwijnt. Hij heeft nu eenmaal zijn wereld aan onze handen toevertrouwd. Manu Verhulst. Jo. 6, 24-35. 18J/BAls bij
u thuis een plaats aan tafel onbezet blijft, of een bed onbeslapen, dan komt
onvermijdelijk de vraag: ‘Waar zou die nu zitten?’ Nu in de
kerk veel stoelen onbezet blijven,
moeten wij ons dan die vraag niet stellen? Waar zouden zij nu zijn, waar zouden
zij brood halen om van te leven, waar zouden zij geestelijk onderdak vinden? We zouden de vraag ook kunnen omkeren: ‘Waarom is mijn stoel wel bezet?’ Wat is dat voor een brood dat ik hier kom zoeken, brood om van te leven? ‘Ik
laat mijn geloof niet schieten, zei die man anders voel ik me een verloren
voorwerp dat aan niemand toebehoort.’ Misschien
hebben wij er nog niet dieper op in geweest, maar voor iemand die ooit echt
gelovig is geweest, is het niet simpel om dat geloof vaarwel te zeggen. Het gaat
hem over iets dat zeer diep in het leven ingrijpt. Afhaken wil zeggen: van binnen een beetje eenzaam worden. Als we alleen de wetenschap volgen dan is een mens inderdaad slechts een verloren voorwerp, een tijdelijk en bijkomstig verschijnsel. Als we
ook het geloof volgen dan zijn we geen verloren voorwerp maar een verloren
schaap dat gekoesterd wordt en op de schouder van de herder getild wordt op weg
naar huis. Door het
leven mogen gaan met de innerlijke zekerheid dat er Iemand is die ons nooit
vergeet, is een grote morele kracht in het leven als brood om van te leven. God is
voor ons als de Einder heel ver en toch bereikbaar, de einder waar hemel en
aarde samenkomen, tijd en eeuwigheid in mekaar overgaan. Als we
in ons gelovig zijn zouden doordringen tot die kern, ons niet zouden blind
kijken op de details of op de minder fraaie kanten van het kerkgebeuren, dan
zouden wij het gesprek met diegenen die afgehaakt hebben, weer kunnen opnemen en
samen met hen tot nieuwe verrijkende inzichten kunnen komen. Manu Verhulst. Jo.
6, 41-51.
Het is
onder mensen een alledaags gebeuren: een woord dat er te veel aan is, dat hard
aankomt en een wederwoord dat nog schever aanslaat, en dan een woord dat slaat
als een slag in het gezicht en een woord dat terugslaat en de vrede ligt aan
scherven. En dan
haalt men er dingen bij die er helemaal niet aan te pas komen “en uw vader was
toch ook…” en voor de zoveelste keer wordt dan een oude familiegeschiedenis
opgedist. Wat in
een gezin, op een werkmidden, in een bestuur van een vereniging, in een
gemeenschap gebeurt, was dus ook het geval in de kring van Jezus. De joden
morden onder elkaar: Wat verbeeldt die man zich? En je kent zijn vader toch, en
zijn moeder? En dat beweert een zending te vervullen uit de hemel? In
plaats van in te gaan op de klein menselijke bezwaren over zijn afkomst, over
zijn vader bevestigt Jezus heel rustig zijn echte afkomst. Spreekt Hij duidelijk
over zijn Vader in de hemel. ‘Ik ben het brood dat uit de hemel is
nedergedaald.’ Hij gaat
in tegen het oeroude vooroordeel dat God zich moet vertonen in buitennatuurlijke
fenomenen, in bliksem en donder. Alsof een gewoon mens niet goed genoeg zou zijn
om Gods boodschap uit de dragen, en alsof gewoon brood geen teken kan zijn van
zijn aanwezigheid in ons leven. Als we
eucharistie vieren zitten wij ook vol klein menselijke bezwaren: we vitten over
woorden, we vallen over sfeer en versiering, of we liggen ook overhoop met
onszelf, of met elkaar. ‘Ik
ben brood voor onderweg’ zegt Jezus, bedoeld om je op te tillen uit die
rotzooi van ruzie en misverstand, uit de klein geestige naijver, uit die domme
veinzerij tegenover elkaar. Daartegenover
opent Hij een venster op onze echte bestemming, op de toekomst die tot in de
eeuwigheid reikt. ‘Wie
gelooft heeft eeuwig leven’. Hij zegt niet ‘die zal het eeuwig leven
bezitten’ neen, ‘die heeft het eeuwig leven’. Dat
leven in God begint hier en nu. De hemel begint hier, telkens wij uitstijgen
boven onze kleingeestigheden en ruzies die het leven verzuren. Elke eucharistie
zou een stukje hemel moeten waarmaken. Weer mogen op weg gaan als verrezen
mensen. Als we eucharistie gevierd hebben, als we gevoed werden met het brood
uit de hemel, dan kunnen we ook op een andere manier aanzitten aan de tafel
thuis. De maaltijd thuis ligt in het verlengde van de maaltijd die we hier nu
samen gaan beleven: een oase van vrede. Manu Verhulst. Negentiende
zondag door het jaar Cyclus B. Jo. 6, 41-51.
“De Joden begonnen te morren”. Morren is een gek woord, dat wij
niet meer gebruiken. Wie zegt dat nog? Vandaag spreken wij liever van verzuring
en dat is net hetzelfde. Het is een modewoord geworden tot in
het parlement. Geef ze wat amusement en de
verzuring is opgelost. Antoine de Saint Exupéry schreef
het reeds: “Geef de mensen brood voor niks en ze zullen er voor vechten. Maar
laat ze samen een toren bouwen en ze worden vrienden.” Het is niet toevallig dat de joden
beginnen te morren, een dag na de broodvermenigvuldiging. Dan wordt het hoog
tijd dat Jezus hen duidelijk maakt dat het hem niet om de gratis broodbedeling
te doen was. Het ging om zijn persoon: “Ik ben het brood!” “Heer, mijn vriend gij hebt me bij
de hand genomen. Met u ga ik zonder schrik tot het einde van de weg.” Leven, met uw hand in zijn hand, en
uw zuurtegraad wordt zoet als honing. Manu Verhulst.
O.L.VROUW
TEN HEMEL OPGENOMEN. Lc. 1, 39-56.
De
restauratie van een antiek Mariabeeld in massieve eik is een hele onderneming. Om
de oorspronkelijke vlam van het hout weer zichtbaar te maken, moeten alle
verflagen zorgvuldig verwijderd worden. Maar
het beeld van Maria dat wij meedragen in onze verbeelding en in onze devotie,
zouden we dat ook eens niet moeten restaureren? Gedurende twintig eeuwen
hebben mensen dit beeld beladen met allerlei titels en eigenschappen. Zouden
wij niet durven terugkeren naar de stoere vlam van het evangelie. Op zoek gaan
naar de vrouw die zij is geweest. En
zoals bij de meeste mensen is ook dat beeld niet eenduidig. Het
is begonnen met een rebelse, een opstandige jonge vrouw, een feministe avant
la lettre. We
hoorden het in dit evangelie. Zij wil de sociale orde omverwerpen, de machtige
van de troon stoten en de geringe verheffen. Het
leven zal haar anders leren. In de rest van het evangelie zal zij zwijgen en
braaf zijn. De
woorden die zij spreekt zijn schaars en veeleer een uitspreken van haar vragen
en twijfels. Het
begon al met de vraag: “Hoe zal dit geschieden.” En een beetje later:
“Kind, waarom heb je ons dit aangedaan?” In
Kana meldt zij schuchter en bescheiden: “Zij hebben geen wijn meer.“ en
dan moet zij het brutale antwoord incasseren: “Vrouw ( en niet moeder), wat
is er tussen ons?” Als
zij een poging doet om haar zoon terug naar huis te halen hoort zij zijn
antwoord: “Wie is mijn moeder? Zij, die naar mij luisteren, zij zijn mijn
moeder en mijn broeders en mijn zusters.” Als
we alle hoogdravende eretitels opzij zetten die de mensen haar hebben
toegedicht verschijnt het gelaat van een vrouw die gekneld zit tussen haar
goede wil en het niet verstaan, tussen haar droom en de harde werkelijkheid.
Tragisch! Dat
belet haar nochtans niet om trouw te blijven tot onder het kruis. Daar staat
ze dan als de moeder van een gearresteerde, van een terechtgestelde. Haar
grootheid ligt niet in haar titels. Haar grootheid ligt in haar nabijheid: zo
menselijk zo doorleefd. Daarom mogen wij ook zeggen: “Dag, moeder.” Manu Verhulst. Jo.
6, 51-58.
20° zondag /jaar B
Het moeilijkste gesprek dat een mens kan beleven is het gesprek met iemand die zegt : "Ik ga er een eind aan maken. Ik zie het niet meer zitten." Dan voel je maar pas hoe armzalig onze woorden zijn. Op wanhoop schampen woorden af. Dan kun je met woorden niets doen, dan heb je iemand nodig, een mens van vlees en bloed. Zodat die andere kan zeggen : "Voor hem of haar vind ik het de moeite, voor hem of haar wil ik leven." Als puntje bij paaltje komt, haal je de levensmoed niet uit woorden, zelfs niet uit een of andere overtuiging. De moed om te leven hangt van mensen af. Het zijn de anderen die ons doen leven, ook al beseffen wij dat niet. Wij zijn elkanders brood om van te leven. Het
is niet voor niks dat Jezus juist dat beeld gebruikte. Brood is wel gewoon
maar toch zo onmisbaar, het werkt zo onopvallend maar is toch zo kostbaar. Ik
ben het brood zegt Jezus. Als we dat letterlijk zouden verstaan, als de
lichamelijke Jezus, dan zitten we op dezelfde golflengte als de joden die naar
hem luisterden en ongelovig
weggingen : "Hoe kan dat ? Hoe
kan Hij ons zijn vlees te eten geven ?" De zin is niet letterlijk te
verstaan, om de eenvoudige reden dat de zin veel en veel dieper is.
Namelijk dat die Jezus diegene is die ons doet leven. Hij geeft ons de
fundamentele blijdschap om het bestaan. En als Jezus over ‘leven’
spreekt, is het altijd met een knipoog naar de overkant, een knipoog naar de
eeuwigheid. Leven krijgt bij Hem altijd de betekenis van een leven in Gods
liefde. Een leven waar de dood geen vat op heeft. Zoals
brood in ons leven een dagelijkse noodzaak is, zo is ook de eucharistie iets dat
we als christen niet kunnen missen. Daar geeft Jezus ons dat teken dat Hij
er is, zo nabij als iemand van vlees en bloed. Nabij als iemand die de
moeite waard is om er in blijdschap voor te leven. Dat
wilde Jezus zeggen : Hou me vast en dan zul je leven in de volle en de eeuwige
zin van het woord. De
enige reden dat wij hier bijeen zijn, dat is die Christus die ons uitnodigt om
Hem te eten zodat we van Hem kunnen leven. Manu
Verhulst. Jo.6,
60 - 69.
21°Jaar/B
Reginald
Moreels zegt vaarwel aan het politieke bedrijf. Het
tragische is dat juist een idealist en omwille van zijn idealisme zo’
n besluit moet nemen. Heel
dat geval zegt iets over de mens Moreels. Maar het zegt nog veel meer over onze
samenleving. Een samenleving die de weg volgt van de economie en niet de weg van
de menselijkheid. De markt is belangrijker dan de mens. Dat is geen slogan, dat
ondervindt je van zodra kinderen hun weg moeten vinden in die samenleving. Als
je straks schoolgerief gaat kopen, zul je moeten rekening houden met dat merk en
dat figuurtje of uw kind is niet mee. Als ze hun eerste opstel krijgen over de
vakantie dan zullen ze moeten kunnen schrijven over verre landen of ze zijn niet
mee. Als ze thuis geen telefoon en geen computer hebben en geen aansluiting op
internet, dan zijn ze niet mee. Als ze dan ook nog geen gsm hebben dan zijn ze
niet mee. En dan spreken we nog niet over het ontspanningsleven. Je
zult misschien zeggen: dat is toch maar gewoon meegaan met zijn tijd. Inderdaad,
maar wij mogen niet blind zijn voor het maatschappijbeeld dat daarachter zit. Er
zit een maatschappijbeeld achter waarin alles afgestemd is op de economische
groei, op een steeds grotere materiële welstand. En daar hebben wij met z’ n
allen voor gekozen. Als
we dat maatschappijbeeld naast het evangelie leggen. Dan zien wij onze
samenleving als de groep die zich afgekeerd heeft van Jezus “Wie is nog is nog
in staat naar die Man te luisteren met zijn woorden van ‘geest en leven.’
Een samenleving die zich nog enkel interesseert voor
‘brood en spelen’. En
is er hier en daar nog een idealist die het anders wil, dan komt die alleen te
staan. De
bittere vraag van Jezus ‘wilt ook gij heengaan?’ is ook tot ons gericht. Christen zijn is meer dan gebed en sacramenten. Het is een manier van leven en soms tegen de stroom in varen. Om dat te kunnen, hebben christenen elkaar nodig. Met elkaar een andere mentaliteit scheppen, dat is pas eerst kerk zijn. Manu Verhulst. Eénentwintigste zondag doorheen het jaar Jo; 6, 60-69.‘Saluut en merci’. Met die woorden nam Gerard Walschap in zijn tijd afscheid van zijn katholiek verleden. Velen zijn hem gevolgd, geruisloos, zonder saluut en vooral zonder merci. Ik heb het niet over de mensen die niet meer naar de kerk gaan. Maar wel over die bekende en onbekende Vlamingen die werkzaam zijn in de media: de televisie, de radio, de geschreven pers, in het vormingswerk, in de culturele sector, in de ontspanningswereld, in het onderwijs. Velen onder hen hebben hun hele katholieke opvoeding, van zich afgeschud, zoals een hond zich afschudt als hij uit het water komt. Dat is de echte kerkverlating. De mensen die wegblijven uit de zondagmis lopen gewoon gedwee in hun spoor. De kerkverlating is een proces dat nog lang niet ten einde is. Het gaat onverstoorbaar verder in elke parochie, in elke familie, in elk gezin. Godsdienst mag niet meer zichtbaar zijn in de samenleving. Men wil het tot een louter privé – zaak maken. In de praktijk wil dat zeggen: Godsdienst is kinderspel tot 12 jaar en dan basta, zoiets als Sinterklaas. Dat gebeurt geruisloos. Zonder kerkvervolging, zonder revolutie zijn wij terechtgekomen in een wereld waarin God en elke religieuze verwijzing verdwijnt en vervangen wordt door een ideaal van materiële vooruitgang, door een voortdurende aansporing om te genieten van het leven, en door een complete onverschilligheid wat de levensvragen betreft. We weten daar geen antwoord op en we zoeken er ook niet achter. Hoe zou Jezus reageren op de kerkverlating? Zou Hij zeggen: ‘Gij zijt allemaal verdoemd, van onder mijn ogen.’ Neen, volgens het evangelie klopt dat niet. Zijn enige reactie zou zijn: Wilt ook gij soms weggaan? Bijna zegt Hij: ‘Doe maar.’ Het is één van de mooiste woorden uit het evangelie. Hij bevestigt de koninklike vrijheid van elke mens.Niemand is verplicht mij te volgen, zegt Hij. Iedereen is vrij om te geloven of niet te geloven. Voor ons schijnt dat normaal maar dat is niet overal vanzelfsprekend. In de islam riskeert iemand die ongelovig wordt de doodstraf. Geloven is voor Jezus persoonlijk kiezen voor Hem, niet op 12 jaar maar een leven lang. De vraag:Wilt ook gij weggaan? Blijft ons een leven lang achtervolgen. Zonder een antwoord op die vraag, geloven wij niet echt. Wie nog nooit getwijfeld heeft, heeft ook nog niet geloofd. In het antwoord van Petrus ligt de perfecte verwoording van de motivatie waartoe wij, soms heel moeizaam zijn gekomen: ‘Gij hebt woorden van eeuwig leven.’ We geloven niet omdat we zo opgevoed zijn. Wij geloven om de woorden, om de boodschap die er achter zit. Wat we intuïtief aanvoelen als zinvol, als gerechtig, als schoon, als menselijk, vinden we terug in de boodschap die ons wordt aangereikt. Woorden om van te leven, om een gelukkig mens te zijn en om als gelukkige mensen te kunnen samenleven. Het proces van kerkverlating, dat volop bezig is, geeft nieuwe kansen aan de kerk. Wie in de toekomst gelovig zal zijn, zal het niet doen om aan te leunen bij de maatschappelijke invloed van de kerk, maar enkel en alleen omwille van het woord uit de mond van Jezus. Anders is het beter dat we inderdaad zeggen: ‘Saluut en merci.’ Manu Verhulst. Mc.
7, 1-8. 14-15. 21-23.
22° jaar/B.
Ge
kunt er niet naast kijken en de statistieken liegen er niet om: Er zijn minder
en minder kerkgangers. Het wondere is: hoe traditioneler een parochie zich
opstelt hoe groter de kerkverlating. Ons seminaries staat leeg en in de
kloosters doet men ’ t licht uit. Alles
wat zich vroeger zo graag als uitgesproken christelijk manifesteerde,
particulieren zowel als organisaties, probeert dat nu weg
te moffelen. Wat vroeger gezien werd als hun vlag en hun uithangbord
daar hebben ze het nu moeilijk mee. Wat
is er aan het gebeuren? Het
evangelie van vandaag kan misschien verhelderend zijn. Doorheen dit evangelie
loopt het subtiele onderscheid tussen een volk dat God eert met de lippen en een
volk dat God eert met het hart. Vandaag
maken we de verhuis mee van het geloofsleven: van de lippen naar het hart. Van
de buitenkant naar de binnenkant. Veel dingen zijn in de verhuis gebleven:
gebroken of vergeten. En voor wie het geloof alleen de buitenkant van het leven
betrof, die hebben er nu genoeg van gekregen. Maar
als de verhuis naar de binnenkant voltrokken is, als het geloof zich genesteld
heeft in het hart van de mens waar het eigenlijk thuishoort, dan leeft het
geloof veel sterker op dan vroeger:
In het zoeken naar zingeving, in
bezinning en meditatie. De wereld-jongeren-dagen in Rome geven een beeld van een
generatie die zich terug de vragen durft stellen naar de zin van het leven. Het
geloof leeft vandaag niet meer in de processies en de devoties maar in de
groeiende honger naar sociale rechtvaardigheid
wereldwijd, uit welke hoek en onder welke vlag dat dit dan ook mag
geschieden. Het geloof zit hem nu in de aandacht voor diegenen die de minste
kansen kregen in het leven. Geloof vandaag is wat minder wierook voor de
Allerhoogste en wat meer rechtvaardigheid voor de allerkleinsten. Dat leert ons het evangelie van vandaag. Het laat ons niet toe te treuren over al wat weggevallen is maar geeft ons de goesting om te ontdekken hoe rijk het geloofsleven wordt als het vertrekt vanuit de gezindheid van het hart, als het zich niet bekommert om uiterlijke gebruiken, en ook niet om de getalsterkte, maar des te meer gevoelig is voor de splinternieuwe uitdagingen van deze tijd en van deze wereld. Manu Verhulst
22° Zondag doorheen het jaar - Cyclus B - Mc; 7, 1-8, 14-15, 21-23.
“Hou
je toch niet bezig met al die onnozelheden.” Zo kunnen we ongeveer verstaan
wat Jezus zegt over het wassen van de vingertoppen en het reinigen van bekers
en koperen vaatwerk als religieuze reinigingsrituelen bij uitstek. Zich
toespitsen op het nauwgezet vervullen van uiterlijke formaliteiten om zichzelf
te bewijzen dat je correct leeft… Hou je daarmee niet bezig zegt Jezus. Dat
zijn waardeloze praktijken: de ziel is er uit. Dat
is een taal die we verstaan. We leven in een fase van de kerkgeschiedenis
waarin we juist afgerekend hebben met het religieuze formalisme. In deze tijd
wordt vrijmoedig omgesprongen met voorschriften en geboden. De
vraag is wel of we ook het vervolg van dit evangelie ter harte nemen? Goed dat
we God niet willen dienen met de lippen, maar dienen we Hem ook met hart? En
wat betekent dat? Eigenlijk
kan dat in één woord gezegd worden: de gave van zichzelf. Dat
is een groot woord voor heel kleine dingen. Staat de naald van je innerlijk
kompas gericht op jezelf of op de andere? Dat zit reeds in de manier waarop je
de andere aankijkt, in je blik, je glimlach, je handdruk, je attentie, je
dienstbetoon, je werk, in de manier waarop je een beroepstaak invult. Zelfgave
is bereid zijn tot vertrouwen, eerder dan tot wantrouwen. Die
manier van in het leven staan, is ons niet ingeboren, zit niet in onze genen. We
kunnen maar met open hart en open handen de andere tegemoet gaan als we eerst
geproefd hebben van de liefde die God ons persoonlijk toedraagt. Zich bemind
weten door God, Hem durven aanspreken en zich door Hem aangesproken weten is
een bron van blijdschap. En
daarom is een wekelijkse samenkomst op deze plek geen uiterlijke formaliteit
maar een innerlijk gebeuren waar we niet enkel met de lippen, maar met heel
ons hart aan deelnemen Manu Verhulst. Mc.
7, 31-37. 23° j/b.
Ik
had hem gekend als een flapuit, als iemand die een heel gezelschap kon boeien en
nu was hij een gesloten man geworden, dichtgeklapt. Ik
heb zelfs het spreken verleerd, zei hij. Er zijn dagen dat ik mijn mond niet
opendoe. En toen volgde een verhaal van vernederingen, pesterijen tot uitstoting
toe. Hij was er ziek van geworden. We
weten allemaal wat een gigantisch bedrijf de gezondheidszorg is, hoeveel
miljarden er naar toe gaan. Maar toch zijn er nog nooit zoveel mensen ziek
geweest. En elke zieke heeft zijn dossier waarin heel duidelijk de kwaal wordt
beschreven en de oorzaak wordt aangeduid. Maar wat in het dossier niet te vinden
is, is die eerste oorzaak. Ligt
de echte oorsprong van de ziekte soms niet veeleer op het werk, in het gezin, in
de vriendenkring? Als het sociaal weefsel kapot is, is dat even erg als dat
zieke bindweefsel in het lichaam. Als mensen niet meer durven spreken, niet meer
durven opengaan. Als mensen stom gemaakt worden door andere mensen. We maken
mekaar ziek door onze ruzies en onze vetes, door onze uitstoot en onze
geraffineerde spot. Daar worden mensen ziek van en komen terecht in een
isolement dat niet meer menselijk is. Maar,
als dat waar is, als mensen mekaar kunnen ziek maken, is het omgekeerde ook
waar. Mensen kunnen mekaar gezond maken, mensen kunnen mensen genezen. Dat is
Christus navolgen in zijn bevrijdend gebaar: Effeta: ga open. Breek uit je
isolement. Hebben wij niet allemaal genezing nodig? Laat je aanraken door Christus, Laat
je door Hem bevrijden. Effeta zegt Hij. Het is als het opengaan van de
moederschoot, als het herboren worden tot een nieuw bestaan. Effeta met open
hart en open handen naar elke mens toegaan. Dat is christen zijn. Mc. 8, 27-35.
24 z./j. B.
Ik hoorde een vroedvrouw zeggen: “de laatste tijd vragen ze bij de
bevalling allemaal verdoving. “ De schrik voor de pijn is een kenmerk van onze welvaartsmaatschappij.
Pijnstillers behoren tot de top tien van de farmaceutica. Dat is niet alleen zo voor de lichamelijke pijn. Ook verdriet mag een mens
niet hebben. Men gaat er onmiddellijk met antidepressiva tegenaan. De grootste
pijn ligt echter op het morele vlak. Dat is het kwaad dat mensen mekaar aandoen.
En daarvoor kweekt men zich een olifantenvel. Pijn, verdriet en wanhoop duiken onvermijdelijk in elk mensenleven op en we
kunnen er toch zo moeilijk mee
overweg. Christus de mensenzoon heeft ons leven gedeeld. Zowel de pijn als het
verdriet als de teleurstelling tot in de wanhoopskreet. “Mijn God, mijn God
waarom heb jij mij verlaten?” Meer nog Hij zag in dit delen in de pijn een stuk van zijn zending. De Messias zal veel moeten lijden, zal verworpen worden en ter dood worden
gebracht. Met Petrus zijn we geneigd om te zeggen dat niet! Liever een Messias die
triomfeert over het kwaad dat ene die er aan ten onder gaat. Maar dan hadden wij
nooit de afgrond van Gods liefde gezien. Als we ons eigen leven bekijken is er een onvermijdelijke portie pijn en
verdriet En we hebben ook de
neiging om te zeggen: Dat niet. Maar, misschien behoort die donkere zijde van ons leven juist tot onze
eigenlijke zending. Misschien zit daar juist de kans om echt lief te hebben. We
moeten het lijden niet zoeken maar we moeten het ook niet willen ontlopen ten
allen prijze. Jezus roept ons op om
Hem te volgen. Neem je kruis op zegt Hij dwz. Blijf er niet onder llggen maar
veer recht en draag het 24° Zondag door het jaar Cyclus B. Mc. 8, 27-35.“Pas op, ’s avonds niet te rap opendoen’ zegt men tegen de mensen van de derde leeftijd. Je kunt niet gelijk wie en gelijk wanneer, zo maar binnenlaten. De tijd dat men te pas en te onpas kon binnenvallen langs de achterdeur is voorbij. Mensen zijn voorzichtig, ja wantrouwig geworden. Niet alleen voor het binnenlaten in huis, meer wantrouwig nog zijn we geworden om iemand binnen te laten in onze gedachtewereld. We zijn uitermate kritisch geworden. We vragen ons voortdurend af: wat zit er achter? Wie heeft hier profijt bij? Waar zit de verborgen agenda? Of: Is men mij niet aan ’t manipuleren? Wordt hier getrukeerd? Dezelfde achterdocht, hetzelfde wantrouwen speelt mee ten overstaan van godsdienst en geloven. Vandaag stellen wij de vraag: “Christus, wie ben jij?” “Wat kom jij doen in mijn leven?” Het evangelie van vandaag toont ons dat we kritisch mogen zijn. Hij heeft die vraag zelf uitgelokt: “en gij, wie zegt gij dat ik ben.” Vragen en doordenken wie hij in wezen is, is niet alleen toegelaten, het is een plicht. Het gaat hier niet over de historische vraagstelling, ook niet over een theologisch probleem. Het is de vraag: “Als ik mij tot u bekeer, waar kom ik dan uit?” Misschien was het dit wat Petrus bezighield en waarover hij met Jezus eens serieus wilde klappen. Wat zijn verwachtingen waren, kunnen we alleen maar vermoeden. Maar feit is dat Jezus hem met een krachtwoord tot de orde riep en hem elke illusie heeft afgenomen. Neen, Jezus is niet een persoonlijke omnium verzekering tegen alle risico’s, Hij beschermt ons niet tegen ziekte, tegenslag en ongeluk. Hij levert ons geen enkel persoonlijk voordeel op in materiële zin.Hij maakt ons het leven niet gemakkelijker, niet comfortabeler. Misschien wel integendeel. Maar wat is Hij dan wel? Wat Christus in ons leven komt doen, ligt op het vlak van de relatie. Het heft iets met liefde te maken. Zich tot Christus bekeren, is nooit meer alleen zijn: geen verloren stofje in de kosmos, geen vergissing in de evolutie, maar een mensenkind, dat met liefde gedragen wordt naar de voltooiing. Dat besef, zich verbonden te weten met God die liefde is, is sterker dan het lijden en sterker dan de dood. Christus in je leven binnenlaten is anders leven
in de diepste betekenis van het woord, is herleven: in Jezus verbonden met God
die liefde is en nog meer verbonden met je medemensen, dienstbaar en trouw. Manu Verhulst. 24° ZONDAG DOOR HET JAAR Cyclus B. Mc. 8, 27-35. “Pas op, ’s avonds niet te rap opendoen’ zegt men tegen de mensen van de derde leeftijd. Je kunt niet gelijk wie en gelijk wanneer, zo maar binnenlaten. De tijd dat men te pas en te onpas kon binnenvallen langs de achterdeur is voorbij. Mensen zijn voorzichtig, ja wantrouwig geworden. Niet alleen voor het binnenlaten in huis, meer wantrouwig nog zijn we geworden om iemand binnen te laten in onze gedachtewereld. We zijn uitermate kritisch geworden. We vragen ons voortdurend af: wat zit er achter? Wie heeft hier profijt bij? Waar zit de verborgen agenda? Of: Is men mij niet aan ’t manipuleren? Wordt hier getrukeerd? Dezelfde achterdocht, hetzelfde wantrouwen speelt mee ten overstaan van godsdienst en geloven. Vandaag stellen wij de vraag: “Christus, wie ben jij?” “Wat kom jij doen in mijn leven?” Het evangelie van vandaag toont ons dat we kritisch mogen zijn. Hij heeft die vraag zelf uitgelokt: “en gij, wie zegt gij dat ik ben.” Vragen en doordenken wie hij in wezen is, is niet alleen toegelaten, het is een plicht. Het gaat hier niet over de historische vraagstelling, ook niet over een theologisch probleem. Het is de vraag: “Als ik mij tot u bekeer, waar kom ik dan uit?” Misschien was het dit wat Petrus bezighield en waarover hij met Jezus eens serieus wilde klappen. Wat zijn verwachtingen waren, kunnen we alleen maar vermoeden. Maar feit is dat Jezus hem met een krachtwoord tot de orde riep en hem elke illusie heeft afgenomen. Neen, Jezus is niet een persoonlijke omnium verzekering tegen alle risico’s, Hij beschermt ons niet tegen ziekte, tegenslag en ongeluk. Hij levert ons geen enkel persoonlijk voordeel op in materiële zin. Hij maakt ons het leven niet gemakkelijker, niet comfortabeler. Misschien wel integendeel. Maar wat is Hij dan wel? Wat Christus in ons leven komt doen, ligt op het vlak van de relatie. Het heeft iets met liefde te maken. Zich tot Christus bekeren, is nooit meer alleen zijn: geen verloren stofje in de kosmos, geen vergissing in de evolutie, maar een mensenkind, dat met liefde gedragen wordt naar de voltooiing. Dat besef, zich verbonden te weten met God die liefde is, is sterker dan het lijden en sterker dan de dood. Christus in je leven binnenlaten is anders leven in de diepste betekenis van het woord, is herleven: in Jezus verbonden met God die liefde is en nog meer verbonden met je medemensen, dienstbaar en trouw. Manu Verhulst. Mc. 9, 30-37.
25°j/B.
Als een pasgeboren baby jou in de handen wordt gelegd… Wat gaat er dan door
je heen? Ik kan hierbij niet uit ervaring spreken maar ik kan me wel voorstellen
wat een overweldigend gevoel voor verantwoordelijkheid dan over jou komt. Het
geluk en het welzijn van dat kleine wezentje ligt immers helemaal in jouw
handen. We staan hier voor een grondwet van het leven, een grondwet van de schepper.
Hij heeft ons aan elkander toevertrouwd. Deze grondwet gaat verder dan het moment van de geboorte. Ge zult u
verantwoordelijk blijven voelen een leven lang, ook als dat kind van jou is weg
gegroeid Die grondwet, dat wij aan elkander zijn toevertrouwd, gaat ook verder dan de
persoon van vader en moeder, het betreft alle mensen, ook diegenen die kwade
bedoelingen hebben, ook diegenen die gevaarlijker zijn geworden dan een dier.
Ook dan geldt die grondwet: ‘Hij heeft ons aan elkander toevertrouwd.’ Jezus heeft dat ten diepste beleefd in het verraad, in de miskenning, in de
foltering en de verwerping van mensen. Hij heeft dit bewust beleefd als een deel
van zijn zending. Solidair met alle mensen die als mens ten onder gaan aan
verdrukking en foltering, aan honger en armoede omdat zij overgeleverd zijn aan
de handen van mensen die hun macht, hun bezit willen versterken, een derde van
de wereld is voor zijn welzijn overgeleverd is aan de transacties en de
speculaties van de westerse beurzen. We zijn aan elkander toevertrouwd, of aan elkander overgeleverd ook voor ons
geestelijk welzijn, overgeleverd aan de handen van de mediawereld, die vaak
grijphanden geworden zijn meer gedreven door commerciële motieven dan door
zuivere communicatie. Zij kiezen de muziek die onze oren teistert of behaagt,
zij lanceren de ideeën en de gedachten die onze geest zullen bewonen. Gelukkig wordt de luisteraar, de kijker en de lezer meer en meer volwassen,
wordt hij meer kritisch en op zijn hoede. Het feit blijft dat wij ook voor onze kijk op de wereld, de mens en God op
mekaar zijn aangewezen, aan elkaar zijn toevertrouwd. Het is een grondwet die
reeds uitgedrukt ligt in dat oude artikel: ‘ik geloof in de gemeenschap der
heiligen’. Dat wil zeggen dat wij door onzichtbare draden met elkaar verbonden
zijn, maar ook dat wij ondanks alles blijven geloven in elkander. Manu Verhulst. Vijfentwintigste zondag door het jaar. Cyclus B. Mc. 9, 30-37.De geschiedenis van het christendom is gelijk een medaille met twee kanten. Aan de ene kant is er de boodschap van Christus: “Als men u op de ene wang slaat, bied dan ook de andere aan.” Een boodschap van geweldloze heldhaftigheid. Hij heeft die boodschap zelf beleefd. Zonder enige weerstand te bieden of er toe aan te zetten heeft Hij zich overgeleverd aan de handen van de mensen: gekruisigd als een slaaf. De andere zijde van de medaille in de geschiedenis van het christendom is het feit dat zijn christenen te gelegener tijd wel geweld hebben gebruikt. Dat pausen, in de loop van de geschiedenis, wel politieke macht hebben uitgeoefend en met de wapens hebben verdedigd. Dat er in Gods naam oorlog werd gevoerd. En dat ook wij als gewone christenen nog altijd niet minder agressief zijn dan de doorsnee burger. Die twee zijden van de medaille zijn reeds in kiem aanwezig in het evangelie dat we zojuist beluisterd hebben. De Christus die met handen en voeten probeert uit te leggen dat lijden en dood bij zijn zending horen en dat ook zijn volgelingen daar zullen in delen. En anderzijds de leerlingen die zo heel andere verwachtingen hebben. Zij zijn zo bezig met hun eigen positie dat zij die boodschap zelfs niet horen en er ook geen vragen over stellen. Integendeel, zij zijn onder mekaar reeds bezig met de worsteling om de macht. “Wie heeft hier het meest te zeggen, wie is hier de tweede in bevel?.” Zou het in onze dagen anders zijn? Wij noemen ons wel christenen, deelgenoten van de boodschap van vrede en geweldloosheid, maar de oerdrang om zichzelf te affirmeren, de schrik om slachtoffer te zijn, zit er zo diep in. Hoe gaan wij om met het geweld in ons eigen hart? Hoe keren wij dat om tot verdraagzaamheid? Waarom bekeren wij ons niet tot de Christus? Dat kan in twee fasen gebeuren. Vooreerst door het gebed. Dat kan een zone van vrede scheppen in ons hart waardoor wij milder en zachter worden. ‘Verlos ons van het kwade’ bidden wij in het Onze Vader. Ten tweede is er de raad van Paulus: ‘Overwin het kwade door het goede.’ Als we dat maar over ons hart konden krijgen. Als we ne keer heel kwaad zijn op iemand en die juist een hartelijke en oprechte attentie geven. Dan gebeurt het wonder. Dergelijk gebaar is een sleutel naar de vrede. Geweld
ombuigen tot vrede, is de grote boodschap die Christus heeft gelanceerd. Aan
ons om die in kleine daden waar te maken. Manu Verhulst. 26° Zondag door het jaar. B. Mc. 9, 38-43, 45, 47-48.Mekaars beeld en gelijkenis terugvinden in uw kinderen… Het is nog altijd de vervulling van een diep menselijk verlangen. Geen wonder dat kinderen in elke beschaving gekoesterd worden als het kostbaarste bezit. Geen wonder dat zij van natuur uit omringd worden met tedere bescherming en alle kansen krijgen die voorhanden zijn om open te bloeien. Ook de ouders en de mensen in Bunia, in N-O Congo waren van dat gedacht. Maar dan kwamen de krijgsheren. De huizen werden in brand gestoken, de ouders werden afgemaakt en de verschrikte kinderen werden willoos opgeleid tot kindsoldaten, moordmachines. Achter die verschrikking zitten machthebbers die de controle willen over die gronden waar diamanten te vinden zijn. Achter die verschrikking zitten de democratisch verkozen gezagsdragers van Amerika en Europa die toekijken.Achter die verschrikking zitten de mensen die de diamanten morgen zullen dragen als een sieraad om mee uit te pakken. Het drama van N.O. Congo staat niet alleen: Er is de kinderarbeid in de ontwikkelingslanden, er is de kinderprostitutie in Thailand, er is de pedofilie in onze overbeschaafde landen… Het zijn zo’n toestanden die van alle tijden zijn die aanleiding waren voor Jezus om zijn opgekropte woede lucht te geven: “Ze moesten ze met een molensteen aan de hals in ’t diepte van de zee smijten, ze moesten ze de handen afhakken de ogen uitsteken…” Hier wordt duidelijk dat Jezus een volksmens was. Dat zijn geen afgewogen woorden van een voorzichtige intellectueel, dat zijn de woorden van een man aan den toog. De woorden van Jezus moeten ook ons aan het nadenken zetten: Zijn onze kinderen zo gelukkig? Die kinderen met hun zware boekentassen en hun overvolle agenda’s. Hebben zij nog tijd om te spelen, om te dromen, om kind te zijn? Kennen ze nog de nestwarmte van een echt gezin? Of wordt die leemte opgevuld uit de portemonnee van de ouders, de groot ouders en de ex-ouders? Worden zij niet meegesleurd door de media? Krijgen zij nog een juist beeld van het echte leven als zij overdonderd worden door Eurosong for kids en de reality-shows à la Pfaffs? Sturen wij hen niet in de richting van de steeds hardere rivaliteit op de weg naar het klatergoud van het succes? Waar ligt het tegengewicht? Het meedoen in de eucharistie, en de eenvoudige catechesemomenten zouden wel eens belangrijker kunnen zijn dan we denken. En thuis, dat gesprekje op de rand van het bed, kostbare momenten. Gebruik je handen om ze vast te houden, je ogen om ze aan te kijken en vooral je oren om te luisteren. Dat is de frisse beker aan menselijkheid die je in zijn naam mag aanbieden en waarvan het loon je niet zal ontgaan. Manu Verhulst.
26° zondag door het jaar Cyclus B.
Mc. 9, 38-43, 45, 47-48.
« Leven vanuit uw buik » Zoiets klinkt ons vertrouwd in de oren. Het buikgevoel is in. Geen hersenspinsels, geen vergezochte redeneringen, geen hooggestemde idealen; neen, gewoon leven met al uw zintuigen wagenwijd open. Dat is de boodschap. Nog niet zo lang geleden was dat anders. Vorming tot volwassenwording ging samen met het onderwerpen van het lichaam aan de geest. Het zinnelijk lichaam was het paard en het geestelijke in de mens was de ruiter. Het kwam er op aan het paard te doen gehoorzamen aan de dressuur van de geest: Gevoelens moesten beheerst en zelfs verdrongen worden. De geest boven de drift: Apollo en niet Dionysius moest gevolgd worden. Dat was mens worden, vijftig jaar geleden. Nu leven wij in een tijd dat het zintuiglijke en het zinnelijke voorrang heeft op het geestelijke. Alles zien, in kleuren, in drie dimensies, maar vooral zonder taboes en zonder grenzen. Alles horen met zoveel mogelijk decibels zo dat je de muziek kunt voelen tot in uwe buik. Alles voelen, alles meemaken, alles beleven tot de roes en de bedwelming toe. Dat is volwassen worden vandaag. Het is tegen die achtergrond dat wij het evangelie kunnen lezen. Aan welke kant staat Jezus met zijn boodschap? Wantrouwt Hij het lichamelijke en het zintuiglijke? Ik denk het niet maar Hij kijkt wel verder. Een mens is meer dan zijn buik, meer dan zijn zintuigen. Jezus verkoopt zijn waarheid in heel brutale bewoordingen. Hier laat Hij zien dat Hij geen kamergeleerde is, maar een volksmens, die de brute en ongezouten taal van het volk gebruikt. In zinnen als mokerslagen zegt Hij heel fijnzinnige dingen: Zintuigen zijn kostbare geschenken van de Schepper, maar zij blijven slechts een weg. Waarheen zij ons leiden, is belangrijker. Uiteindelijk komt het er op aan dat uw hart rust vindt in een serene omgang met God en met de medemens. Elke avond uw hoofd kunnen neerleggen in het besef dat je niemand hebt gekwetst, geen van deze kleinen hebt zeer gedaan, maar dat je zo’n mensen gelukkig hebt gemaakt. Met de kleinen bedoelt hij niet alleen de kinderen, maar iedere mens die zich klein voelt omdat hij arm is, omdat hij minder sterk is, omdat hij minder aantrekkelijk of minder begaafd is. Eigenlijk is dat een goeie gedachte voor een startdag. Het is een signaal: In een tijd dat het genieten van het leven zo wordt gepromoot als iets dat ieder voor zich moet bereiken, moeten wij als christenen een dieper evenwicht en een dieper geluk nastreven: Bedacht zijn op anderen, vooral op diegenen die altijd het minst aan bod komen en de minste kansen krijgen. Er worden enorm veel initiatieven genomen op het vlak van ontspanning en vorming en cultuur. Als kerk, dat wil zeggen, als gemeenschap van Jezus, moeten onze initiatieven de andere initiatieven niet overtroeven maar zij moeten zich afstemmen op die mensen, die dikwijls het meest vergeten worden. ‘Leven vanuit uw buik’ maar dan wel met een instinctmatige voorkeur voor diegenen die Christus noemt: de minsten der mijnen. Manu Verhulst Mc.
10, 2-16. 27 z j/B
De
meesten onder ons komen uit een tijd dat het gezin een veilige thuis was. Als
kind kon je er van op aan dat je ouders zouden samen blijven. Ook al werd er
soms gekibbeld of geruzied het zou nooit in ons hoofd zijn opgekomen dat ze
elkaar zouden verlaten. Vandaag
is dat anders, zelfs van in de kleuterschool horen kinderen dat de papa van een
vriendje niet meer naar huis komt. En bij de minste kibbeling van hun eigen
ouders zijn ze dan ook bang en bezorgd. De thuis is niet meer dat veilig nest. Het
meest verontrustende hierin is niet zozeer het stijgend aantal echtscheidingen,
mar wel het feit dat echtscheiding op den duur als normaal wordt gezien.
Echtscheiding wordt zelfs al ingecalculeerd van bij de verloving. En in heel wat
programma’s op televisie wordt ontrouw en echtscheiding voorgesteld als de
normale gang van zaken. Wie daar niet aan meedoet is
hopeloos conservatief. Wat is
het antwoord van Jezus op deze delicate kwestie? Want in zijn tijd kwam
echtscheiding ook reeds voor. Eigenlijk,
zegt hij, zit de mens anders in mekaar. ‘In het begin, bij de schepping…’
Hiermee verwijst Hij niet naar een ver verleden, Hij verwijst niet naar een
paradijselijke toestand. Het is een verwijzing naar de oorsprong van de mens,
het oorspronkelijke van de mens, datgene wat in elke mens aanwezig is als een
bron, de mens op zijn best. Hij
verwijst naar Gods bedoeling : Laat ze één worden, en laat ze één
blijven. Een mens is niet gemaakt voor al de miserie die een echtscheiding
voorafgaat en op een echtscheiding volgt. Het antwoord van Jezus is de
vaststelling dat een echtscheiding eigenlijk niet zou mogen. En diegenen die er
bij betrokken zijn zullen de eersten zijn om dat te onderschrijven. Maar dat
antwoord van Jezus gaan mensen nu gebruiken om elkaar te veroordelen en dat is
niet christelijk. “Elke keer als dat evangelie in de kerk wordt voorgelezen,
krimp ik ineen.”, hoorde ik een vrouw zeggen die gescheiden was. Dat is zeker
niet de bedoeling van de blijde boodschap van Jezus. Als christen mogen wij de
echtscheiding spijtig vinden, maar tegelijk moeten wij alle begrip opbrengen
voor mensen die uiteindelijk tot die beslissing gekomen zijn na een hele
worsteling, na heel veel teleurstelling en verdriet. De
bedoeling van Jezus boodschap is wel dat we de hand op eigen hoofd leggen en
beseffen dat niemand volkomen is. Manu Verhulst Mc.
10, 17-30.
28 j/ B.
Wat
is gelukkig zijn ? Maakt rijkdom echt gelukkig ? Als
je soms de beelden ziet van de beursactiviteit in Brussel of in Tokio en de
gezichten van die mensen gaat vergelijken met de gezichten van bv. vrijwilligers
die met minder-validen bezig zijn, dan treft u een enorm verschil. Aan de
ene kant zijn de gezichten krampachtig vertrokken, alsof hun leven op het spel
staat. Aan de ander kant : zijn de gezichten ontspannen, en één en
al blijdschap. Zijn
de jonge mensen die zich uitleven in een megadancing dan zo gelukkig ?
Waarom moeten ze dan nog spul slikken ? Rijkdom
is een woord dat vele ladingen dekt. Van bezit en geld en juwelen tot
gezondheid en vriendschap. Als kinderen zeggen : ‘moeder, wij zijn
we rijk ?’, dan gaat het niet over aandelen of bankrekeningen. Met
rijkdom is het zoals met vrijheid. Niet de rijkdom zelf is beslissend, wel
wat wij er mee aanvangen. Wat
doen wij er mee ? En
op die vraag geeft het evangelie ons een antwoord : Laat rijkdom en bezit
voor wat het is, maar geef aan je leven een inhoud, een soort overgave heb je
nodig. Dat is nog wat anders dan een zorgvuldig onderhouden van geboden en
verboden. Ga die grens voorbij en laat je verleiden tot een algehele
toewijding. Niet wat ‘moet’ ik doen, maar wel : ‘wat vraagt de
liefde van mij ?’ De
bedoeling van het evangelie is niet het spectaculaire uitdelen van zijn
bezittingen. We zouden ten andere zelf vlug ten laste vallen van het OCMW.
De
bedoeling van het evangelie is dat de grote drijfkracht van ons leven liefde is
en geen berekening. En een liefde die haar vuur ontvangt van een intieme
relatie.
Toen keek Jezus hem aan en begon van
hem te houden. Als je
ooit die blik van Jezus gevoeld hebt dan heb je meteen ook zijn uitnodiging
gevoeld om te leven uit liefde en niet uit berekening. En dat kan je leven
een heel andere, een gelukkige wending geven. 28° zondag door het jaar Cyclus B. Mc. 10, 17-30.Binnen enkele weken gaat de boekenbeurs open. Het aanbod zal in de lijn liggen van de vorige jaren: huis, tuin, keuken, hobby, reizen, sporten, auto’s … zoveel je waar wilt. Er gaan al stemmen op om te zeggen dat de literatuur waarmee de boekenbeurs eigenlijk begonnen is, ondervertegenwoordigd is. Alles draait rond: weten, kunnen en genieten. Je gaat gemakkelijker iets vinden over de psychologie van uw huisdier dan over de weg naar je eigen innerlijkheid. Als de rijke jongeling uit het evangelie vandaag op de boekenbeurs zou rondwandelen, zou hij identiek dezelfde vraag kunnen stellen: “Ik kan hier alles kopen, maar wat doe ik met die innerlijke aandrang in mij die zegt dat er iets meer moet zijn in ’t leven? Wat moet ik doen om de volheid van leven te bereiken?“ Want dat is de vraag die hij aan de Meester stelt: Eeuwig leven gaat niet alleen over het hiernamaals. Eeuwig leven is de kiem van levensvervulling die reeds in dit bestaan in ons binnenste sluimert. En soms worden we dat gewaar. De momenten dat we even van onder de vetlaag van het banale uitstijgen naar een ervaring van Gods aanwezigheid en daar diep gelukkig om zijn. Als een hert in het woud na een lange tocht zijn dorst kan laven aan een bergstroom, dan heeft dat dier een volkomen verzadiging. Bij een mens is dat anders. Ons verzadigingspunt ligt verder, veel verder Het zou fout zijn aan die levensvervulling te verzaken en zich te nestelen in de banaliteit van het bestaan.. De kindertijd is een wondermooie fase in ons bestaan: het is een ontdekkingstocht, een lente van hart en geest. Maar de kindertijd moet voorbijgaan. Kind blijven is niet goed, we zijn geroepen tot volwassenheid. Zoals we het kind zijn moeten loslaten om volwassen te worden zo moeten wij de banaliteit loslaten om volop mens te worden. Zo moeten we onze eigen verlangens, ons eigen bezittingen, ja, ons eigen levensverhaal kunnen loslaten om die volheid van leven te verwerven. Is dit minachting voor het gewone, banale bestaan? Helemaal niet, integendeel. Het spoort ons aan om nog meer van dit leven te houden in het besef dat het aanloop is. Zoals de kindertijd aanloop is naar de volwassenheid, is het bonte bestaan op onze wereld in al zijn schakeringen, in al zijn rijkdom een aanloop naar een diepere wijze van mens zijn. De kindertijd loslaten is niet simpel. Dat gaat gepaard met al de spanningen en de pijnen van de puberteit. Het banale leven loslaten om de kiem van de levensvervulling tot groei te brengen is nog minder gemakkelijk. Gaat gepaard met loslaten wat je dierbaar is, met loslaten waar je hard voor gewerkt hebt. Uiteindelijk is het vinden van de levensvervulling: sterven, steven jawel maar niet doodgaan. Dood wordt noodzakelijk om de volheid van leven binnen te gaan. De mens sterft wel, maar verdwijnt niet. De kiem van eeuwig leven; een serene en sublieme omgang met God, in ons binnenste, is zo kostbaar, is zo ongelooflijk dat het ons lichamelijk bestaan en ook ons stoffelijk overschot overstijgt. Manu Verhulst. Mc.
10,46-52.
30 zj / B.
Er zijn twee soorten blinden :
Vooreerst de visueel gehandikapten, de echte blinden en de tweede soort, de
mensen met gezonde ogen maar die ‘het’ niet meer zien zitten. Er is een groot verschil tussen beide. De echte blinden hebben niet de indruk in het donker te leven, de andere wel. Zij zien de zon, maar voor hen schijnt ze niet. Zij kunnen wegzinken weg in de depressie, in de melancholie. Dergelijke duisternis is dikwijls
het gevolg van een verfijnd en intens waarnemen van de werkelijkheid, van een
intens aanvoelen ervan, van een grondig nadenken over zichzelf en de wereld
rondom. De geestelijke nood groeit aan tot
een ervaren van de afgrond. Niet alleen grote denkers en
kunstenaars maken het mee ook zoveel gewone mannen en vrouwen. Het geloof is niet altijd een
remedie. Soms kan het geloof
aanleiding zijn tot de innerlijke duisternis als al het goede dat men ooit
gedaan heeft zinloos schijnt, tevergeefs, als het verleden geen aansluiting meer
vindt bij het heden. Zo komen
mensen tot die geestelijke nacht. Zij blijven in gezelschap afzijdig
aan de gesprekken hoewel zij veel te zeggen hebben. Zij verkiezen de
afzondering, de duisternis zelfs. Zij
komen geleidelijk in de marge terecht als stille en bange wezens. De
marginalen zijn niet altijd de mensen uit de vierde wereld of de criminelen of
de aids-patiënten. Het zijn zo
vaak mannen vrouwen die uiterlijk normaal functioneren maar van binnen één
groot verdriet zijn. ‘Heer, maak dat ik zien kan.’ Dat
is de wanhoopskreet in het evangelie. Dat
is de kreet die onuitgesproken leeft in het hart van mensen in depressie en
melancholie. Laat me terug de zon
zien schijnen, laat me weer het wonder zien achter de dingen. De depris en de melancholici zijn
geen aparte groep in de samenleving. Wij
zijn allemaal heel kwetsbaar. Wij
lopen allemaal op het randje van de afgrond van het niets. En
er is echt niet veel nodig om ons te laten wegzinken. Het verhaal van de blinde moet ons
de ogen openen voor mensen die in duisternis leven en die daarom zo vaak in de
marge terechtkomen. Wij mogen hen niet nog verder in de
stilte duwen, integendeel, we moeten dat bevrijdend woord in de mond durven
nemen : ‘Schep moed, Hij roept u’. Christus
roept elke mens om gelukkig te leven en gelukkig te maken. Dat
is toch de bedoeling van de Schepper. Daartoe
heeft Hij ons tot leven gekust. Een
gemeenschap die zich christen noemt zal in tedere gevoeligheid openstaan voor
elke mens in nood, vandaag vooral voor mensen in geestelijke nood, voor mensen
die moeten leven in het donker. Manu Verhulst Dertigste zondag door het jaar B. Mc. 10, 46-2.Ik heb het gezien in de laatste nieuwsberichten… Ik heb het gelezen in de krant van deze morgen, in een magazine… Ik heb gehoord op de radio… We bekijken de wereld door de kanalen van de media. We slikken informatie in overdosis, geraken er zelfs aan verslaafd en worden er door verdoofd. De beelden, de berichten, zijn voor ons “de werkelijkheid” geworden en we beseffen minder en minder dat die beelden en die berichten maar een afkooksel zijn van de werkelijkheid, op smaak gebracht en ingekleurd door de keuze, de interpretatie en de opvattingen van de producer. Het aanbod aan informatie is zo enorm groot – een kat vindt er haar jongen niet meer in terug – dat het moeilijk is om het onderscheid te maken tussen realiteit en fictie, tussen waarheid en leugen, tussen zin en onzin. Willen ze ons iets bijbrengen of willen ze ons iets doen vergeten? We kijken haast uitsluitend door de bril van de media en voor de echte realiteit zijn we blind geworden. Net als Bar Timeus zitten we ergens langs de weg van de 21° eeuw. Christus komt langs, maar niet langs de gewone kanalen van krant en tv. We moeten Hem zelf ontdekken en tegemoet gaan. Net als Bartimeus moeten we de zware mantel afwerpen, de mantel van de mediabevoogding om vrij te kunnen denken en te kunnen antwoorden op zijn vraag: Wat wilt ge dat Ik voor u doe? Wat is uw diepste wens? Bij Jezus gaat het niet over de bevrediging van voorbijgaande behoeften. Integendeel, wat is uw diepste wens? Rabboeni, zegt de blinde, maak dat ik zien kan. Geef mij het juiste inzicht, zouden wij vragen. Leer me kijken met mijn eigen ogen, leer me kijken met mijn hart, leer me de echte rijkdom van het leven zien? Gevoelig worden voor het echt nieuwe dat mijn leven kan veranderen. Leer me kijken niet in het scherm, maar in de ogen van de mensen. Rabboeni, maak dat ik zien kan. Maak me vrij van de mediaverslaving, van de mediabevoogding. Laat me kijken naar de mensen en de dingen, een beetje zoals Gij naar ons kijkt. Ziende door het leven gaan. Het maakt een groot verschil. Voor Bartimeus begon een nieuw leven. Hij sloot zich bij Hem aan op zijn tocht. Zich niet laten plat rijden door de pletwals van de media is zijn hart en zijn geest vrijmaken voor de blijde boodschap van de Heer en de wereld bekijken vanuit zijn gezindheid: dankbaar, met vreugde en ontvankelijk voor de echte signalen van het leven. Manu Verhulst. 30° Zondag door het jaar. Cyclus B. Mc. 10, 46-52.Onze ogen worden verwend, of moet ik zeggen overbelast? Wat mogen zij niet allemaal verwerken? Langs de kleine en grote schermen van televisie of internet of bioscoop kijken wij zoveel verder dan onze eigen mogelijkheden. De technologische ontwikkeling laat ons kijken tot in de diepzee, tot in het dichte regenwoud, tot in de kraters van de planeten, tot binnen in het menselijk lichaam tot in de geheimen van het atoom. We kijken, we fotograferen, we scannen. En hoe meer we in ons opnemen hoe sterker de indruk dat we maar een heel klein fragmentje van de werkelijkheid onder ogen krijgen. Ons leven schijnt veel te kort om alles te zien. Omdat er zoveel te zien is, en omdat onze tijd zo beperkt is, gaan we minder en minder de tijd nemen om te kijken naar de samenhang van de dingen, hoe het één met het ander te maken heeft, we stellen ons minder de vraag naar de betekenis van de dingen, naar het waarom van licht en schaduw, van geluk en lijden, naar het waarom en de laatste zin van ons bestaan. De oude vragen blijven nochtans aan de orde. Op dat vlak zijn we even onderontwikkeld, even primitief als in de tijd dat ze zelfs nog geen spiegel hadden om hun eigen gezicht te zien. Op het vlak van zingeving staan we even hulpeloos als de man uit het evangelie die het uitschreeuwt: “Heer, maak dat ik zien kan.” We moeten weer in de leer gaan, de leerschool van het kijken. Die leerschool loopt over de verwondering. Kijken voor een mens is meer dan een prikkeling van het netvlies, het hart mag meespelen, er komt vreugde en verrassing aan te pas, als van een kind dat verwonderd is. Verwondering kan bewondering worden als we liefde vermoeden achter het wonder. Dan worden we dankbaar, dan wordt kijken een innerlijk schouwen: contemplatie is een vorm van wijsheid, een manier van liefhebben, een vorm van bidden. Het innerlijk schouwen verandert een mens. Daar begint reeds de verrijzenis van ons lichaam. Manu Verhulst. Mc.
12, 28b-34.
31°j/B.
Straks
gaan mensen weer op pad en zetten zich op vele manieren in voor de
11.11.11.-aktie, voor mensen die hen totaal onbekend zijn en wiens lot zij
willen verbeteren. 11.11.11.
is geen kerkelijke organisatie. Er is
Amnesty International. Zoveel mensen die zich inzetten om de rechten te
beschermen van de meest kwetsbaren van de wereld. Dat is ook geen kerkelijke
organisatie en veel van die mensen zullen zich ook niet gelovig en zeker niet
kerkelijk noemen. Artsen
zonder grenzen stelpen het acute menselijk lijden in de brandhaarden van de
wereld. En dat is evenmin iets van de kerk. Er nu ook architecten zonder
grenzen, advocaten zonder grenzen. We zien
een waaier van zoveel schone en goede dingen die op de wereld gebeuren ten bate
van de zwakken en de kwetsbaren. Er groeit een wereldwijde geest van menselijke
verbondenheid, helemaal in de geest van het evangelie en toch niet uitgesproken
gelovig. Dit is
de gunstige tijd waarin een christen zich kan inzetten en kan bijdragen in
zoveel goede en waardevolle initiatieven zonder dat er een kerkelijk etiket op
geplakt is. Het
etiket zit nu in het hart. Een christen heeft zo zijn eigen reden om te zeggen
dat een mens, wie dan ook, het waard is om bemind te worden. Zijn inzet en zijn
liefde is dezelfde maar zijn motivatie ligt heel dicht bij zijn geloof in God.
De motivatie, de reden waarom die christen zich inzet, zit hem naast zijn
menselijk aanvoelen ook in het feit dat hij zich door God bemind weet en dat
laat hem in elke mens wie dat ook is en waar ook ter wereld, een broer of een
zus zien, een kind van dezelfde vader. In de
gedachtengang van Jezus en in heel de joods-christelijke traditie zijn de twee
onafscheidelijk met mekaar verbonden : ‘Bemin God bovenal en uw naaste
als uzelf.’ Een oude
rabbijn vroeg eens aan zijn leerlingen hoe zij konden weten dat de dag begon en
de nacht ten einde was. De antwoorden waren velerlei… als je een hond van een
schaap kunt onderscheiden, als je een dadelboom van een vijgenboom kunt
onderscheiden. Neen, zei de rabbijn. Als gelijk welk menselijk gelaat voor jou
het gelaat is van een broer of een zus dan is het dag geworden, als je dat niet
kunt zien dan is het nog donker in jouw hart.
31° zondag door het jaar. Cyclus
B.
Mc. 12, 28b-34.
365 voorschriften, zoveel als er dagen in een jaar zijn… Daar moesten de joden rekening mee houden als zij in Jezus’ tijd de wet wilden onderhouden. Sommigen schriftgeleerden hielden het zelfs bij 631 voorschriften. Het is dan ook niet verwonderlijk dat een schriftgeleerde bij Jezus komt met de vraag: Wat is nu eigenlijk de kern van de zaak. Waar gaat het om? En dan spreekt Jezus die oeroude woorden: “Luister, Israël, God is de enige Heer. Ge zult hem beminnen met heel uw hart, met heel uw verstand en met al uw krachten. En uw naaste als u zelf.” Vandaag zouden wij in het vel willen kruipen van die schriftgeleerde en de vraag stellen: Meester hoe zit dat met ons geloof? Er wordt zo veel getwijfeld, beleden en geloochend. Geloven in God. Het is vandaag zo beladen en bezwaard met een ballast van eeuwen. Zijn naam wordt gebruikt en misbruikt, wordt vereerd en verwensd, wordt aanbeden en vervloekt. Wordt bejegend met onverschilligheid en met fanatisme. Wat is de kern van de zaak? Laat ons God eens zien, ontdaan van alle versieringen en alle vooroordelen.Toon ons God in al zijn naaktheid: de naakte God. Wellicht zou Jezus op die vraag dezelfde oeroude woorden gebruiken. “Luister mensen, God is, God bestaat, God is het bestaan zelf. Dat maakt hem de moeite waard om lief te hebben. Doe het met geheel uw hart, met geheel uw verstand en met al uw krachten. En met diezelfde liefde heel veel houden van jezelf en van je naaste.” Een gelovige mens is iemand die zoals God, houdt van het leven, houdt van de mensen. En dat gaat boven alle brand- en slachtoffers. Dat gaat boven alle rituelen, boven alle boetedoeningen en boven het martelaarschap. Moeten we dan niets doen voor God, moeten we ons niet uitsloven voor Hem, onszelf niet prijsgeven? Moet het ons niet kosten? Ik zou denken: God is gratis. Hij is zo kostbaar en alles wat kostbaar is, is gratis: de lucht, het leven, de vriendschap, de liefde. God is ook gratis. Om het met een oud woord te zeggen: God is genade. Dat is hetzelfde. “Zich bemind weten door God en daarom zelf heel veel van het leven en van de mensen kunnen houden.” Zo’n geloof is onze echte rijkdom. Ze kunnen ons veel afpakken, maar dat kunnen ze ons nooit ontnemen. Manu Verhulst. Mc. 12. 38-44.
32° z.j/B.
Er zijn mensen die met een scherpe blik een samenleving
kunnen doorlichten, die de verwaandheid kunnen ontmaskeren en show kunnen
onderscheiden van een eerlijk gebaar. Jezus moet zo iemand geweest zijn. Pas
op voor die mensen in lange gewaden, die belust zijn op de voornaamste zetels in
de synagogen en de ereplaatsen op de maaltijden… Zijn striemende woorden gaan over mensen die juist een
groot aanzien genieten, mensen die algemeen geëerd worden… die zet Hij in hun
hemd. Wat zou Hij in onze tijd zeggen ? Misschien zou Hij met dezelfde scherpe blik naar het kleine
Tv-scherm kijken naar al die bekende Vlamingen die hun leegheid moeten wegsteken
achter zoveel show en glitter, grootspraak en gegoochel met miljoenen. Hij
zou de geestelijke armoede aanklagen waarmee de goegemeente dag in dag uit wordt
getreiterd. Hij zou ons attent maken op die onbekende Vlamingen die
gewoon hun werk doen en daarbij een zieke vrouw of man oppassen en trouw
blijven. Hij zou ons wijzen naar
die vele heldhaftige mannen en vrouwen die hun zorgenkind met al hun toewijding,
blijven opvoeden. Hij zou wijzen
naar al die mensen die zich door het leven slaan met hun gebroken dromen en
gekwetste idealen en die daarin gegroeid zijn tot zuivere edelmoedigheid. Hij
zou ons wegwijs maken in de vierde wereld, ons bij mensen brengen die door
omstandigheden aan de grond zijn geraakt en toch mekaar nog blijven helpen. Het rijk Gods speelt zich immers af in het hart van de
kleine mens die zichzelf wegschenkt. De
weduwe staat model. Zij geeft niet
zo maar. Zij
geeft al wat zij had, alles waar zij van leven moest. Is er in onze kerk wel ruimte voor de echte kleine mens ?
Ge moet niet rondom u kijken, gij weet zo ook wel dat het publiek dat naar de
kerk komt, hoofdzakelijk, zo niet uitsluitend is samengesteld uit begoede
mensen, de welvarende middenklasse. Zouden
de echte kansarmen, de kleine mensen van bij ons, zich wel thuis voelen in ons
midden, in onze organisaties, in onze besturen ? Het gevaar zit er in dat
wij wel de liefdadigheid willen beoefenen, maar niet de gelijkheid nastreven. Wij
moeten niet zoals de weduwe onze laatste frank geven, we moeten onszelf durven
engageren in de droom van het Rijk Gods waarin de armsten en de kleinsten de
eersten zijn. En die solidariteit
opbrengen is misschien moeilijker
dan een aalmoes. Het evangelie is een appel tot bekering, niet alleen die
persoonlijke bekering, maar de bekering van onze christen gemeenschap : van
de voorkeur voor de machtigen naar de voorkeur voor de kleinsten. Manu Verhulst. Mc.
13, 24-32. 33j.B.
‘Er
is tegenwoordig heel veel vraag naar boeken over doodgaan en rouwverwerking’
hoorde ik een standhouder op de boekenbeurs zeggen. Eigenlijk
is dat niet verwonderlijk. Naarmate ons leven hier in het westen boeiender
wordt, zal de dood ook des te beangstigender worden. Wij vieren het feest
van het leven maar doodgaan fascineert ons. De
eindigheid van ons bestaan, de eindigheid van onze wereld, is dan ook de
sleutelvraag vandaag. Met
heel veel wetenschap en door heel veel en hard werk zijn we er in geslaagd te
voorzien in al onze behoeften, en nog zoveel meer. Denk aan onze
mogelijkheden van communicatie en verplaatsing. Denk aan de mogelijkheden
om onze vruchtbaarheid te beheersen en morgen zelfs onze erfelijke
eigenschappen. Al onze
dromen kunnen werkelijkheid worden behalve als het op sterven op aan komt.
Dan staan we daar met al onze kennis, met al onze wetenschap, met al onze
culturele bagage, met al onze relaties, met al ons geld. Dan rest ons
alleen de wanhoop of de gelatenheid, de innerlijke opstand of de berusting. Het
evangelie geeft ons een andere kijk op de toekomst. De wanhoop wordt
doorbroken : Gij moogt niet leven zoals mensen die geen hoop meer hebben.
De christen heeft een andere kijk op de toekomst. Een toekomst die geopend
staat op het oneindige. De verschrikking van het einde blijft. De
menselijke zekerheden vallen weg : als een zon die verduistert en een maan
die geen licht meer geeft. Een beeld van die elementaire zekerheden die
wegvallen als een mens zijn eigen lichaam moet afgeven. De verschrikking blijft
maar in plaats van wanhoop stelt Jezus een bijna poëtisch gebaar. Hij
gaat voelen aan de takken van de vijgeboom. Hij streelt het leven. In Israël
komt de lente van de ene dag op de andere met een speling van amper een paar
weken. Maar weken van tevoren kondigt de lente zich geruisloos aan in het
zwellen van de botten van de vijgeboom. Als een
christen het einde op één of andere wijze voelt naderbij komen, dan zal hij de
verschrikking van de dood niet wegpraten, maar dan zal hij in het aanschijn van
die verschrikking het zachte signaal opvangen : de lente is op komst.
Nu begint het pas, de zomer is in aantocht. Dit betekent dat uit het chaotische moment van de dood het echte leven geboren wordt. Ook de bladzijde in het evangelie over het einde met al de verschrikking is blijde boodschap. Aan ons om dit zachte signaal op te vangen. Manu Verhulst.
33° ZONDAG DOOR
HET JAAR.
Cyclus B.
Mc. 13, 24-32.
Onze beschaving
begon tussen twee stromen: de Tigris en de Eufraat, in het huidige Irak.
Meer dan 5.000 jaar geleden werd daar het eerste schrift uitgevonden. De
kleitablet met de verticale en horizontale streepjes, het zogenaamde
spijkerschrift, een verre voorloper van onze streepjescode.
Het was de eerste
communicatievorm die de tijd kon overspannen. Men kon gegevens en gedachten
bewaren zo dat ze later en veel later zelfs, nog konden worden gelezen
Uitgerekend op die
plek van de aardbol, worden mensen nu ontvoerd, verminkt en gedood, is er nu
chaos, angst en verdwazing.
Uitgerekend daar
is beschaving en menselijkheid ten diepste toe bedreigd, moet alles weer van
vooraf aan beginnen.
Het tweestromenland, Mesopotamië zou kunnen dienen als een illustratie voor wat het evangelie vandaag ons wil meedelen als boodschap: het moment van duisternis en verschrikking, ligt niet ergens in de verre toekomst. Er staat geen datum en geen uur op, het is een gegeven dat onlosmakelijk verbonden is met onze menselijke conditie.
De apocalyps, is
onder ons. Apocalyps is iets van elke generatie, ja van elke mens.
Geen beschaving of
men moet de eindigheid ervan bijnemen. Onze wereld waar we zo zeker van
zijn, stort ooit in mekaar.
Dan bedoel ik niet
onze planeet aarde, maar onze leefwereld, die we zelf hebben opgebouwd, zo
zorgzaam hebben gekoesterd: de wereld van onze eigendom, van ons bezit, van
onze relaties en van onze prestaties. Ooit zal die wereld als een
kaartenhuisje in mekaar stuiken, plots of heel geleidelijk, als een
bliksemflits of door langzame aftakeling.
Ons lichaam als
centrum en fundament van onze wereld is eindig en is sterfelijk.
Welnu, dat
gegeven, zegt het evangelie, mag je niet bang maken.
Het is niet het
begin van het einde, het is het begin van iets nieuws. Kijk naar de
vijgenboom, zegt Jezus. Als zijn twijgen zacht worden, als uw harde
zekerheden het niet meer doen, weet dan: het is lente, de zomer is in
aantocht.
Dat is de gelovige
kijk op de eindigheid van het leven: geen catastrofe, maar het begin van
iets nieuws.
Manu Verhulst.
Kruisverheffing Jo. 3, 13-17.Zoals de Amerikanen het nu lastig hebben met de Taliban in Afghanistan en met de rebelerende groepen in Irak, zo stonden de Romeinen, die andere grootmacht in Jezus’ tijd, voor dezelfde moeilijkheden in Juda waar zij als bezettende macht in een ver afgelegen gebied moesten afrekenen met godsdienstige fanatieke groepen. Elke verdachte beweging, elke bendevorming werd dan ook in de kiem gesmoord. Duizenden joden zijn door de Romeinen gekruisigd geworden. Jezus is één van die vele nameloze doden. Hij heeft niets verkeerds gedaan, zal zijn compagnon aan het kruis zeggen. Hij heeft zich inderdaad politiek niet geëngageerd. Was zijn dood dan een vergissing, een tragisch resultaat van een complot tussen Judas, het Sanhedrin en Pilatus? Hoe dan ook, Hij moest al lang vergeten zijn. Hoe komt het toch dat zijn kruis in het collectieve geheugen van de mensheid is blijven hangen? Ja, zelfs een teken van hoop is geworden voor wie zich christen noemt.? Het moet iets te maken hebben met de zoektocht van de mens naar de zin van leven en van sterven. Is zijn kruisdood een antwoord daarop? Ieder mens weet dat hij zal sterven. Wij hebben er schrik van. Want vanuit ons onderbewustzijn vermoeden we een ontmoeting met Iemand die ons zal oordelen en wellicht zal veroordelen. Wij vrezen die laatste afrekening. En nu zegt dat evangelie naar aanleiding van Jezus’ dood dat God ons die lieve mens gezonden heeft, niet om de wereld te oordelen maar om de wereld te redden. Redden van wat? Van de angst voor een dagvaarding. Ieder mens die in Hem gelooft, die zijn manier van leven tracht na te volgen, zal niet ten onder gaan, maar zal het eeuwig leven bezitten. In die zin is dat kruis een sleuteltje dat de weg naar het geluk kan openmaken. Omdat het hoop geeft op leven na dit leven. Hoe komt het toch dat vandaag zoveel mensen zich ongelukkig voelen zonder reden? Men heeft hen wijsgemaakt dat God niet bestaat, dat de mens een toeval is in de evolutieketen, een pakketje erfelijk materiaal dat zich voortplant en vergaat. Maar diezelfde mens heeft zo’n geluksverwachting, zo’n enorme honger om alles mee te maken dat dit korte leven niet volstaat. Zo wordt leven één wanhopige, krampachtige poging om geluk te veroveren en het vast te houden in het nu: een onmogelijke opgave. Echt menselijk geluk veronderstelt dat we onze begrenzing kennen, dat we weten dat het geluk niet voor vandaag is, maar dat we op weg zijn. En dat het echte geluk aan de andere oever ligt. Als we die hoop opgeven, lopen we het gevaar dat we het inderdaad niet meer zien zitten. Geluk voor een christen is een spanning tussen nu en hierna, tussen hier en ginder, tussen de onvolmaaktheden en de zonden van vandaag en het vooruitzicht, de openheid naar de uiteindelijke voltooiing van morgen. De zin van ons leven is gekoppeld aan wat wij nog niet zijn maar zullen worden. Manu Verhulst. Startdag. Mc. 4, 1-9.Chips, die kleine elektronische wonderen hebben ons leven veranderd. De geïntegreerde schakelingen worden almaar kleiner en doeltreffender. Een vingertopje groot, maar er kan een programma in zitten om een raket naar de maan te sturen. Nog
kleiner dan een chip is een zaadje. Het is nog veel complexer. Er zit ook een
programma in. Uit zo’n een klein zaadje kan er een boom of zelfs een mens
uit groeien. Zaad is van een andere orde als een chip: veel kleiner en veel complexer Geen mens kan het maken. Zaad is vruchtbaar. Het wordt een verhaal. Hierin verschilt het van een chip. Een chip blijft een chip maar zaad leeft, plant zich voort en sterft er aan. Jezus vergelijkt zijn boodschap met zaad. Even klein en bescheiden, Het zijn maar woorden maar zij kunnen tot honderdvoudige vruchten dragen. Als we naar de kern van dat zaadje gaan, de kern van Jezus’ boodschap, verschieten we er van hoe klein en compact die kern is: “Mens, zegt Jezus, God heeft je lief.“ Meer is dat niet. Maar dat besef kan ons leven meer veranderen dan alle elektronische wonderen. Christenen zijn mensen die zich bemind weten, wat er ook gebeurt. Zij zijn dragers van een verborgen blijdschap, van een geheime bron aan levensmoed. Want zij weten dat hun leven een antwoord is, dat zij aan Iemand toebehoren die met hen van doen heeft. Die innerlijke rijkdom willen zij doorgeven, op de eerste plaats aan hun kinderen, aan de volgende generatie. En hier loopt het zo vaak spaak. Ouders lukken er niet altijd in. Hoe komt dat? De boodschap van Jezus doorgeven is zaaien. En zaad ontkiemt niet in alle omstandigheden. Zaad vraagt humus, een goede grond en een geschikt klimaat. Vandaag valt het zaad vaak op de rotsgrond van een harde, drukke en kunstmatig opgepepte samenleving. Het valt tussen de distels en doornen van een kerkvijandig klimaat. De oplossing is niet dat we willen terugkeren naar vroeger, wel dat we terugkeren naar de kern van de zaak. In het doorgeven van het geloof moeten we afstand doen van uiterlijke vormen en structuren die voor een voorgaande generatie zo belangrijk en onmisbaar schenen: de bijkomstigheden buiten beschouwing durven laten en terugkeren naar de oorspronkelijke geloofservaring:”God houdt van ons en ons leven mag een antwoord zijn op zijn liefde.” Dat we ons door God bemind weten en dat dit zo natuurlijk is als ademhalen… Als de komende generatie dit van ons mag erven, dan is dat meer dan genoeg. Zij zullen het verder wel invullen met vormen en belevingen op hun manier. Dat kleine zaadje laten ontkiemen in alle mogelijke werkgroepen en bewegingen, in catechese en leerhuis, in ziekenzorg en vormingswerk, in duizenden menselijke contacten doorheen de week en op de wijk. De verborgen blijdschap van de christen mag nu en dan aan de oppervlakte komen als een klein zaadje dat wordt uitgezaaid voor wie het horen of zien wil en dat zonder aanzien van persoon. Want voor God zijn alle mensen gelijk, door Hem bemind en door Hem gedragen. Manu Verhulst. ZIEKENDAG
03
Joh. 5, 1-9.
“Dat hij zijn plan trekt” zullen zijn kinderen gezegd hebben. “Ik
heb niemand” zegt hijzelf, een beetje beschaamd. Er
zijn vandaag mensen in verzorgings- en bejaarden tehuizen die ook moeten
zeggen: “ik heb niemand.” Maar zij zeggen liever: “mijn kinderen wonen
een eind van hier, zij hebben zo veel werk.” Ziek
worden, aftakelen, lelijk worden, hulpbehoevend worden in zijn lichamelijke
behoeften… het mag feitelijk niet in onze samenleving. Als je in die
situatie komt, moet je u erg gedeinsd houden. Het
kan ook anders: een zoon komt met zijn verlamde vader zijn bouwproblemen
bespreken. Hoe zou jij dat oplossen, vader? Dat is geen genezing, maar toch.
Op dat moment voelt die man zich weer iemand. De vraag van de zoon gelijkt een
beetje op het woord van Jezus: “Sta op.” Een
ziekte is veel meer dan de diagnose. Het is een verhaal, een verhaal met een
verleden en een toekomst, waarin
veel personages meespelen. Ziek zijn, dat doe je nooit alleen. De ziekte wordt
ingekleurd door je omgeving die je laat vallen, of die achter je blijft staan. In
het verkeer is er al veel te doen geweest rond de dode hoek spiegel, en
terecht. Weerloze fietsers worden overhoop gereden omdat zij vanachter het
stuur van de vrachtwagen niet zichtbaar waren. Maar
in het dagelijks verkeer tussen mensen is er misschien nog meer behoefte aan
een dode hoek spiegel. Zieken zitten vaak in een dode hoek: wij zien ze gewoon
niet. En omdat zij ook zoveel gevoeliger zijn weten we zelfs niet hoeveel zeer
wij hen daarmee doen. Jezus
had een heel goede dode hoek spiegel. Hij had een oog voor
wie aan de kant van de samenleving gedumpt werd, voor de uitgesloten
mensen. “Sta op” zei hij. Dat is echt een scheppend woord, een woord van
God, de trouwe bondgenoot van ieder die weerloos is en aangewezen op hulp en
meeleven van anderen. Zalig
diegenen die in hun ziekte een spontane omgang beleven met God. Hun nachten
zijn een beetje minder eenzaam en minder donker. Zij weten wel: Morgen komt
Hij zeker. En zij zijn er niet bang voor. Manu Verhulst. ALLERHEILIGEN
2003
Mt; 5, 1-12.
Een
mens zit wonder in mekaar! Hoe dikwijls zeggen we dat niet als het gaat over
de werking van onze organen of over de fijne structuur van ons skelet. Dat
wonder wordt nog veel groter als het gaat over onze hersenen, over onze
gedragingen, over onze emoties: een mens zit inderdaad wonder in mekaar. En
we gaan helemaal de mist in als het gaat over onze bestemming, dan komen wij
op een terrein waar zelfs de wetenschap het laat afweten. Dan
hebben we nog enkel bijbelwoorden die ergens onze intuïtie bijtreden, woorden
met een herkomst die niet louter menselijk is. In
zijn diepste zijn is de mens beeld en gelijkenis van God. “God schiep de
mens als zijn beeld, als het beeld van God schiep Hij hen.” Gen. 1, 24. Zo
zit de mens dus in mekaar: beeld en gelijkenis van God. Geen kloon, geen
outprint, want dan zouden wij allemaal dezelfde zijn. Maar stuk voor stuk,
originele exemplaren. Zoals kinderen beeld en gelijkenis zijn van hun ouders,
maar toch hun eigen identiteit en hun eigen karakter hebben, geschikt om hun
eigen weg te gaan. Zo
zijn wij net als God, creatief, maar vrij en autonoom. De mens kan “neen”
zeggen tegen God. Hij kan Hem afwijzen. Zo heeft Hij ons gewild. Want alleen
dan, tussen vrije en autonome wezens is liefde mogelijk. Ieder
mens is een eigen verhaal, als een wandtapijt dat met schering en inslag
verweven is met zoveel andere verhalen. Met zoveel onzichtbare draden zijn wij
met elkaar verbonden, lichamelijk, economisch, maar vooral emotioneel en
geestelijk. God weeft ons, naar het lichaam in de moederschoot, Hij weeft ons
maatschappelijk om volop mens te worden doorheen het leven. Samen
met zoveel anderen wil Hij ons op weg zetten naar de voltooiing. En die weg
loopt over de onvolkomenheid, over armoede in zovele vormen, armoe aan geld,
of armoe aan liefde, armoe aan erkenning. Die weg loopt over verdriet,
verdriet in al zijn vormen, loopt over leugen en schijn, over ongerechtigheid
en vervolging: Naar de uiteindelijke voltooiing, als wij zullen worden als de
verrezen Christus. Dit
is de dag dat wij rustig en sereen terugdenken aan zoveel medemensen die
dezelfde weg zijn gegaan, vanuit hun onvolkomen bestaan, vanuit hun armoe,
vanuit hun verdriet, vanuit hun zonde naar de uiteindelijke en volkomen
menswording verenigd met de verrezen Christus. Manu Verhulst. ALLERHEILIGEN Cyclus B. 06.Allerheiligen, een triestige dag zeggen sommige mensen. Zij zijn blij als die droevige dag weer eens gepasseerd is. Het is inderdaad een dag dat de vraag frontaal op ons afkomt: Is er leven na de dood? Meer en meer mensen zullen hierop negatief antwoorden. Volgens een laatste onderzoek in Nederland gelooft nog 39% in een leven na de dood. Een ruime meerderheid vindt dat het geloof in een hiernamaals afgedaan heeft. Meer en meer mensen gaan Allerheiligen vervangen door Halloween. Liever eens lekker griezelen dan zich bezinnen over een leven na de dood. Of er na de dood nog iets komt? Dat meer en meer mensen twijfelen of ontkennen, dat heeft zijn redenen. Want de vraag of er leven is na de dood, heeft maar zin als je in God gelooft. Als het leven op onze planeet zuiver toeval is, als de mens niet meer is dan een uitschuiver in de evolutie, dan is de mens zuiver materie, een weliswaar ingewikkelde biologische structuur met vezels en bloedvaten, met zenuwen en klieren, maar ook niets meer. Als die structuur in mekaar valt, dan is het gedaan met die mens: dood is dood. De vraag is dus niet: geloof je in een leven na de dood? De vraag is: geloof je in God? Geloof je dat het menselijk bestaan geen toeval is, geen uitschuiver in de evolutie maar een creatie van God. De bijbel noemt de mens beeld en gelijkenis van God. Het evangelie zegt het nog straffer: we zijn kinderen van God. Daarmee is gezegd dat de mens niet te herleiden is tot materie. Liefde is voor ons meer dan een spel van hormonen. Onze gezindheid om deze wereld te maken tot een tehuis waar het goed is om wonen, om voorrang te geven aan de zwaksten, aan de rechtelozen dat gaat onze biologische structuur te boven. Dat komt niet van ons. Wij hebben de acht zaligheden niet uitgevonden. Er is een goddelijke vonk in elke mens en die brengt zo’n dingen teweeg, en dat is de reden waarom we durven geloven dat de dood niet het einde is maar een begin: een andere wijze van deelhebben aan dat goddelijk leven. De vraag of er leven is na de dood is geen theoretische vraag. Het antwoord is geen conclusie op een redenering. Het antwoord is een ontdekking. De ontdekking dat je als mens heel kostbaar bent, dat iedere mens van bij zijn ontstaan een vonk van goddelijk leven is, bestemd en geroepen om Gods glimlach te zijn voor iedere andere mens die onze levensweg kruist. Er zijn mensen die op deze wereld zo’n goddelijke glimlach geweest zijn. Zalige mensen met de hemel reeds in hun hart. Zij leefden onder ons, onopvallend hebben zij de waardeschaal van de acht zaligheden toegepast. Het is goed dat we ons vandaag, in deze eucharistie, met hen bijzonder verbonden voelen en dat we ook elkander durven bekijken als kinderen van God. Dan is Allerheiligen geen droevige dag, maar een zalige dag van ingehouden vreugde omdat we Gods kinderen zijn tot in eeuwigheid.Manu Verhulst.
ALLERZIELEN
03
Het
belangrijkste moment, in de bevalling, het meest symbolische ook, is het
doorknippen van de navelstreng: een ingreep in de intieme relatie tussen
moeder en kind. Met
het doorknippen van de navelstreng wordt de relatie tussenbeide echter niet
verbroken, integendeel. Zij wordt pas mogelijk door het feit dat het kind
zelfstandig mag leven. Dit gebeuren is tekenend voor heel het mensenbestaan. Het doorknippen van de navelstreng zal zich nog dikwijls herhalen. De
puberteit, de aanloop naar de volwassenheid
met al de spanningen en de conflicten die dat tussen ouders en kinderen
meebrengt is de tiener loslaten om die een stukje meer volwassen terug te
krijgen. De
eigen weg mogen gaan, het zelf kiezen van studie, beroep, vrienden en partner
is een voorwaarde om mekaar ooit als volwassen mensen te kunnen ontmoeten. Het
ouder worden is een langzaam doorknippen van de eigen navelstreng. Het is een
loslaten van maatschappelijke mogelijkheden en bindingen, een loslaten van
leeftijdsgenoten, vrienden en geliefden. Ook dat loslaten is een noodzakelijke
voorwaarde om te groeien naar meer innerlijkheid en op zoek te gaan naar
Diegene die zin en betekenis geeft aan het leven. Sterven
tenslotte is alles loslaten: zijn geliefden, zijn vermogens, zijn eigen
lichaam. Het is de laatste navelstreng doorknippen. Zou
dat niet de voorwaarde kunnen zijn om in een diepere, definitieve relatie te
treden met de Vader die ons als een moeder altijd gedragen heeft. Hou
mij niet vast, zegt Jezus tot Maria van Magdala. Loslaten! De enige weg om
vader te kunnen zeggen tegen God. Paulus
vergeleek het sterven met het neerhalen van een tent, het opgeven van iets
voorlopigs om zijn intrek te nemen in een duurzame woning. Sterven
als het loslaten van het leven om het echte leven in God te bereiken. Nu zien
we nog vaag, als in een spiegel, maar dan van aangezicht tot aangezicht. Als
je straks langs de graven loopt en de namen prevelt van zoveel dierbare,
schone mensen die je moest loslaten, denk er dan aan dat dit loslaten de
voorwaarde is opdat zij zouden kunnen groeien naar de volkomenheid in God. Manu Verhulst. ALLERZIELEN Rom. 8, 14-23 Joh. 14, 1-6Nadenken
over doodgaan en sterven. Het is misschien een uitnodiging die heel vreemd
overkomt. Want de
meeste mensen zullen spontaan zeggen : Liever niet, niet aan denken. Pluk
de dag en zet de gedachte aan de dood zo ver mogelijk van je af. En als ze toch
op je afkomt, zoek dan afleiding of beter nog speel met de dood. Bekijk een
horrorfilm of speel wat haloween. En als de dood onontwijkbaar toch op je weg
komt, dan moet je er maar in berusten, je neerleggen bij het onvermijdelijke.
Dat is het klimaat van onze tijd dat wij in- en ook wel uitademen. Dat is ook
onze geestelijke armoede. Wij weten geen weg met doodgaan. Als
christen de dood onder ogen nemen, de dood tegemoet gaan, dat
gebeurt niet langs filosofische weg. Paulus
toont ons een andere weg, de weg van een dagdagelijks, innerlijk leven :
allen
die zich laten leiden door de geest van God zijn kinderen van God. Achter
die oude woorden schuilt een diep doorleefde en heel persoonlijke vriendschap
met God. Alleen als je in je leven Zijn liefde hebt ervaren, kan sterven
de zin krijgen van een thuiskomen. Alleen
als kind kun je ook een thuis hebben. Als kind van God is sterven een
thuiskomen. De
omgekeerde geboorte : Bij de geboorte doet een mensenkind de overstap van
een uiterste intimiteit, een allerinnigst verbonden zijn met het wezen van de
moeder naar een bestaan dat geleidelijk aan zelfstandig en misschien zelfs
eenzaam wordt. In het sterven echter treedt een mens uit dat zelfstandig en
eenzaam bestaan om verzwolgen te worden in de schoot van God, een éénworden
met Diegene die niets dan liefde is. Sterven
is uit de tijd treden om dat ene moment van eenwording zo intens te beleven dat
het een eeuwigheid schijnt, hoewel de tijd heeft opgehouden te bestaan. Wat zich
voordoet aan die andere kant behoort tot een zo andere wereld dat wij er niets
kunnen over weten. Wij hebben alleen dat geloof dat op het moment dat alles
anders wordt, ons een grote liefde zal opwachten. Ook in
deze eucharistie mogen wij iets van die liefde ervaren. Manu Verhulst ALLERZIELEN
2006 cyclus B.
Mensen in
Noord Afrika bekijken onze tv uitzendingen. Zij bekijken vooral de Amerikaanse
soapseries en… de reclamespotjes. Aan de hand daarvan vormen zij zich een
beeld van onze beschaving, een vertekend beeld uiteraard. Alsof wij in een
luilekkerland leven waar alles mogelijk en alles toegelaten is. Dat beeld
klopt niet met de werkelijkheid. Maar
wijzelf, die bijna dagelijks horen van indrukwekkende medische prestaties, wij
die voortdurend de nieuwste snufjes van de technologie voorgeschoteld krijgen,
die het leven aangenamer maken. Wij die ondergedompeld worden in een verfijnde
woon- en eetcultuur… Hebben wij soms geen vertekend beeld van wat het is, mens
te zijn op deze wereld? Pijn, lijden en doodgaan passen niet meer in ons
mensbeeld. Klopt ons
mensbeeld nog met de werkelijkheid? De bijbel
tekent een ander mensbeeld: God
boetseert de mens uit aarde. Geen sprake van brons of marmer, neen,
aarde, klei, een minderwaardige materie. Wat uit aarde is gemaakt, is broos en
niet bestendig. Dit beeld staat dichter bij de werkelijkheid dan dat van de
reclamespotjes. Ons
bestaan wordt immers mede getekend door pijn, lijden en doodgaan. Dat alles
behoort tot onze natuur. Dat wil echter niet zeggen dat lijden, pijn en dood ons
noodlot is. Integendeel het is onze opgave lijden en doodgaan te vermenselijken,
zoals we dat met alle andere uitzichten van ons menszijn hoeven te doen. Eten is
voor een mens toch meer dan voedsel innemen: het wordt maaltijd houden. Onze stem
gebruiken is toch meer dan zich laten horen, het is communicatie, het kan kunst
worden, het kan bidden worden. Seksualiteit
is toch meer dan voortplanting. Het wordt de innigste uiting van liefde. Zo moet
ook lijden en sterven vermenselijkt worden doordat we mekaar liefhebben. Van
menselijke nabijheid tot en met het wetenschappelijk onderzoek, het zijn
allemaal uitingen van vermenselijking. Lijden kan liefde worden zowel voor
diegene het ondergaat als voor diegenen die de lijdende bijstaat. Dat
liefhebben houdt niet op met de dood maar deint verder uit in herinnering,
gedachtenis en gebed. Laat ook deze viering zo een gebaar van liefde zijn. Manu Verhulst. NAAMOPGAVE VORMELINGENHet
zou wel eens kunnen gebeuren dat er onder deze toekomstige vormelingen
kinderen zitten die het hun ouders later kwalijk zullen nemen dat zij gevormd
werden. “Ma,
waarom heb jij me laten vormen? Je wist toch dat ik er niet achter stond en
jij stond er eigenlijk ook niet achter.” Het
probleem is: we kiezen voor de plechtigheid, voor het feest, misschien nog
voor de voorbereiding. Maar eigenlijk zit er veel meer achter. Zich laten
vormen is kiezen voor een levenshouding, voor een leven waarin God mag
meespelen, een leven naar het model Christus. Alleen maar kiezen voor de
plechtigheid, voor het feest om te doen zoals iedereen. Dat is geen keuze
maken. Abel
Herzberg heeft het concentratiekamp van Bergen-Belsen overleefd. Bij één van
zijn spreekbeurten na de oorlog vroeg een vrouw uit het publiek hem: ‘Wat
moeten we doen opdat onze kinderen niet weer het slachtoffer zullen worden?’
Hij antwoordde: ‘Dat is het probleem niet, mevrouw. Het probleem is: hoe
kunnen wij voorkomen dat onze kinderen weer beulen worden?’ Hebben
de beulen van toen er voor gekozen? Ik denk het niet. Zij zijn er ingeluisd en
zij hebben laten gebeuren. De beulen van Breendonk waren mensen van bij ons:
Zij kwamen met hun fiets naar het kamp van Bornem en Wintam en Willebroek,
elke dag om hun werk te doen. En als zij thuis kwamen vroeg hun vrouw: ‘Hoe
was ’t vandaag?’ ‘Zoals altijd’ zegden ze dan, ook al hadden ze
gevangenen opgehangen. Het
drama is dat mensen niet kiezen om onmenselijk te zijn. Denk
je dat een drugverslaafde daar voor kiest? Integendeel. Denk
je dat de daklozen die in een kartonnen doos slapen daarvoor kiezen.
Integendeel. Maar
om zichzelf in handen te houden, om karakter te hebben. Dat vraagt wel een
keuze. Om een goed mens te zijn, om een gelovig mens te zijn. Dat vraagt een
bewuste keuze. Dat
is de uitdaging die zich moet laten gevoelen als kinderen zich engageren voor
de voorbereiding op het vormsel. Durf
te kiezen. Manu Verhulst. Christus
Koning
Jo. 18, 33b-37.
“En
toch ben ik Koning”. Het
zijn sterke karakters die op het moment van de grootste vernedering, op het
moment van de foltering kunnen zeggen: en toch sta ik er koninklijk boven. Christus
heeft ons hier een voorbeeld gegeven: zich koning voelen ook als uw handen
gebonden zijn., ook als uw volgelingen gevlucht zijn, ook als uw naaste
medewerker u verraden heeft, ook als je moederziel alleen staat voor diegene
die kan beslissen over leven en dood. Teken
van een sterk karakter? Neen, hier is meer aan de hand. Hier stoten wij op het
diepste geheim van Jezus: zijn verbondenheid met de Vader. Sterk
karakter? Zoals elke mens heeft hij water en bloed gezweet van angst om wat
komen ging. Maar die angst werd geen paniek. Integendeel, van dan af wist Hij
zich verbonden met zijn God en vanuit die verbondenheid kon Hij vanuit de
hoogte neerkijken op wat mensen Hem aandeden. Van
dat ogenblik af kon Hij de weg gaan naar de volledige gave van zichzelf: als
een vrij soeverein mens. Als een koning ging Hij de weg naar het kruis, naar
het volslagen duister van de dood, in het vaste vertrouwen dat God ooit zijn
licht en zijn nieuwe paasmorgen zou
zijn. Hij
heeft voor ons, voor elke mens, de weg gebaand, zoals Hij ooit gezegd had: Ik
ben de weg, de waarheid en het leven. De
echte diepe verbondenheid met God komt na de grote angst, na de bedreiging, na
de ineenstorting van alle menselijke zekerheden. Dan is het geen kwestie meer
van een sterk karakter, dan is er meer aan de hand. Dat is het moment dat
stervende mensen zeggen: “ik ben gereed”. Ons
christen - zijn is gewoonlijk verborgen en latent aanwezig, ook voor onszelf.
Pas onder de dreiging van de volslagen duisternis komen we tot het besef hoe
sterk we ons eigenlijk met God verbonden voelen, hoe Hij ons bij de hand houdt
tot het licht wordt. Manu Verhulst. Feest van Christus Koning
Cyclus B.
Joh. 18, 33b-37.
“Laat de beschuldigde binnenkomen…” De afstand tussen mensen is wellicht nergens zo groot als in de rechtszaal tussen rechter en beschuldigde. Een geboeide Jezus staat voor een arrogante machthebber. Een bevlogen idealist tegenover een carrièremaker in de Romeinse administratie. Zo was het toen. Maar zou de situatie ondertussen veel veranderd zijn? Als ik de uitslagen bekijk van de laatste opiniepeiling over de geloofspraktijken, dan lees ik tussen de lijnen net hetzelfde als wat zich toen heeft afgespeeld tussen de geboeide Jezus en de arrogante machthebber. “Zijde gij nu een koning? Een koning van mijn voeten ! Hoeveel procent van de mensen volgen u. Ben je nog wel geloofwaardig? Wat lees ik daar in die bestseller over uw verhouding tot Maria Magdalena? “ Jezus blijft terechtstaan tot op vandaag. Hij moet zich na twee duizend jaar nog verantwoorden voor zijn gevoelens van toen Hij moet zich kost wat kost profileren in procenten om te mogen meespelen. Weer zou Hij antwoorden: “Ik ben met andere dingen bezig. Ik kom niet om te scoren in de statistieken maar om de waarheid te brengen. Ik wil mensen gelukkig maken, hen vrij maken van alles wat hun echt welzijn in de weg staat. Hen vrij maken van hebzucht en geldingsdrang, hen zeggen dat zij niet in het bestaan gesmeten zijn om dood te gaan, maar dat zij uit een grote Liefde ontsproten zijn om eeuwig te leven. Dat zij geen doelloze zwervers zijn maar kinderen van een Vader, op weg naar huis.” Toen Jezus voor Pilatus stond waren al zijn leerlingen gevlucht in het donker van de nacht. Eén was zelfs bezig hem te verloochenen. Kiezen voor een veroordeelde is niet gemakkelijk. Aan welke kant staan wij? Aan de kant van Pilatus die vanuit de hoogte verwaand neerkijkt op die Christus. Kijken wij geamuseerd toe, nieuwsgierig hoe de kerk reageert op de verdachtmakingen. Of staan we aan de kant van de geboeide die zich nauwelijks kan verdedigen omdat hij een andere taal spreekt, uit een andere wereld komt. Kiezen voor een geboeide koning doe je niet om succes te oogsten, of om bij de sterkste groep te behoren, zoals men kiest voor Anderlecht of voor Club Brugge. Kiezen voor een geboeide koning is een levenskeuze op basis van persoonlijke vriendschap, op basis van trouw en verbondenheid. Het is zelf een beetje koning worden, vrij en soeverein, maar met een menselijk gezicht. Manu Verhulst.
|