|
We pogen het opzoeken van teksten iets te vergemakkelijken. Suggesties kan je altijd sturen naar onze webbeheerder (webmaster_wijkkerk-belsele(at)scarlet.be)
Eerste
zondag van de advent A jaar. Mt. 24,
37-44.
Kan
dat niet een beetje rapper? Een woord als een zweepslagje dat ons voortdurend
achtervolgt. Alles moet snel en efficiënt gebeuren. Als de computer aarzelt,
of als de GSM geen verbinding geeft zijn we al geënerveerd. En als we in de
file terechtkomen, of in een lange rij aan de kassa staan, verliezen wij ons
geduld. Nee, de wachtkamer of de wachtzaal willen we zoveel mogelijk vermijden. Wachten schijnt ons puur
tijdverlies. Als
wachten gevuld is met liefde, is dat een heerlijke tijd. Zo’n
verwachten is advent. Het is meer dan vier weken geduld oefenen en uitkijken
naar een kerstfeest. Het is een actief uitkijken, zichzelf voorbereiden op het
moment dat wij God een grotere rol laten spelen in ons leven. Als
voorbeeld van dat wachten toont het evangelie ons een mythische figuur :
Noach. Dat
is de mens die gelooft in een betere toekomst ook al ziet het er heel somber
uit. Hij is anders dan de andere mensen die er maar op los leven. Eigenlijk
gelijkt hij een beetje op een groene jongen, of een man van Gaia, hij is een
idealist die het leven koestert en beschermt, die een ark bouwt, een woonhuis
op het water, geen oorlogsschip. Hij is geen held, geen vedette, hij is een
gewone mens die bang is voor de komende rampspoed. Zijn duif met de groene
olijftak in haar bek is het symbool geworden van de wereldvrede. We zijn een beetje Noach als we geloven dat ook vandaag, doorheen al die onmenselijke conflicten en oorlogen een nieuwe wereld aan het groeien is. Advent
beleven is met kleine stapjes werken aan Gods droom: een wereld waarin
zwaarden worden omgesmeed tot scherpe ploegijzers om de aarde vruchtbaar te
maken en de speren sikkels worden om te oogsten. In
onze tijd zouden we zeggen: een wereld waarin de oorlogsmachine wordt
omgebouwd voor wederopbouw en de vliegdekschepen drijvende hospitalen worden
die over heel de wereld mensenlevens redden. Die
wereld is nog niet voor morgen. Maar tijdens de advent horen we Gods ongeduld:
“Kan dat niet een beetje rapper?” Manu Verhulst. Mt.
24, 37-44. 1 Adv. /A.
Diegenen
die vandaag jong mogen zijn beleven een adembenemend avontuur : zij krijgen
een dosis wetenschap en ontwikkeling voorgeschoteld. En als zij een beetje
leergierig zijn gaan ze op zoek naar steeds nieuwe inzichten. Zij surfen het
internet af, voeren duizend en één gesprekken met leeftijdsgenoten, krijgen
een studiebeurs in het buitenland, gaan op reis en komen in contact met vreemde
landen en culturen. Hun
wereld is zoveel groter dan de onze ooit geweest is. Hun landschap, hun horizon
is zoveel breder dan 360°. Eén
zaak blijft problematisch : Waar plaatsen zij God in dat landschap ?
Waar vinden zij Diegene die alles zin en samenhang geeft ? Kan God nog wel
een plaats hebben in hun denkwereld ? Of
is die volledig verdrongen door de natuur- en menswetenschappen ? Is
zijn beeld verduisterd door een overvloed aan consumptie. Of
maakt de talrijke humane inzet Hem overbodig ? In
wetenschap of in vakkennis bouwt men altijd verder op wat vroegere generaties
hebben ontdekt. Wij profiteren van hun formules en hun opzoekingen en hun
denkwerk. Met het geloof is dat blijkbaar niet zo. We hebben wel een traditie,
we hebben een theologische wetenschap. Maar als het op persoonlijk geloven op
aan komt, moet elke mens het werk overdoen, van vooraf aan beginnen. En dat is
voor een jongere van vandaag een bijna onoverkomelijke klus. Begin
maar in de wirwar van inzichten, impulsen en gedachten, begin maar op zoek te
gaan naar Iemand die totaal buiten de categorieën van de wetenschap valt. God
schijnt zo onwezenlijk vreemd. En als die jonge mensen dan niet kunnen
terugvallen op een gemeenschap of op een gezin waar de Geest van God voelbaar
aanwezig is. Dan komt de zoektocht naar God zelfs niet ter sprake. Zo’n
tijd waarin het niet meer vanzelf gaat om te geloven, dat is de echte
adventstijd. En dat geldt voor jong en oud. We staan in de kou wat ons geloof
betreft, we zien God niet, we ervaren Hem niet. Maar we kijken wel uit vol
verwachting. Vanuit
het besef dat de wereld zonder Hem onbekwaam is tot vrede, dat die wereld
ondanks al haar spitstechnologie zelfs niet in staat is haar bewoners te voeden.
Vanuit de ergernis om alles wat onmenselijk is durven wij toch uitkijken naar
een ingrijpen van God in ons leven, ook al zal dat zijn consequenties hebben. Naar
God verlangen, Hem verwachten is de eerste stap in het gelovig worden. Zoals
een huis gebouwd wordt op fundamenten, zoals ook onze kerststal opgetrokken
wordt van op een eerste onderstel, zo is geloof gebouwd op een actieve
verwachting, een uitkijken naar de voltooiing. Geloof
speelt zich af in het spanningsveld tussen het ‘reeds’ en het ‘nog
niet’. De
tegenpool van gelovig zijn is niks meer verwachten en er niets meer aan doen. Advent
is optrekken, zich op weg zetten naar God. God is niet ver maar wij hebben ons
misschien nog nooit naar Hem op weg gezet. Manu Verhulst Eerste zondag van de advent. 2007 Mt. 24, 37-44.Elke nieuwsuitzending heeft zijn portie bloed en geweld: Irak, Afghanistan, Gaza en soms nog veel dichter bij ons in de voorsteden van Parijs. En onmiddellijk daarop, nog voor je er van bekomen bent, gaat het, met dezelfde intonatie over Anderlecht en over een trainer die ontslagen is. Het één schijnt even belangrijk te zijn als het andere. Er zijn zelfs mensen die maar wakker worden als de sportberichten beginnen of de rode loper wordt uitgegooid. Dat is pas nieuws, zeggen zij. Ik moest er aan denken bij de lectuur van dit evangelie: “Zoals het ging in de dagen van Noach. Zoals de mensen toen doorgingen met eten en drinken…” Wij houden het wereldgebeuren ver van ons bed. We zijn geïnteresseerd in de laatste mode, in de nieuwste gerechten, in de laatste beursberichten misschien, maar een venster op de wereld, een venster op de toekomst, houden wij liever dicht. Geestelijk zijn we ingeslapen, in slaap gewiegd door ons comfort, onze consumptie en door zoveel aantrekkelijke onbenulligheden en banaliteiten. Zolang hier geen raketten vallen, zolang onze huizen niet in brand worden gestoken, zolang onze steden gespaard blijven van bomaanslagen, maakt het ons niet veel uit: “We kunnen er toch niets aan doen” is ons excuus. Maar is dat wel zo? We moesten toch al lang weten dat deze wereld met de dag kleiner en kleiner wordt en dat alles met alles te maken heeft. De bloederige beelden van een waanzinnige oorlog die gevoerd wordt om louter economische belangen en waar de kleine man en zijn kinderen de onschuldige slachtoffers van zijn, die beelden komen niet alleen op ons netvlies, zij komen ook in onze hersenen, zij beïnvloeden ook ons denken. Zij maken ons opstandig en cynisch. Dat één op zes van de vrouwen in ons land te maken heeft met partnergeweld, staat daar niet los van. Dat één op de twintig jongeren met zelfmoordgedachten rondloopt, dat zovele zichzelf schade toebrengen in overdadig drinken en drogeren. Blijven wij nog altijd zeggen: “We kunnen daar toch niets aan doen “ Een kaarsje ontsteken in de kerk zal er inderdaad niet veel aan veranderen. Zolang we zelf niet een lichtpunt zijn. Echt gelovige mensen worden kostbaar omdat zij zo zeldzaam zijn. Zij leven vanuit het geloof dat God ons elke morgen wakker maakt om een bescheiden begin te zijn van vrede. Een verhaal dat begint in je eigen hart, in je innerlijke vrede, dat zich voortzet in je gezin, op je werkvloer, in je klas, in een sociaal engagement. Ieder van ons kan dat kleine lichtpuntje zijn, dat eerste kaarsje van advent. Die grote wereld ligt gekristalliseerd in onze eigen kleine wereld. Kijk, het wordt licht. Maar we moeten het zelf aansteken, het moet oplichten in onze ogen, in onze woorden en daden, in ons onverwoestbaar optimisme. Manu Verhulst. Tweede
zondag van de Advent
Jaar A. Mt. 3, 1-12.
Ze
zeggen soms dat België barst. Of dat zal gebeuren weet ik niet maar dat onze
planeet op ’t barsten staat, dat is overduidelijk. Dwars door de beschaving
loopt de barst van de
barbaarsheid. Aan
de ene kant leven de kinderen van de verovering, de kinderen van de
kolonisatie, van de uitbuiting en de economische verdrukking. Zij bezitten een
overvloed aan water en energie. Zij hebben een technologische voorsprong en
een militair overwicht. Zij hebben de wetenschap en het economisch overwicht. En
aan de andere kant leven de kinderen van de onderontwikkeling zonder scholen,
zonder infrastructuur, zonder medische zorg en zonder toekomst. Wij
gaan daar onze atleten en onze stervoetballers zoeken. Zij moeten dan optreden in onze spelen net zoals de gladiatoren in het oude Rome. Maar
misschien zitten daar ook kinderen die geniaal zijn in de echte zin van het
woord. Maar zij krijgen zelfs nog geen schrift of geen potlood in handen.
Diegene die de remedie tegen de kanker had kunnen uitvinden heeft misschien
nooit de kans gekregen om te leren lezen. De
barst in de wereld doet pijn langs beide kanten. We zijn er allebei niet goed
van. Zij kwijnen weg in honger en ziekte en wij verzanden in verslavingen,
depressies, criminaliteit en corruptie. De
wereld barst en dat zullen we voelen tot in onze eigen maatschappij waar de
grote barst verder loopt en scheiding teweeg brengt tussen de super rijken met
ongelooflijke inkomens: sommige managers, profsporters en vedetten en aan de
ander kant de duizenden en duizenden mensen die onder de armoedegrens leven. De
boodschap van Johannes is nog pijnlijk actueel: De barst moet gedicht of er
komen vodden van. Zoek
naar geen excuses zegt hij. Bekering, veranderen van levensstijl is de enige
weg om niet ten onder te gaan. Manu Verhulst Tweede zondag van advent. Cyclus A. Mt. 3, 1-12.“De bijl ligt niet aan de wortel van de boom, de boom is al geveld.” zeggen de zwartkijkers. Dit is het einde van het christelijk tijdperk. De christelijke beschaving ontsnapt niet aan de algemene regel: culturen komen en gaan. Er zijn immers al zoveel grote culturen geweest: De Grieken en de Perzen, Egypte en Rome, de culturen van Midden en Zuid Amerika, culturen in het verre China en Japan. Het waren uitzonderlijke vormen van beschaving en toch hebben zij hun tijd gehad. Zij zijn verdwenen onder het zand van de geschiedenis. Is die christelijke beschaving nu ook aan het verdwijnen ? Is dit het einde van een tijdperk ? Wat is christelijke beschaving ? Als we tot op het bot willen gaan en alle bijkomstigheden weglaten, dan komen we tot die ene grondgedachte: Alle mensen zijn kinderen van God. God heeft ons gewild, hij heeft ons lief en we zijn kostbaar in zijn ogen. Daarom is elke mens onaantastbaar en geen mens, al is hij koning of keizer, of wetenschapper mag een mens verknechten of gebruiken ook niet in een laboratorium. Uit dat besef van onaantastbaarheid van elke mens is de gedachte van ontvoogding ontsproten. Daar ligt de basis van ons menselijk samenleven, van onze ontwikkeling, van onze ontplooiing in wetenschap en kunst. Die gedachte heeft ons gebracht waar we nu staan, heeft onze beschaving gemodelleerd. Maar nu zegt men: het is tijd voor de laatste ontvoogding: laat die God er nu ook buiten. De mens moet zijn eigen meester zijn. Het eigen ik wordt de navel van de wereld. Die mens voelt zich vrij, zo vrij als een kind dat in een restaurant mag kiezen uit een menu waar het niets van begrijpt. Als een mens voor zichzelf zo belangrijk is, dan wordt ook de samenhang tussen mensen zo veel losser. De verbondenheid tussen mensen vermindert. De eigen persoon is belangrijker geworden dan het gezin, belangrijker dan zijn kinderen zelfs. We krijgen onvermijdelijk een nieuw mensentype: persoonlijkheid in plaats van gehoorzaamheid, assertiviteit in plaats van volgzaamheid, maar ook: rivaliteit en agressie in plaats van aanhankelijkheid, opstandigheid in plaats van solidariteit. Een christelijke beschaving zonder godsbesef geraakt in een fase van ontbinding. Betekent dit het einde ? De boom was geveld, een jaar later kwam de profeet voorbij en hij bleef staan: Kijk, zei hij: een twijgje groen, nieuw leven, jonger en frisser dan voorheen Ook de boodschap van het christendom is onverwoestbaar. En de profeet zag een nieuw mensentype ontstaan: Gij zijt dat twijgje groen, die nieuwe loot uit oude wortels. Vervuld van goede geest, wijs en verstandig, liefdevol en toegewijd, de vreze des Heren straalt gij uit. Moet ik er u nog een tekening bij maken, zei de profeet. Maar joden mochten geen afbeeldingen maken. Hij deed het dus met woorden: "dan vlijt de panter zich naast de geit, huist de wolf bij het lam, koe en berin likken elkaar.” Herlees de eerste lezing maar ne keer en dan krijg je een beeld van wat de wereld zou kunnen zijn als we onze honger naar spiritualiteit ernstig nemen en God niet opzij zetten. Als wij weer als dat kleine twijgje worden. Manu Verhulst.
Vierde
zondag van de advent
Mt. 1, 18-24.
Dat
er communicatie mogelijk is tussen God en mens. Dat God voor ons bereikbaar
is, aanspreekbaar. Dat Hij ons leven deelt en dat Zijn geest doordringt in
onze wereld. Dat
is ons duidelijk geworden in de mens Jezus. De
broze vrucht in de schoot van een vrouw zal uitgroeien tot een man die Gods
woord zal spreken, die daden zal stellen die de weergave zullen zijn van Gods
goedheid, een man die een verzoening zal bewerken die Gods verzoening zal
zijn. Dat
is het geloofsgegeven: om bij stil te worden, om er zich door te laten
inspireren om dan schuchter en bescheiden Zijn weg te gaan, om zich door zijn
geest te laten bezielen in woord en daad, naar een grote vrede toe. Dat
geloofsgegeven wordt uitgetekend in menselijke woorden, in een verhaal en dat
verhaal is cultureel bepaald. Mattheus en Lucas doen het met een verhaal van
de maagdelijke geboorte. Of we dat nu historisch verstaan of symbolisch
begrijpen, is niet het punt. Als
we maar ten diepste gegrepen worden door het feit dat God bereikbaar en
aanspreekbaar is. Als we maar durven open staan voor het feit dat God ook in
ons leven zijn tent wil opslaan, zoals Hij in het leven van Maria ongevraagd
en onverwacht zijn tent heeft opgeslagen. Elke
gelovige die daarvoor openstaat is een Maria in advent. Zij dragen een beetje
zoals zij, god door deze tijd. Ge
merkt dat niet aan de buitenkant. Er is aan hen niets bijzonders te zien, want
gelovigen zijn net als alle mensen onvolmaakt en onaf. Maar
van binnen draagt een gelovige reeds een andere vreugde, heeft hij een nieuwe
hoop, een ander vooruitzicht en leeft hij in een geest van verzoening. Zijn
woorden zullen woorden zijn die herinneren aan die van Jezus, en zijn daden
zullen daden zijn die geïnspireerd zijn door de daden van Jezus. In woord en
daad wordt verzoening tot stand gebracht. Manu Verhulst Vierde zondag van de advent Cyclus A. Mt. 1, 18-24.Als er een gynaecoloog in ons gezelschap is, dan zal die bij het beluisteren van dit evangelie wellicht zijn verstand op nul hebben gezet. Dat is niet verwonderlijk: die tekst is 19 eeuwen oud, geschreven in een tijd dat vruchtbaarheid een godsgeschenk was. Vruchtbaarheid, zowel in huis als in de stallen, was een domein dat uitsluitend de godheid toebehoorde. Wij leven in een totaal andere tijd. Voortplanting is wetenschap geworden en vruchtbaarheid hebben we onder controle, zelfs meer dan dat: de mensen die hun leven te danken hebben aan de reageerbuisbevruchting zijn niet meer te tellen. In de toekomst zullen zelfs de ingrepen in de erfelijkheid deel uitmaken van de geneeskunde. Gaan we dit evangelie dan maar opbergen als een vrome legende ? Of zouden we niet eerder proberen om verder te kijken dan het vertelsel, gekleurd door de toenmalige cultuur en zoeken naar de boodschap die er achter ligt. Het gaat over twee mensen die mekaar liefhebben, die in hun plannen gestoord worden door een zwangerschap en niet kunnen geloven dat dit feit past in Gods plan, dat dit gebeuren van God uitgaat. Pas als Jozef na veel slapeloze nachten zich durft overgeven aan Gods bevrijdend woord: “Ge moet niet bang zijn.” Pas als Jozef de zaak bekijkt niet vanuit zijn eigen inzichten maar vanuit de kijk van God en dan krijgt hij een totaal ander uitzicht: nooit gedacht, nooit vermoed. De ommekeer bij Jozef, kan ook onze ommekeer zijn. Wij bouwen onze zekerheden op wetenschap, wij lopen in het gareel van de rationaliteit: alles moet wetenschappelijk verantwoord zijn, we moeten alles onder controle hebben, alle risico’s goed verzekerd. En dan komt er plots een onverwacht gebeuren, iets dat niemand had voorzien. Daar had niemand rekening mee gehouden. Onze zekerheden zijn plots geen zekerheden meer. Onze wereld stuikt in mekaar. Als we dan, in ons dubben, in de slapeloze nachten ons tot God durven keren, als we durven luisteren naar zijn boodschap: “Ge moet niet bang zijn, volg de weg van uw hart.” Dan komt wellicht het moment van “Kijk!” Die onvoorziene en ongewilde situatie was een groeimoment in uw leven, in uw relatie. Uw leven bekijken vanuit Gods kijk is telkens een nieuwe innerlijke kracht. “Wees niet bevreesd” “Ge moet niet bang zijn.” Het is een boodschap die heel dikwijls in het evangelie voorkomt en in elk mensenleven, altijd onverwachts, nu en dan, toch aan de orde komt.. Manu Verhulst. KERSTMIS
2001
‘God
is mens geworden’ God komt ons menselijk leven delen… Dat is toch de
boodschap van kerstmis. God die mens wordt. Het spreekt zo gemakkelijk uit dat
w’er eigenlijk niet meer over nadenken.. ‘God
met ons’… Het klinkt bijna als een slogan. Maar dan een zeer gevaarlijke
slogan in een tijd waarin Gods naam te pas en te onpas wordt gebruikt om de
eigen machtsdrang te bevredigen. Ik
huiver om over Gods aanwezigheid in ons leven te spreken, ik schrik er voor
terug om Hem bij naam te noemen. Is de tijd niet gekomen om over God te zwijgen ?
Om Hem te omhullen met wolken van stilte ? Zijn onze mooiste gebeden niet
de stiltemomenten ? De
evangelisten kenden dezelfde schroom. Johannes omkleedt de gedachte met geleerde
woorden. : ‘Het Woord is vlees geworden’ Lucas doet niet zo geleerd…
Als Lucas ons iets wil zeggen over de komst van God in onze wereld dan doet hij
het met een vertelling : de eenvoudigste vorm van communicatie niet alleen
voor kinderen maar evengoed voor grote mensen.. Hij vertelt : ‘Er was
eens…’ ‘In die dagen…’ En
wat blijkt nu ? Alle ingrediënten van zijn vertelling spelen mee om te
zeggen hoe afwezig, hoe verborgen God wel is. Hij situeert de komst van God in
een verre uithoek van het Romeinse rijk, midden in de nacht, niet in de stad
maar ergens in het veld, in een verlaten stal, in een kribbe, als een kind van
mensen op zoek naar asiel, een jongetje van niemendal. Begin maar om die
verborgen God op het spoor te komen. ‘Heden
is u een redder geboren.’ Hij laat daarmee heel goed verstaan dat het geen
kwestie is van een feit uit het verleden dat moet herdacht, maar dat het een
kwestie is van hier en nu, in je eigen leven, op zoek te gaan naar Gods
aanwezigheid.. Simpel
is dat niet. Hoe kom je God op het spoor ? Misschien
moeten we, net als de herders hem vinden in de stilte van de nacht, onder de
wijding van de sterrenhemel, niet in de drukte, niet in de glitter, niet tussen
de BV’s, of de groten der aarde. Maar wel tussen de kleinen en de eenvoudigen
der aarde. De
zoektocht naar God zal wel voor elke mens verschillend zijn. Maar één ding is
zeker. Het moet ons een diepe vrede brengen. Als dat niet zo is, jagen we een
afgod na. ‘God is mens geworden’ Het is meer dan een refreintje van kerstdag. Het is een opgave voor heel ons leven. Ontdek
hoe Hij uw innerlijke vrede kan zijn en hoe dat in je eigen leven naar buiten
komt in de goedheid en de menslievendheid die Hij in ons teweegbrengt. Manu Verhulst.
Kerstmis
2004. Cyclus A.
Lc. 2, 1-14.
Tegenwoordig
kijken de mensen op naar de architect, naar de binnenhuisarchitect, naar de décorateur,
alsof die mensen de sleutel van hun geluk in hun handen hebben. Elke
televisiezender zorgt er voor dat ze een programma hebben waarin ze op één
of andere wijze een droomwoning kunnen voorstellen. In een recordtijd wordt
een doodgewone woning omgetoverd in iets dat nog nooit gezien is. De gelukkige
bezitters staan dan een ogenblik aan de grond genageld van bewondering en
verrassing. Wonen
is een kunst geworden. Kent
God daar ook iets van ? Waarschijnlijk wel, als je ziet hoe hij de zwaluw haar
nest laat bouwen, hoe hij de bijen en de mieren laat omspringen met ruimte.
Dan zal Hij ook wel iets te vertellen hebben over de kunst van het menselijk
wonen? Daarvoor
zette Hij een meesterlijk scenario op. Hij weeft zijn bestaan naadloos aan het
onze en in die kleine, gewone mensen die niet aan onderdak geraken en
aangewezen zijn op het open veld, op een stal van niemendal, laat Hij ons zien
waar het op aan komt. De
kunst van het wonen zit van binnen. Zit hem niet in de kleurencombinatie of in
de laatste nieuwe materialen. De kunst van het wonen zit hem in de ogen en in
het hart. Daarmee bouw je een huis, een onderdak voor mekaar. Het
huis dat met liefde is vervuld, dat is het droomhuis dat God elke mens wil
aanbevelen. In dat kind van Bethlehem zien we reeds de volwassen man die zal
zeggen: Komt allen tot mij die uitgeput zijt en onder lasten gebukt gaat en Ik
zal u rust en verlichting schenken. Dat
droomhuis van god heeft ook een maatschappelijke dimensie. God heeft de mens
niet gemaakt om haveloos en dakloos door het leven te gaan. Geen mens is
gemaakt om zonder vaste stek rond te dwalen in de nameloosheid van een stad.
En geen kind mag geboren worden in een stal. Dat
we van het wonen een cultuur hebben gemaakt is een fantastische vooruitgang,
maar dat moet ons juist aanzetten om er alle mensen aan te laten deelnemen. Zijn
levenskunst willen verstaan is een andere wind doen waaien in onze huizen en
in onze samenleving. Manu Verhulst. KERSTMIS 2007 Cyclus A.Kerstmis is een hoogtij voor de consumptie. Wat wordt er ons niet allemaal uitgestald aan spijzen, dranken, belevenissen, geschenken... De honger moet wel heel groot zijn, een honger naar geluk, naar geborgenheid. Zijn wij in dit rijke westen dan zo hongerig en zo eenzaam ? en waarom, wat is de reden? Is dat de verzuring of het gevoel van onveiligheid ? Of is het de anonimiteit niet alleen in de steden, maar stilaan ook in onze dorpen? Het zal er allemaal wel iets mee te maken hebben maar laat ons de reden van het gemis niet alleen buiten ons zoeken. Misschien zit het waarom van de honger wel van binnen in ons. Bespeur je daar geen innerlijke leegte? Is daar geen afgrond van eenzaamheid, een niet te stillen honger naar geborgenheid? In ons hart is een klein kamertje dat voorbehouden is voor God, een stille, geheime plek waar we God kunnen ontvangen. Dat kamertje is misschien onbewoonbaar geworden, deur is dichtgeklapt en te lang gesloten gebleven, gelijk die herberg waar geen plaats was voor Hem. We kunnen niet meer gewoon spreken met God. Zelfs het woordje “God” heeft zijn inhoud verloren. We hebben nog wel enkele kerkelijke rituelen om de scherpe kanten van het leven wat op te poetsen. Maar in de grond zijn we van God vervreemd. We zijn geestelijk dakloos. Als de feestmaaltijd ten einde is en de fles bijna leeg, dan krijgen de gesprekken een andere wending, dan komen zo vaak de vragen over zingeving en godsbestaan, over het waarom van de dingen naar boven. In onze dagen klinkt luider en luider de roep horen naar meer spiritualiteit, naar meer geestelijke draagkracht, naar geestelijk voedsel, naar iets of Iemand die ons overstijgt. De innerlijke leegte mag niet het laatste woord hebben. We zijn niet gemaakt voor verveling, niet voor verdwazing, en zeker niet voor verslaving. We zijn gemaakt voor een enorme ervaring van vrede zoals die op de eerste kerstmis is toegezegd aan alle mensen van goede wil. Die vrede is meer dan een afwezigheid van ruzie. Vrede is zich diep gelukkig weten omdat God nabij is, omdat ge in God geborgen zijt en door hem bemind wordt. In uw binnenste dankbaar kunnen glimlachen naar God… is dat niet zalig? Als wij God terug binnenlaten in dat kleine, geheime kamertje van ons hart, als hij onze innerlijke leegte mag vullen met zijn liefde, dan is het pas echt kerstmis. Dan begint er iets nieuws. Ieder van ons kan een nieuw begin van vrede worden. Manu Verhulst. Zondag van de Heilige Familie Cyclus A. Mt. 2, 13-15. 19-23.Trouwen, en wat er aan voorafgaat is een amusementsprogramma geworden. “Boer zkt vrouw” Elke zender heeft zoiets: ze maken van huwelijk een avontuur: een mix van toeval en psychologie. Er was een tijd dat God mocht meespelen. Hij was de derde getuige om te waken over het gegeven woord. Veel mensen zijn in die geest getrouwd: geen leeg ceremonieel voor de foto maar een sterk moment in hun leven, trouwen voor Gods aanschijn. Het was geen garantie voor een gelukkig huwelijk, maar toch. Nu is de eeuwige trouw een beetje minder eeuwig. Dat de rol van God in het huwelijk is uitgespeeld, zou dat een voorbijgaand verschijnsel zijn, of is het de logische evolutie van het steeds maar mondiger worden van de mens? Heeft geloof iets te maken met het huwelijk of is trouwen dan toch maar een zuiver menselijke aangelegenheid? Het antwoord staat in het evangelie van kerstmis: “Het woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond.” Het woord, Gods boodschap, is die jongen van Nazareth. Hij heeft onder ons gewoond: Hij had een adres, een dak, een thuis, vier broers: Jacobus en Joses en Juda en Simon. Marcus noemt ze bij naam en een aantal zussen, maar die werden in die tijd niet meegeteld. Het was een heel gewoon gezin, een gezin dat zelfs een tijd moest emigreren om politieke redenen., zoals er vandaag miljoenen zijn. Als in zo een gewoon gezin de blijde boodschap is begonnen, als dat de voedingsbodem was waarin God de nieuwe mens wilde tot stand brengen… Waarom zou het dan vandaag niet kunnen?Ook vandaag is het gezin een begin, een atelier, een bouwplaats van menselijkheid. Als je de menswording van een kind vergelijkt met het boetseren, dan zijn er indrukken die niet meer te herdoen zijn. Zo krijgt een kind een fundamentele trek in het gezin. Later komt daar al het weten en wetenschap en cultuur bij. Maar die fundamentele trek is bepalend. Het scheppingsverhaal herhaalt zich op menselijk vlak in het gezin. Telkens weer kan het beeld en de gelijkenis van God een beetje meer gelijkend worden. Het is het creatiefste wat op de wereld kan gebeuren. De greep van de ouders op een kind wordt zwakker en zwakker. Het toekomstige mensbeeld wordt gemaakt in de studio’s en op de redacties, achter de schermen van de ontspanningswereld. Zij bepalen meer en meer de levensstijl en de gedachten van onze kinderen. Wat er overblijft aan gezinsleven, die momenten zouden heel intens, heel warm moeten zijn om een tegengewicht te kunnen bieden. Hoe dat moet gebeuren kan ik u niet zeggen. Ik ben geen ervaringsdeskundige. Ik weet alleen dat het evangelie ons laat aanvoelen dat het gezin een onvervangbare taak heeft om Gods beeld en gelijkenis in onze wereld tot stand te brengen. Manu Verhulst. DRIEKONINGEN 08. Cyclus A. Mt. 1, 1-12.Sterrenkunde is de oudste beoefening van wetenschap. Waarnemen, geduldig waarnemen is ook nu nog de eerste stap naar kennis. De drie wijzen observeren de sterren en zij komen uit bij een pasgeboren mensenkind. Dat komt er van als het niet bij waarnemen blijft, maar als men ook nog zoekt naar het waarom van de dingen. Dan komt ook het wonder dichterbij. Is dit maar een verhaal, een legende die in het evangelie is geslopen om nog eens aan te tonen met het goud, de wierook en de mirre dat Jezus koning zal zijn, dat hij priester zal zijn en dat hij zal geslachtofferd worden? Alleen maar een verhaal ? Of zit er een boodschap achter? Het avontuur van de drie wijzen is het avontuur van de mensheid. Wij zweren bij de wetenschappelijke waarneming. De zintuiglijke waarneming, voortdurend verder verfijnd door instrumenten, wordt ontwikkeling. Het is onze beschaving. Maar dan komt telkens weer een Herodes tussen, een of andere politieke macht die de wetenschap misbruikt om haar macht uit te breiden, om zich meester te maken van grondstoffen, en van energie en zelfs van water. Voor wie het horen wil, weerklinkt dan de stem van de engel die zegt: sla een andere weg in. Maak wetenschap los van het machtsdenken. Wetenschap kan ook leiden tot contemplatie, tot bewondering. Het kan ons helpen om een duidelijker beeld te krijgen van God om Hem te zien zo nabij en zo weerloos als een kind in een kribbe. Wij zijn geen wetenschapsmensen, wij zitten niet achter een telescoop, we zitten niet in een laboratorium. Maar onze waarneming kan even adembenemend zijn als we maar kijken en het wonder durven zien in sterren, in insecten en bloemen en mensen. Als we maar even achter de dingen kijken die ons ontroeren, krijgen we een vermoeden van God die ons liefheeft. Schiller, de Duitse dichter die de ode aan de vreugde schreef die Beethoven verwerkte in zijn negende en die zo wat het volkslied van Europa geworden is, verwoordt het zo: “Boven de sterren moet een goede vader wonen.” Als we dat kunnen vermoeden, gaan we langs een andere weg naar huis terug. Dan gaan we weer naar onze gewone dagtaak maar langs een andere weg: het gewone wordt buitengewoon. Manu Verhulst. Joh.
1, 29-34.
2J/ A.
‘In wat voor een wereld
leven wij nu eigenlijk ?’ Die vraag bekruipt ons zo dikwijls als het
wereldnieuws ons bereikt. Er is geen nieuwsbulletin zonder dat er sprake is van
waanzinnige vernielingen, van corruptie, vergelding en verdrukking. En telkens
zijn het de minste der mensen die er het slachtoffer van zijn. Niet
alleen in het wereldnieuws : het kwaad zit dicht bij ons. En als we eerlijk
zijn : het kwaad zit in ons eigen leven. In elke mens zit iets menselijks
maar ook iets onmenselijks. Wijsheid en waanzin, liefde en haat liggen in mekaar
verstrengeld. Dat
is geen reden tot schuldgevoelens, wel een aansporing tot zelfkennis. En het is
spijtig dat in de huidige opvoedingssystemen zo weinig sprake is van zelfkennis.
Gewetensonderzoek is helemaal
verdwenen. Het komt slechts ter sprake bij de psychiater maar dan heeft het een
andere naam, en dan is het ook te laat. Trouwens
ook op het grote wereldforum is er geen ruimte meer voor een gewetensonderzoek.
11 september was geen aanleiding om kritisch de rol van het kapitalisme en van
de wereldhandelsorganisatie te bevragen. Het was wel een aanleiding om de B52
bommenwerpers van stal te halen. Waar
komt het kwaad vandaan ? Hoe komt het dat mensen zo zijn ? Zit het in
onze genen ? We kunnen ons verliezen in allerlei beschouwingen.
Maar als de vraag heel persoonlijk op u afkomt, vanop een ziekbed of
vanuit een totale ontreddering : ‘Waarom moet ik zo afzien ?’ dan
staat ge daar met uwe mond vol tanden. Er is geen antwoord, of liever : er
is maar dat ene antwoord : ‘Ik blijf bij u.’. Ook
Boeddha zei het reeds in een beeld : Als je bij een gekwetste komt, moet je
niet gaan zoeken vanwaar de pijl werd afgeschoten. Dan moet je de wonde
verzorgen. 500
jaar later zou Christus in dezelfde zin antwoorden op de vraag over de
blindgeborene : ‘Wie hebben hier gezondigd, hijzelf of zijn ouders ?’
‘Noch hij, noch zijn ouders hebben hier gezondigd. Hier moet Gods wil
verwezenlijkt worden’ antwoordt Jezus.. Dat wil zeggen : help hem. ‘Ik
blijf bij u’ In die laatste en enige troost aan de lijdende mens zal Christus
zo ver gaan dat hij zich helemaal zal vereenzelvigen met de lijdende mens. De
gekruisigde Christus is het laatste en enige antwoord op de levensvraag naar het
kwaad in de wereld en het lijden van de mens. Daarom noemde Johannes hem :
het lam Gods, verwijzend naar het offerlam dat op paasavond werd geslacht als
een herinnering aan de bevrijding uit de verdrukking. Als
we straks voor de communie de woorden zullen horen : ‘Dit is het Lam Gods
dat de zonde van de wereld wegneemt’ is dat niet louter herinnering aan een
evangelietekst. Te communie gaan is een programma onderschrijven naar de
toekomst toe. Het is de gesloten cirkel van het kwaad mee willen doorbreken door
de ontwapenende goedheid van het lam, ook als dit ter slachtbank wordt geleid. Naarmate
wij maar één vaderland meer hebben, onze planeet. Naarmate de wereld die
ene globe wordt, wordt de weg van het lam de enige uitweg om deze planeet
leefbaar te houden. Manu Verhulst.
DERDE
ZONDAG DOOR HET JAAR Mt, 4, 12-20.
Leven is puzzelen. Het is heel verschillende stukjes in mekaar doen passen: het werk en het gezin, de school, de sportclub. Het leven heeft zoveel verschillende facetten: er is ambitie en er is teleurstelling, verleden en toekomst, vreugde en verdriet, stress en verveling, volgzaam zijn en verantwoordelijkheid opnemen. We
proberen de stukjes elke dag zoveel mogelijk in mekaar te doen passen. Soms
zoeken we even naar het eindbeeld. Dan stellen wij ons de vraag: ‘Waar zijn
we nu feitelijk mee bezig?’ Misschien waren die twee kandidaat apostelen in zo’n fase van hun leven dat zij zich ook die vraag stelden: Waar zijn we nu feitelijk mee bezig? En toen kwam die rabbi uit Nazareth en begonnen zij te vermoeden dat Hij wel eens het eindbeeld van hun levenspuzzel zou kunnen geven. ‘Vissers van mensen worden’ zei Hij toch. Hij heeft hen de ogen geopend dat de zin van hun leven niet bij die vissen maar bij mensen lag. Mensen opvissen uit de leegte, uit de chaos van verwarring en vervreemding, hen de vrede geven. Dit
evangelie nodigt ook ons uit om het eindbeeld van ons leven bij te stellen.
Als we alle stukjes mooi in mekaar krijgen, mogen we geen zelfbeeld zien, wel
het beeld van andere mensen die wij samen met zoveel anderen een beetje geluk
en een beetje vrede kunnen geven. Het
bleef niet bij een toevallige ontmoeting. “Kom, volg mij” zei Jezus. Een
diepere betekenis aan ons leven geven gaat gepaard met een duurzame
persoonlijke relatie met Jezus. Onder
zijn inspiratie brengen we de puzzel van ons leven op een hoger niveau:
medemensen opvissen om samen meer deugd te hebben aan het leven. Waar
zijn we in Gods naam mee bezig? Het is een vraag als een gebed om inzicht en
perspectief in het raadsel van ons bestaan. Manu Verhulst. Een
Man aan het meer en enkele vissers die hun job laten staan en Hem volgen. Een
kleine anekdote, maar dat feit heeft de wereld veranderd. Het
Jezus-verschijnsel heeft een wending gegeven aan de geschiedenis. Het heeft het
westen en een stuk van de wereld tot een leefbaar huis gemaakt. Ondanks de
ontsporingen, de afwijkingen, de wreedheden zelfs die in Zijn naam bedreven
zijn. Het
bezorgde ons een wereld waarin niet alleen kathedralen en kunstwerken tot stand
kwamen maar waar vooral een moreel aanvoelen kon groeien met aandacht en
voorkeur voor de lijdende medemens, en een moraal die gegrondvest was op heilige
fundamenten. Is
dat alles nu voorbij, weggevaagd door een nooit geziene golf van ontkerstening ?
Worden de kathedralen musea en de liturgie folklore ? Is de moraal van
morgen een menselijk bouwsel, gefundeerd op de grootste gemene deler van de
publieke opinie. Is het Jezus-verschijnsel een voorbijgaande episode en stappen
we nu een post-christelijk tijdvak binnen ? Voelen
we dat niet tot in ons eigen leven toe ? Wat schiet er over van ons geloof ?
Wat restanten van een opvoeding, van vroegere gewoonten ? Met nu en dan een
stuk religieuze ontroering op zondag, een eilandje in onze oppervlakkige
televisiecultuur maar zonder dat dit ons leven verandert. Inderdaad,
een tijdperk is voorbij. Maar het einde van iets betekent ook altijd een nieuw
begin. Veel is verdwenen. Dat betekent ook dat veel bijkomstigheden zijn
weggevallen en dat we terechtgekomen zijn bij de kern van de zaak. Als
we tot op de kern willen gaan dan komen we tot de vaststelling dat het enige dat
Hij de wereld is komen zeggen is : dat wij mensen door God worden bemind.
God laat ons niet los, en dat we daarom ook elkander moeten omringen met respect
en met liefde. Dat is zijn blijde boodschap. Dat is het licht voor een volk dat
in de duisternis wandelt. Vandaag
staan we terug aan de oever van het meer, staan we terug voor dezelfde
verscheurende keuze. Kiezen tussen een leven in banaliteit of leven vanuit
Jezus’ blijde boodschap.We staan terug voor de eenvoudige uitnodiging van
een Man zonder macht of invloed maar met de aandrang van een minnaar: Kom, volg
mij. De
christen is diegene die zich daarvan laat doordringen en met dat besef, met die
innerlijke rijkdom door het leven gaat. Geen wonder dat een
christen op een andere manier naar de toekomst kijkt. Wie zich gedragen weet
door Gods liefde kan niet anders dan met optimisme naar de toekomst kijken, en
met een onvoorwaardelijk geloof in de mens, aan die toekomst werken. De
droom van het Rijk Gods is niet voorbij ook niet in dit rijke westen. Daarvoor
zijn er te veel geestelijk daklozen : zoekende mensen. Alleen zal die droom
van het Rijk Gods anders ingevuld worden met minder autoriteit van bovenaf en
meer ruimte voor persoonlijke inbreng, meer aandacht voor een gemeenschap waar
mensen elkander mogen dragen. Manu Verhulst.
‘Zalig
zijt gij wanneer men u vervolgt…’ Hebben wij wel goed gehoord ? Hoe kan
die Jezus zoiets zeggen ? Het is alsof je aan de asielzoekers in een
gesloten inrichting zou zeggen : Wat zijn jullie gelukkige mensen! Alle
oosterse overdrijvingen op een stokje : de zaligsprekingen blijven een
raadselachtige tekst. We moeten ons afvragen : Wat zit daar achter ?
Er moet iets diepers achter zitten dat wij niet verstaan, waar ons
verstand te klein voor is. Jezus
staat nu aan het begin van zijn zending. Hij is gegrepen door God die Hij zijn
Vader noemt. Hij is overrompeld door het besef : Die Vader heeft mij lief,
meer dan wie mij ooit zou kunnen liefhebben. Dat besef maakt Hem zo gelukkig dat
de normale geluksprikkels in het niet verdwijnen. Geld,
macht, succes ? Om mee te lachen, denkt Hij, vergeleken bij dat
overweldigend gevoel : ‘God heeft mij lief’. Die ervaring laat hem niet
los, bepaalt ook zijn omgang met de mensen. Want ook die medemens wordt door God
bemind, ook die zondaar, ook die melaatse, ook die vijand. Vanuit
dat besef groeit een nieuwe manier van omgaan met mekaar : De
vredestichter, de zachtmoedige, de eerlijk zuivere mens wordt de mens van de
toekomst. Jezus ziet een andere samenleving ontstaan. Dat noemt Hij het Rijk
Gods. Wij
staan nog buiten het Rijk Gods ondanks ons doopsel, ondanks onze aanwezigheid
hier. Wij zijn nog helemaal niet overrompeld door het besef dat God ons
liefheeft. Wij
gehoorzamen nog aan de oude prikkels van het geluk : bezit, macht en
succes. Wij zweren nog bij een geluk dat kan gekocht worden, ook al verkommert
dat ons hele leven, ook al vergiftigt dat onze relaties. Het
Rijk Gods is nog niet voor morgen. Manu Verhulst. Zalig
de armen van geest… zalig de vreedzame… een taal die net goed genoeg is om
te gebruiken in een kerkdienst maar totaal onbruikbaar is in het gewone leven.
Probeer de bergrede maar eens om te zetten in een politiek programma. En toch
het is en blijft de grondwet van ons christendom. Hoe
moeten we die zaligsprekingen verstaan? Achter
dat woordje “zalig” zit een appreciatie, een waardeoordeel. In mensentaal
gezegd: Wie arm is, wie verdriet heeft, wie onrecht ondergaat, wie kiest voor
geweldloosheid moet daarom niet minder gerespecteerd worden. Integendeel, zegt
Jezus, mensen zonder aanzien zijn meer dan de andere de moeite waard. Wij
redeneren doorgaans anders: wie rijk en machtig is, die staat in aanzien en
met dergelijke mensen wordt terdege rekening gehouden. Wij
denken en wij leven volgens de ongeschreven wet van de tijdsgeest die wij
ongemerkt en onbewust in en uitademen. De
twintigste eeuw, ons eigen recente verleden, is een treffende illustratie van
een wereld die tegen de bergrede
ingaat. De zucht naar macht en rijkdom ligt aan de oorsprong van de
kolonisatie met al haar uitwassen, van de twee wereldoorlogen met de hele
nasleep van onmenselijke toestanden. Dat
was de antipode van de bergrede. En als je daar midden in zit kun je dat
moeilijk inschatten. Reeds in 1939 lanceerde Hitler een euthanasieprogramma
waarbij 90.000 mannen, vrouwen en kinderen werden geëlimineerd omdat hij hen
de moeite niet waard vond om te leven. Het waren geestelijk en lichamelijk
gehandicapten. De overgrote meerderheid van de mensen reageerde niet. Alleen
de bisschop van Munster zette toen een protestactie op. Nu
beseffen we dat het een voorspel was van de industriële uitschakeling van
miljoenen mensen op basis van een hiërarchie: de ene is meer waard dan de
andere. Bovenaan stond het Arische ras en helemaal onderaan het joodse ras. We
kunnen de zaligsprekingen best verstaan tegen de achtergrond van die
waanzinnige 20° eeuw als de verkondiging van de blijde boodschap: God houdt
van elke mens, hoe klein of hoe armzalig die mens ook is. Jezus brengt ons
Gods droom nabij: een wereld waarin de mensen die het moeilijk hebben, zo
gekoesterd worden dat zij zich zalig voelen. Gij
voelt het reeds aan: daar zit een zachte revolutie in, een ommekeer van wat
doorgaans geldend is in een samenleving. Wij zijn geen kinderen van de
bergrede, wij zijn kinderen van een neoliberale maatschappij, uitsluitend
gericht op prestatie en consumptie. Gods
droom is als het beloofde land. We verlangen er naar, we zetten ons op weg
maar we zullen er nooit aankomen. Het blijft een droom. De christen is diegene
die Gods droom voor een stukje durft realiseren in zijn persoonlijk leven, in
zijn beroepsleven in zijn sociaal leven, kleinschalig of grootschalig. Dat
bv. mensen elke week uit hun isolement gehaald worden om met ons eucharistie
te vieren, is een gebaar dat dichter bij Gods droom ligt dan de consecratie
van brood en wijn. De
acht zaligheden zijn de proef op de som van het christendom. Manu Verhulst ‘Gij
zijt het zout der aarde, Gij zijt het licht van de wereld.’ Een
formidabel compliment! Men zou veronderstellen dat Jezus zich richt tot de
belangrijkste mensen van het land, tot de wetgeleerden die de mensen de juiste
levenshouding voorhouden, of tot de Farizeeërs die van deze leefwijze het
voorbeeld geven. Het is een compliment dat helemaal zou passen in de hoge
kringen van Jeruzalem.. Maar, en dit is de goddelijke verrassing van het
evangelie, nu is dat compliment gericht tot de doodgewone mensen van Galilea :
de vissers en de boeren, de werklozen en de armen, de ongeletterden en de
zondaars. Wat
hebben die mensen toch dat Jezus zegt : Gij zijt het zout der aarde en het
licht van de wereld. Als
je ooit van iemand hoort zeggen : ‘Dat is tenminste ne mens.’ Dan weet
je wat Jezus bedoelt als hij zegt : ‘Gij zijt het zout der aarde en het
licht van de wereld. Als
ze zeggen : ‘dat is ne mens.’… Dan gaat het over iemand die zichzelf
niet gevangen zet in zijn positie, die zich niet moet verdedigen om zich iemand
te voelen, die zichzelf niet moet bewijzen. Maar iemand die is zoals hij is. Dat
is de kostbare eigenschap van heel gewone mensen. En die mogen wij ons niet
laten afnemen. Het gevaar bestaat. Als
ge u gaat spiegelen aan de leeftrant van de zogezegde groten, van de
televisiefiguren. Als bezorgd zijt om toch maar mee te zijn, om ‘in’ te zijn
met de laatste trend als je gaat dansen naar de pijpen van de zogezegd moderne
tijd, als je belangrijk gaat vinden wat de reclame voor u belangrijk vindt. Dan
is er onmerkbaar een proces bezig dat u zal ontzouten, waardoor gij op den duur
uzelf niet meer zijt. Zout
behoedt ons organisme voor uitdroging. Mensen die zout genoemd worden zijn geen
droogstoppels. Zout
zijn is smaak geven aan het leven, zodanig dat mensen graag bij u zijn, dat uw
kinderen en kleinkinderen graag bij u zijn. Licht
van de wereld! Laat je niet leven maar leef van binnenuit. Laat je beschijnen
door God die u uw eigen vrijheid laat ontdekken, u een bestemming geeft en ten
gepasten tijde tegen u zal zeggen : gij zijt het zout der aarde en het
licht van de wereld.
Vijfde
zondag door het jaar.
Mt. 5, 13-16.
Hun belangstelling en hun geestelijke horizon was beperkt tot de dagmars van een ezeltje. Verder kwamen die mensen niet die naar Jezus stonden te luisteren. Het waren kleine lieden zonder macht of invloed. Hij was ook geen rabbi zoals al die andere. Hij sprak hen niet over de talloze voorschriften en spijswetten die moesten onderhouden worden. Hij maakte hen niet bang met een onheilsboodschap zoals Johannes de doper die zei dat het einde nabij was. Integendeel, Hij begon met hen een compliment te geven: Gij zijt het zout der aarde, Gij zijt het licht der wereld. Hij spreekt niet over het einde van de wereld, maar over een nieuw begin. Vandaag
is er een massa jonge mensen die iets met hun leven willen doen. Hun
leefwereld is de hele planeet. Hun horizon is grenzeloos. The
sky is the limit. Zij hebben ook alle mogelijkheden, zoveel zelfs dat ze niet meer kunnen kiezen. Maar ook de problemen waar ze mee geconfronteerd worden zijn grenzeloos: aids, en armoede en onderontwikkeling, maar ook corruptie en regelrechte misleiding. Wie zegt hen vandaag dat zij het zout der aarde zijn? Wie zegt hen dat zij smaak kunnen geven aan het leven van mensen, dat zij in staat zijn om het bederf te weren dat het samenleven van mensen ongenietbaar maakt? Wie zegt vandaag aan de jonge mensen dat zij het licht kunnen zijn dat andere mensen voorlicht in de moeilijke momenten? Als zij een raad ontvangen, gaat het over hun carrièreplanning, of over hun psychisch evenwicht, of over hun gezondheid. Wie spreekt hen over de plicht om iets terug te geven aan de gemeenschap? Wie spreekt hen over sociaal engagement? Hun thuis? De jeugdbeweging? De school ? Het christendom is geen theorie, het is en blijft een persoon: Jezus Christus. Hij verrijst in al die mensen die op hun beurt andere mensen op de been helpen en staande houden: Hij verrijst in al die mensen die vandaag zout der aarde en licht van de wereld willen zijn. Hij
verrijst in al die mensen die actief zijn in de pastoraal: in catechese of
verkondiging, in dienstbetoon of ziekenzorg. Zij hebben geen officieel
mandaat, geen wijding en krijgen ook vaak geen erkenning en geen dankbaarheid.
Maar
het compliment van Jezus is voor hen bedoeld: Zij zijn het zout dat smaak
geeft, zij zijn het licht dat kleur geeft aan het leven. Manu Verhulst
Tweede
zondag van de veertigdagentijd
Mt. 17, 1-9.
Wie
is Jezus Christus? Stel die vraag aan de kardinaal of aan Steve Stevaert. Ze
zullen u allebei een antwoord geven. Over Christus zijn bibliotheken vol
geschreven: van verwerping tot aanbidding. Maar
kennen wij Hem wel? We spreken zo gemakkelijk zijn naam uit, noemen Hem soms:
“Onze lieven Heer”, zo vertrouwd alsof Hij een doordeweekse kennis is. Maar
in werkelijkheid is en blijft Hij de grote onbekende. “Kom
mee” zei Hij tot zijn meest intiemste vrienden want ook zij kenden Hem nog
niet, al waren ze al jaren met Hem op stap. En als Hij zich dan even laat
kennen zoals Hij is vallen ze van hun stokje van het verschieten. Bij
een volgende openbaring op de berg die Golgotha wordt genoemd, zullen ze nog
meer verschieten. Die Jezus is een blijft een raadsel. Hij past niet in onze
categorieën. Hij is het mysterie van God. “Kom
mee” zei Jezus. Als we dit evangelie gelovig beluisteren, mogen we onze naam
invullen, naast Petrus, Johannes en Jakobus. Zo mogen wij het evangelie lezen.
Zijn woord is tot ons gericht. Kom
mee, zegt Hij, als je mij wilt leren kennen dan moet je de berg bestijgen, je
moeizaam losmaken uit de banaliteiten van voetbaluitslagen en soapseries, van
alles wat ruikt naar verdwazing en illusie. Want dat vult uw diepste heimwee
niet. Loskomen
uit elke verslaving, een grote of een kleine, loskomen van de verwaandheid,
van elke leugen die u groter en beter en verstandiger doet schijnen dan je
werkelijk bent. Dat is de berg bestijgen om Hem te ontmoeten. Wie
Christus is, zullen we nooit weten. We kennen Jezus niet en het hoeft ook
niet. We kunnen Hem nooit kennen als we maar openstaan voor Hem. want Hij is
diegene die ons kan bevrijden van alles wat ons minder mens maakt, van alles
wat ons verslaaft of onderdrukt. Hij
is het levende water, ongrijpbaar, ondoorgrondelijk. Maar het doet ons leven,
en herleven, keer op keer. Hij
is het mysterie van God, groter dan ons hart, maar zo vertrouwd dat we Hem
mogen aanspreken als “Onze lieve Heer”. Manu Verhulst. DERDE ZONDAG VAN DE VEERTIGDAGENTIJD Joh. 4, 5-42.“Een
jongen van zeventien, zwakbegaafd, wordt door zijn stiefvader gepest, geslagen
en verhongerd met medeweten van zijn moeder.” Eén van de nieuwsberichten
die deze week in elke huiskamer opgediend werden. Opvallend was de reactie van
de buren: “Het zijn onopvallende nette mensen, nooit iets vermoed.” Je zou
zo gaan denken: het gaat over de gemiddelde Vlaming. Stellen
wij ons daar geen vragen bij? In wat voor een wereld leven wij en zullen onze
kinderen morgen leven? Waar ligt de grens tussen goed en kwaad? Wordt die
grens onmerkbaar verlegd, vervaagd, elke dag een beetje zodat niemand het
gewaar wordt? Het moreel aanvoelen is in onze samenleving danig aan het veranderen en wij zijn ons daar niet, of niet voldoende van bewust Is er
nu meer tederheid bij onze jeugd omdat er condoomautomaten beschikbaar zijn? Is er
nu meer huiselijk geluk omdat scheiden sociaal aanvaardbaar geworden is? Is er
nu minder eenzaamheid omdat er zoveel gsm’s zijn? Is er
nu meer rechtvaardigheid omdat er meer blauw naar buiten komt? Je
zult zeggen: vragen naast de kwestie en je hebt gelijk. Het zijn vragen van
tweede orde. De grote vraag gaat er aan vooraf, maar die ligt zo ver buiten
onze onmiddellijke ervaringswereld. Het is de vraag van die vrouw uit het
evangelie: Hoe zit dat, waar kunnen wij God vinden? Och mens, zegt Jezus, het
is geen kwestie van hier of in Jerusalem. Het is een kwestie van de gezindheid
van het hart. De Vader zoekt mensen die Hem aanbidden in geest en waarheid. Ik ben
het zegt Hij: Die Christus die zich aan de bron midden in de dorpskom heeft
neergezet. Hij is het beeld van God die dorst heeft naar mensen, die zo
verliefd is op mensen dat hij er zijn eten bij vergeet. Die Christus is het
liefdeslied van God. Zolang wij ons verliezen in discussies over geloven en
anders geloven, over islam en christendom, zolang wij niet geraakt worden door
zijn dorst, zal de grens tussen goed en kwaad vervagen, zal onze wereld
verdorren. Manu Verhulst. Pasen
2002
We
hebben het woordje ‘christelijk’ al zo vaak gebruikt en misbruikt dat het
doodversleten en inhoudloos geworden is. Wat betekent dat woord nog in de
politiek, in het verenigingsleven ? Wat is dat christelijke cultuur, het
christelijke westen ? Bij een begrafenis zeggen we soms ‘mijn
christelijke deelneming’. Wat betekent dat ? We horen toch ook niemand
zeggen : ‘mijn vrijzinnige deelneming’ ? We
gebruiken het woordje christelijk al te ondoordacht en bijna automatisch, totdat
het over uw eigen persoonlijke overtuiging gaat. Durf je zo maar over jezelf
zeggen : ‘ik ben een christen ‘ ? Dat is inderdaad geen
etiket dat je op jouw buitenkant kleeft. Christen-zijn zit van
binnen, in het diepste putteke van je hart. Als je daar omgang hebt met
Christus, als je daar met Hem spreekt, naar Hem luistert en soms tegen Hem in
opstand komt maar tenslotte met Hem rekening houdt. Als je Hem liefhebt doorheen
alle twijfel dan, ja dan geloof je in Iemand die 20 eeuwen terug, geleden heeft
en gestorven is en nu leeft, dichter bij jou dan eender wie. Dan ben je een
christen. Dat
heeft zijn gevolgen. Want dan ga je het leven en de dingen bekijken met zijn
ogen, dan loop je aarzelend in zijn voetspoor. Dan word je even kwetsbaar maar
ook even vredelievend. Dan kijk je niet tegen de dood aan als mensen die geen
hoop meer hebben. ‘Is
er leven na de dood ?’ Dat is niet zo vanzelfsprekend. Laat eerst die
andere vraag op jou afkomen : ‘Wie is Christus voor jou ?’ Is die
verrezene jouw onafscheidelijke gezel geworden.. Is Hij diegene die je niet meer
kunt missen, zodanig dat ook Hij jou niet meer kan missen. Dan zal de
verrijzenis van Christus ook jouw verrijzenis zijn. ‘Wie in Mij gelooft, zal
leven, ook al is hij gestorven.’ Pasen
is stilstaan bij de verrezen Christus en met Hem verder kijken dan de grenzen
van alles wat voorlopig is.
Derde
Zondag van Pasen.
Lc. 24, 13-35.
De leerlingen van Emmaüs zijn mensen van alle tijden, mensen die de kerkdeur achter zich laten dichtvallen en de weg opgaan naar Emmaüs, ontmoedigd, teleurgesteld, ontgoocheld, soms met rancune, soms met verdriet, soms heel onverschillig. De
weg naar Emmaüs verwijdert hen steeds verder van Jeruzalem. Hoe langer op
weg, hoe verder van het kerkgebeuren. Het weekend is immers druk genoeg. Er
is zoveel te beleven en we leven toch maar één keer. En
dan gebeurt het dat zij in de draai van de gebeurtenissen een vreemde man
ontmoeten. Misschien die vreemde man uit Polen, ziek en versleten, nauwelijks
in staat om enkele gebaren te maken of enkele geluiden uit te stoten. En juist
dat geeft hen een andere kijk op het leven. Het
is geen succesnummer, maar ook geen deprimerend schouwspel. Het is geen
tentoonspreiding van jeugdige vitaliteit, maar ook geen enkel spoor van
wanhoop. Die
man opent de deur van hun hart: ’t Is daar zo donker binnenin, wil hij
zeggen. Je bent verkeerd bezig. Breek met mekaar het brood en dan zullen je
ogen opengaan, dan zal het licht worden. Dan zul je beseffen dat Jezus
aanwezig is, levensnabij en dat dit het kerngebeuren van je leven is. Kom,
ga terug de weg naar Jeruzalem, naar het kerkgebeuren, hoe onvolmaakt ook,
want zij hebben u nodig om te kunnen geloven. We hebben elkaar nodig om te
kunnen geloven in het leven. Manu Verhulst.
Vierde
zondag van Pasen.
Joh. 10, 1-10.
Door
wie worden wij geregeerd? Simpel toch, door de regering. Maar zo simpel zal
het wel niet zijn. Achter de regering zitten de partijen die de lakens
uitdelen. Achter de partijen zitten de drukkingsgroepen, de vakbonden, de
banken, de multinationals, de media. Het echte werk gebeurt achter de
coulissen; En ’t is druk achter de coulissen. Wie
er feitelijk aan de macht is, is dan ook niet zo duidelijk. Het is die
onduidelijkheid, die schemerzone die een zekere argwaan en soms een afkeer
oproept van alles wat met gezag te maken heeft. Het
zal zo in Jezus’ tijd ook zo geweest zijn. In het evangelie van vandaag
schetst Hij eenzelfde situatie. Hij spreekt over die mannen die langs een
achterpoortje binnenkomen met sinistere bedoelingen, om te stelen, te slachten
en te vernietigen. Een beestenkoopman is geen herder, zegt Hij. Een
beestenkoopman denkt alleen aan de winst, maar een herder draagt zorg voor het
dier. Een herder geneest, hij kwetst niet. Ik
ben de goede herder zegt Hij, meer nog Ik ben de deur. Gij moet ze zelf
openmaken om mij binnen te laten. Dat is logisch want Jezus wil van ons vrije
mensen maken. Jij bent tot vrijheid geroepen. Daarom forceert Hij niet. We
moeten de deur zelf opendoen. Langs
de stilte, de bezinning, de inkeer, langs de weg van het hart en het geweten
komt Hij in ons leven en kunnen we in - en uitgaan en weide vinden. Vrij in en
uitgaan, het is als een ademhaling, ongedwongen en diep. Zo gaan we als
gelovigen, elke week naar Hem toe en vinden we weide, grond om op te leven in
vrijheid. Manu Verhulst. Jo.
6, 51-58. SACRAMENTSDAG Cyclus A.
Waarover
heeft Hij het nu feitelijk ? Een vraag die onweerstaanbaar in ons opkomt
bij het beluisteren van dit evangelie. Wellicht hebben
zijn eerste toehoorders zich ook die vraag gesteld. Zijn
woorden schijnen zo ver verwijderd van de dagelijkse realiteit. Hij spreekt over
brood, dat uit de hemel komt. Hij spreekt over brood dat leven is voor de
wereld, over brood dat ons eeuwig doet leven. Het
schijnt allemaal zo symbolisch vreemd, zo wereldvreemd zeker voor mensen uit de
21° eeuw die gewend zijn aan heel oppervlakkige en zakelijke
reclameboodschappen. Mag
ik toch proberen om dit evangelie even toe te lichten ? Eén
zaak is alvast duidelijk : Hij heeft het niet over brood. Hij heeft het
over zichzelf. ‘Ik ben het brood dat uit de hemel is neergedaald’ zegt Hij.
Hij wil ons duidelijk maken wie Hij is, of liever wat Hij voor ons en voor de
wereld kan betekenen. Zoiets uitleggen is niet simpel. Probeer
maar eens aan uw grotere kinderen uit te leggen wat jij voor hen betekent.
Normaal doe je zoiets niet, tenzij in heel extreme omstandigheden. Als je dan op
een bescheiden en serene wijze zou uitleggen wat je voor hen betekent, zul je
vooreerst zeggen dat je meer bent dan een broodwinner maar :Wat is dat
‘meer’ ? Is
dat een aantal menselijke kwaliteiten die ze in jou kunnen bewonderen ?
Is dat het feit dat gij hen de geborgenheid geeft van een veilig nest ?
Of is het ook uiteindelijk niet dat zij een deel van jezelf zijn en in die zin
onvervangbaar ? Dat je mekaars leven zijt ? Zo
wilde Jezus ook uitleggen wat Hij voor elk van ons wil zijn : veel meer dan
brood. Zijn betekenis ligt niet op het vlak van materiële vooruitgang. Ligt ook
niet in het feit dat Hij zo’n edele persoonlijkheid is.
Zijn
betekenis ligt in het feit dat wij zijn leven ten volle mogen delen, dat wij met
Hem tot een intieme levensgemeenschap mogen komen, dat wij zijn eigen leven
zijn, leven in de goddelijke zin van het woord. Hij kan het ook niet verder
uitleggen, zoiets moet niet uitgelegd, het moet beleefd worden. ‘Gij moet mij
eten’ zegt Hij. En
dat is te communie gaan. Een
gebaar stellen, een open handpalm uitstrekken als een teken van openheid voor
zijn aanwezigheid zodat Hij uw leven kan zijn, uw geestelijke honger ten volle
kan stillen. Vraag
je daarbij niet af in hoever en op welke manier die Christus in de eucharistie
aanwezig is. Vraag uw veel liever af in hoever en op welke manier die Christus
in jouw wereld aanwezig zal zijn
door jouw zorg voor liefde en rechtvaardigheid. Manu Verhulst. Jo.
3, 16-18.
FEEST VAN DRIE-EENHEID.
Als
je wereld bekijkt met zijn netwerken van terrorisme en mensenhandel, een wereld
in de wurggreep van de maffia en de vernietigingswapens, een wereld die kapot
gaat aan drugs en honger dan is het verleidelijk om een zwartboek van de wereld
uit te geven en al de plagen extra in de étalage te zetten. Maar
als je dan dit evangelie naast het zwartboek legt dan moet je als gelovige even
doorslikken : ‘ Zozeer heeft God de wereld liefgehad…’ Dat Hij van
onze wereld kan houden, dat Hij zo’n wereld laat verder bestaan, lijkt ons
onbegrijpelijk. Inderdaad,
als je God ziet als een almachtige tovenaar, die het lijden met een toverstokje
kan veranderen in geluk, dan is dit evangelie niet te verteren. Maar
God is geen tovenaar. Hij is liefde en juist door de liefde is Hij soms
machteloos. Moest Hij onze wereld niet hartstochtelijk liefhebben, zou het met
die wereld al lang gedaan geweest zijn. Hij
is dat enorm reservoir van warme genegenheid. Een genegenheid die uitbreekt in
een schepping als Hij in doffe klei vrijheid en geluk boetseert. Geen
trucjes en ook geen toeval ligt aan de grondslag van ons bestaan. Als een vader
die verwekt en nooit zeker is van wat het worden zal, maar die hoe dan ook,
gedreven blijft door liefde. En
als het misloopt met die vrijheid en soms loopt het mis - heel onze geschiedenis
is daar een illustratie van – zal Hij zelf solidair mee de gevolgen ervan
dragen, tot op het kruis alstublieft. En dat niet één keer, maar telkens
opnieuw blijft Hij ons bezielen en begeesteren om uit elk lijden te verrijzen
tot liever leven. Vader,
Zoon en Geest : stuntelige woorden om het wonder uit te drukken van een god
die niets dan liefde is. Waarom
gaan kinderen die hun vader of moeder nooit gekend hebben, naar die vader of die
moeder op zoek als hun persoonlijkheid ontwaakt. Om zichzelf enigszins te kunnen
herkennen in een ander wezen. Mensen
die helemaal zonder God zijn opgevoed gaan op een bepaald ogenblik in hun
ontwikkeling onvermijdelijk de vraag stellen naar God, op zoek naar Hem om zich
te kunnen herkennen in Diegene die hun oorsprong is. De
kern van ons geloof is dan ook : zich herkennen in Diegene die onze
oorsprong is, en die ons blijft liefhebben : het is gelukkig zijn om Hem. Manu Verhulst. PINKSTEREN
Jo. 20, 19-23.
Te
land, in de lucht, over het water en zelfs in de atmosfeer langs de satellieten,
is er druk verkeer tussen mensen. De ene mens gaat zo gemakkelijk en zo
comfortabel naar de andere toe. Er
is ook enorm veel uitwisseling tussen mensen : er worden contracten
afgesloten, financiële, notariële. Er wordt gekocht en verkocht over alle
grenzen over alle continenten heen. Er
wordt van gedachten gewisseld, er wordt gediscussieerd en gepubliceerd, kennis
en informatie wordt wereldwijd uitgewisseld. Met
dat alles zijn enorme sommen gemoeid. We vinden het dan ook zo belangrijk. Dat
is leven, dat is vooruitgang! Denken wij althans... Er
is echter een andere vorm van menselijk contact, een andere vorm van overdracht
van kennis en leven, helemaal niet zo spectaculair. Wat een moeder tegen haar
baby zegt, of zingt of neuriet. Daar staat geen mens bij stil maar dat is het
echte menselijk contact. Wat
geliefden mekaar toefluisteren, of dat eerste woord na een lange periode van
koppig zwijgen, dat eerste woord van vergeving. Dat zijn geen handelscontracten
en dat is geen wetenschap maar daar zit veel meer toekomst in. Pinksteren
situeert zich op dat vlak, op het vlak van de zachte communicatie. Als die
verrezen Christus bij zijn leerlingen komt, dan doet hij geen financiële
toezeggingen, hij sluit geen arbeidscontract af, Hij geeft hen zelfs geen
middelen, zelfs geen overdracht van kennis of informatie. Hij
spreekt alleen woorden van vergeving, bewerkt het wonder van de verzoening. Vandaag
zitten wij in een pinksterkerk. Net als de apostelen die verslagen en angstig
nog eens bij mekaar komen om hun ontgoocheling te verwerken. Ook
wij kijken tegen een kerk aan die zich moeizaam losmaakt uit haar verleden, uit
haar machtsdenken; met een paus die vergeving vraagt over wat de kerk de joden
heeft aangedaan, die Galileï weer in ere heeft hersteld. Wij
kijken tegen een kerk aan die ontluisterd is door schandalen en falingen
allerhande, een kerk die in haar hemd wordt gezet. Maar
een kerk ook, die weer nederig wordt en haar fanatisme aflegt, die open staat
voor andere culturen en voor andere vormen van gelovig zijn. Dat
zij bewogen wordt tot een dergelijke eenvoud en bekennen van schuld is het werk
van de Geest. Dat is Pinksteren. We
zijn met z’n allen, een stukje van die kerk. Als we dat maar weten en ons
daarvoor verantwoordelijk voelen. Dan zullen ook wij
beseffen dat onze kracht niet ligt in macht en prestige maar in de zachte
waarden van vergeving en verzoening, in de zachte communicatie tussen mensen zo
warm en echt als het gefrazel van een moeder met haar baby. Jo.
14, 1-12. 5 P/ A.
‘Van het concert van
het leven heeft niemand een program!’ Dit is één van die oude spreuken die
men soms nog in één of ander huis aan de muur ziet prijken. Leven is geen vooraf
geprogrammeerd gegeven. Er bestaat geen scenario van. Het is geen pakket
belevenissen dat vooraf is klaargemaakt. Leven is veeleer een tocht, een reis
door de tijd met veel onvoorziene en onverwachte gebeurtenissen :
meevallers en hindernissen. Het is een verrassingsreis zowel in de goede als in
de minder goede betekenis van het woord. Hiermee kan iedereen
akkoord gaan. Maar, hoe kijk je ertegenaan ? Wat is de zin van de reis, en
heeft die wel een zin ? Hier lopen de wegen uiteen. Voor de enen is het
leven een zuiver toeval. Zo is het trouwens begonnen, zeggen zij. Een toevallige
verbinding van aminozuren vormden de eerste eiwitmoleculen, de eerste bouwstenen
van wat later leven zou worden. Niemand heeft dat gevraagd, niemand heeft dat
gewild. Het leven overkomt ons. Laat er ons het beste van maken. En als het ooit
te zwaar wordt, als het leven ooit ondraaglijk wordt, kun je er nog altijd een
eind aan maken. De toekomstige euthanasiewet ligt volledig in de lijn van die
levensopvatting. Leven is puur toeval. Voor de anderen, de
gelovigen is de laatste grond van het leven niet het toeval, wel liefde. In de
ontstaansgeschiedenis van het leven zien wij een bedoeling. In die dode materies
van koolstof, waterstof, zuurstof en stikstof, die van buiten uit in ons
planetenstelsel zijn terechtgekomen, heeft Iemand iets van zichzelf meegedeeld :
bewustzijn, vrijheid en de drang
naar steeds grotere harmonie, naar steeds grotere schoonheid. Het verschil in
levensopvatting : toeval of liefde, is niet bijkomstig, het is
fundamenteel. Als leven toeval is,
dan ligt de zin van mijn leven bij mezelf. Dan is het mijn leven. Dan mag ik
zeggen : ik leef maar één keer en het is mijn zaak. Als leven geen toeval
is maar liefde die scheppend bezig is dan mag ik vragen : Heer, wat wilt ge
dat ik doe ? Dan ligt de zin van mijn leven buiten mij. Als dit leven een
zin heeft, dan heeft ook de dood een zin. Dan is dood thuiskomst na de lange
reis. Als je die reis heel
bewust beleeft, dan ontdek je God in alles wat je ten diepste beroert. "Ik ben
die weg die je gaat", zegt Jezus. "Ik ben je waarheid, je enige werkelijkheid, je
leven. God en leven zijn geen
afzonderlijke werkelijkheden. God en leven gaan in mekaar op. Dat is de
innerlijke rijkdom van gelovige mensen. Jo.
10, 1-10. Goede Herder
4°P. A.
Een
herder die bij het krieken van de dag met zijn schapen de bergen intrekt… Een
idyllisch tafereeltje dat zo in een toeristische folder zou kunnen staan. Het
evangelie is echter geen toeristische folder. Hier gaat het over iets dat
centraal staat in ons samenleven. Het gaat hier over gezag en leiding. Het
plaatst een vraagteken bij de oprechtheid van diegenen die zich als leiders
voordoen. Mensen
gaan altijd op zoek zijn naar een herder naar een figuur om zich aan op te trekken. De hogere scholingsgraad van vandaag
heeft daar niets aan veranderd. Mensen blijven zoeken naar een idool, een figuur
waarin zij zich herkennen, een leider om te volgen. En al te vaak laten zij zich
daarbij leiden door oppervlakkige uiterlijkheden en niet door de boodschap die
die mensen brengen. Een
Sergio barstensvol dynamiek en vitaliteit is aantrekkelijker dan een oude en
zieke paus die zich slechts met moeite
op zijn benen staande houdt. En de dreun van de housemuziek is nog altijd
meeslepender dan de melodieën van ‘Zingt Jubilate’. Ik wil maar zeggen : Om werkelijk invloed uit te oefenen is niet van belang wat men te zeggen heeft. Maar wel hoe men het zegt. De verpakking is belangrijker geworden dan de inhoud. Zelfs
ouders in een gezin ondervinden dat. Zij doen soms krampachtige pogingen om toch
maar modern en jong over te komen. Omdat zij anders, denken ze, geen vat meer
hebben op hun kinderen. En de Christus ? Hoe bewerkt die de massa. Is Hij de verborgen verleider ? Of de
goeroe die zijn volgelingen aan zich bindt met een onweerstaanbare morele dwang
? Het antwoord van dit
evangelie is verrassend duidelijk : Hij is de open deur. Vrije toegang en
vrije uitgang. Wil je binnenkomen ? O.K. Wil je buitengaan ? De deur
staat altijd open. Hij bindt geen mensen aan zich als een sekteleider. Zijn leerlingen zullen
vrienden worden en vriendschap veronderstelt vrijheid. Alleen diegenen die zijn
naam misbruiken zullen dwang uitoefenen. Zijn enige band is de liefde. Maar wie
ooit die liefde heeft ervaren, kan ze evenwel niet meer vergeten. Jo.
20, 19-31.
Beloken Pasen 2002.
We
noemen deze zondag wel ‘Beloken Pasen’, alsof de luiken dicht gaan en
Pasen weer voorbij is. Maar voor een christen is Pasen nooit voorbij. Pasen is
een opgave voor het leven. Het is een levensstijl : paasmensen te zijn :
bevrijde mensen. Jezus
vat die levensopgave samen : ‘Als gij iemands zonden vergeeft, dan zijn
ze vergeven, als gij ze niet vergeeft, zijn ze niet vergeven.’ Het
gaat hier niet over de oorbiecht. Want men zou pas eeuwen later tot een
dergelijke praktijk komen. Het gaat hier ook niet over de zonde als één
verkeerde daad. Hier gaat het over de zonde in zijn brede betekenis als alles
wat het menselijk geluk kapot maakt en dus afbreuk doet aan de bedoeling van de
Schepper. De
zonde als dat ingewikkeld kluwen van rivaliteit en bedrog, van geweld en
verdwazing, van achterdocht en haat, van rancune en zelfbeklag… Als gij dat
niet vergeeft, als gij dat niet ongedaan maakt, dan blijft het verder woekeren,
dan zal het u verstikken tot vereenzaming toe, en uw wereld onleefbaar maken. Als
gij de zonde niet vergeeft, dan is het alsof alles vergeefs is geweest en heel
mijn boodschap een vergissing. Maar
als gij vergeeft, mild en menselijk, dan verwerkt gij al het negatieve tot een
nieuw begin. Dat is pas verrijzenis en bevrijding. Dan worden wonden littekens. Paasmensen
zijn mensen die iets hebben meegemaakt, die de gebrokenheid van de mens en hun
eigen gebrokenheid aan de lijve hebben ervaren, maar daaruit zijn opgestaan. Elke
eucharistieviering mag je daaraan herinneren, even de adem van Gods Geest over
je heen laten gaan om nieuwe mensen te worden : hier worden
wonden littekens. Jo.
11, 1-45. 5.V/A.
De
Lazarussen van vandaag ? Ik
denk hier aan die dame die rechtover een verzorgingsinstelling woonde. Als de
tijd gekomen was dat zij zichzelf moeilijk kon behelpen deed zij haar aanvraag
en kwam zij op de wachtlijst terecht onder nummer 24. Telkens
zij vanuit haar voorkamer de lijkwagen zag voorrijden, schoof zij een plaats op.
Naarmate dat getal steeds maar kleiner werd groeide haar tegenzin, zodat het op
den duur voor haar geen leven meer was. Leven was voor haar de wachtkamer van de
dood geworden. Leven was alleen maar stilletjes doodgaan. De
Lazarussen van vandaag ? Er
zijn nog mensen die stilletjes doodgaan, ook al staan ze niet op een wachtlijst
voor een verzorgingsinstelling. Mensen
die grondig teleurgesteld, niets meer verlangen van het leven, die in ruzie en
conflicten zo getreiterd worden dat zij geen leven meer hebben, die ontgoocheld
zijn in mensen, soms in hun eigen kinderen, soms in zichzelf, zodanig dat het
leven voor hen niets anders is dan stilletjes doodgaan. De
Lazarussen van vandaag komen in één punt overeen : voor hen is de dood
het absolute einde. Het korte leven hier en nu moet voldoening schenken, doet
het dat niet, dan rest alleen de wanhoop. Hun leven verloopt uiteindelijk in de
wachtkamer van de dood. Zou
dat de bedoeling zijn van Diegene die de mens de levensadem gaf, die uit dode
materie, langs welke weg van evolutie ook, een menselijk wezen vormde, en nog
bezig is het te vormen ? De
Christus nam gelijk een scheppingswoord van God in zijn mond toen Hij riep :
‘Lazarus, kom naar buiten’. Knipper met je ogen in het felle zonlicht en
leef. Gij moogt niet doodgaan op die manier. Leven is geen wachtkamer van de
dood. Gij moet echt leven. ‘Doe die zwachtels eraf. Help die mens dat hij
herleeft’. Zo gaf Hij ons een wenk dat we elkaar tot leven moeten wekken. ‘Ik
ben de opstanding en het leven. Wie in Mij gelooft, zal leven ook al is Hij
gestorven.’ Als wij mHHem
durven volgen, ook al is Hij op weg naar Jeruzalem, op weg naar zijn kruisdood,
zullen we de diepste dimensie van het leven ervaren. Meer dan oppervlakkig
genieten is leven zich ten diepste verbonden weten met God in geloof, hoop en
liefde. Daarin ligt onze echte bevrijding uit de wachtkamer van de dood. Jo,
4, 5-42. 3°V/ A.
Om
een lang verhaal kort te maken… gaan
we dit evangelie even projecteren naar onze wereld van vandaag : Er zijn
ook vandaag veel van die samaritaanse vrouwen. Ook al zijn zij hun tel
kwijtgeraakt in hun relaties en avontuurtjes, toch hebben zij vragen rond gebed
en geloof, rond hun eigen waardigheid en de zin van hun liefde. Ook
tot hen zou Jezus vandaag zeggen : ‘Vrouw, gij hebt geen man…’ Gij
weet niet wat een echte relatie is, gij weet niet wat liefde is. En daarom ben
je ook zo stuurloos als je zoekt naar de plaats van God in je leven. Geloof
me vrouw, zou Jezus zeggen : Er komt een uur ja, het is er al, dat je God
zult kunnen vinden in geest en waarheid. Al
te lang heeft men u het geloof voorgehouden als een resem verplichtingen en te
weinig als een grandioos avontuur van liefhebben, als iets dat van u een ander
mens, een diep gelukkig mens maakt. De
kerkverlaters van vandaag laten iets vallen wat in hun ogen toch maar alleen
last en verplichting en schuldgevoel meebrengt. In
hun ogen is geloven iets van moeten, meer niet. De tijd is gekomen om te
ontdekken dat geloven eigenlijk een proces is van mensworden, een groei naar de
andere, naar een diepe verbondenheid met de natuur, met de medemensen en met
God. Al
te lang hebben we gedacht dat de geloofsgemeenschap automatisch kon aangroeien
met het geboortecijfer, en dat we christenen konden maken met borelingskens te
dopen, terwijl de echte aangroei enkel gebeurt langs de uitstraling en de
levensvreugde van elke christen. Dergelijke
aangroei zal wel heel bescheiden zijn, even bescheiden als de Jezus die zich zo
klein maakt dat Hij zijn zwakheid laat zien aan een vrouw, een Samaritaanse nog
wel. ‘Ik heb zo’n dorst mevrouw, mag ik eens drinken ?’ Naarmate wij ons geloof ontdoen van elke arrogantie, maar ook van elke trieste en blinde volgzaamheid, gaan de velden weer wit worden van de oogst. Manu Verhulst.Lc.
24, 13-35.
3P/ A.
‘Ik heb mijn part al
gehad!’. Als mensen toevallig
met mekaar in gesprek komen, als verlofgangers of in
een toevallige ontmoeting, kan het gebeuren dat zij over zichzelf beginnen
vertellen : ‘Ik heb mijn part al
gehad’ zeggen ze dan en dan bedoelen ze nooit dat zij ruimschoots hun part
hebben gekregen aan vreugde, aan voorspoed. Neen, dan gaat het altijd over hun
tegenslag, over wat anderen hen hebben aangedaan. De reden dat wij zo
somber gesteld zijn is, dat wij te veel met onszelf bezig zijn. Met Christus als
gesprekspartner verloopt dat helemaal anders. Als we de verrezene betrekken in
onze levensgeschiedenis dan ontdekken we ook de zonnige kanten. Dan zien we ook
in de tegenslag, zelfs in het lijden kansen om te groeien als mens. ‘Ogen die
hebben geschreid bekijken de wereld anders.’ Dat inzicht komt niet
in één keer. Dat vraagt tijd. Het is gaandeweg, stap voor stap, dat we de
echte, diepere zin van ons leven ontdekken. Als we in gesprek treden
met Jezus ontdekken we ook wie God voor ons is. Hij is niet Diegene die ons dat
part aan lijden en tegenslag bezorgt. Maar Hij is ook niet de grote dépanneur
die we naar believen kunnen oproepen. Hij zal ons onze eigen levenstaak niet
afnemen. Maar Hij is er : in
ons, met ons, onder ons als een bezielende kracht, als een bron van inspiratie.
Met Hem verbonden, ontdekken wij de innerlijke warmte van het leven en kunnen
wij tot Hem zeggen : Blijf bij ons want het wordt avond en de dag is reeds
ten einde. Manu Verhulst. Mt.
9, 36 – 10, 8. 11° J/A.
De
menigte die afgetobd neerlag als schapen zonder herder… Wie
waren die mensen ? Waarom liepen zij Jezus achterna ? Misschien op
zoek naar iemand die hen hielp te ontsnappen aan de bestendige druk van de
bezetter en aan de bemoeizucht van de Farizeeën… Vandaag
is dat anders. De menigte mensen die afgetobd neerliggen als schapen zonder
herder zijn nu die 22 miljoen mensen die ieder jaar op onze dichtbevolkte
planeet sterven van de honger. De
vierdaagse wereldvoedselconferentie te Rome is deze week geëindigd zonder enig
resultaat. Alleen enkele vage beloften waarvan we op voorhand weten dat zij
niets betekenen. En dan te bedenken dat de
militaire uitgaven overal ter wereld worden opgedreven, dat de Verenigde Staten
hun rakettenschild gaan bouwen : het duurste speelgoed aller tijden, dat
ook in ons eigen land het budget voor de militaire uitrusting verdubbeld is, dat
voor 11 juli feestcheques worden uitgedeeld om je buren te trakteren… Laat
die 22 miljoen mensen maar van honger doodgaan. Die hebben de kracht niet meer
om met hun gamellen te protesteren. Er
is nog zoveel onrecht op de wereld, maar arbeiders om daaraan iets te doen, zijn
er weinig. Net
zoals toen verwacht Jezus dat mensen hun verantwoordelijkheid opnemen. Het rijk
Gods is aan mensenhanden toevertrouwd. Zij moeten de zieken genezen, zij moeten
de hongerigen spijzen, zij moeten de demonen uitdrijven, de demonen van de angst
en de terreur, van de corruptie en de verdrukking. Misschien
ligt de afgetobde massa mensen wel dichter bij ons dan we vermoeden. We moeten
de pijnpunten durven zien ook in ons eigen midden. In die vele jonge en minder
jonge mensen die opgejut worden om te presteren en vooruit te komen en
anderzijds losgelaten worden zonder enig normbesef en nooit meer horen waar het
in het leven echt op aan komt. Durven
herder zijn voor je medemensen is de opdracht van elke christen : er zijn
voor de anderen, bemoedigen waar het kan en ingrijpen waar het moet. We hebben
immers veel gekregen aan gelovig inzicht, me moeten ook veel van die rijkdom
willen doorgeven. Mt.
28, 16-20. Hem. A.
‘Er
is niets nieuws onder de zon.’ Dit is een oude Romeinse spreuk, heel heidens
want daar zit de gedachte in dat mens en wereld zo in mekaar steken dat er niets
ten gronde kan aan veranderd worden. Dus, laten wij ons maar neerleggen bij de
bestaande toestand. Er is toch niets aan te doen. Met
Jezus heeft dit oude spreekwoord afgedaan. Hij spreekt van een voleinding van de
wereld. Kijk
zegt Hij de wereld, met al haar onfrisse praktijken, is niet definitief. Die
wereld is op weg, voortdurend op weg naar zijn voltooiing en gij christenen gij
moogt daar aan meewerken. Het
is alsof hij op een donkere muffe zolder, een ouderwets dakvenstertje opentrekt
en een wijds en zonnig landschap laat zien. Hij
spreekt niet over het einde van de wereld als over een ramp, een ineenstorting.
Hij spreekt over een voleinding, een apotheose. Wij
zijn in het christendom opgevoed, we hebben het met de moedermelk ingezogen en
we zijn er ons niet meer van bewust hoe levenskrachtig, hoe verfrissend de
christelijke inspiratie is. Hoe daar een vergezicht in zit dat het leven een
onvermoede dynamiek geeft. Niet
dat de weg naar de voltooiing gemakkelijk is. Integendeel. Het is gewoonlijk
veel gemakkelijker zich bij de bestaande toestand neer te leggen. Maar de
Christus die ons uitnodigt om constructief te bouwen aan de wereld, zegt ook :
‘Ik zal bij u zijn elke dag.’ De
voltooiing van de wereld waar Hij het over heeft. Hoe ziet die er uit ? Om
daar zicht op te krijgen moeten we terug naar de oorspronkelijke bedoeling van
de schepper. De voleinding werd reeds in beeld gebracht in het boek schepping. Daar
wordt de mens voorgesteld als een wezen dat opleeft onder de levensadem van God,
en die meer en meer gaat gelijken op zijn beeld, die zo intiem met God kan
omgaan alsof hij met Hem wandelt in de tuin. In
het tafereel van de schepping ligt de voleinding van de wereld uitgetekend :
Leven vanuit zijn leven, naar zijn beeld en gelijkenis in een harmonie met God,
de medemens en de aarde. Intussen
komt het er op aan de droom van God te vertalen in de dagelijkse realiteit. Door
enkele kostbare momenten van bezinning en gebed in te bouwen in ons leven zodat
wij ons kunnen spiegelen aan zijn beeld en gelijkenis. Groeien
naar de voltooiing is zich nooit neerleggen bij het onvoltooide maar in elke
noodsituatie een nieuwe aanloop nemen naar de uiteindelijke voltooiing. Mt.
17, 1-9. 2°V./ A.
Vandaag
de Tabor bestijgen, dat kan, tenminste in gedachten, maar vooral in gebed,
stappend in de schaduw van diezelfde Jezus die nu als de verrezen Heer doorheen
onze tijd gaat. Vandaag
de Tabor bestijgen is loskomen van de banaliteit : de soapserie van de
tv-reeks even vergeten en de voetbaluitslagen niet meer de moeite waard vinden.
Het is het overbodige achterwege laten, de ballast afwerpen samen met alles wat
we doen zonder geestdrift en zonder ziel. Vandaag
de Tabor bestijgen is toch zijn verdriet meedragen : die pijnlijke last
waarmee we opstaan en waarmee we gaan slapen. In de schaduw van Jezus wordt dat
verdriet kleiner, minder beangstigend. Vandaag
de Tabor bestijgen is kijken naar de grauwe wolken van het kwaad rondom :
de oorlog en de ziekten, de falingen en de mislukkingen, de scheidingen en de
ruzies, de verslavingen en de zelfmoorden, de grote verdwazing en de onmacht om
jonge mensen op te voeden tot echte volwassenheid. De
Tabor bestijgen is met Jezus verder kijken dan de grauwe wolken van het kwaad en
de lichtpunten zien van zoveel goede wil, van zoveel belangeloze inzet en zoveel
trouw onder kleine en gewone mensen. Vandaag
de Tabor bestijgen is de wereld in zijn geheel durven aanschouwen met de
verschroeide plekken van armoe en ellende en zich ervan bewust worden dat wij in
één van de rijkste landen van de wereld leven. Vandaag
de Tabor bestijgen is, stappend in de schaduw van Jezus, God zelf naderbij komen
en heel de werkelijkheid van ons bestaan laten meespelen in zijn vraag en ons
antwoord. God
betrekken in ons leven is weer van de Tabor afdalen, terugkeren naar de vlakke
bedoening van elke dag maar met een hart dat geen angst meer kent, dat innerlijk
zo vrij en zo sterk staat dat het zelfs de weg van Tabor naar de andere berg,
naar Golgotha zou kunnen gaan. Manu Verhulst. Mt.
10. 26-33.
12° J/A.
Hebben
jullie de jodiumtabletten reeds in huis? Voor een eventuele kernramp?
Neen,
ik wil je daarmee niet bang maken. Er zijn immers zoveel andere factoren die van
het leven een riskante zaak maken. Er is de veiligheid van ons voedsel, er is de
veiligheid op straat, er is de inbraakbeveiliging, en er is de dreiging van het
terrorisme, o.a. nu laatst met een vuile bom (alsof er ook propere bommen
bestaan). Feit
is dat we moeten leven onder kleine en grote bedreigingen. De angst is meer dan
ooit, ons klimaat geworden. Vandaar dat wij ons willen verzekeren tegen alles en
nog wat, dat er zoveel beveiligingssystemen geplaatst worden, dat we meer blauw
op straat wensen. Allemaal
heel redelijke voorzorgen maar onderhuids blijft de angst. Hoe meer voorzorgen
we nemen, hoe groter zelfs de beklemming van de angst. En
die angst is een slechte gezel om mee op stap te gaan, angst bederft ons
levensgevoel. Daarom
is dit evangelie zo actueel. ‘Wees niet bevreesd’ Wel drie keer horen wij
dat woord. ‘Wees
niet bevreesd’ zegt Jezus. Wil dat zeggen dat Hij voortaan onze
veiligheidsproblemen zal oplossen? Zeker niet Maar Hij wil wel onze angst
wegnemen: het leefklimaat zuiveren. Dat is fundamenteler dan gelijk welk
beveiligingssysteem. Waarom
zijn we bang? Omdat we zoveel bezit hebben, omdat we zoveel verwachten van het
leven. We
zijn zo gehecht aan ons leven, aan ons bezit. En daar ligt de reden van onze
angst. De
gedachtegang van het evangelie wil het zwaartepunt van ons leven verleggen. Niet
ons bezit, niet wij zijn belangrijk, wel onze verhouding tot God. Als die kan
uitgroeien tot een vriendschap, tot een stevig en levend verbond, als God de
kern van ons bestaan kan worden, zullen wij ons bezit en ook onszelf
relativeren. Dan
verlaten we de cultuur van de angst en komen wij in de cultuur van het
vertrouwen. Fundamenteel
zonder schrik leven, onbevreesd door het leven gaan, zou wel eens het kenmerk
van de christen kunnen worden.
Manu Verhulst. Mt.
11, 25-30.
14°j/A
“Op
een wandeling, in het begin van de zomer, zag ik de geboorte van een
vlinder….” Zo
begint het verhaal van een hedendaagse meester in de leer van Boeddha.. Hij
vertelt hoe hij blijft stilstaan bij het ontpoppen van een vlinder. Uit de
grauwe cocon ziet hij een eerste pootje te voorschijn komen, dan een deel van de
vleugel, nog ineen geplooid. Dan komt de halve vlinder eruit, nog grijs als de
grond, de vleugels opeen geplakt maar al helemaal vlinder. Hij
ziet hoe het beestje zich met heel veel moeite wil bevrijden uit de rest van de
cocon en hij wil die vlinder helpen. Voor hem is dat heel gemakkelijk. Hij
verwijdert gewoon met zijn hand wat het diertje tegenhoudt. Eén vingerknip van
hem, en de vlinder is geboren. Maar
wat ziet die man? Die eerste vleugel ontplooit zich in schitterende kleuren,
klaar om te vliegen. Maar die andere die werd geholpen, met de beste
bedoelingen, die te vroeg moest functioneren, blijft dichtgeplakt,
ineengekrompen. De vlinder is geboren, maar zijn ene vleugel is voorgoed
gekwetst. Wat
die man deed met die vlinder, is tekenend voor onze samenleving, voor onze
houding ten overstaan van kinderen en jongeren. Zij worden voortdurend in de
media geconfronteerd met de topfiguren op alle terreinen. Zij weten hoeveel die
managers en die topsporters en die mensen uit de showbusiness verdienen.
Zij worden uitgedaagd om te slagen, om te lukken. Zij staan al te vroegtijdig
onder prestatiedruk. Op alle gebied moeten zij succes hebben: niet achter
blijven, ook niet in de liefde. Zij moeten al met het condoom leren omgaan nog
voor dat zij verliefd kunnen zijn. Is
het dan verwonderlijk dat zoveel kinderen de pedalen verliezen? ‘Er
is een dringende nood aan opvang voor kinderen met psychische problemen’,
hoorden we deze week. En dan wordt er nog niet gesproken over de zoveel
grotere groep van kinderen die gewoon niet gelukkig zijn, omdat ze de tijd niet
meer hebben om kind te zijn. Het
evangelie van vandaag, want daar heb ik het de hele tijd al over, spreekt van
een juk dat zacht aanvoelt en van een last die licht is. In gewone taal
wil dat zeggen : leg uw lat zo hoog niet. Projecteer uw eigen carrièreplanning,
of uw eigen mislukkingen niet op uw kinderen. Maar
leer van Jezus de eenvoud en de nederigheid. Denk aan de vlinder : laat uw kinderen de tijd om zich te ontplooien volgens hun eigen mogelijkheden en gij zult rust en verlichting vinden. Manu Verhulst.Mt.
1, 1-23.
15° J. A.
Als
Jezus vandaag zou vertellen over de grond waar het woord over het Koninkrijk in
terechtkomt, zou Hij er wellicht nog een situatie bijvoegen. Als
het woord Gods vandaag wordt gezaaid, komt het terecht in een grond die grondig
wordt omgeploegd. Ons denken en ons aanvoelen is voortdurend aan zoveel verschillende invloeden onderhevig. Ik zet er slechts een drietal op een rijtje: Ons
omgaan met het lichaam, met het naakt, met de sexualiteit is volledig
omgeploegd. Van een angstige preutsheid zijn we op veertig jaar tijd geëvolueerd
naar een commercialisering, naar een banalisering van het naakt, naar een
sociale aanvaarding van vrije sexuele omgang, maar ook naar een gezonde
herwaardering van het lichamelijk lustbeleven. Een
andere ommekeer in ons denken is onze opvatting over macht en gezag. Van een hiërarchisch
aanvoelen alsof alle macht zomaar van boven gegeven is en onvoorwaardelijk moet
gevolgd worden, zijn we onbewust gaan relativeren. Uniformen en machtssymbolen
hebben hun belang verloren, zijn in veel gevallen zelfs belachelijk geworden.
Soms ontstaat er een machtsvacuüm dat dan opgevuld wordt door de eendagsvliegen
van de showbusiness die dan vanop reusachtige podia met verlichting en decibels
als machtssymbolen, voor een reusachtige massa hun invloed verspreiden, terwijl
de vroegere gezagsdragers in gezin, in school, in kerk, in opvoeding kortweg,
niets meer te zeggen hebben. Een
derde facet van de omgeploegde aarde van ons denken is de verandering in onze
omgang met het milieu. Sinds het eerste rapport aan de club van Rome in de
zestiger jaren ‘Grenzen aan de groei’ werd het duidelijk dat onze aarde niet
onuitputtelijk is, dat we anders moeten gaan omspringen met haar rijkdommen.
Terwijl de eerste ruimtevluchten ons
de blauwe planeet lieten zien als een kostbaar kleinood in een uitgestrekte
oneindigheid. Sindsdien weten we dat we met z’n allen op het ruimteschip
‘aarde’ zitten en dat dit nog veilig en leefbaar moet zijn, ook voor de
komende generaties. Zo wordt elke dag ons
denken en aanvoelen omgeploegd. Maar ge weet toch dat omgeploegde aarde
vruchtbaar wordt en voorbode is van een rijke oogst. Jezus spreekt van dertig-
zestig- en honderdvoudig rendement. De vruchten die Hij op het oog heeft zijn:
‘gelukkige mensen’, die zich heel goed thuis voelen in hun vel en het
lichamelijke weten te plaatsen in het geheel van hun menselijke ontplooiing. Gelukkige
mensen die zich niet laten doen door gelijk welke gezagsstructuur maar zich
samen verantwoordelijk voelen voor elkaars geluk en zo het ‘volk Gods’
vormen. Gelukkige
mensen die in harmonie leven met de
natuur, met de kosmos. Geen uitbaters van de aarde maar getrouwe rentmeesters
van een bloeiende wijngaard. Moge
het evangelie ons daarbij het goede zaad zijn voor deze en de komende
geslachten. Zestiende zondag door het jaar, cyclus A. Mt. 13, 24-30.Antoine de Saint Exupéry vertelt in één van zijn boeken hoe hij op een overvolle trein zit van Duitsland naar Polen. De trein is volgeladen met zogezegde vaderlandslozen, mensen in gedwongen verhuis. Juist voor zich ziet hij een jong echtpaar met tussen hen in een kleine jongen van zes, zeven jaar. Een witte krullebol met verstandige kijkers. Hij is getroffen door dat gezichtje en schrijft: ça pourrait être un petit Mozart! Maar onmiddellijk voegt hij er aan toe: maar het zal nooit een Mozart worden. Want hij weet maar al te goed dat dit kind zal verhuizen van de ene barak naar de andere. Zo zijn er tot op vandaag miljoenen en miljoenen kinderen, barstensvol talenten die nooit tot ontplooiing zullen komen omdat zij in de hongerkampen leven van Darfour, of omdat zij van bij de geboorte aidskinderen zijn. Of omdat zij voor hun leven getraumatiseerd zijn omdat zij gezien hebben wat er met hun vader en moeder gebeurde.Of, dichter bij ons, omdat zij geen echte thuis hebben, omdat zij van de ene vader naar de andere moeten. Hoeveel menselijk kapitaal aan liefde, aan kunst, aan wetenschap gaat niet verloren. Het wordt verstikt om nooit meer open te bloeien. Dat is het wat de parabel ons wil duidelijk maken. Geduldig en mild geeft God de gaven van het leven. Maar het kwaad zaait het onkruid en het leven krijgt geen kans. Ik kan het niet beter illustreren dan door enkele zinsneden uit de brief van Valentijn De Belie, een missionaris in Rwanda. Velen van die jonge mannen zijn ontredderd: zij zoeken, delven goud, drinken zelfgestookte alcohol, roken hennep en zijn zeer ongelukkig. Meestal hebben zij afgehaakt of maken zij deel uit van één of andere sekte, daar waar er genoeg “ambiance” is. Een hele opgave heel die waaier van sekten. Ik denk dat 80% van hun adepten mensen zijn die katholiek werden gedoopt. Onze kristenheid is minsten gehalveerd qua aantal. Vele van hen zijn ons vijandig gezind. ’t Is niet gemakkelijk voor ons. Steeds de linkerwang tonen als de rechter al bont en blauw is geslagen is niet steeds gemakkelijk. Maar naar het einde toe besluit hij: Toch
geven we de moed niet op. ’t Is Christus’ kerk, wij zijn “in dienst”
en doen ons best. En als we dan de inzet en moed zien van zovele, mensen die
door een jarenlang kristelijk leven gelouterd werden, en de vrede des harten
gevonden hebben: dan hebben we weer moed. Ieder op zijn plaats moeten we zijn als God: geduldig en mild ruimte geven aan jonge mensen om te groeien, en blijven geloven dat het goede zaad uiteindelijk krachtiger is dan welk onkruid ook. Manu Verhulst. Mt.13,
24-30 16°J/A.
God,
waar zijt Gij te vinden? We
weten wel dat Hij zich niet schuilhoudt achter de wolken. Dat Hij aan geen
plaats gebonden is. Maar waar is Hij dan wel ? Johannes heeft ons de richting aangewezen om Hem te
vinden: God is liefde. Hij is niets anders dan relatie
En ieder die liefheeft, die weldoende omgaat met zijn medemens maakt God
zichtbaar, geeft een vermoeden van Zijn aanwezigheid in onze wereld. Zo wordt
God zichtbaar. Deze
week onderging ik een tweede lensinplanting. Na de ingreep zei de chirurg.
‘Jij waart perfect rustig. Ik veronderstel dat je de kunst verstaat om alles
in Gods handen te leggen.’ ‘Eigenlijk niet’, heb ik geantwoord ‘ik leg
me in de handen van de wetenschap en in de handen van de mensen die er mee
werken. Maar je mag dat van mij gerust Gods handen noemen.’ Mensen
die mensen helpen zien, zetten Gods werk verder. Zo liet Hij zich kennen in de
persoon van Jezus die blinden het gezicht teruggaf, die bezeten mensen een
innerlijk evenwicht bezorgde, die haatdragende mensen liet proeven hoe goed
vergeving kan smaken, die lijdende mensen toonde wat Zijn medeleven was. De
gekruisigde Jezus was allerminst een verre God die veilig boven de wolken
troont, maar Diegene die midden in ons leven staat, ook en vooral als het donker
wordt. Dat
God te vinden is, overal waar mensen weldoende met elkaar omgaan… Tot zover
kunnen we mee. Maar als mensen dat niet doen, als ze geen heelmeester, maar
moordenaar zijn. Als ze niet weldoende maar haatdragend met elkaar omgaan. Waar
is God dan ? ‘Mijn
zoon is een gedetineerde’ zei die moeder. En iedere week trok zij met de trein
naar de gevangenis om hem te bezoeken. Zij wist wel dat hij een misdadiger was
maar hij bleef haar kind en zij liet hem niet vallen. Zo zijn moeders en zo is
God. ‘Trek
dat onkruid niet uit. We zien wel.’ De doodstraf is zo onchristelijk als maar
zijn kan. Daar waar het er lelijk en hatelijk aan toe gaat, daar leren we van Hem dat goddelijk geduld: laat het onkruid mee opgroeien. Niets is hier definitief. We zien wel. Manu
Verhulst Zeventiende
zondag door het jaar. Cyclus
A. Mt. 13, 44-52.
‘Ik heb me zelf niet gemaakt’ We zeggen het soms als verontschuldiging voor onze kleine kanten. Maar eigenlijk zit daar een diepe waarheid achter. We hebben inderdaad ons zelf niet gemaakt. We liggen niet aan de oorsprong van ons eigen bestaan. We hebben het tijdstip niet gekozen, we hebben onze ouders niet gekozen. We zijn in het bestaan terecht gekomen zonder enige inspraak. Achteraf kunnen we nu zeggen: Dat was allemaal het werk van de natuur of in andere woorden: dat was allemaal toeval, stom toeval. Ofwel krijg je het vermoeden dat achter het mysterie van je eigen bestaan een grote liefde schuilgaat. Geen toeval maar een spiraal van liefde die zich uitleeft in sterren en bloemen tot in de flora van de diepzee, een liefde die er miljoenen en miljoenen jaren over doet om uit de dode stof een wezen te boetseren dat in vrijheid kan liefhebben. Toeval of liefde als laatste grond van ons bestaan: geen van beide kan bewezen worden. Als je niet kiest voor het blinde toeval maar voor die overweldigende kracht die Liefde heet, dan verandert dat heel grondig uw kijk op het leven en op de wereld. Want die liefde is Iemand die bemint en wederliefde mag verwachten. Zoals een bloem zich opent naar de zon, mag een mens naar God toegroeien. Kiezen voor de liefde, is de parel vinden waar het evangelie over spreekt, de kostbare parel waar de koopman alles voor over heeft. Het is, in andere woorden zichzelf vergeten om zich helemaal af te stemmen op Gods wil. Thomas Merton was de playboy die alle waters heeft doorzwommen maar tenslotte ging aankloppen in een trappistenabdij in Amerika, Gethsemane om God alleen te vinden. Hij werd monnik en koos voor die ommuurde vrijheid, zoals hijzelf schreef. Als je gelooft dat Liefde aan de oorsprong ligt van jouw bestaan, dan wordt je eigen bestaan wederliefde. Dan zul je er alles voor moeten laten vallen. Maar is dat niet met elke liefde zo? De grote rijkdom van ons leven is niet gelegen in materieel bezit of in macht, wel in het besef dat we bemind worden. Dat besef ligt verborgen in de akker van ons dagelijks labeur. We moeten het niet zoeken in geleerde theorieën of in buitensporige praktijken. Nee, zegt het evangelie, het ligt in de akker, het veld waar we dagelijks op bezig zijn. In de gewone dingen van het leven zich met God verbonden weten en er gelukkig om zijn, dat is het eeuwig leven en voor wie God bemint is het eeuwig leven reeds begonnen. Manu Verhulst. Mt.
14, 13-21.
18J/A.
Als
ik deze week hoorde vertellen van die reusachtige nachtwake op het oude
militaire vliegveld van Downsview Land in Canada... ‘600.000 jonge mensen uit
176 verschillende naties hebben daar, ver van huis, de nacht doorgebracht,
wakend, biddend en luisterend naar de paus.’ Dan
zag ik daarin een wederuitgave van het evangelie van vandaag. Het gaat hier
immers ook niet over een picknick met broodjes en vis om de honger te stillen.
Het gaat, toen zoals nu, over mensen die honger hebben naar een boodschap. Het
evangelie is een venster om de werkelijkheid van vandaag te kunnen inschatten,
om er de ziel van te zien. Mensen
en vooral jonge mensen hebben honger, zij willen een boodschap die hun leven een
zin geeft. Die
oude man uit Polen heeft zich die nacht in Canada opgericht. Hij heeft die jonge
mensen hun honger naar zingeving gestild, hen een visioen gegeven om voor te
leven, Hij
sprak van een nieuwe beschaving, gebouwd op liefde en vrijheid, niet op een
kapitaalstroom en een technologie die alleen gericht is op productiviteit en
efficiëntie, zonder enige zin voor de religieuze en de ethische dimensie. Een
nieuwe beschaving, gebouwd op liefde en vrijheid, vraagt nieuwe mensen die
stenen kunnen aanbrengen voor de stad van de mens, en op die manier ook bouwen
aan de stad van God. De
paus werd heel persoonlijk toen hij zei hoe hij momenten heeft gekend van diepe
duisternis onder harde totalitaire regimes. Maar ik heb genoeg dingen gezien,
zei hij, om er rotsvast van overtuigd te zijn dat geen enkele moeilijkheid en
geen enkele vrees in staat is de hoop te vernietigen in het hart van jonge
mensen. Het
afgedankte militaire vliegveld in Canada
waar die jonge mensen hun nachtwake hielden is maar een stipje, een
kleine onooglijke plek op onze planeet. Op die nacht was die plek verlicht door
de 600.000 kaarsvlammetjes De
rest van de wereld bleef in het donker. Voor
heel veel mensen blijft het een heel eenzame plek, ver van huis. Zij hebben geen
geestelijk onderdak, zij hebben geen geestelijk voedsel. Geef gij hen maar te
eten zegt Jezus in het evangelie. Gij moet het doen, zegt ook de paus. Niet
wachten tot je ouder wordt. Gij moet nu aan iedereen laten zien dat de
ontmoeting met God zin geeft aan uw bestaan. De
echo van dat woord mag ook tot in onze gemeenschap naklinken. Laat
de vraag tot ons komen hoe wij, in de komende week, onze vriendschap met God
vlees en bloed laten worden? Hoe
wordt onze dagelijkse portie leven een beetje meer vrede en liefde? Hoe breng ik
de stenen aan van solidariteit en vergeving voor die nieuwe beschaving waar de
paus het over heeft? We
gaan er in diepe stilte even over nadenken zodat onze goede wil ook een gezicht
krijgt. Manu Verhulst. Achttiende zondag door het jaar. Cyclus A. Mt. 14, 13-21.Marc
Sleen eindigde zijn stripverhalen altijd met een grote wafelenbak waarin
allen, vrienden en rivalen samen aan tafel gaan. Daar zit een gedachte achter,
meer nog, een droom, een visioen van een wereld die niet vecht maar samen het
voedsel deelt. Ooit
vertelde Maarten Luther King diezelfde droom, van een grote lange tafel, blank
en zwart feestelijk door elkaar. Het
stukje evangelie van vandaag is een tafereel dat diezelfde droom weergeeft. Het
is geen fata morgana, geen luchtspiegeling maar een opdracht: “Geef gij hen
maar te eten.” Er
zal heel wat economie en heel veel handelsakkoorden aan te pas komen. Daar zit
een hele omschakeling achter van wapens naar voedsel, Ook
al zijn we er nog lang niet, we mogen die droom niet loslaten. Het evangelie
is geen verhaal om te ontspannen maar om ons te bekeren. Van
nature zijn we geneigd om rijkelijk voor onszelf te zorgen. Het evangelie
nodigt ons uit om de natuurlijke aandrang voorbij te steken en te delen wat we
hebben. Een
christen kweekt een andere levenshouding, een andere attitude aan, is er van
overtuigd dat, als hij een stukje van zichzelf weggeeft, het er vanzelf weer
aangroeit, net als het brood dat gedeeld, zichzelf vermenigvuldigt. Manu
Verhulst. Mt.
14, 22-32. 19J/A.
Over
het water lopen naar Jezus toe… Het is een wonder evangelieverhaal. Bij
ons zeggen ze soms : je moet over eieren kunnen lopen.
D.w.z. heel omzichtig te werk gaan in delicate situaties om niemand te
kwetsen, om niemand op stang te jagen, om geen misverstand te verwekken. Misschien
is dit evangelieverhaal alleen maar een manier om te zeggen dat het geloof in
Jezus zoiets is als over water lopen.
D.w.z. alle zekerheden prijsgeven, geen vaste grond onder de voeten meer
voelen. En
inderdaad om in te Jezus geloven kun je niet steunen op zintuiglijke waarneming.
Je ziet Hem niet, je hoort Hem niet. Er is geen waterdichte bewijsvoering van
zijn aanwezigheid in deze wereld. Geloven
in Jezus is als over het water lopen. Als er een zekerheid is, dan is het die
van het hart, die van de ervaring van een innerlijke rust die van Hem uitgaat,
als het vastgrijpen van zijn hand in moeilijke omstandigheden. Als
men ons zou vragen waarom wij hier zitten, waarom wij in Hem geloven. Dan kunnen
wij niet antwoorden met een tastbaar bewijs, dan kunnen we alleen maar
terugvallen op enkele heel persoonlijke ervaringen, die moeilijk onder woorden
te brengen zijn. Geen sterke verhalen om mee uit te pakken, maar stille momenten
van levensmoed, van volhouden, van vergeven ook. Dan
is het zoals in de eerste lezing: God is niet in de storm, niet in de
aardbeving, niet in het vuur. Hij is wel in de zachte bries die ons van
binnenuit beroert, die verfrissend gelukkig maakt. Het is de zachte aandrang om
een goed mens te zijn. Om
dat waar te maken zullen we wel over water en soms over eieren moeten lopen. Manu Verhulst. Negentiende
zondag door het jaar. Cyclus A. Mt.
14, 22-32.
Ik zag deze week een statistiek die mij vertelde dat onze grootouders op hun levensloop gemiddeld 1500 keren gemeenschap hadden In onze levensloop is dat aantal opgelopen tot 6.000 keren in een levensloop.(*1) Dat houdt natuurlijk verband met het feit dat mensen nu langer leven, met het feit dat zij meer vrije tijd hebben, en met de verschuiving in de ethische normen en mogelijkheden inzake voortplanting en seksualiteitsbeleving. Nog nooit in de geschiedenis was de mens zo vrij, zo autonoom, zo gevormd, zo ontwikkeld en zo kansrijk als vandaag. Dat wijst op een hoogtepunt in de beschavingsgeschiedenis. Tegelijkertijd wordt diezelfde mens geconfronteerd met waanzinnige terreur en even waanzinnige oorlogen. Diezelfde mens is ten prooi aan psychische ontreddering en vertwijfeling, moet zijn steun zoeken in drugs en zelfdoding. Dat wijst op een dieptepunt in de beschavingsgeschiedenis. Als hoogtepunten en dieptepunten zo dicht bij elkaar liggen, dan is er storm op het meer, dan worden we geteisterd door de golven. In die storm is het moeilijk om het scheepje van de menselijkheid in de vaart te houden. In die storm komt Christus ons tegemoet maar wij herkennen hem niet. Wij vertrouwen hem niet. En zelfs als we Hem herkennen en Hem vertrouwen, dan geloven wij Hem nog niet maar houden wij nog liever vast aan onze doemscenario’s. Al we Christus aan boord zouden nemen, zou ons hoogtepunt niet zo hoog meer zijn. Dan zouden wij ons niet zo autonoom en niet zo vrij voelen, dan zouden wij beter onze grenzen kennen. Maar dan zou ons dieptepunt ook niet zo diep zijn. Dan zou de vertwijfeling en de wanhoop plaats maken voor begeestering. Ziet gij het niet, zou Hij zeggen, Er begint iets nieuws. De wereld wordt één, gaat naar een ordening die planetair zal zijn. De christen gemeenschap mag niet bang zijn. Zij moet haar plaats en haar opdracht zoeken in dat nieuwe avontuur van de mensheid. Misschien zouden ook wij, bij het bekijken van de nieuwsberichten of bij het lezen van de krant, eens meer aan die Christus moeten denken en niet bang zijn om daarbij tot gebed te komen. Het zou onze kijk op de dingen evenwichtiger en serener maken. Manu Verhulst. *1) (Onze grootouders moesten in dat korte leven 200.000 uren besteden aan arbeid. Wij werken slechts 67000 uren. De rest, een 400.000 uren, is vorming studie, ontspanning, doen wat we graag doen.) Mt. 15, 21-28. 20J/A.Het
is eigen aan godsdienstige mensen dat zij sterk overtuigd zijn van eigen gelijk.
Hoe dieper hun godsdienstige overtuiging, hoe groter het gevaar dat zij
hooghartig gaan neerkijken op andersdenkenden. Als godsdienst dan nog vermengd
wordt met een nationalistisch gevoelen, kan dat een gevaarlijke springstof
worden. Dan komt men tot kruistochten, godsdienstoorlogen en religieus fanatisme
onder allerhande vormen. Zelfs
Jezus ontsnapte daar niet aan. Immers: niets menselijks was hem vreemd. Hij is
een jood, Hij zit vast in een eng joods nationalisme en in dit evangelie is Hij
nauwelijks buiten de landsgrenzen in Tyrus en Sidon, het huidige Libanon of Hij
wordt geconfronteerd met de anderen en laat zich woorden ontvallen als ‘het
huis van Israël’ en de ‘honden’ waarmee Hij dan de anderen bedoelt. De
ontmoeting met deze vrouw wordt echter een keerpunt? Zij dwingt Hem tot
menselijke gevoelens tot de eenvoudige vaststelling: een mens is een mens. En de
genezing van dat meisje is toch belangrijker dan alle grenzen en alle
verschillen tussen godsdienstige overtuigingen. Jezus
laat zich bekeren door een vrouw tot een menselijke houding, wars van elk
religieus fanatisme. Vandaag
staan wij als gelovigen op vreemd terrein. Wij zijn een minderheid geworden. En
diegenen die niet van ons gedacht zijn wijzen naar de kerk met een
beschuldigende vinger. Tonen ons de zwakke plekken van de kerk hoe zij haar
eigen macht belangrijker vond en vindt dan het geluk van mensenkinderen. Zoals
Jezus zich liet bekeren door een vreemde vrouw uit Tyrus, zo moet ook de kerk, -
en dat zijn wij allemaal - zich laten bekeren door diegenen die anders denken
over haar uitverkiezing. De
kerk is inderdaad een uitverkoren volk, maar uitverkoren dan om haar menselijke
plicht te doen en meer dan haar plicht. En daar houdt haar uitverkiezing mee op. Manu Verhulst
Twintigste
zondag door het jaar Cyclus
A. Mt. 15, 21-28.
Verrassend in dit evangelie is de ommekeer in het denken van Jezus. Hij neemt een bocht van 180 °. In het begin is het van: “Eigen volk eerst”. “Ik ben gekomen voor de kinderen van Israël en het is niet serieus het brood dat voor de kinderen bestemd is, aan de honden te geven.” Dat
zijn donkerbruine uitspraken. Maar eenmaal met de vrouw in gesprek vallen de
oogkleppen weg en komt er begrip en een groot gemeenschapgevoel. Wij hebben ook van die overtuigingen die wij beter eens in vraag zouden stellen. Ik las in de krant dat de Europese commissie tegen het einde van het jaar een economische groei voorziet, de hoogste in 12 jaar tijd. Bij
zo’n bericht denken wij spontaan: Goed nieuws ! Economische groei betekent
stijging van onze levensstandaard, meer werk, meer verbruik. De tafel wordt
rijkelijker gedekt. Ik
bedoel Europa en Noord Amerika maken 20 % uit van de wereldbevolking, maar die
20 % verbruiken wel 80 % van de grondstoffen en van de energie die voorhanden
is. En dan beseffen dat de rijkdom van deze planeet niet onuitputtelijk is. Moeten wij ons dan de vraag niet stellen. Moet de economie nu persé ieder jaar groeien? Moeten wij in het westen nu elk jaar een beetje rijker en rijker worden? Onverzadigbaarheid is een systeem geworden. Mogen
wij, als christen dat niet in vraag stellen? Is het niet de hoogste tijd dat
we onderscheid maken tussen het noodzakelijke en het totaal overbodige? Zoals Jezus tot een ander inzicht is gekomen, tot een ommekeer in zijn denken, mogen ook wij niet bang zijn om vragen te stellen bij onze groeiende welvaart. Of
het zo normaal is dat de derde wereld moet tevreden zijn met de kruimeltjes
die van tafel vallen, terwijl wij doodgaan aan te veel. Manu Verhulst Mt.
16, 13-20.
21°J/A.
Heb
je het mooi gevonden? Vroeg een moeder aan haar dochter die van Pukkelpop kwam.
De dochter stond versteld: Ma, zoiets vraag je toch niet. ’t Was niet mooi.
Het was fantastisch. Of
dat ook mooi is? Is een verkeerde vraag als het over zo’n happening gaat. Dezelfde
bemerking geldt als het over de waarheid gaat. Is dat waar? We worden overspoeld
met zoveel informatie dat de vraag naar waarheid er in verdrinkt. Het wordt:
ieder zijn eigen kleine waarheid. Wat
is fatsoenlijk en wat niet? Is het de nonchalance of is het de étiquette. Dat
hangt af van de kijkcijfers. Wat
is goed en wat is kwaad? Zijn dat de 10 geboden of is het soms de ontkenning
ervan? Wij
hebben geen gezamenlijke overtuiging meer. Ieder heeft zijn waarheid en die is
niet duurzaam. Overtuiging wordt gelijk een hobby, is maar tijdelijk zolang de
goesting er is. Het
is tegen die achtergrond dat de oude vraag van Christus weer opleeft. ‘Wie
zeggen de mensen dat Ik ben?’ Vraag
het aan al diegenen die Hem slechts kennen uit de verplichte godsdienstles of
uit een verre traditie. Zij zullen antwoorden met een schouderophalen. Zoiets
vraag je toch niet, Hij hoort er gewoon niet meer bij. Maar
de tweede vraag van Jezus: ‘en gij, wie zegt gij dat Ik ben?’ is gericht tot
de kleine groep van getrouwen, tot diegenen die Hem van binnenuit hebben
ervaren. Petrus
chargeert met de hoogst denkbare titel: Zoon van de levende God. Dat wil zeggen:
nooit meer los te laten, nooit meer te vergeten. Paulus
zal vanuit zijn achtergrond zeggen: Christus is een tweede Adam, dat wil zeggen:
nieuwe schepping: de mens van de toekomst. Voor
beide wordt Jezus de inhoud van hun leven, hun levensprogramma. Hij wordt de
richtlijn om uit te maken wat de moeite waard is of niet, wat goed is en kwaad. We weten niet welk antwoord Christus eigenlijk had verwacht. Misschien iets meer vriendschap, iets meer intimiteit. Felix Timmermans, toch de geestelijke vader van Pallieter, verwoordde op zijn manier zijn gevoelen voor Christus toen hij schreef: Door
de neevlen van den avond pint
de horen van de maan. ‘k
Wacht hier op de lege baan om
met U, stil in Uw schaduw, mee
naar Emmaüs te gaan.
Manu Verhulst Mt. 16, 21-27. 22J./A.We
houden zelf de adem in als een atleet op het punt staat zijn eigen record te
verbeteren of een record te vestigen. Enkele fracties van een seconde kunnen een
grens verleggen. Zichzelf
overtreffen…geeft een apart gevoel. Het zit de mens blijkbaar in het bloed.
Het is als een grondwet van ons bestaan. Het komt er op neer dat de gedachte, de
wilskracht sterker is dan de zwaartekracht waar ons lichaam aan onderhevig is. In
het evangelie gaat het over diezelfde grondwet van ons bestaan, maar dan op een
dieper vlak. Dan
gaat het over die andere zwaartekracht waar wij aan onderhevig zijn : onze
ingeboren hoogmoed, de cultuur van het ‘ik’ : mijn leven, mijn lijf,
mijn goesting, mijn gelijk, mijn recht. Naarmate
wij daar uit bevrijd worden, naarmate wij daarvan durven loskomen en onszelf
durven loslaten, overtreffen wij onszelf en gaat ons leven winnen aan kwaliteit.
Dan zijn we op weg naar echt menselijk leven. Zichzelf durven loslaten om
zichzelf te kunnen handhaven. Jezus
komt, in dit evangelie, in een beslissende fase van zijn openbaar leven. Hij
kiest voor Jerusalem en dus voor de confrontatie met diegenen die hem willen
uitschakelen. Hij gaat dus het lijden niet uit de weg. Golgotha komt gevaarlijk
dichterbij. En
toch kiest Hij voor die weg. Hij kiest niet voor het lijden, wel voor de plicht
ook als die het lijden met zich meebrengt. Heel zijn leer, trouwens is geen
verheerlijking van het lijden om het lijden. Lijden is veeleer een weg naar de
echte menswording. De
oude volkswijsheid zegt het trouwens ook al : wat gij weggeeft door de
voordeur, komt langs de achterdeur dubbel en dik terug. Wat
je geeft aan aandacht, aan tijd, aan energie en aan liefde, is niet weggegeven.
Dat worden bouwstenen van je eigen persoonlijkheid. En
wat je afziet aan pijn, aan vernedering, aan lijden om de gebrokenheid van ons
bestaan kan opgenomen worden in de wondere relatie met God. Ook
de wanhoop, ook de opstandigheid maken deel uit van ons gesprek met Hem. In
dat licht krijgt het lijden een zin. Het wordt dragelijker omdat het opgenomen
is in ons gelovig zijn in dat voortdurend vechten en spelen met God die ons wil
ontheffen aan de zwaartekracht van ons bestaan. Manu
Verhulst.
22°
ZONDAG DOOR HET JAAR Cyclus
A. Mt. 16, 21-27.
Soms
doen wij dingen die “wetenschappelijk niet verantwoord” zijn. Dingen die
we normaal gesproken niet zouden doen. We
doen dat soms uit edelmoedigheid, soms uit dommigheid. Ook in de meest
belangrijke beslissingen van ons
leven laat het verstand het soms afweten en zijn er andere redenen die ons in
beweging brengen. ‘Durven
leven vanuit uwen buik’ noemen ze dat, iets dat vandaag sterk gewaardeerd
wordt. Men heeft zelfs de neiging om al wat een mens doet, te verklaren vanuit louter lichamelijke factoren: het zijn uw genen, of uw hormonaal stelsel of een bepaalde stof die door één of andere klier afgescheiden wordt die uw hersenen activeert. Het menselijk gedrag wordt zogezegd bepaald door de materie, van onderuit. Maar
zou het ook niet kunnen dat het bepaald wordt door iets geestelijks. Zou het
niet kunnen dat Iemand van bovenuit ons leven leidt? Als
we dingen doen die we normaal gesproken nooit zouden doen, zou het niet kunnen
dat we die dan doen enkel en alleen omdat we denken daarmee Gods wil te
vervullen. Jezus had nog vele jaren in Galilea kunnen blijven. De mensen hielden van Hem en zij luisterden naar zijn woorden. Met zijn glasheldere parabels had Hij hen en ons nog zoveel wijsheid kunnen bijbrengen. Maar
neen, Hij wil naar Jerusalem ook al voorziet Hij daar de confrontatie, met
aanhouding en terechtstelling voor gevolg. En toch gaat Hij,
met als enige reden: de wil van de Vader volbrengen. Hij kiest voor het
lijden. Om
Gods wil! Dat woord is in onbruik geraakt, maar niet alleen het woord, ook de
gedachte: Gods wil volbrengen schijnt een inbreuk te zijn op onze autonomie. Het
evangelie geeft ons een antwoord op die eeuwige vraag: waar ligt onze
levensvervulling? Is dat in het bevredigen van onze klein menselijke ambitie of is er Iemand, Iemand die groter is dan ons hart en die met respect voor onze menselijke vrijheid ons wil optillen boven onszelf. Het is goed dat we de impulsen van ons lichamelijk stelsel kennen en er rekening mee houden maar dat mag ons niet beletten om even attent te zijn op een geestelijke input. Het mag ons niet beletten om te geloven in Gods droom over ons leven en te bidden: Heer, wat wilt gij dat ik doe? Manu Verhulst. Mt.
18, 21-35.
24J/A.
« Ge
moogt geen oude koeien uit de gracht halen. » Dat is een tip van onze
verre voorouders. We begrijpen de letterlijke zin niet meer. Er zitten geen
koeien meer in de gracht, maar waar het eigenlijk om gaat, verstaan we maar al
te best. Die
oude koe, die ene misstap van toen, die bij elke gelegenheid weer wordt
opgehaald. Ook al heeft men het zogezegd allemaal vergeven. De schuld nog eens
laten aanvoelen, bedekt of onbedekt, is een koe die zwaarder is dan de misstap
zelf. Het
evangelie vraagt een vergeving die van harte is. Geen vergiffenis die dient om
de grootmoedigheid van de vergever in de verf te zetten. In de zin van :
‘Zie eens hoe edelmoedig ik ben!’ Dat is geen vergeving, dat is vernedering. Echte
vergeving heeft geen woorden nodig. Verleden tijd wordt gewoon voltooid verleden
tijd. Vergeving
is een voortdurende levenshouding : geen momentopname. Even
belangrijk is dat men zichzelf kan vergeven : dat men de eigen misstappen
en fouten kan verwerken tot groter levenswijsheid en betere zelfkennis. Als
vergeven een levenshouding is, een levenskunst, kan men ook zijn ouders en zijn
voorouders vergeven : met de glimlach en met humor kunnen vertellen over de
fouten in zijn opvoeding, over de niet gekregen kansen, om de erfelijke factoren
die kunnen tegenvallen. Zo
is toch het leven van de mensen : altijd onvolmaakt, met haken en ogen aan
mekaar gebreid. Vergeven
als levenskunst, ook t.o.v. de kerk voor haar fouten in het verleden en in het
heden, voor de zwarte bladzijden uit haar geschiedenis, voor de onvolkomenheden
in haar opvoeding tot schoonmenselijkheid. Een
cultuur van vergeving kan ons behoeden voor veel verkramping en verzuring. Ons
eigen levensgeluk staat hier op het spel. Voor
Jezus was vergeving meer dan een menselijke omgangsvorm. De menselijke vergeving
was voor Hem een voorwaarde voor de goddelijke vergeving. Zo deed Hij ons bidden :
Vergeef ons onze schulden, zoals ook wij vergeven aan onze schuldenaren. Onze
maat van vergeving, wordt de maat van Gods vergeving. We
maken het enkele ogenblikken stil zodat dit evangelie ons hart kan binnentreden.
Manu Verhulst. Mt. 20, 1-16a. 25J/A.Ik
zag deze week een zuster van de arme Klaren O.L.Vrouwplaats oversteken. Vanuit
haar klooster liep zij naar de andere kant aan de Parkstraat. Met haar bruine
pij fladderde zij doorheen het drukke verkeer als een vreemde vogel die even uit
de kooi is losgelaten. Wat een tegenstelling! Al
die mensen met hun overvolle agenda’s en hun drukke bezigheden, gevangen in
een verkeersstroom die even moest stoppen… en dan die zuster, zo maar uit een
klooster dat niets anders dan vrede voortbrengt, dat niets doet om het Bruto
Nationaal Product te verhogen… Zij liep daar als een
levende parabel. Als een werkster van het elfde uur. Tegenover al die mensen die
de hitte van de dag moeten dragen, die moeten zorgen dat er brood op tafel komt
voor hun gezin, die zich uitsloven voor hun carrière, die zich inzetten voor
hun zaak, wat die dan ook mag zijn. Die
arme Klaar was een illustratie, of liever een belijdenis van het feit dat God
een mens waardeert, niet om wat hij presteert, maar om wat hij is. De
werkers van het elfde uur. Het zijn niet alleen de contemplatieven. Zij zijn met
veel meer. Het zijn ook de zieken en de oude mensen, de gehandicapten en de
zorgenkinderen en de krankzinnigen : al die mensen die Hitler wilde
elimineren omdat zij niet rendeerden, en die in onze maatschappij zo veel
mogelijk worden afgezonderd. Zij worden in het Godsrijk als onze gelijken
beschouwd. Tenslotte,
zegt de parabel, we staan allemaal in de rij voor die ene denarie, voor dat
eenmalig geschenk van het leven. Niet de prestatie is belangrijk wel de manier
waarop we dat geschenk aannemen, of we dankbaar en tevreden elke dag onze plaats
in de wijngaard innemen. Manu Verhulst.
25°
Zondag door het jaar. Mt. 20,
1-16a.
Met deze parabel kun je wel niet naar de onderhandelingstafel over een nieuwe collectieve arbeidsovereenkomst gaan. Totaal onbruikbaar zal zowel de ondernemer als de vakbondsmilitant zeggen. En toch zit in deze parabel de kern van heel de evangelische boodschap. In
de persoon van Christus is ons duidelijk geworden dat de heer van de
wijngaard, de God van heel en aarde, zichzelf
wegschenkt aan elke mens. God geeft zich aan elke mens niet procentsgewijze,
niet berekenend, maar helemaal. Het dramatische van die gave is niet dat wij zondaars zijn, en ons werk in de wijngaard zouden verwaarlozen. Het drama is dat we die liefde niet verstaan. Dat
God op een andere manier bemint dan wij, die altijd afwegen en berekenen in
onze liefde. Zo gaan we denken dat brave mensen geen tegenslag mogen hebben
alsof God die brave mensen liever zou zien dan de slechteriken. Gods
liefde gaat uit naar iedere mens zonder onderscheid, zegt deze parabel. Het
wordt nog dramatischer als wij dat onderscheid zouden doortrekken tot in onze
gemeenschap alsof de enen niet te communie mogen gaan en de anderen wel. God
bemint elke mens en wij moeten die liefde niet verdienen, wij moeten die
liefde niet waardig worden. Wij moeten ze alleen durven ontvangen in het besef
dat God met dezelfde liefde elk ander mens bemint, wat die ook is of doet. In die zin is de parabel misschien toch bruikbaar voor de vormgeving van de samenleving. Want als we daar van uitgaan, is elke mens van oneindige waarde en speelt de graad van verdienste geen enkele rol. Hier
ligt de aanzet van een ideale wereld die maar mogelijk is als menen elkaar
beminnen zoals God ons bemint. Manu Verhulst. Mt. 21, 28-32. 26J/A.Ge
kent ze allemaal, die tieners die vlakaf zeggen : ‘Doe het zelf’, de
deur achter zich dichtslaan en ‘s anderendaags hebben zij, zonder iets te
zeggen de klus al geklaard. Dat zijn prachtige karakters die zijn bezig
zich te oefenen in zelfbeschikking, zo groeien zij gestadig in vrijheid.
De anderen zeggen wel ‘ja’, tonen zich onderdanig maar hun hart en hun
lippen liggen te ver uit mekaar. De
parabel gaat echter niet over tienergedrag. Deze parabel gaat over ons :
hoe wij omspringen met Diegene die wij Vader noemen. Spelen wij de gehoorzamen
met onze lippen en is ons hart ver van Hem ? Of durven wij opstandig zijn,
kwaad worden op God en de deur dichtslaan om Hem uiteindelijk toch trouw te
blijven ? Dat
is de houding die de parabel eigenlijk de normale houding vindt voor mensen die
vrij en zelfstandig geschapen zijn. Ik
huiver voor die mensen die te pas en te onpas zeggen : het is Gods wil. En
zich dan gelaten neerleggen bij de situatie. Bij tegenslag, bij al het leed en
al het onrecht in de wereld mogen wij niet zeggen : het is Gods wil. Neen,
het is maar al te vaak de wil van de mensen. Maar
dat wij ons daar niet bij neerleggen, dat wij er iets aan doen om het lijden te
verlichten en het onrecht ongedaan te maken, dat is Gods wil. Zo
dikwijls hebben wij dan goesting om te zeggen : ‘Dat Hij ‘t zelf
doet!’ Maar ‘s anderendaags reeds slaan we terug de weg in naar zijn
wijngaard. Plichtbewust
zijn taak volbrengen in de wereld van vandaag dat is de wil volbrengen van de
Vader. Die wil ligt verborgen in het dagelijks leven, meer dan in het
kerkgebouw. Er is geen onderscheid tussen heilig en profaan, geen kwestie van
een uurtje voor God en de rest is voor mij. De wereld is zijn wijngaard. En die
wereld op weg zetten naar de voltooiing, niet naar de ondergang. Dat is onze
gezamenlijke opdracht in de wijngaard van de Heer.
26°
zondag door het jaar.
Cyclus A. Mt. 21, 28-32.
Het valt op hoe graag Jezus vertelt over een wijngaard en hoe dikwijls Hij de wijngaard vergelijkt met het rijk Gods. Een wijngaard was voor de jood van zijn tijd dan ook geen gewone akker met druiventeelt. Het was een kostbaar familiebezit dat gekoesterd werd met de grootste zorg, een teken van welstand: zonder dat, geen wijn. Het was ook een teken van vrede want in een oorlog werden de wijngaarden het eerst vernietigd. In de parabel gaat het over de wijngaard van de Heer. Het is de aarde, de wereld, de gemeenschap van mensen. Werken in de wijngaard is dat menselijk avontuur dat wij beschaving noemen. “Mijn zoon, ga vandaag werken in mijn wijngaard.” Een uitnodiging om mee te bouwen aan menselijk geluk, vandaag nog wel. Werken in de wijngaard is niet spectaculair: mest aanvoeren, snoeien, druiventrossen uitdunnen allemaal kleine eenvoudige taken die zich onopvallend afspelen. Zie ons al bezig in de wijngaard in de dagelijkse taak in het gezin en op het werk, heel alledaags en onopvallend: de zorg voor het geluk van elkander. God nodigt uit maar laat ons los, we kunnen er mee doen wat we willen. We zien alleen die kleine taken. We zijn en blijven bekrompen wezens. We kunnen zo moeilijk vermoeden dat het menselijk avontuur nauwelijks begonnen is. De mensheid is nog in een stadium van vruchtbeginsel. De mens moet nog geboren worden. We kijken ons blind op zijn onvolkomenheid en durven niet geloven in het visioen waarheen we op weg zijn. Als tiener – maar het woord bestond toen nog niet – liepen wij op met de tekst van Henriette Roland Holst – Van der Schalck.: “Ik zal de halmen niet meer zien, noch binden ooit de volle schoven, maar doe mij in de oogst geloven waarvoor ik dien.” Woorden die het vandaag niet meer doen. Het is de armoede van deze tijd dat men al wil oogsten nog voor er gezaaid, zelfs nog voor dat de grond bewerkt is. Het is als met die middeleeuwse steenkappers. “Wat doet gij?“ werd hen gevraagd. En de eerste antwoordde: “ik kap stenen.” Maar de andere antwoordde: “ik werk aan een kathedraal”. Zij deden hetzelfde werk maar wat een verschil in arbeidsvreugde. Zouden wij ons ook eens niet bezinnen over de vraag: waar zijn we mee bezig? Als we dan tot het inzicht komen dat wij werken in de wijngaard van de Heer, dat wij mee bouwen aan een droom van God, dan zullen we daaruit de kracht putten om na al de keren dat we ‘neen’ gezegd hebben, en na al onze dwarse twijfels ons toch volop te geven aan de onopvallende taak van elke dag. Manu Verhulst.
ZIEKENDAG
05 Mt. 8, 5-17.
Als
op een bepaald moment de dokter een bezorgd gezicht trekt en zegt dat het
ernstig is, dan is dat alsof we ene klop van de hamer krijgen. We
vinden het zo normaal dat we gezond zijn, dat alles marcheert en blijft
marcheren in dat toch heel complex gegeven dat het menselijk lichaam is. Maar
is dat wel zo normaal? We
zijn kwetsbare wezens, eindig en sterfelijk. We
weten dat wel maar als we het aan de lijve ook voelen, dan komen de vragen. Dan
zijn we geneigd om God ter verantwoording te roepen: Waarom ik? Waar heb ik
dat verdiend? Dan
zijn we zelfs geneigd om met God te marchanderen: Als ik die noveen doe, als
ik die bedevaart doe, als ik dat goed werk doe… Hoe
gaan we nu als gelovige om met de ziekte en met onze kwetsbaarheid? Als
ik de gewone geloofsbelijdenis er op nakijk dan staat daar geen woord uitleg
over de zin van het lijden. Dan staat daar geen recept, geen uitweg uit die
problematiek. Het
enige, maar dat is dan ook heel kostbaar, is de vermelding dat God, in de
persoon van Jezus heeft geleden. Hij is gekruisigd en is gestorven. God toont
zich solidair met ons ook in het lijden dat mensen mekaar aandoen. Hij heeft
onze lasten gedragen. Een
tweede vermelding is, dat Jezus daar niet is aan ten onder gegaan. Zijn liefde
was sterker dan de pijn, sterker dan het lijden en de vereenzaming. De
gekruisigde is ook de verrezen Christus. In
dat spoor mogen wij onze kwetsbaarheid beleven. Omgaan met onze ziekte en met
onze zieken zoals Jezus dat heeft voorgedaan: Niet aan het lijden ten
ondergaan, maar in liefde voor mekaar dat lijden overwinnen. Manu Verhulst GEZONDEN
OM TE DIENEN
Er
was een tijd dat zusterkens, getooid
met kap en pij, ten
dienste stonden van de zieken, de
wezen, de ouderen van dagen. Zij
waren dienstbaar, zonder
looneisen, zonder staking, bij
dag en bij nacht, alleen
maar gehoorzaam aan
de heilige regel en aan God. Een
dienstbaarheid doordrongen
van devotie en gebed en
zorg voor ‘t zielenheil van elke patiënt. Het
was de tijd dat
elke parochie nog een klooster had, een
toevlucht voor al wie lijdend en
ten einde raad aan
de bel kwam trekken van het hoog gebouw. De
zusters zijn vertrokken. Niemand
trekt nog aan de bel. We
vallen niet meer terug
op
gratuite dienstbaarheid. We
betalen allemaal, verplicht
solidair. Bijstand
is een recht, het
staat, positief op negatief, onzichtbaar
op de magneetstrook van
onze sis-kaart gedrukt. Er
is een dienstencentrum en
een zorgverzekering en
tal van georganiseerde diensten. Is
dat nu vooruitgang ? Ik
dacht van wel. En
evangelisch gezien ? Ik
vermoed van wel. Als
een samenleving zich zo kan organiseren dat
iedereen recht heeft op verzorging, en
dat dit recht ook wordt waargemaakt in
degelijk uitgebouwde centra Dan
is dat vooruitgang. Als
dienst vanzelfsprekend is geworden, een
recht voor iedereen. Als
geen mens ooit nog moet vragen ‘alstublieft’
en ‘om de liefde Gods’ Dan
is dat vooruitgang. Onze
klinieken, rusthuizen en verzorgingsinstellingen zijn
uitermate mooi, modern en comfortabel met
een dagelijks menu als in een hotel. Maar
achter die muren ligt een braakland van
menselijke eenzaamheid. Hoe
meer deskundigheid en professionaliteit hun
intrede doen, hoe
kleiner de kans op vriendschap en
menselijke warmte op
momenten dat men er meest behoefte aan heeft. Dit
is de gunstige tijd voor de vrijwilliger, voor
mensen die onbetaald en
uit ter harte naar
een medemens gaan die in nood is. Zij
smaken die aparte vreugde die
mens slechts kan ervaren als
men iemand gelukkig heeft gemaakt. Zij
mogen iemand dienstbaar zijn zonder
er boven te staan.
dat
overal, mannen en vrouwen, jongeren
en ouderen opduiken
in palliatieve diensten, in
klinieken, in rust- en verzorgingstehuizen, in
psychiatrische instellingen, in
gevangenissen en ontwenningscentra om
mensen in nood nabij
te zijn. Zij
zijn als een levend stukje evangelie, als
een moderne parabel in
een wereld van zakelijke en
technologische vooruitgang.
Manu Verhulst.
29°
Zondag door het jaar. Cyclus A. Mt.
22, 15-21.
“Laat
me dat muntstuk eens zien” zei Jezus. Ze
bestaan nog hoor. In de oudheidkundige musea zijn ze nog te bekeuren, de
Romeinse munten zoals ze in omloop waren in het toenmalige Palestina. Ze
droegen de beeltenis van keizer Tiberius met het randschrift: Tiberius caesar,
filius divi Augusti. Keizer Tiberius, zoon van de goddelijke Augustus. De
joden moeten er danig mee verveeld gezeten hebben. Een beeld op zak hebben was
reeds verdacht. “Gij zult geen beelden maken” was één van hun
voornaamste geboden. Een beeld hoe klein of hoe groot ook, rook naar
afgodendienst. Zeker een beeld van de keizer want de keizer werd
vergoddelijkt. Voeg er dan nog bij dat die vergoddelijkte keizer hun land
bezet hield en onbarmhartig hoge belastingen hief. Met
de vraag: ‘laat me dat muntstuk eens zien’ confronteert hij zijn
gesprekpartners met de filosofie die er achter zit. Zij hebben zich tot hun
profijt bij het verloop van de gebeurtenissen neergelegd. Zij gaan in geen
geval vrijuit. Moesten
wij de vraag aan Jezus stellen: Meester,
moeten wij onze belastingsaangifte correct invullen, mogen we als zakenmensen
niet foefelen met de btw? Dan zou Hij wellicht ons ook vragen: Laat mij uwe
euro eens zien. Een
onschuldige vraag. We zouden hem fier dat muntstuk voorhouden, een sterke munt
zouden we denken. Maar
moest Hij dan vragen: wat betekent die euro voor u? Wat zit er achter? Dan
zouden wij moeten bekennen. Een sterke euro betekent voor ons welvaart,
welvaart buitenmate in de burcht europa. Een
absolute voorrang aan economie om die welvaart te bestendigen. Een welvaart
die toegespitst wordt op de eigen persoon. Het ‘ik’ wordt de maatstaf van
alle dingen. Jezus
zou wellicht hetzelfde antwoord geven als aan de joden van toen.: Laat die
euro een euro zijn, laat de wetten van de economie zijn wat ze zijn maar ze
mogen uw leven niet dicteren. Gij
zult aan God geven, wat God toekomt. Dat is: ‘alles’. God
is de maatstaf van alle dingen. Hij wil ons ik-gevoel kleiner maken en het
wij-gevoel doen groeien, wereldwijd. Manu Verhulst. Mt.
22, 34-40. 30J/ A.
Soms
ben ik zo blij dat ik in deze tijd mag leven... Wij zijn bevoorrechte mensen. Zich
vrij kunnen bewegen in een landschap van geest en cultuur, kunnen kennis opdoen
en kunnen deelnemen aan alles waartoe een mens in staat is op gebied van kunst
en lichaamsontplooiing en ontspanning, met alle middelen die ons vandaag
daarvoor ter beschikking staan. We
noemen dat met één woord : vooruitgang. Maar
onmiddellijk roept dit woord ook een vraag op. Vooruitgang in welke richting ? De
geestdrift om deze vooruitgang wordt getemperd als we denken hoe beperkt deze
is. Deze vooruitgang speelt zich
enkel af in Europa en Noord-Amerika en voor de rest van de wereld is er
hoofdzakelijk uiterste armoede, corruptie en moordende conflicten. Deze
vooruitgang is dan nog het voorrecht van diegenen die het goed hebben in deze
samenleving, maar al die anderen die gebrek lijden in een maatschappij van
overvloed, en die met een bang hart de winter zien aankomen. Er
ontbreekt iets aan onze vooruitgang. Waarom is juist hier zo’n drugprobleem ?
Waarom moeten juist hier abortus en euthanasie gelegaliseerd worden ?
Waarom liggen de zelfmoordcijfers hier zo hoog ? Waarom wordt juist in de
moderne kunst zoveel cynische wanhoop tentoon gespreid? Dat doet vragen
stellen naar de kwaliteit van deze vooruitgang. Waar
is die eigenlijk op gebaseerd ? Wat is het geloof dat deze samenleving in
beweging houdt ? Is dat het geloof in de wetenschap ? Of is dat
veeleer het geloof in het geld : dat met geld alles kan opgelost
worden ? Of is dat het geloof in de macht, de macht van de wapens, of de
macht van de terreur ? In
het evangelie van vandaag botsen wij op de ultieme testvraag, de vraag naar de
laatste grond waar een samenleving op gebouwd wordt. En dat is de liefde, zegt
het evangelie. “Wie
gelooft daar nog in ?”, zal je misschien zeggen. Inderdaad we hebben dat
geloof verloren. Het is trouwens de diepste oorzaak van de malaise in onze
kerkgemeenschap. Vele
mensen kunnen niet meer geloven in dat oudste en eerste en voornaamste gebod :
‘Gij zult de Heer uw God beminnen met geheel uw hart, met geheel uw ziel en
met al uw krachten. En uw naaste als uzelf om God.’ God wordt opzij geschoven
en dat brengt veel meer teweeg dan alleen maar een kerkachteruitgang. Zo wordt
het leven opzij gezet. Liefde is hier immers niet gevoelsmatig bedoeld maar wel als een daadwerkelijk en positief aankijken tegen het leven. Dat leven liefhebben, dat leven van jezelf en van de anderen liefhebben, omdat je er God achterziet die er de oorsprong van is. Heb
het leven lief, heb je medemensen lief en beschouw al de rest als betrekkelijk
of bijkomstig. Dan is ook de vooruitgang betrouwbaar menselijk, dan is dat
materiaal om er geluk van te maken, ook voor diegenen die nu nog uit de boot
vallen.
31°
zondag door het jaar.
Mt. 23, 1-12.
Er zijn in de loop van de geschiedenis, al veel eigenschappen toegeschreven aan Jezus. Maar dat hij een socioloog was heb ik nog niet gehoord. Die tak van de wetenschap bestond trouwens nog niet in zijn tijd. Maar in dit evangelie is Jezus duidelijk iemand die de samenleving kan observeren. Hij ziet wat er misloopt. Hij maakt een genadeloze, maatschappelijke ontleding. De schriftgeleerden en Farizeeën van zijn tijd: de ayatollahs en de talibans zouden we nu zeggen, die de mensen ondraaglijke lasten oplegden in naam van de religie. Het is de macht van de preekstoel en van de biechtstoel, de ouderen onder ons welbekend. En macht corrumpeert. Elke macht leidt tot misbruik van macht. Jezus doet echter meer dan mistoestanden aanklagen. Hij is niet alleen een socioloog, Hij is ook een visionair die dwars door de mistoestanden kan kijken naar een toekomst, naar een samenleving waarin godsdienst niet gepaard gaat met macht en gewetensdwang. “Gij moet u geen rabbi laten noemen, geen leraar en geen meester. Wie de grootste onder u is moet uw dienaar zijn.” Hij wil een geloof en een godsdienst die bevrijdend werkt. Mensen die naar de kerk komen moeten een beetje gelukkiger huiswaarts keren of er is iets niet in orde met de boodschap. “Mijn juk is zacht en mijn last is licht” zei Hij toch. Heel goed bedoeld, maar is het ook realistisch? Het antwoord hierop is dat sleutelzinnetje: “Gij hebt maar één vader, de hemelse.” In de geloofsgemeenschap zoals Hij die droomt draait het niet om mensen. Maar draait het om God. Wie we ook zijn, en welke zending we ook te vervullen hebben in de kerkgemeenschap, we mogen God ervaren zoals een klein kind opkijkt naar vader. Vader is een woordje dat geplukt is uit onze menselijke vocabulaire. Het is te arm om de rijkdom uit te drukken van de relatie tot God. Maar in dat woordje zit in alle geval toch iets van intieme omgang en iets van ontzag. Een vader houdt ten diepste van zijn kinderen en toch stelt hij grenzen, toch kan hij bijwijlen ‘neen’ zeggen. Als we van geloof of van godsdienst spreken, dan gaat het over die persoonlijke verhouding tot God. Dat is onze rijkdom en onze opgave. Laat je door Hem beminnen. Ons leven is als de vlucht van een vogel, even vrij. En God is als de tegenwind die ons draagt, die we nodig hebben. Vlieg dan en laat je door niemand de vleugels knippen. Manu Verhulst. ALLERHEILIGEN 02‘De
herberg van de acht zaligheden’ zo zou men de kerk van Christus kunnen noemen. Een
herberg waar ieder welkom is maar waar men een speciaal biertje tapt. Een
abdijbier uiteraard. Ge
moet er voor zijn. Ge moet er voor kiezen. In
het evangelie van vandaag kijken we even naar het etiket. Hier staat in het kort
uit welk vaatje wordt getapt. ‘Zalig’
staat er : En daarmee wordt een zeer bijzondere vorm van gelukkig zijn
aangeboden. Zalig
als ge u niet blind kijkt op de rijkdom van anderen. Zo kun je heel gelukkig
zijn ook als je arm bent. En
als je onrecht wordt aangedaan. Koester dan geen wraak word er niet bitter onder
en je zult gelukkig zijn. En
als er aanleiding is tot ruzie en je treedt verzoenend op, zalig ! Uw
innerlijke vreugde is enorm. Zalig
als je elke avond je hoofd kunt neerleggen in het besef dat je niemand kwaad
hebt gedaan. Natuurlijk,
zegt het evangelie. Dergelijke mentaliteit zal u niet altijd in dank worden
afgenomen. Soms zul je voor velen een dwarsligger zijn, een streep door hun
rekening. Maar denk er aan er is meer dan dit leven en deze korte tijd. Uw
uiteindelijke bestemming ligt aan de overkant. Durf daar naar toe te leven. Is
dat innerlijk geluk wel bereikbaar voor ons, gewone mensen ? Wij
die leven in een samenleving die op andere principes is gebouwd. Komt het er in
de commerce en in het arbeidsmidden en in de politiek en in de vrije tijd niet
op aan om zich te affirmeren, om assertief te zijn en alleen rekening te houden
met jezelf en je eigen ambities ? Inderdaad,
de herberg van de acht zaligheden stapt men niet zo gemakkelijk binnen. Soms
zouden we zelfs twijfelen of ze wel bestaat. Is het niet veeleer een visioen om
naar toe te leven. De
acht zaligheden zijn geen geboden of verboden. Zij zeggen alleen : Probeer
het, proef er van en misschien wordt je wel zalig, dat wil zeggen : dronken
van geluk. Manu Verhulst.
Allerheiligen
05
Vroeger zagen de mensen de wereld als een tranendal en de dood als een bevrijding. Vandaag wordt ons de wereld voorgesteld als een pretpark en de dood als een spelbreker. Van een tranendal naar een pretpark. Die ommekeer in het denken heeft zich in minder dan 100 jaar voltrokken. Feit is dat we nu onze levenskwaliteit willen opdrijven tot het uiterste: steeds meer comfort, steeds meer meemaken en steeds meer beleven in reizen, in kunst, in sport, in allerlei ontspanningsvormen. En de dood? Heel hinderlijk, In dat systeem weten we er geen weg mee. En nochtans dood is alom aanwezig in haar vele verschijningsvormen, in ongeluk en ziekte, in rampen en oorlogen. Ze komt soms heel nabij in verwanten en geliefden. Ze is soms heel dreigend aanwezig in terreur, in een epidemie, in het verkeer. Leven en dood staan diametraal tegenover elkaar. Die twee aan mekaar afmeten, ze dichter bij elkaar brengen, ze met elkaar verzoenen, is een opgave die we niet kunnen ontwijken om tot innerlijke vrede te komen. In het reine komen met de dood, kun je niet met je verstand alleen. Daarvoor moet je ook kunnen kijken met je hart. Daar is een zeker vertrouwen voor nodig een oervertrouwen dat al wat gebeurt, zin en betekenis heeft. Daar is geloof en liefde voor nodig. ’t Is wonder, maar het evangelie gaat nog een stap verder en zegt: daar is armoede voor nodig, een zeker gemis, armoede aan brood, armoede aan liefde. Vanuit dat gemis, vanuit het verdriet, vanuit die vernedering zie je duidelijker waar het uiteindelijk op aan komt. dat wij geroepen zijn om thuis te komen bij God, om in Hem te verdwijnen. Mensen die alles al hebben, die altijd gelijk hebben, die het altijd voor het zeggen hebben, die hebben het veel moeilijker om tot die innerlijke vrede te komen die zowel het leven als de dood aanvaardt. Het evangelie leert ons gelukkig zijn volgens Gods wil, ook in het aanschijn van de dood. Pas als we geleerd hebben te dood te aanvaarden, verstaan we de kunst om te leven. Mensen van dat slag, mensen die daartoe in staat zijn, worden heilig genoemd. Heilig wil zeggen toebehorend aan God, levend in God. Het zijn mensen van lang geleden en mensen van heel dichtbij: vader, moeder, broer of zus, verwante of vriend. Zij blijven ons meer nabij dan we kunnen vermoeden. Laten wij op deze Allerheiligendag met hen en voor hen bidden. Manu Verhulst. Allerzielen 2002STERVEN
IS … ACHTEROVER VALLEN
Al
slaagt de mens er in zijn
hand te leggen op het leven, te
spelen met de chromosomen als
met de legoblokjes uit de toverdoos. Al
kan de mens nu de
geheimen van de stof ontraadselen en
de sterren tellen en
eigenmachtig doen alsof
hij heer en meester is over
leven en be-erven. Toch
komt voor ieder mens het
ogenblik van sterven, het
allerlaatst’ moment dat
hij achterwaarts zal vallen zonder
steun en zonder reling met
niets dan niets onder
zich en achter zich. Zult
Gij dan gereed staan God om
mij op te vangen met
diezelfde warme handen die
mij eens tot leven hebben geboetseerd ? Wordt
het vallen dan omhelzing, onstuimig
spelen op de grens van
tijd en eeuwigheid ? Mag
ik dan dit
land van vlees en bloed verlaten, naar
het land van geest en stilte gaan ? Zal
ik dan in jouw gezicht uitbundig
lachen om
de dwaasheid van mijn zonden en
mijn redeloze angst ? Voorbij
het zoeken en het vragen en
het dolen in het duister. Als
Gij mij opvangt, God … zal
ik voorgoed beseffen dat
gij mijn Vader zijt, die
speelt en stoeit en lacht met
al mijn angsten en begeren, dat
Gij, Algrote, vreugde vindt in
mijn klein bestaan. Dan
mag ik roekeloos in U verdwijnen, niets
dan adem in uw adem, een
prille ademtocht in U die
niets dan verte zijt. Manu Verhulst Mt.
25, 1-13. 32J/A.
Het
is nog altijd hetzelfde liedje : er zijn er die olie hebben of die er
kunnen kopen en er zijn er die er geen hebben. Die
olie heeft is rijk, het is de sleutel voor de vooruitgang. Er zijn er die er een
oorlog voor over hebben. Want het gaat hier niet meer over de olie voor een
olielamp. Heel ons industrieel en financieel complex draait op olie. Wat
de slaven waren voor de grieks-romeinse beschaving is de olie vandaag voor ons.
Ook toen werd trouwens oorlog gevoerd om slaven te hebben. Het
bezit van olie tekent de mensen die er wonen : zij genieten een grotere
vrijheid, zij hebben een grotere dunk van zichzelf. De
anderen die geen olie hebben zijn de underdogs, die moeizaam overleven onder een
hoge graad van werkloosheid en armoede. Olie
is natuurlijk maar één zaak. Levenskunst en wijsheid en menselijk geluk is een
andere zaak. Van daaruit bekeken liggen de verschillen vaak andersom. Net in die
rijke landen heeft men te maken met een ongewoon hoog aantal depressies en
zelfmoordcijfers. Onze
kruiken zijn leeg. Wij hebben gebrek aan zingeving. Omdat wij het antwoord op
het laatste waarom niet meer willen horen, hebben we ook geen normen, geen
regels waaraan we ons moeten houden, wensen wij ook geen gezag, alleen maar
ontvoogding van gezag. Vluchtelingen
die aangetrokken worden door de materiële rijkdom van onze landen raken zo vlug
ontgoocheld over het menselijk gehalte van onze samenleving. De mensen leven
hier zo alleen, zo elk voor zich en zonder blijdschap. Het
uiteindelijk oordeel zal wellicht niet gaan over de olie, maar wel over die
menselijke rijkdom waartoe we waren voorbestemd en waarin we hebben gefaald.
Daarop zal het woord vallen : "Voorwaar, ik zeg u : ik ken u
niet.” Dat wil zeggen : het trekt er niet op. Manu
Verhulst.
32°
Zondag door het jaar. Mt. 25, 1-13.
Marc Chagal was een Joods Russische schilder. Misschien de grootste kunstenaar uit de twintigste eeuw. Hij heeft zijn mémoires geschreven en daarin vertelt hij over zijn kinderjaren in Vitebsk, over zijn miserabele jeugd in een onooglijk dorpje in de Russische steppe. Hij vertelt dat op een zekere morgen de schoolmeester in de klas kwam. Hij had een vergeelde rol bij zich en vouwde die heel voorzichtig open. Het was een reproductie van de gevouwen handen van Dürer, een gekend kunstwerk. Hij spijkerde het behoedzaam aan het bord. Voor de kleine Marc Chagel is dit een onvergetelijk moment geworden. Hij kijkt gefascineerd naar die gevouwen handen, er gaat een wereld voor hem open. Toen ben ik als schilder geboren schrijft hij in zijn mémoires. Voortaan zag hij de wereld anders en kijken is schilderen, schilderen is kijken. Om te kijken heb je immers meer nodig dan je ogen. Er zaten nog zoveel kinderen in die klas. Zij keken naar dezelfde prent, maar bleven toch maar wie ze waren. Chagal keek vanuit een innerlijk verstaan. Dat stotterend kind zou een kunstenaar worden. Je moet wakker zijn op het goeie moment. Dat is zo in de ontplooiing van de persoonlijkheid, maar dat is ook zo in onze bekering tot God. Misschien is het dat wat het evangelie bedoelt met die vertelling over de vijf meisjes die alert genoeg waren om het feest in zijn volheid te kunnen meemaken. Wees waakzaam wat er zijn momenten in het leven die beslissend kunnen zijn en die nooit meer terugkomen. God komt tot ons in kleine dingen; in een ontmoeting, een boek, een woord, een gebeurtenis, een gesprek. Als je te veel hebt, is het zo verleidelijk om zich te installeren in wat je bereikt hebt, in wat verworven is. Dat is de ondergang van het westen. De evangelische boodschap in deze parabel is: blijven uitkijken, en blijven verlangen naar een vervulling die er nog niet is en die je je ook niet kunt voorstellen. Geloven is de droom niet verliezen. Geloven is als een kind altijd naar het onbekende toeleven, in het besef dat het mooiste nog moet komen. Geloven is heel dit aardse leven zien als een wachtplaats op de uiteindelijke voltooiing. Chagal heft dat uitgebeeld in de triomf van de muziek met de violist op het dak, de triomf van de liefde met de geliefden die zwevend boven zichzelf uitstijgen. Maar om dat te zien moet je kijken met de ogen van een kind, het kind dat Chagal heel zijn leven tot zijn 98° toe, gebleven is. Manu Verhulst. Mt.
25, 14-30
33J/A.
Waar
liggen uw talenten ? Liggen ze in de kluis ? Of zitten ze misschien in
je handen, in je geest, in je hart ? Moesten uw talenten
alleen te vinden zijn in uw kluis, dan zou je vast en zeker een arme mens zijn. Waar
onze talenten ook liggen, Ze zijn niet van ons. Ze komen van ergens ver weg. En
de eigenaar is in den vreemde. Zijn
eigendom moet enorm zijn want waar wij over beschikken, is slechts een heel
klein deeltje van zijn bezit. Zijn
bezit is de aarde, die blauwe planeet die voor Frank De Winne zo broos en zo
kwetsbaar scheen als hij ze zag vanuit de ruimte, slechts beschermd door een
dunne dampkring. De heer heeft die aarde, dat kostbaar kleinood in die
onmetelijke ruimte, aan ons toevertrouwd. Zijn
bezit is het leven, dat wonder verschijnsel van een beetje materie die zich
organiseert en zichzelf in stand houdt, zich voortplant, zich ontwikkelt tot
bewust menselijk leven. Hij vertrouwt ons dat wonder verschijnsel toe. Wij
ontleden het, wij manipuleren het, wij bewaren het in onze proefbuisjes, steken
het in onze diepvriezers en vergeten ondertussen dat het van Hem komt.. Van
Hem komt de geest, de liefde die ons beademt, die ons beweegt en ons naar
elkander voert. In Hem leven, bewegen en zijn wij schrijft Paulus. Elke
mens mag zich door Hem bemind weten, dat is onze grootste rijkdom. Zijn
bezit ligt in onze handen totdat Hij wederkomt… Het is Zijn verwachting dat
w’er mee werken en woekeren, dat we de aarde bewoonbaar maken , en het leven
menselijk. En dat we zijn liefde doorgeven. Zijn
grote liefde voor ons moet de kleine liefde van elke dag worden, de spontane
hulp en het intens meevoelen met de medemens. Zijn goddelijke levensdrift moet
vertaald worden in onze blijdschap, in onze humor en soms in onze taaie
levensmoed. Die
talenten niet begraven, niet bang afwachten tot Hij komen zal. Volgens deze
parabel is de toekomst reeds begonnen. Manu Verhulst.
33°
ZONDAG DOOR HET JAAR
Mt; 25, 14-30.
“Als
God het wil zullen we gered worden…” “Als God het wil…” Het
ligt zo gemakkelijk in de mond, vooral in moeilijke en dramatische situaties. En als
het verkeerd afloopt komt de klacht: “Hoe kan God zoiets toelaten?” God te
pas en te onpas betrekken bij onze problemen is geen blijk van geloof. Zelfs
integendeel. Dan zijn we zoals die derde knecht in het evangelie die geen
initiatief en geen verantwoordelijkheid neemt en alles op God afschuift. “Ik
weet dat Gij een streng iemand bent en daarom heb ik uw bezit in de grond
verborgen.” In andere woorden: ik heb zelf niets gedaan. Ik verwachtte
immers een ingreep van uwentwege. Jezus
laat ons een ander godsbeeld zien: Als Jezus ons over God vertelt, begint Hij
met te zeggen: Het is er mee als met een man die naar het buitenland
vertrokken is maar vooraf heel zijn bezit heeft uitgedeeld. De afwezige is
aanwezig door de verwachting die hij oproept.. Hij
heeft zichzelf uitgedeeld. Zijn energie, zijn vindingrijkheid, zijn
scheppingskracht, ja zelfs zijn liefde ligt in onze handen, in onze geest, in
ons hart. Wij
zijn de werktuigen waarmee Hij zijn wereld naar de voltooiing brengt. Zo een
godsbeeld roept ook een ander mensbeeld op. Een kapitaal aan goddelijke
goedheid ligt te sluimeren in ons hart, een kapitaal aan goddelijke
scheppingskracht, vindingrijkheid en geluk ligt in elke mens te wachten om te
renderen, om verdubbeld en vermenigvuldigd te worden. In
elke men, maar telkens zo anders gekleurd, zo anders geteld. De hoeveelheid
speelt geen rol alleen de bereidheid, de durf om er mee te woekeren. Het
ergste wat ons kan overkomen is “neen” zeggen tegen het leven en dat
vergoelijken met te zeggen: Als God het wil komt het wel in orde. En als het
mislukt , dan is het zijn fout. Dat is
erger dan ongeloof. Manu Verhulst |