Pagina 15




















Met zekeren hoogmoed spreekt de bevolking van Geraardsbergen Over de historische sagen en jaarlijksche feesten, welke aan de stad eigen zijn.

Zo is het feest, dat op den eersten Zondag van den vasten gevierd wordt, zeker de melding waard.

Heele hoopen volk komen na den middag de stad binnen en wachten op den Groote markt de burgerlijke en geestelijke overheden af.

Daar slaat het twee ure. De beiaard speelt, de klokken luiden, de hoorn schalt, de trommel roffelt.

De gemeenteraad; de geestelijkheid en andere voorname ingezetenen verlaten het stadhuis, met speellieden voorop, die hunne blijde tonen in de huiverige lucht werpen.

Langzaam volgt de stoet de steile Abdijstraat.

Bakkers en winkeliers dragen manden vol krakelingen koeken en haringen mede.

De menigte groeit gedurig aan; en zij, die het eerste op den berg geraken, hebben zorg eene plaats te kiezen in de kapel, waar de Eerwaarde Heer Deken de litanie van Onze Lieve Vrouw zal lezen, zoodra de overheden het toppunt bereiken.

Dit gedaan zijnde, scharen zich de bizonderen rondom de arduinen zuil achter de kapel.

Nu biedt men, in eenen historischen, zilveren beker, den eerewijn aan, waarin een klein levend vischje zwermt.

De deken, de burgemeester, de wethouders - ieder drinkt, naar aartsvaderlijk gebruik, een klein teugje. Wie het vischje binnenslokt weet men zelden of nooit.

Eindelijk gaat men over tot het werpen van koeken, krakelingen en haringen onder de wachtende menigte.

Welk een gewoel em een gekrioel.

Een andere loopt rechts, de andere links; deze roept in het Vlaamsch, gene juicht in het Waalsch. De mannen vechten, de vrouwen kijven , de knapen vliegen elkander in het haar. Sommigen rollen den berg af, anderen komen in den vijver terecht
en de bedaarde aanschouwer lacht schokkend om al die zonderlinge tooneelen.

' S avonds om zeven uure, als iedereen vertrokken is, ontsteekt men op het toppunt des bergs, bij het beeld van Onze Lieve Vrouw, een tonneken gevuld met pek. Om deze reden noemt men het te Geeraardsbergen den vastenavond " het feest van Tonnekenbrand.

In de omliggende dorpen voert men dien avond brandende bundels stroo rond, gewis om het vuur van Geeraardsbergen op zijn middeleeuwsch te beantwoorden.

Men beweert, dat dit feest gevierd wordt ter herinnering aan een ontzet der stad.

De belegereers - Walter van Edingen en zijne wapenlieden -beletteden reeds eenene geruimen tijd allen invoer van levens~ middelen, ten einde den hongersnood binnen de muren te brengen.

Dagen kwamen en verstreken.

De voorraad verminderde, de ellende naderde... .

Toch gaven de belegerden den moed niet. Zij hoopten op hoogeren bijstand, en wendden zich vol betrouwen tot Onze Lieve Vrouw van den Ouden berg, vereerd als hulp der christenen.

Hun gebed is niet vruchteloos.

De hopman riep zijn strijdzakkers samen.

"Mannen," zegde hij hun," onze toestand vraagt een kloek besluit, Indien wij slag leveren, moeten wij voor de overmacht onzer vijanden bukken; indien wij werkeloos blijven , zal de honger ons allen, met onze vrouwen en kinderen , wegmaaien... .

" Laat ons dan den vijand verschalken ! en valt ons pogen kwalijk uit, zo nemen wij kloekmoedig de wapens op, en verdedigen onze vaderstad tot den laatsten ademtocht.

"Bakt broodjes van het meel, dat gij nog bezit, en vangt in den Dender zooveel visschen, als gij kunt. Morgen vroeg zult gij alles op de verschansingen brengen; en op een gegeven teeken werpen heel denvooraad naar het hoofd der belegeraars... ."

Zoo gezegd, zoo gedaan.

Des anderendaags, bij het kiemen van den morgen, snelde jong en oud naar de vestingen.

In den beginne keken de vreemden verbaasd op; maar toen zij als bij toverslag, met broodjes en visschen begroet werden, verloren zij den kop.

" Wat baat het " riep de lichtzinnige Walter uit, "dat wij Geeraardsbergen belegeren ? God weet, voor hoeveel weken die mannen nog mondkost hebben".

" Wij zijn het wachten moe" zegden de anderen "laat ons den aftocht blazen".

Dit gebeurde.

Die van Geeraardsbergen lachten niet weinig in hunne vuist, toen zij den vijand zagen wegdruipen.

Zij vierden heel den dag het onverhoopt ontzet hunner stad en ontstaken, bij het vallen van den avond, een groot vreugdevuur op de kruin des bergs.

Het ontsteken van vreugde vuren was in vroegere eeuwen een algemeen gebruik in Vlaanderen. Te Brugge "maecte men een
scoon vier," toen " onse princesse" in 1481 "te Brussele geleghen was. Te Kortrijk "maecten de pinders een vier voort scepenhuus toen mevrouw de princesse van Catille inne quam."

Wij kennen geen enkele oorkonde, pleitende voor de echtheid der Geeraardsbergsche sage; doch wij weten ten stelligste, dat de oorsprong van het feest zeer hoog klimt.

De stadsrekeningen over 1398 en volgende jaren spreken reeds van het barnen van een wynvat naer onder coustume."

Na de plechtigheid zetten zich " de edele heeren borgemeester ende schepenen" vroeger aan de feesttafel. Den 23 Februari 1744 aten en dronken zij voor meer dan 119 Gulden. De rekening, in het archief bewaard, spreekt van " witten wyn en Bourgogne wijn van snoeken, carpels, aberdaen en salm, van craeck-amandels, castaignen, sitroenen, salaey, porseleyn, rosijnen, prignolen en craeckelingen.

---------------------------

Theodoor Stevens 1901
Davidsfonds
Pagina 13
EENE GEERAARDSBERGSCHE SAGE,
-----------------------------
Tekening Steven
Terug naar de inhoudstafel