[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[Web Creator] [LMSOFT]
Amet
Sit
Dolor
Ipsum
Lorem
Protestantse Orgelkring De Olijfberg VZW
Deutsch
Italiano
Nederlands
Français
English
Español
nisi ut aliquip ex ea commodo consequat
quis nostrud exerci tution ullam corper suscipit lobortis
Ut wisis enim ad minim veniam
St lacreet dolore magna aliguam
Sed diem nonummy nibh euismod tincidunt
Lorem ipsum dolor sit amet, consectetuer
Rond 1900 werd de Protestantse kerk gebruikt door 3 verschillende gemeenschappen: de Franse, de Duitse en de Nederlandse. De Duitse gemeenschap was van Lutheraanse afkomst,  had het meeste geld en dus ook de meeste invloed bij de herinrichting van de kerk. Hierbij onderging het interieur verschillende ingrijpende wijzigingen:
  • er kwamen nieuwe gebrandschilderde glas-in-lood ramen
  • er werden prachtige mozaïekvloeren gelegd
  • het indrukwekkende kerkmeubilair werd geïnstalleerd
  • en tot slot werd in 1905 het machtige Walcker-orgel voltooid
Het is zeer duidelijk dat de muziek bij de herinrichting van de kerk ook een belangrijke rol gespeeld heeft:
  • er werd achteraan in de kerk een nieuw ruim oksaal gebouwd (81 m2), dat groot genoeg moest zijn om “een groot orkest of koor” te kunnen laten plaatsnemen.
  • op dit oksaal moest een groot orgel komen, opgebouwd in 2 buffetten, zodat het monumentale glasraam er tussenin mooi zichtbaar bleef.
  • nieuwe banken in de kerk werden voorzien van een uniek kantelmechanisme, zodat de kijkrichting eenvoudig kon gewijzigd worden naar voren (naar de 4 meter hoge eiken preekstoel) of naar achteren (naar het oksaal met orgel).

Er werden verschillende orgelbouwers aangeschreven om het nieuwe “krachtige” instrument te bouwen : Van Bever, Walcker en Schijven. Alle offertes bleven bewaard in het archief van de kerk.

Walcker had voor de bouw van dit nieuwe instrument 2 verschillende offertes ingediend:
  • Orgel gebaseerd op Principal 16’ en met 24 registers : hoofdwerk (10), reciet (9), pedaal (5)
  • Orgel gebaseerd op Principaal 8’ en met 27 registers (waarvan 2 in transmissie) : hoofdwerk (11), reciet (10), pedaal (6)
Kenmerkend aan beide offertes is:
  • omvang van 56 toetsen, met pneumatische traktuur
  • koppelingen (I+II, P+I, P+II, superoctaaf II, I+suboctaaf II), tutti
  • vrije combinatie, generale crescendo (via wals), zwelkast op het reciet
  • het “Walcker-kegellade” systeem
Speciaal te vermelden is dat dit het eerste orgel in België zou worden, dat werd uitgerust met een elekrische motor (3/4 pk) om de schepbalgen aan te drijven (mechanisme nog steeds bewaard). In functie van het windverbruik zou een regelsysteem ingrijpen op het toerental van de motor, zodat een perfecte geruisloosheid zou gegarandeerd worden (automatische terugloop tot op stilstand). Voor de plaatsing van de motor diende in de kerkmuur een nis gemaakt te worden.

De tweede offerte werd weerhouden, met volgende dispositie :
Hoofdwerk :                                Reciet :                                          Pedaal :
Bourdon 16’                                 Geigenprincipal 8’                            Subbass 16’
Principal 8’                                   Lieblich gedeckt 8’                           Violinbass 16’
Viola di Gamba 8’                         Salicional 8’                                    Gedecktbass 16’
Flauto amabile 8’                          Aoline 8’                                         Octavbass 8’
Quintatoen 8’                                Voix Celeste 8’                                Violoncello 8’
Dolce 8’                                       Fugara 4’                                        Bombarde 16’
Floete 4’                                       Rohrfloete 4’
Prestant 4’                                   Piccolo 2’
Quint 2’2/3                                   Trompette harmonique 8’
Mixtur IV 2’2/3                              Oboe 8’
Trompette 8’

Nog wel interessant om op te merken is dat de offerte verder nog bestond uit:
  • een detailtekening op ware grootte van de speeltafel
  • een voorblad met een prachtige lithografie van St. Cecilia aan een orgel (zie foto 2)

  • een mooie blauwdruk van het algemeen uitzicht van buffetten, speeltafel en glasraam (zie foto 3)

Het orgel kreeg het opusnummer 1190. De 1.408 orgelpijpen werden verdeeld over 2 symmetrische buffetten in neogotische stijl, links en rechts van het monumentale glasraam. De speeltafel werd in het midden geplaatst, tussen de twee kasten en vlak voor het dikke touw van de luidklok : voor het luiden van deze klok werd gelukkig beroep gedaan op andere (bezoldigde) persoon, een “echte klokkeluider” .
In het pedaal wordt de Gedecktbass 16’ verkregen door transmissie van de Bourdon 16’; de Violoncello 8’ door transmissie van de Viola di Gamba 8’.

Totaalprijs van het nieuwe orgel was 14.900 franken, inclusief elektrische motor. Dit bedrag werd samengebracht door (slechts) 15 protestantse families. De levertermijn werd bepaald op 4 maanden, en het orgel moest speelklaar zijn op 14 april 1905, net voor het begin van de Goede Week. Deze datum werd ook gehaald: op Palmzondag 16 april werd het orgel plechtig ingespeeld door Willem De Latin. Uit geschriften blijkt ook dat De Latin, die hulpleraar was in de orgelklassen van achtereenvolgens Callaerts, De Hovre en Papen, een tijdlang als organist verbonden is geweest aan de Protestantse kerk. Voor dit Walcker-orgel componeerde hij vermoedelijk het “Plechtig Voorspel op het koraal ‘Ein feste Burg ist unser Gott”, waarvan het manuscript zich in de Antwerpse Conservatoriumbibliotheek bevindt.

Het bestaande Dreymann-orgel werd verkocht aan de Gereformeerde Kerk in het Nederlandse Hoogeveen, waar het na uitbreiding nog steeds in dienst is.

En wat na 1905 …
Om de uiteindelijke prachtige akoestiek te bekomen die we nu kennen, werd door Walcker een 6-tal jaren gewerkt : in 1909 en 1911 werd er geherintoneerd.
Kleinere werkzaamheden gebeurden door orgelbouwer Geurts uit Antwerpen, in onderaanneming voor Walcker.

In 1919 werd de trompet van het hoofdwerk vervangen door een nieuwe trompet van moderne makelij. Dit is wel hoorbaar, want deze trompet klinkt erg luid en wat minder “rond” dan de andere oorspronkelijke tongwerken.

In 1926 vermeldt het kerkblad : “Het kerkorgel werd, dank zij eenige extra giften en het enthousiasme van den organist, met twee registers verrijkt : een Euphoon en een Kromhoorn. Mede door deze uitbreiding hadden de Concerten der Bachvereeniging meer en meer succes en worden des Zondags de kerkgangers door een steeds volmaakter spel gesticht”. Deze registers zijn hoogstwaarschijnlijk van 18e-eeuwse oorsprong (in elk geval van oudere datum dan 1905), en werden zo goed mogelijk in het Walcker-orgel geïntegreerd.
Vaste organist in die periode was Jos Watelet, en dit gedurende 29 jaar. Hij schonk de kerk in 1945 ook een Ludovicus De Baecker-kabinetorgel, dat sinds 1956 in het Antwerpse Vleeshuismuseum staat. Hij schonk ook nog een ander 18e-eeuws positief (afkomstig uit een Leuvense kapel), dat in 1957 op het oksaal als koororgel diende, naast zijn grote Walcker-broer. Dit koororgel zou in 1959 verkocht zijn aan de St.- Catharinaparochie in Hoboken; alwaar het spoor voorlopig doodloopt.

In 1927 werd volgens de kerkarchieven weer een oud register bijgekocht. Het zou evenwel nog enkele jaren duren, vooraleer er genoeg middelen waren om dit ook daadwerkelijk te monteren. Vermoedelijk ging het over de Cornet 5R, die nu nog steeds aanwezig is, en perfect geïntegreerd in de rest van het orgel. 

In 1977 gebeurde een belangrijk nazicht door B. PELS-D’HONDT : vervanging van versleten balgjes, nazicht van de windladen en de speeltafel, kuisen van pijpen. Dit gebeurde onder bescherming van Hans De Jongh, Consul de Nederlanden, ter gelegenheid van zijn 40-jarig ambt in Antwerpen. Het orgel werd toen plechtig ingespeeld door Stanislas Deriemaeker.

In 1984 werd aan orgelbouwers KAAT EN TIJHUIS (Nederland, Kampen) opdracht gegeven om de pneumatische traktuur te elektrificeren, want de loodbuizen van de pneumatische traktuur waren aangetast door de loodziekte. De elektrificering omvatte zowel de toetstraktuur als de registertraktuur, inclusief speelhulpen, vrije combinatie en zweltrede. Daarbij bleef het oorspronkelijke karakter van de speeltafel identiek aan de toestand van 1905: de ingreep is dus niet zichtbaar. Wel werd de speeltafel verplaatst naar de rand van het oksaal, zodat de organist meer voeling kreeg met verloop van de liturgie in de kerk.
Het orgel kreeg ook een “grote beurt” : herstelling van de windlekken, afdichting van de hoeden, nieuwe roosters waar nodig, extra steunen voor schalbekers, egalisatie van de intonatie, … Het vernieuwde orgel werd op 16 november 1984 ingespeeld door J. A. De Wilde (die tevens als adviseur optrad voor de restauratie).

In 1997 werd de windventilator vervangen door 2 geruislozere windturbines.
  
Bouw van het orgel