|
Minister-president van de Vlaamse Regering de Heer Kris Peeters Kabinet Peeters Martelaarsplein 19 1000 BRUSSEL (B) Vlaams Minister van Openbare Werken en Mobiliteit Mevrouw Hilde Crevits Kabinet Crevits Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20 Bus 1- 1000 BRUSSEL (B) Hoek, 16
januari 2012 Onderwerp: schadeclaim Hedwigepolder Geachte Mijnheer Peeters, Geachte Mevrouw Crevits, Het rumoer rond de bilaterale kwestie “Hedwigepolder”
is weer in alle hevigheid losge-barsten. De lucifer
onder het al geruime tijd smeulende vuurtje is deze keer een vertrouwe-lijke nota van de Vlaamse overheid, die in
handen is gekomen van RTL Nieuws. Daaruit blijkt dat de Vlaamse overheid de
berekeningen voor een forse, volstrekt onverwachte, schade-claim
richting Nederland in concept heeft klaarliggen. Het zal niet de bedoeling
zijn geweest, dat die gegevens nu al op straat liggen. Naar verluidt gaat U Nederland confronteren met een schadeclaim
van tussen de 250 tot 800 miljoen euro voor o.a. het aanpassen van een
zeedijk, vertraagde baggerwerkzaam-heden en
imagoschade aan de haven van Antwerpen. Opnieuw worden onverhoeds drogredenen geponeerd over de Hedwigepolder. Het onder water zetten van deze polder,
zoals eerder om militaire redenen is gebeurd, levert een verwaarloosbare
positieve bijdrage voor overstromingsrisico’s, die de Antwerpse haven zelf mede
veroorzaakt. Hetzelfde geldt voor de natuuropgave. Het is volstrekt
onbegrijpelijk dat Vlaanderen de zaak op scherp zet, resp. gaat zetten, nu
deze maand nog het eindrapport van Staatssecretaris Henk Bleker over een
pakket alternatieve maatregelen verwacht mag worden. Waarom, Mevrouw Crevits, hebt U - vooruitlopend op de presentatie van de
alternatieve oplossingen - in het
Vlaamse Parlement (week 2) verklaard dat Vlaanderen het alternatief voor het
ontpolderen van de Hedwige verwerpt omdat het
alternatief van de Nederlandse regering niet zou voldoen? Merkwaardig is dat
U tegelijkertijd benadrukt, dat “Nederland en Vlaanderen noodzakelijke
partners zijn”, die “met elkaar tot overeenkomsten en afspraken moeten komen
en zorgen dat die consequent worden uitgevoerd.” Wat opvalt is, dat U daarbij de aanleg van
een nieuwe zeesluis bij Terneuzen en de toegankelijkheid van de Haven van
Antwerpen - zwaar wegende Belgische belangen - met name noemt. Ik denk dat partners pas op de juiste wijze met elkaar omgaan
wanneer respect wordt getoond voor en rekening wordt gehouden met wederzijdse
belangen. Nederland zal de afspraken
zoals die in de Scheldeverdragen zijn vastgelegd,
onverkort nakomen. Daar hoeft geen twijfel over te bestaan. Zowel door U,
Mevrouw Crevits, als door U, Mijnheer Peeters,
wordt ten onrechte gesuggereerd dat dit niet het geval zou zijn. Daarmee ontstaat een stemming, die onnodig
ernstig schade doet aan de relatie tussen Nederland en België (Vlaanderen). Beiden gaat U klaarblijkelijk voorbij aan het gegeven, dat de
Eerste Kamer in Nederland de Scheldeverdragen
integraal heeft goedgekeurd onder voorwaarde dat voor de Hedwige-polder
een alternatief zou worden gezocht. Dit met Uw instemming als
Minister-president, Mijnheer Peeters. En is het niet zo, Mevrouw Crevits, dat U als belangenbehartiger van de Haven van
Antwerpen, “vergeet” te vertellen dat deze haven de Hedwigepolder
wil hebben voor kleiwinning? Inmiddels is de secundaire kleidijk met de lager
gelegen Prosperpolder en de Vlaamse strook Hedwigepolder afgegraven. Die klei is in Vlaanderen gebruikt voor nieuwe dijken
en havenwerken. Nederland verliest grote
hoeveelheden zand van de Westerschelde aan de Vlaamse Zeeschelde
vanwege aanpassingen aan de vaarweg en de aanleg van getijdenhavens. Dit zand
wordt door de haven gebaggerd en voor eigen gebruik aangewend. Een gratis
grondlevering van Nederland aan België onder de “dekmantel” van
natuurherstel/-compensatie. Het is niet uitgesloten dat nieuwe
aanpassingen/verdiepingen van de vaar-route, ondanks
slim baggeren en storten, natuurverlies zullen opleveren, waarvoor Nederland
zal worden aangesproken (nieuwe ontpolderplannen). Geachte Mijnheer Peeters, ik wil U graag herinneren aan een
werkbezoek van de Zeeuwse Staten aan het Europarlement in Brussel in de zomer
van 2010. In de marge van dat bezoek hebt U de Zeeuwse delegatie in Uw
ambtswoning ontvangen. Ik was daarbij aanwezig. Toen ik mijn kans schoon zag
om U even apart te spreken, heeft U mij welwillend verzekerd open te staan voor overleg met Nederland
over een mogelijk alternatief voor het onder water zetten van de Hedwigepolder. Ik citeer uit dat onderhoud: ”Als jullie
kans zien met een alternatief te komen, dat een oplossing is voor het
natuurprobleem, dan heb ik een open mind en ben ik bereid constructief met Nederland
samen te werken. Dan komen we er gezamenlijk wel uit.” Ook tegenover premier Rutte hebt U verklaard, dat er “prima te
praten valt over alterna-tieven.” Hoe verhoudt dit
alles zich nu met het kennelijke voornemen van Vlaanderen om Nederland op te
zadelen met een forse (niet onderbouwde) schadeclaim, terwijl Staats-secretaris Henk Bleker op het punt staat het
Nederlandse alternatief te presenteren en dat op voorhand door U, Mevrouw Crevits, het Nederlandse alternatief wordt verworpen? De Scheldeverdragen vallen onder het
Verdrag van Wenen. Als door een partner, b.v. door
voortschrijdend inzicht of het wegvallen van politiek en maatschappelijk
draagvlak, bij nader inzien bezwaar wordt gemaakt tegen de gesloten
overeenkomsten of een onderdeel ervan, kunnen partijen een oplossing zoeken
met behulp van de instrumenten, die zijn voorzien in artikel 33 van het
Handvest van de Verenigde Naties. Het Verdrag van Wenen verwijst naar dit
artikel. Dat kan de basis zijn om te
komen tot een amendering. En als partijen er op geen enkele wijze uitkomen, biedt artikel
61 uitkomst. Een partij mag de onmogelijkheid van uitvoering van een verdrag
als grond aanvoeren om het te beëindigen of zich daar eenzijdig uit terug te
trekken. Bij een geschil kunnen de partners, of één van hen, dit geschil
voorleggen aan het Internationaal Gerechtshof. U kunt dus niet stellen dat
Nederland de Scheldeverdragen niet nakomt; Nederland is niet weigerachtig, maar
probeert, geheel in de lijn van de bilaterale afspraken, een onderdeel van
die afspraken een andere invulling te geven. Gelet op de door Vlaanderen beoogde schadeclaims herinner ik U
beiden aan een brief, gedateerd 12 augustus 2009, van de Vlaamse premier Kris
Peeters aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken in Nederland, met een
afschrift aan het Ministerie van LNV. De brief is op een enkel punt
aangehaald in een brief van toenmalig Minister van LNV, Gerda Verburg aan de
Tweede Kamer, waarin zij liet weten dat de heer Peeters eiste dat de Scheldever-dragen onverkort zouden worden uitgevoerd. Zij
vertelde er niet bij dat de brief ook een ingebrekestelling bevatte en dat
sprake was van schadeclaims (!) en economische sancties (bijlage bij de brief
van 12.08.2009), waaronder het blokkeren van het totale vrachtvervoer in en
rond Antwerpen, compleet met een becijfering van de schade, die een
dergelijke maatregel voor de Nederlandse economie tot gevolg zou hebben. De
sancties zouden onmiddellijk worden uitgevoerd als op 9 oktober het kabinet
nog niet besloten zou hebben tot een derde verdieping van de Westerschelde en
ontpoldering van de Hedwigepolder. Met deze
wezenlijke dreigementen, die bepaald niet getuigen van goed nabuurschap,
werden de Scheldeverdragen in feitelijke zin niet
langer erkend. Is het nodig dat die geschiedenis zich herhaalt en Nederland en
Vlaanderen zich opnieuw gaan beschilderen met krijgskleuren? In mijn beleving
is dat volstrekt onwenselijk en onnodig. “Nederland en Vlaanderen moeten
samen een oplossing zoeken”. Dat zijn Uw eigen woorden, Mevrouw Crevits. De hele situatie leidt met name in de provincie Zeeland tot
grote onrust en onzekerheid. De Zeeuwse bevolking - dat zal U niet ontgaan
zijn - verzet zich in grote meerderheid tegen het onder water zetten van
vruchtbaar polderland. De politiek heeft glashelder uitgesproken het beleid
van Staatssecretaris Bleker te steunen. U gaat zich beklagen bij de Europese Commissie. Waarom niet
eerst met Nederland de kwestie uitpraten? De Europese Commissie is in dit
traject nog helemaal niet aan de beurt en dient eerst af te wachten hoe Vlaanderen op het alternatief
van Nederland gaat reageren. Ik doe een zeer ernstig beroep op U , Mijnheer Peeters en
Mevrouw Crevits, om in goede harmonie met Nederland
het ontpolderdossier naar een voor beide partijen bevredigende uitkomst te
leiden. Met gevoelens van de meeste Hoogachting, Johan Robesin, Lid Provinciale Staten van Zeeland Fractievoorzitter voor de Partij voor Zeeland (PvZ) |