startpagina

Democratie – Michael Frayn

Hij was de Westduitse kanselier die vurig toenadering zocht naar het Oostblok. Maar in 1974 moest Willy Brant aftreden omdat zijn naaste medewerker een communistisch spion bleek te zijn. Michael Frayn vertelt het verhaal achter zijn nieuwste stuk.

Michael Frayn in "The Guardian" (6/09/2003)

De nazi-periode is zowat het enige in de Duitse geschiedenis waarvoor de Britten interesse betonen. De halve eeuw na het ontwaken uit deze nachtmerrie wordt beschouwd als een periode van saai fatsoen, waarin West-Duitsland vooral gekenmerkt wordt door het materiele welzijn, naar het beeld van Bonn, de rustige provinciale stad in het Rijnland die het grootste deel van die periode de regeringszetel was van de Bondsrepubliek.
Zelf beschouw ik die voorspoed, die rust, zelfs die zogezegde saaiheid, als een prestatie die me blijft verwonderen en die me zelfs raakt.
De Bondsrepubliek was bij z'n ontstaan niet meer dan een kerkhof in hetwelk vrijwel elke stad was herleid tot een puinhoop. Zowat elke instelling of politiek lichaam van het land was aangetast door z'n medeplichtigheid in de misdaden van het Nationaal-socialisme. Maar toch wist de bevolking vanuit dit niemandsland één van de meest voorspoedige , stabiele en degelijke staten in Europa op te bouwen. De hoeksteen van een vrede die in West-Europa nu toch al bijna 60 jaar stand houdt.

Eén van de boeiendste punten in de naoorlogse Duitse politiek is voor mij de uiterste complexiteit die ontstaat uit de federale structuur en de afhankelijkheid van elk bestuur sinds de oorlog van coalitievorming als een 'way of life'. Daarenboven werden de zaken vrijwel die ganse periode nog bemoeilijkt door het bestaan van een tweede (schaduw-) Duitsland aan de andere kant van de muur.
De politieke verhouding tussen de Duitse Bondsrepubliek en de DDR, communistisch en hevig pro-Sovjet waren een eindeloze puzzel.
Zo ook het praktische probleem om het hoofd te bieden aan een vijandige buur die geobsedeerd was door het bespioneren van elk aspect van het leven, niet alleen intern, maar ook extern; zeker gezien diens 105 miljoen inwoners als taalgenoten konden beschouwd worden als potentiële spionnen, en daar bovenop nog eens 4 miljoen die reeds binnen de grenzen leefden.
Hoe moesten zulke dichte neven uitgaande van een totaal andere levensvisie met mekaar omgaan?
Hoe moesten ze zich gedragen als Willy Brandt, Duitsland eerste sociaal-democratische kanselier sinds Hitler, begin van de jaren 1970 hun relatie begon te veranderen door het succes van zijn Ostpolitik; zijn grootse verzoeningscampagne met de Sovjet-Unie en diens Oost-Europese bondgenoten?

Al deze complicaties werden pijnlijk persoonlijk in het verhaal van Brandt en Günter Guillaume. Guillaume die dertien jaar eerder van Oost-Berlijn overgestoken was vervoegde het bureau van de kanselier vrijwel gelijktijdig met diens verkiezing in 1969.
De volgende vier jaar diende hij Brandt efficiënt en met toewijding, en hij evolueerde uiteindelijk tot diens persoonlijk assistent, die zijn reizen organiseerde en hem overal begeleide. Het zou blijken dat hij Brandt met even veel efficiëntie en toewijding bespioneerde ten behoeve van zijn andere werkgevers van de Oost-Duitse staatsveiligheid. Zijn arrestatie gaf aanleiding tot Brandt's ontslag.
Waarom dit zo was is echter niet zo vanzelfsprekend. In z'n officiële ontslagbrief zei Brandt dat hij de politieke verantwoordelijkheid op zich nam voor zijn nalatigheid in deze zaak. De veiligheidsdiensten hadden zeker een reeks flaters begaan in het screenen van Guillaume voor zijn aanstelling en ook als die, zelfs na de eerste ernstige vermoedens tegen hem, zijn gang mocht blijven gaan.
Sommige collega's vertelden Brandt in vertrouwen dat hij open stond voor afpersing door de Oost-Duitse regering, gezien Guillaume hen vermoedelijk een lijst had bezorgd van Brandt's buitenechtelijke activiteiten. Maar historici zijn geneigd ervan uit te gaan dat de ontmaskering van Guillaume eerder de aanleiding was tot de val van de kanselier dan de oorzaak.
Het was één aspect van een reeks van factoren die ontstonden uit de politieke situatie binnen de Bondsrepubliek; uit de interne conflicten binnen de SPD en z'n leiders, uit Brandt's eigen karakter en fysieke toestand; zelfs uit het succes zelf dat hij bereikt had.

Peter Merseburger, Brandt's meest recente biograaf, spot met de aanhangers van Brandt die verraad menen te ontdekken en zien zijn ondergang als een soort van koningsmoord. "Alsof er zich in het respectabele republikeinse hof in Bonn er Shakespeariaanse drama's voltrokken hebben worden de tegenstrevers gedemoniseerd als Brutus-figuren die onder hun gewaden dolken verbergen; zelfs als duistere Nibelungenkrijgers die geen ander doel hebben dan de karaktermoord van de kanselier.
Politiek, zo stelt Merseburger, is doorgaans vreselijk banaal en de gebeurtenissen van 1974 waren daarop geen uitzondering. Verweven tussen die banaliteiten vind je echter vele strengen van sterke persoonlijke gevoelens, van loyaliteit en jaloezie, van moed en wanhoop. Het was eigenlijk de sterke complexiteit van dit mengsel dat me er uiteindelijk toe aanzette om 'Democracy' te schrijven.

Politiek is vanzelfsprekend complex, gezien het in wezen bestaat uit het oplossen van geschillen en standpunten die in principe onverzoenbaar zijn. Elk menselijk wezen is op zich al een politiek gegeven, maar Brandt (net zoals de Duitse politiek) was misschien meer complex dan de meesten. Complexiteit is het kerngegeven van het stuk: de complexiteit van menselijke regelingen en van de menselijke persoonlijkheid, en de problemen die dit schept zowel in het vormgeven en verstaan van onze acties.
Het stuk is fictie, maar voor wie hierin geïnteresseerd is: deze fictie is gebaseerd op historische feiten. Alle politieke gebeurtenissen waarnaar verwezen wordt zijn reëel en de karakters van de twee protagonisten leunen volledig aan bij die van hun historische tegenhangers zoals die door waarnemers en historici beschreven worden.
De diverse vermoedens van samenzweren werden alle geregistreerd, net zoals twee meer duistere punten die in het stuk aangehaald worden. De omkoperij die mogelijk Brandt in 1972 gered heeft toen hij een nederlaag tegemoet ging in een vertrouwensstemming, en het in geheim vrijkopen door de Bondsrepubliek van Oost-Duitse politieke gevangenen, samen met de eveneens geheime betalingen die gedaan werden om mensen uit de DDR te laten vertrekken om hun familie te vervoegen in het westen. Deze cynische afpersingspraktijken waren zo grootschaals dat het zowat 20% uitmaakte van de Oost-Duitse handelsbalans voor wat betreft de onderlinge handel.

De ogenschijnlijk meest fictieve rol in het stuk is die van Guillaume. Eens te meer echter heb ik de grote lijnen van het verhaal vrij nauw gevolgd. Zijn carrière in de kanselarij begon zowat simultaan met die van Brandt. De twijfels die bestonden over zijn achtergrond werden net zoals in het stuk weggewuifd. Brand vroeg meermaals aan zijn stafchef om hem te vervangen; maar op één of andere manier slaagde hij er inderdaad in om telkens van de ene post naar de andere te promoveren tot hij uiteindelijk, bij de start van de verkiezingscampagne in 1972, de plaats innam van persoonlijk assistent, met toegang tot de dossiers en gelast met het organiseren van de speciale trein van de kanselier. Op die treinreizen vergezelde hij Brandt onder meer als zijn persoonlijke bediende. Hij was tevens belast met alle communicatie met Bonn en de rest van de wereld.

Er bestaan heel wat foto's van hem, gezien hij meermaals verschijnt op de foto's die genomen werden van Willy Brandt. Hij staat dan ergens opzij in de kamer, op de achtergrond, of enkele stappen achter de kanselier wandelend; zijn hand respectvol achter de rug gevouwen. Een gemoedelijke, ietwat gezette figuur met een hoornen brilmontuur en een beleefde glimlach. Hij stond bekend om zijn eindeloze werklust en dito goed humeur. Menige journalist rond de kanselarij scheen zijn gemoedelijke kameraadschappelijkheid te appreciëren. Brandt vond hem echter te kruiperig. In zekere zin was hij een vage afspiegeling van Brandt zelf, met dezelfde smaak in 'het goede leven' en hetzelfde oog voor de vrouwen. Wibke Bruhns, een briljante journaliste van 'Der Stern', en één van de vrouwen met wie Brandt een verhouding zou gehad hebben schreef opmerkelijk over Guillaume "hij was niets ... een bediende - niet eens een persoon, maar een deel van het interieur. Je vond hem terug zoals je in de kamer een stoel zou terugvinden."
Zijn job als Brandt's assistent was veeleisend. De werkdag eindigde pas als hij het laatste pak papieren op Brandt's nachttafel gelegd had, en begon opnieuw als hij die 's morgens terug oppikte, aangevuld met Brandt's opmerkingen in groene inkt. Zijn enkele vrije uurtjes per dag moeten dan nog grotendeels ingenomen zijn door het copiëren of fotograferen van documenten voor zijn andere werkgever.
Zijn huiselijk leven was vrij troosteloos. Wibke Bruhns beschreef de anonimiteit van het apartement waar hij met zijn vrouw Christel woonde met de opmerking dat het was ingericht met het soort potplanten die de mensen cadeau geven: "Niemand houdt ervan, maar niemand gooit ze weg". Christel (volgens Bruhns ietwat lawaaierig, scherp van tong en eerder zonder charme) was eveneens een spion, en werd eigenlijk door hun werkgevers beschouwd als de ster tot Günther totaal onverwacht gekatapulteerd werd in het kantoor van de kanselier. Hun huwelijk was gestrand. Zijn enige troost waren de uitstekende etentjes met zijn toezichter, een niet te bepalen aantal buitenechtelijke relaties, zijn teenager zoon Pierre en het grote geheim dat hij koesterde.

Net zoals Brandt zat hij duidelijk veel ingewikkelder in mekaar dan je zou denken, en er zaten zelfs meer Guillaumes in hem dan de twee die hun simultane rol speelden in de kanselarij. Als hij, de zomer na zijn arrestatie, uiteindelijk in de rechtbank verscheen merkte menig journalist de verandering in zijn doen en voorkomen. 'Der Spiegel' besloot dat hij was onderschat. De nieuwe Guillaume, zo stelde het tijdschrift, was duidelijk begiftigd met "oordeelkunde, vitaliteit en wilskracht". Volgens het magazine straalde hij een buitengewoon directe en felle warmte uit die zijn succes bij de vrouwen verklaarde. Lang nadat hij vrijgelaten was en naar Oost-Duitsland teruggekeerd, gaf hij een lang televisie-interview. Hij had toen weer een totale verandering ondergaan. Het is moeilijk een verband te leggen tussen de papperige kleine man in Bonn en de slanke bebaarde figuur op de televisie, wiens alerte nuchterheid en scherpe tong eerder doen denken aan een gepensioneerde topfunctionaris dan de gewillige werkezel.
Alle aspecten met betrekking tot het onderzoek over Guillaume die het moeilijkst te geloven zijn, kunnen geverifieerd worden, maar sommige details in Guillaume's kant van het verhaal moeten met enige reserve beschouwd worden. Die maken deel uit van een andere kant van de complexiteit van het verhaal. De voornaamste bron is hier immers Guillaume's eigen, in 1988 door een ghostwriter geschreven, memoires.


Markus Wolf, het legendarische hoofd van de Oost-Duitse spionage ("Mischa" voor zijn collega's die naar verluid model stond voor John le Carré's Karla), beweert dat Guillaume's boek deels geschreven was om Bonn nog meer in verlegenheid te brengen door deze affaire ("na zorgvuldig uitkammen en aanpassen door mijn diensten ter desinformatie, om andere bronnen te beschermen en als positieve PR voor ons werk en zijn noodzakelijkheid ..."). Ergens tussen het ineenstorten van het Oost-Duitsland in 1989 en zijn dood in 1995 gaf Guillaume een uitgebreid interview aan journalist Guido Knopp, tijdens de voorbereiding van een programma over hem. In dat gesprek wierp hij een nog grotere schaduw over de memoires als bron. De ghostwriter, zo vertelde hij, was een zeer aardige reporter die hem toevertrouwd was door de Stazi (het Oost-Duitse ministerie van staatsveiligheid). Deze moedigde hem aan zijn verhaal ietwat mooier te maken. Sommige verhalen ontkent hij nu zelfs volledig. Andere geeft hij toe te hebben aangedikt - en ik moet toegeven dat ik op mijn beurt enkele zaken in mijn verhaal te hebben behouden uit de eerste, meer kleurrijke versie
In elk geval heb ik me in betrekking tot andere zaken een zekere vrijheid gepermitteerd, al denk ik dat dit vrij voor de hand ligt. Het doorlopende contact tussen mijn Guillaume en zijn toezichter is duidelijk een dramatisering van hun discrete maandelijkse samenkomst.
De conversaties die Guillaume met Brandt heeft in diens speciale trein gaan nog een stuk verder. In zijn memoires zegt Guillaume dat Brandt tijdens zijn reizen een ander mens werd. "Andere steden, andere gezichten, andere gedachten, andere problemen - hij ontdekt een nieuw dynamisme" naar hen toe. Plots leek hij vrij en ontspannen ... Hij werd spraakzaam, opgewekt bij elke goede grap... Onderweg laadde hij zich op, en ik maakte er mijn zaak van hem daartoe zoveel als mogelijk de kans toe te geven." Als er geen verkiezingscampagnes op het programma stonden, vond Guillaume in de plaats het excuus uit van de "informatiereizen". Hij beweert dat Brandt hem tijdens hun reizen soms tutoyeerde, en hij voelde zich verplicht dit compliment te retourneren.
Maar nergens stelt hij dat Brandt deze intimiteit zo ver dreef door gesprekken over zijn jeugd of zijn persoonlijke gevoelens.

Ik heb de literaire vrijheid zelf verder gedreven met betrekking tot de vakantie in Noorwegen in 1973, welke de veiligheidsdiensten - sterk genoeg - lieten doorgaan tussen Brandt's gezin en dat van Guillaume. Het is een feit dat beide gezinnen samen waren, en dat er onderling zeker sociaal contact was. De verhalen over het paddestoelen rapen met Brandt's lijfwacht en over de spelletjes die Brandt's zoon Matthias en Guillaume's zoon Pierre samen in de bossen speelden komen uit Guillaume's memoires. Hij zegt dat hij ervan overtuigd was dat Brandt reeds lang de herinnering aan de aantijgingen tegen hem verdrukt had - vermoedelijk omdat hij de vakantie gewoonweg niet wilde bederven. Het is echter weinig waarschijnlijk dat Brandt die beschuldigingen vergeten was. Klaus Harpprecht, Brandt's tekstschrijver vertelde Knopp dat Brandt voor zichzelf al had getracht om bewijzen te vinden tegen Guillaume. Hij had 's nachts draden op zijn bureau gelegd en zorgvuldig geplaatste dossiers en potloden: "Waarschijnlijk had hij zoiets in een boek gelezen tijdens zijn jeugd." Zijn poging in het stuk om Guillaume uit te horen terwijl ze in Noorwegen zijn, door te vertellen over zijn eigen ondergrondse activiteiten voor de oorlog zijn mijn eigen (volledig fictieve) equivalent van de draden en potloden (alhoewel wat Brandt vertelt over die periode nauw aansluit bij wat hij zelf in zijn memoires vertelt).

Ik kan enkel vaststellen dat de werkelijkheid achteraf mijn fictie alleen maar overtroffen heeft inzake onwaarschijnlijkheid.
Brandt's zoon Matthias, die zo vrolijk in de Noorse wouden zou hebben gespeeld met Guillaume's zoon Pierre, is nu acteur. Een Duitse televisiemaatschappij heeft recent een gedramatiseerde reconstructie gemaakt van deze zaak waarin Matthias andermaal opdaagde. Hierin speelde hij de rol van Günter Guillaume!

© Michael Frayn. Adapted from the Postscript in the Methuen edition of Democracy.

Guardian Unlimited © Guardian Newspapers Limited 2003