Vele groenten moeten eind oktober of ten laatste eind november gerooid
worden (zie het artikel over vorstgevoeligheid van groenten) Gelukkig kunnen we veel van deze groenten
nog een tijdje bewaren.
Wortelen
of peen kunnen we zelfs op het veld bewaren. Deze methode is echter
alleen aan te raden op grond waar er niet al te veel wateroverlast is.
We verwijderen eind november het loof van de wortelen en dekken deze af
met een laag stro. Bij de eerste vorstperiode leggen we over deze laag
stro ook een laag plastiek. Tijdens heel strenge winters kan er bovenop
nog eens een laag stro en een laag plastiek gelegd worden. Toch zullen
we de plastiek verwijderen wanneer er zich een dooiperiode voordoet,
zoniet beginnen de wortelen vroegtijdig te hergroeien waardoor de smaak
achteruit gaat. Deze bewaarmethode verzekert ons van goed smakende
wortelen tot februari.
Als we liever niet op het veld bewaren, kunnen we nog altijd aan
kuilbewaring doen. Maak de hoop niet al te groot, om broei in de hoop te
voorkomen. Afdekking gebeurt zoals bij de bewaring op het veld, vergeet
ook niet de plastiek te verwijderen tijdens een dooiperiode. Het kan aan
te raden zijn de wortelen te mengen met grond om aldus uitdroging tegen
te gaan.
We kunnen ook een kist nemen en daarin de wortels tegen elkaar zetten
met wat aarde ertussen. Deze kist plaatsen we in een zo koel mogelijke
ruimte, maar vorstvrij.
Het spreekt voor zich dat winterwortelrassen het meest geschikt zijn
voor de bewaring, busselwortelen (bospeen) zal niet zo lang kunnen
bewaard worden.
Breedbladige
andijvie en bladselder kunnen we nog een tijdje bewaren in onze kas. De
planten worden gerooid met een voldoende grote wortelkluit. We graven
de wortels van de planten in de grond. De planten worden dicht tegen
elkaar geplaatst, zodat ze elkaar net raken. Probeer, voor een goede
bewaring, de planten niet langs boven nat te gieten.
Om
knolselder te bewaren verwijderen we het loof, maar laten wel nog enkele
jonge hartblaadjes staan. De knollen worden tegen elkaar gezet in een
ondiepe groeven. Er wordt aarde tussen de knollen gestrooid en dit wordt
met water tussen de knollen gespoeld. De knol van moet bovenaan vrij
blijven van aarde. Als het gaat vriezen in de kas moeten de knollen
tijdelijk afgedekt worden. De knollen kunnen niet tegen de vorst.
Als
je de groene selder niet in de kas wil brengen kan je toch,met wat
geluk, tot een stuk in de winter blijven dooroogsten. Dek de planten
vanaf de eerste indringende vorst af met wat stro. Bij vorst overdag kan
je er nog een plastiek overtrekken. Verwijder dit wel bij dooiweer, om
rotting te voorkomen.
De groene snijselder kunnen we het ganse groeiseizoen en winter in de
tuin laten om er regelmatig wat van te oogsten. Neem dezelfde
beschermingsmaatregelen als bij groene selder. Uiteindelijk zal je de
oogst moeten staken omdat de snijselder vanaf april begint door te
schieten.
Rode
kool en witte kool moeten ook vorstvrij bewaard worden. Het beste in een
donkere, koele, droge ruimte. De kolen mogen we oogsten als ze
rijp zijn, maar ook niet overrijp (dit uit zich in het openbarsten van
de kolen). Het beste kunnen we de kolen aan de wortel laten en omgekeerd
ophangen (nadat we de grootste ombladeren verwijderd hebben) of anders
snijden we de kolen uit en bewaren ze in netten of bakken. Regelmatig
controleren op plotse rot is hier toch wel de boodschap!