ONDERWIJSPROJECTEN & TOEPASSINGEN

vragenlijsten

Dr. Henri Vannoppen

interactief algemeen overzicht van de hoofditems; bij verder doorklikken heeft men een detailtabel

 

Toepassing ‘Vrije tijd en ontspanning’: vak geschiedenis (leraar Dr. Henri Vannoppen)
Schooljaar 2004-2005. Koninklijk Atheneum Zaventem. Klassen 5ASO

Toepassing ‘Kledij, schoeisel en haartooi in je gemeente’: vak geschiedenis (leraar Dr. Henri Vannoppen)
Schooljaar 2004-2005. Koninklijk Atheneum Zaventem. Klassen 6ASO

Toepassing ‘Voedings- en drankgewoonten 1900-2004 ’: vak geschiedenis (leraar Dr. Henri Vannoppen)
Schooljaar 2003-2004. Koninklijk Atheneum Zaventem. Klassen 6ASO

Interactieve detailtabellen.

A. Vrije tijd en Ontspanning
  Huiselijke gezelligheid, familiefeesten en cafés
  Kinderspelen
  Jeugd - Jeugdverenigingen - Jeugdhuizen
  Stads- en gemeentefeesten
  Buurtacties en buurtfeesten
  Gokken en wedstrijden
  Duiven
  Sport
  Muziek
  Dansen en Uitgaan
  Jeugd en Cultuur
B. Kledij, schoeisel en haartooi
  Ondergoed
  Kledij
  Feestkledij
  Haartooi
  Schoeisel
  Kinderkledij
C. Voedings- en drankgewoonten
  Landbouw
  Industrie
  Tafelgewoonten en bereiding van voedsel
  Brood, banket en snoepgoed
  Vlees
  Vis en schaaldieren
  Aardappelen
  Groenten
  Fruit
  Handel, restaurants & feesten

Toepassing: 'Jodenvervolging, collaboratie, weerstand en concentratiekampen in mijn gemeente (1940-1945) '
I.
Voorbereidende planning: met vraagstellingen
II.
Uitvoeringsfase 1 : onderzoek door de leerlingen
III.
Uitvoeringsfase 2 : het klaswerk
IV.
Evaluatie
Toepassing : 'De geschiedenis van een gemeente in al zijn facetten'
1
Natuur
2
Oudheid - Middeleeuwen - Moderne Tijden
3
Politieke macht in de 19de eeuw
4
Economie en het sociale leven in de 19de eeuw
5
Cultuur in de 19de eeuw
6
Kerk en vrijzinnigheid in de 19de eeuw
7
Politieke macht in de 20ste eeuw
8
Economie en het sociale leven in de 20ste eeuw
9
Cultuur, de Kerk en de vrijzinnigheid in de 20ste eeuw
10
Het gemeentelijk erfgoed nu
11
Interviews van drie generaties

Toepassing : '200 jaar wonen en wooncomfort in je gemeente'
1
interview oudste generatie Materialen en beroepen
interview twee jongste generaties  
2
interview oudste generatie Bouw woningen
interview twee jongste generaties  
3
interview oudste generatie Watervoorziening
interview twee jongste generaties  
4
interview oudste generatie Verwarming
interview twee jongste generaties  
5
interview oudste generatie Verlichting
interview twee jongste generaties  
6
interview oudste generatie Wooncomfort
interview twee jongste generaties  
7
interview oudste generatie Keuken en bakhuis
interview twee jongste generaties  
8
interview oudste generatie Badkamer en toilet
interview twee jongste generaties  
9
interview oudste generatie Kelder en berging
interview twee jongste generaties  
10
interview oudste generatie Maatschappelijke veranderingen
  interview twee jongste generaties  

 

Vragen project ‘Vrije tijd en ontspanning’

Huiselijke gezelligheid, familiefeesten en cafés

  • Hoeveel vrije tijd had men in de verschillende periodes (zon -en feestdagen, vakantiedagen, na de werkuren)?
  • Werd er gebuurt of ‘gelameerd’? Waar (stoelen vooraan aan de straat)? Werd er met de kaarten gespeeld? Welke spelen?
  • Welke familiefeesten kende men (pensenkermis, plechtige communie, feest vrijzinnige jeugd, Islamitische feesten, verjaardag)? Ging men ’s zondags op familiebezoek?
  • Welke huiselijke gezelschapsspelen kende men (dobbelen, trik-trak)? Was er muziek in huis en werd er thuis gedanst? Wanneer kwam de T.V. op? Succes van de T.V.?Computerspelen?
  • Waren er veel cafés in je gemeente? Welke? Waren er sociale verschillen merkbaar wat betreft de cafés? Hoeveel tijd bracht men door op café? Wat dronk men er? Ging men buitenshuis eten (tearooms, tavernes, restaurants, eetdagen)? Waren er zondagse uitstappen? Ging men jaarlijks op vakantie?

naar overzichtstabel

Kinderspelen

  • Welk kinderspeelgoed kende men (poppen, trein, hoelahoep, skoebidoe, computerspelen) ? (rollenpatroon)
  • Welke kinderspelen kende men op straat (boerke schoep, landkappen) ? Waarom zijn deze spelen verdwenen ?
  • Welke spelen kende men op de schoolspeelplaats ?
  • Waren er verschillen tussen jongens- en meisjesspelen (rollenpatroon) ?
  • Werd er veel geschaatst? Waar? Welk materiaal gebruikte men hiervoor ?

naar overzichtstabel

 

Toepassing: project ‘De geschiedenis van de jeugd, van de jeugdverenigingen en van de jeugdhuizen’
Vak geschiedenis. Leraar: Dr. Henri Vannoppen
Schooljaar 2006-2007. Koninklijk Atheneum Zaventem 5 ASO

Vragen  

Het begrip jeugd

 

  • Hoe kan men de jeugd omschrijven qua leeftijd in 1900, 1950, 1980 en 2007 ?
  • Wat was de invloed van de leerplicht en van de sociale wetgeving op de term jeugd ?
  • Maak een bevolkingspiramide van je gemeente in 2006 en duidt daarop de volgende groepen aan: jongeren, volwassenen, derde leeftijd, vierde leeftijd.
  • Omschrijf het verschil in rechten tussen de jongeren en de volwassenen ?
  • Zijn er sporen van jongerenemancipatie in de geschiedenis van de gemeente. (kiesrecht, verkiesbaarheidrecht)

 

Kinderopvang

 

  • Wie deed de opvang van de baby in de periode voor de kleuterschool ?
  • Is er een kinderkribbe in je gemeente, waar en sinds wanneer ?
  • Werkt ‘Kind en Gezin’ in je gemeente via huisbezoeken of via wekelijkse consultaties bij lokale afdelingen (‘de Weeg’) ?
  • Is er buitenschoolse kinderopvang in je gemeente? Waar en tot welke leeftijd ?
  • Hoe worden jongeren opgevangen tijdens de vakantieperiode in de gemeente (sportkampen) ?

 

Kinderarbeid

 

  • Kwam kinderarbeid in de fabrieken in je gemeente nog voor in de 19 de eeuw? In welke sectoren ? Breng de nodige bewijsstukken (eventueel foto’s) aan.
  • Was er kinderarbeid in de landbouw of bij de middenstand ?
  • Deden kinderen vakantiejobs thuis of buitenhuis, betaald of onbetaald? Vanaf welke leeftijd ?
  • Werd de wet op de leerplicht misbruikt wegens gebrek aan controle (dienstmeiden op villa’s, landbouwerszonen in drukke perioden)? Werd het spijbelen door de inspecteurs gecontroleerd ? Trad de rijkswacht op bij spijbelen ? Reactie van de ouders op onderwijs of op spijbelen (‘brossen’) ?
  • Was de vakantie afgestemd op landbouwwerkzaamheden (juli = hooimaand, augustus = graanoogstmaand, september = aardappeloogstmaand) ?

 

Alleen op stap

 

  • Vanaf welke leeftijd ging men alleen naar bals, theedansants, fuiven en discotheken? Vergelijk in de verschillende periodes.
  • Hadden de meisjes tijdens de verschillende periodes een chaperon (broer, oudere zuster, moeder) om naar het bal, theedansant of fuif te gaan ?
  • Geef de evolutie van het uur om terug naar huis te keren ?
  • Vanaf welke leeftijd mocht men alleen naar de bioscoop gaan, waar en wanneer ?
  • Vanaf wanneer gingen jongeren gemengd op vakantie ?

 

naar overzichtstabel

Jeugdverenigingen

 

  • Waren er patronaten in de gemeente ? Waren ze parochieel ingericht ? Welke activiteiten werden er georganiseerd ? Wanneer ontstonden en verdwenen ze ?
  • Welke rol speelden de onderpastoors in de patronaten?
  • Waren er scoutverenigingen in de gemeente en wanneer ontstonden ze ? Waar hadden ze hun lokaal?
  • Waren de scoutverenigingen, gemengd of niet ?
  • Waren er Chiro-afdelingen in de gemeente? Ontstaan, activiteiten, lokalen ?
  • Waren er BJB-, later KLJ-afdelingen in de gemeente? Ontstaan, activiteiten, lokalen? Tot welke sociale groepen richtten ze zich ?
  • Waren KAJ- en VKAJ-afdelingen in de gemeente? Ontstaan, activiteiten, lokalen ? Tot welke sociale groepen richtten ze zich ?
  • Waren er Rode Valken of andere socialistische jeugdverenigingen in je gemeente ? Ontstaan, activiteiten, lokalen? Tot welke sociale groepen richtten ze zich ?
  • Waren er liberale jeugdverenigingen in je gemeente? Ontstaan, activiteiten, lokalen ? Tot welke sociale groepen richtten ze zich ?
  • Waren er Vlaams-nationalistische jeugdverenigingen in je gemeente ? Ontstaan, activiteiten, lokalen ? Tot welke sociale groepen richtten ze zich ?

 

Verzuiling of niet? Gemengd of niet?

 

  • Speelde de verzuiling mee in het verenigingsleven van de jongeren ? Is dit nog steeds het geval ?
  • Waren er parochiële en sociaal-economische verschillen tussen de jeugdverenigingen ?
  • Op welke perioden waren de activiteiten afgestemd (weekdag, zondag, vakantie) ?
  • Hadden de jeugdverenigingen vakantiekampen ? Waar en wanneer, gemengd of niet ?
  • Waren er speciale uniformen en rituelen bij de verschillende jeugdverenigingen? Is daar een evolutie merkbaar?

 

Jong-mutualisten, partijjongeren en studentenclubs

 

  • Ging men met de mutualiteit op zeeklassen ? Waar en wanneer ? Wie was de organisator ?
  • Ging men met de mutualiteit op sneeuwklassen ? Waar en wanneer ? Wie was de organisator ?
  • Welke activiteiten werden georganiseerd of zee- en sneeuwklassen ? Gemengd of niet ?
  • Waren of zijn er jongerenafdelingen van de politieke partijen in je gemeente ? Ontstaan, lokaal, activiteiten ? Werden er jongeren uit deze jongerenafdelingen verkozen met de gemeenteverkiezingen (2000, 2006) ?
  • Waren er studentenclubs in je gemeente ? Waren ze georganiseerd per streek, per universiteit of per sector ? Ontstaan ? Lokaal ? Activiteiten ? Gemengd of niet ? Bals, theedansants, fuiven ?

 

naar overzichtstabel

 

Jeugdhuizen

 

  • Zijn er jeugdhuizen in je gemeente ? Wanneer ontstonden ze ?
  • Waar zijn de jeugdhuizen gevestigd ?
  • Geef de activiteiten van de jeugdhuizen en tot welke groepen (leeftijd, sociaal milieu, taal, dorpen) richten ze zich ?
  • Geven de jeugdhuizen een eigen krantje uit of hoe maken ze hun activiteiten bekend ?
  • Bij welke overkoepelende organisatie zijn de jeugdhuizen nationaal aangesloten ?

 

Jeugdbeleid en synthese

 

  • Is er een jeugdraad in de gemeente ? Welke verenigingen maken er deel van uit ? Activiteiten, functie, ontstaan ? Zorgt de gemeente voor subsidies en lokalen ? Is er een schepene van jeugd ?
  • Heeft de jeugdraad een eigen tijdschrift of maakt ze gebruik van een deel van het gemeentelijke informatieblad ?
  • Teken de gemeentelijke jeugdinfrastructuur (verenigingslokalen en jeugdclubs) volledig uit.
  • Zijn er cafés in je gemeente die voornamelijk afgestemd zijn op jongeren ? Verschil met andere cafés ? Muziekgenres ? Teken deze jeugdcafés uit op kaart
  • Spelen, de ouders een rol bij de jeugdverenigingen of –clubs ? (kookmoeders, eetdagen) of helemaal niet ?

 

naar overzichtstabel

 


 

PROJECT 5 ASO :
DE GESCHIEDENIS VAN DE JEUGD, VAN DE JEUGDVERENIGINGEN EN VAN DE JEUGDHUIZEN IN MIJN GEMEENTE: INTERVIEWS 3 GENERATIES (JEUGDSITUATIE)

 

  • Hoe was de kinderopvang in je jeugd ?
  • Waren er vakantiejobs in je jeugd (betaalde, onbetaalde) ? Welke? Hoe bracht je voor de rest je vakantie en je weekend door?
  • Op welke leeftijd mocht men alleen naar een bal, theedansant, fuif, discotheek? Welke muziek speelde men er? Welke dansen? Hoe laat moest men terug thuis zijn?
  • Welke jeugdverenigingen bestonden er in je gemeente? Activiteiten?
  • Gingen jongeren op reis met de mutualiteiten (zee, Zwitserland)? Deed je dat zelf ook?
  • Welke jeugdhuizen bestonden in je gemeente? Waar? Activiteiten?
  • Waren er jeugdcafés in je gemeente, waar de jongeren verzamelden? Waar? Waarom daar?
  • Was er een sterke verzuiling in het jeugdverenigingsleven (katholiek, liberaal, socialist, Vlaams-nationalist)? Hadden de politieke partijen jongerenafdelingen in je gemeente?
  • Wat waren de jaarlijkse hoogtepunten voor de jeugd (gemeentelijk, nationaal)?
  • Was je zelf lid van een jeugdvereniging of van een jeugdclub?

 

Stads- en gemeentefeesten

  • Welke kermissen kende men in je gemeente? Wat omvatte een kermis? Waren er grote verschillen met stadskermissen? Welke stadskermissen (Vilvoorde, Leuven, Brussel) werden bezocht door inwoners van je gemeente? Op welke dagen? Waren er jaarmarkten, kerstmarkten en salons (voedingssalon, vakantiesalon, autosalon, landbouwsalon)?
  • Werden er stoeten georganiseerd in je gemeente? Waarom?
  • Hoe vierde je gemeente 100 jaar België in 1930?
  • Zijn er reuzen in je gemeente. Welke. Historiek? Welke rol speelden ze in het ontspanningsleven?
  • Zijn er jaarlijkse gemeentefeesten (Witlooffeesten, Braderieën, Druivenfeesten,
    Missverkiezingen) ?

naar overzichtstabel

Buurtacties en buurtfeesten

  • Werd de meiboom geplant in je gemeente? Waar en wanneer gebeurde dit? Ging dit samen met mastklimmen?
  • Waren er landbouwfeesten (nalaat van de aardappelen, oogstfeest, nalaat van het witloof)?
  • Waren er jaarlijks teerfeesten? Welke vereniging organiseerde ze? Wat stond er op het menu?
  • Waren er spaarkassen in de lokale cafés om het jaarlijks teerfeest te bekostigen?
  • Hoe vierde men carnaval of vastenavond?

naar overzichtstabel

Gokken en wedstrijden

  • Werd hanenkappen georganiseerd? Waar? Wanneer?
  • Kende men het spel Anker en Zon? Waren er andere gokspelen?
  • Kende men ringsteken of ‘carrousselrijden’? Waar gebeurde dit? Wanneer?
  • Welke volksspelen waren er (flessen vullen, koordtrekken, struiven, kegelen)?
  • Welke schietwedstrijden ( schuttersgilde, staande wip, doelspelen ,liggende wip) kende men? Waar hadden deze plaats? Wat waren de hoogtepunten van deze sport?

naar overzichtstabel

Duiven

  • Geef de evolutie van de duivenmaatschappijen en de duivenlokalen?
  • Waar was het ‘duivenkot’?
  • Hoe constateerde men de snelheid van de duif?
  • Op welke steden en afstanden speelden de ‘duivenmelkers’? Welke methodes gebruikten ze?
  • Welke prijzen konden de duivenmelkers binnenhalen?

naar overzichtstabel

Sport

  • Werden er wielerkoersen georganiseerd? Door welke maatschappijen?
  • Wie waren de lokale wielervedetten? Welke wedstrijden wonnen ze?
  • Waren er voetbalploegen in je gemeente? Waar lagen de voetbalvelden? Waren de voetbalploegen aangesloten bij de Vlaamse of bij de Belgische bond?
  • Waren er turnclubs in je gemeente? Waren deze verzuild (katholiek, socialistisch, liberaal, Vlaams-Nationaal) of neutraal?
  • Welke andere sportclubs waren er? Welke sportinfrastructuur was er? Welke sporthallen zijn er? Wanneer werden ze gebouwd? Waren er in bepaalde periodes sociale verschillen in de sport (tennis, paardrijden, golf)?


naar overzichtstabel

 


Toepassing project: ’De geschiedenis van de sport in mijn gemeente’
Vak geschiedenis: leraar Dr. Henri Vannoppen.
Koninklijk Atheneum Zaventem
Schooljaar 2006-2007: 6ASO

 

Vragen:
Schuttersgilden  

  • Waren er schuttersgilden in je gemeente (handbooggilden, kruisbooggilden)?
  • Waar was de wipweide? Werd die afgesloten? Hoe?
  • Welke functies had men in de schuttersgilden? Kwam dit tot uiting in de kledij (sjerpen, hoeden, breuken)?
  • Waren er schuttersgilden voor gehuwden (oudemansgilden) en voor ongehuwden (jongmansgilden)? Hoe stonden de wereldlijke en de kerkelijke overheden tegenover deze schuttersgilden?
  • Waren er doelmaatschappijen, struisvogelspelen en liggende wippen in je gemeente? Waar hadden die hun lokaal? Wanneer verdwenen ze?

 

Kegelbanen en ringsteken

  • Waren er kegelbanen in je gemeente? Met welke cafés waren ze verbonden?
  • Werd er ‘carrousel’ rijden georganiseerd? Kende men ringsteken (te paard, per kar of met de fiets)?
  • Waar werden het ‘carrousel rijden’ en het ringsteken georganiseerd?
  • Kende men volksspelen (zakkenlopen, kruiwagen rijden, flessen vullen, mastklimmen)? Waar en wanneer gebeurde dit?
  • Waren er struifspelen in je gemeente? Waar? Wanneer?

 

Voetbal

  • Welke voetbalploegen bestonden in je gemeente? Wanneer ontstonden ze?
  • Waar lagen de voetbalpleinen in de gemeente? Waren het weiden of uitgeruste terreinen? Ploegkleuren?
  • Waren de eerste ploegen eerder elitair?
  • In welke klasse speelden de voetbalploegen?
  • Bij welke nationale organisaties waren de voetbalploegen aangesloten (bij de Belgische voetbalbond of bij de Vlaamse voetbalbond)?

 

Wielrennen

  • Waren er bekende wielrenners in de gemeente?
  • Waar waren de supportersclubs gevestigd (cafés)?
  • Welke prijzen kregen winnaars van wielerwedstrijden? Kwam doping voor? Aangepaste voeding voor renners?
  • Waren er rijdende fanfares (muzikanten per fiets of tandem) in je gemeente? Wanneer ontstonden en verdwenen die?
  • Waren er wielertoeristenverenigingen in de gemeente? Wanneer ontstonden die?

 

Sportinfrastructuur

  • Zijn er sporthallen in de gemeente? Wanneer werden deze gebouwd? Welke sporten worden er beoefend?
  • Zijn er zwembaden in de gemeente (in open lucht of overdekt)? Wanneer werden deze gebouwd?
  • Zijn er tennisvelden in je gemeente? Welk statuut hebben ze? (openbaar, privé, vereniging)?
  • Zijn er pétanquebanen in je gemeente (open of overdekte)?
  • Is er een velodroom in de gemeente?

 

Zaalvoetbal en atletiek

  • Zijn er zaalvoetbalclubs?
  • Waar spelen de zaalvoetbalclubs?
  • Zijn er bekende boksers of worstelaars in je gemeente?
  • Zijn er judoploegen in de gemeente?
  • Zijn er atletiekverenigingen in de gemeente (lopen, speerwerken, polsstokspringen)?

 

Ruitersport

  • Zijn er ruiterijverenigingen?
  • Waar zijn de ruiterijverenigingen aangesloten? Landelijke Ruiterijvereniging (Boerenbond)? Andere ruiterijorganisaties?
  • Waar hebben de jumpings plaats? ? Is er een hippodroom?
  • Is de ruitersport elitair of populair?
  • Waren de meeste ruiters landbouwers of landbouwerszonen?

 

Tennis

  • Zijn er tennisverenigingen?
  • Is tennis een dure sport qua lidmaatschap, uitrusting, kleding en opleiding?
  • Zijn er tennisballons of overdekte tennishallen?
  • Zijn er cafetaria of eetgelegenheden en vergadermogelijkheden verbonden aan de tennisterreinen?
  • Hoe evolueerde het tennis van een elitaire naar een populaire sport?

 

Golf, pétanque, ski en turnen

 

  • Zijn er golfterreinen in je gemeente, sinds wanneer en waar ?
  • Wie betaalt het lidgeld van de golfclub (het bedrijf, individueel) ? Is golf nog steeds elitair?
  • Zijn er pétanqueverenigingen in je gemeente? Wanneer ontstonden ze ? Tot welke publiek (leeftijd, geslacht) richten ze zich ?
  • Is gaan skiën algemeen in je gemeente en hoe evolueerde deze sport van elitair naar populair? Is ijsschaatsen populair? Waar gebeurde dit (vijvers, ijspistes) ?
  • Zijn er turnverenigingen in je gemeente? Waren ze politiek georganiseerd (socialistische, liberale, katholieke bonden) ?

Sportbeleid

 

  • Teken op de kaart van je gemeente de sportinfrastructuur in 1950, in 1980 en in 2007.
  • Vergelijk in je gemeente de veldsporten met de zaalsporten qua aantal deelnemers? Waar ligt het overwicht ? Zijn er sporten in je gemeente die typisch mannelijk, typisch vrouwelijk en gemengd zijn ?
  • Is er een sportraad in je gemeente ? Welke verenigingen maken er deel van uit ? Geef kort de geschiedenis van de sportraad. Welke activiteiten heeft de sportraad ?
  • Spelen de scholen en de bedrijven een rol in het ontstaan en het succes van de sportbeoefening ?
  • Is er een gemeentelijke sportbrochure in je gemeente ? Staan de sportverenigingen ook op Internet ? Welke ?

naar overzichtstabel



PROJECT 6ASO DE GESCHIEDENIS VAN DE SPORT IN MIJN GEMEENTE:
INTERVIEWS
3 GENERATIES (JEUGDSITUATIE)  

 

  • Welke sporten kende men in je jeugd in je gemeente ? Welke daarbuiten ?
  • Waren er voetbalploegen in je gemeente? Waar speelden ze ? Speelde je zelf voetbal ? Welke dialecttermen gebruikte men in de voetbalsport ? Waren er spotnamen voor de voetbalploeg of voor de tegenspelers? Welke nationale voetbalploegen waren succesvol in je jeugd ?
  • Wie waren de beste wielrenners in je gemeente? Werden ze gezien als Vips? Was je ook wielrenner? Waar hadden de wielerwedstrijden plaats (straat, velodroom) ? Wie waren de beste wielrenners op nationaal vlak?
  • Welke sportinfrastructuur bestond er in je gemeente? Maakte je hier ook gebruik van?
  • Ging men zwemmen in je gemeente? Deed je dat ook? Waar (beek, kanaal, vijver, open zwembad, overdekt zwembad) ?
  • Was tennis bekend in je gemeente? Was het een elitaire of een populaire sport? Waar waren er tennisvelden( in je gemeente, daarbuiten)? Speelde jezelf tennis?
  • Waren er turnverenigingen in je gemeente in je jeugd? Waren ze verzuild (katholiek, socialistisch, liberaal…)? Was je ook lid van een turnvereniging?
  • Waren ski en ijsschaatsen in je gemeente bekend? Waar werden deze sporten of ontspanningsmogelijkheden uitgevoerd? (skipisten, ijsschaatsbanen, vijvers, beken)? Deed je ook aan ski en ijsschaatsen? Was ski elitair of populair?
  • Waren er andere sporten, die je in je jeugd beoefende? Evolueerde dit in je later leven?
  • Wat waren de jaarlijkse sportieve hoogtepunten (gemeentelijk, nationaal, internationaal)? Is sport toegenomen of afgenomen? Verklaar?

 

naar overzichtstabel

Muziek

  • Welke muziekverenigingen vinden we in je gemeente (koren, fanfares, harmonies)? Lokalen?
  • Waren de muziekverenigingen verzuild (gemeentelijke lijsten met de verkiezingen)?
  • Welke muziek speelden deze verenigingen?
  • Wie betaalde de muziekinstrumenten?
  • Welke activiteiten organiseerden de muziekverenigingen? Waren er bekende lokale zangers met een fanclub?

naar overzichtstabel

Dansen en uitgaan

  • Welke waren de uitgaansmogelijkheden( kermisbal in cafézalen, feesttenten, dancings, discotheken)? Uitzicht van de zalen?
  • Hoe evolueerden de dansen? Verklaring?
  • Wie maakte muziek op de bals en fuiven (spelemansorkest, harmonicaspeler, jazzorkest, automatische orgel, D.J.). Welke muziek bracht men? Modes (punk, rock )?
  • Wie nodigde uit bij het dansen. De mannen of de vrouwen (Vrouwkesdag)?
  • Waren er bioscopen in je gemeente? Waar? Wanneer? Welke films speelde men er? Evolutie? Hoe kondigde men nieuwe films aan?

naar overzichtstabel


Jeugd en cultuur

  • Welke jeugdverenigingen en jeugdclubs waren er? Activiteiten? Verzuiling?
  • Jeugdinfrastructuur (lokalen, speelpleinen)?
  • Culturele infrastructuur ( cultuurcentra, cultuurzolders)? Verenigingsbeurzen?
  • Zijn er cultuurverenigingen in je gemeente (fondsen, heemkringen, socio-culturele verenigingen)? Zijn er toneelmaatschappijen? Lokalen? Welke toneelstukken spelen ze?
  • Maak een organigram van het verenigingsleven van je gemeente?

naar overzichtstabel

Vragen project ‘Kledij, schoeisel en haartooi in je gemeente’

1.Ondergoed man

  • Welke ondergoed droeg de man? Geef de evolutie.
  • Waar kocht men het ondergoed?
  • Welke nachtkledij kende men? Was er hier een evolutie merkbaar?
  • Kende men een lang bovenhemd of een bovenhemd met slippen als nachtkledij (zie E. Claes ’De Witte’)
  • Bestond de slaapmuts nog?


naar overzicht Kledij

2.Ondergoed vrouw

  • Welk ondergoed droeg de vrouw? Geef de evolutie.
  • Waar kocht men het ondergoed (lingeriewinkel)?
  • Welke nachtkledij kende men? Was er hier een evolutie merkbaar?
  • Wanneer verdween het korset? Wie maakte korsetten?
  • Wanneer ontstond en verdween de combinaison? Wanneer verscheen de BH?

naar overzichtstabel

 

3.Kledij man

  • Geef de evolutie van het hoofddeksel (faas, pet, baret, strohoed, bolhoed, hoge hoed. Waren er sociale verschillen bij de dragers?
  • Hoe evolueerde de bovenkledij? Waren er verschillen tussen de zondagse en de werkkledij?
  • Waren ‘col’ en ‘manchet’ stautussymbolen voor de bedienden?
  • Droeg men naast de jas ook de ‘caban’? Hoe kwam men van bretellen naar broeksriemen?
  • Waren er kleermakers in de gemeente? Kocht men de mannenkledij in een winkel? Was mannenkledij duur?


naar overzicht Kledij

 

4.Kledij vrouw

  • Geef de evolutie van de hoofddeksels (mutsen, spaanhoeden, ’kap en neusdoek’, hoeden). Kon een vrouw zonder hoed buiten komen?
  • Hoe evolueerde de bovenkledij? Waren er verschillen tussen de zondagse en de werkkledij? Wanneer werden nieuwe klederen aangekocht (Pasen, Allerheiligen)?
  • Geef de evolutie van omslagdoeken tot jassen.
  • Sedert wanneer droegen vrouwen broeken? Hoe reageerde men daarop? Hoe reageerde men op de minimode, op de maximode? Hoe reageerde men op vleeskleurige kousen en later op nylonkousen?
  • Waren er naaisters in je gemeente? Wanneer ging men over naar ‘prêt à porter’(winkels)? Maakte men zelfs kledij (resultaat van Singernaaimachine)? Was vrouwenkledij duur?

naar overzichtstabel

 

5.Feestkledij man

  • Hoe ging de bruidegom gekleed bij zijn huwelijk? Inspiratiebronnen?
  • Kende men oranjebloesems bij huwelijken?
  • Beschrijf de plechtige communiekledij.
  • Hoe ging de rijkere burgerij gekleed bij feesten?
  • Bespreek de rouwkledij afhankelijk van de rouwperiode.


naar overzicht Kledij


6.Feestkledij vrouw

  • Hoe ging de bruid gekleed bij haar huwelijk? Inspiratiebronnen?
  • Kende men oranjebloesems bij huwelijken?
  • Beschrijf de plechtige communiekledij.
  • Hoe gingen de dames uit de rijkere burgerij gekleed bij feesten?
  • Bespreek de rouwkledij afhankelijk van de rouwperiode.

naar overzichtstabel

 

7. Haartooi man

  • Ging de man zich ‘s zaterdag laten scheren in het café bij de barbier?
  • Waren er periodes dat de snor, de baard en de bakkebaarden in de mode waren? Geef de evolutie ervan
  • Waren er haarkappers in je gemeente? Wat was de prijs voor het knippen van het haar?
  • Hoe evolueerde de haarmode? Hoe reageerde men op de lange haren, op de staart?
  • Gebruikte men brillantine, gel?


naar overzicht Kledij

 

8.Haartooi vrouw

  • Hoe lang bleven de lange haren in de mode?
  • Wanneer verschenen de korte haren? Hoe reageerde men daarop?
  • Waren er haarkapsters in je gemeente? Wat waren de prijzen bij de kapster?
  • Hoe evolueerde de haarmode? Hoe reageerde men op het kleuren van de haren?
  • Werd het haar opgestoken bij feesten?

naar overzichtstabel

naar overzicht Kledij

9. Schoeisel

  • Hoe evolueerde het schoeisel (binnenshuis, werkschoeisel, zondags schoeisel, sportschoeisel) bij mannen en vrouwen?
  • Werden er nog klompen gedragen? Verschil tussen mannen-en vrouwenklompen?
  • Wie maakte de klompen? Kocht men de klompen in een winkel of op de markt?
  • Wie maakte de schoenen? Waar kocht men de schoenen? Waar werden de schoenen hersteld?
  • Hoe evolueerde de schoenmode?

naar overzichtstabel

naar overzicht Kledij

10.Kinderkledij

  • Hoe evolueerde de kinderkledij? Werd deze kinderkledij doorgegeven?
  • Kende men een speciale doopkledij? Was het doopkleed een familiestuk ?
  • Werd de baby nog ingebusseld?
  • Droegen de jongens nog kleedjes?
  • Wie droeg marinepakjes? Waar kocht men deze?
  • Was er een speciale schoolkledij (zwarte satijnen schorten, uniformen)?


naar overzichtstabel

naar overzicht Kledij

Voedings- en drankgewoonten 1900-2004

LANDBOUW

  • Voedingsgewassen in je gemeente in de 20 ste eeuw?
  • Aardappelteelt in je gemeente? Soorten aardappelen? Kwaliteiten van de aardappelen?
  • Witloofteelt in je gemeente? Evolutie? Culinair gebruik?
  • Groenteteelt in je gemeente? Evolutie (tomatenserres, hydrocultuur)
  • Runderteelt in je gemeente (vlees- of melkproductie)? Schapenteelt? Geitenteelt? Varkensvetmesterijen? Kippenkwekerijen?

naar overzichtstabel



naar overzicht Voeding

INDUSTRIE

  • Brouwerijen en jeneverstokerijen in je gemeente?
  • Melkerijen in je gemeente?
  • Graanmolens en maalderijen in je gemeente?
  • Olieslagmolens in je gemeente?
  • Andere bedrijven die verband houden met de productie van voeding of drank (erwtenkloverijen, conservenfabrieken, chipsfabrieken, chocoladefabrieken, limonadefabrieken)?

naar overzichtstabel

naar overzicht Voeding

 

TAFELGEWOONTEN EN BEREIDING VAN VOEDSEL

  • Evolutie van het aantal maaltijden per dag met de uurregeling? In welke plaats at men (keuken, eetkamer)?Plaatsen aan tafel?Hoe werd de tafel gezet? At men uit 1 bord of uit twee borden (soep en hoofdgerecht)? Evolutie?
  • Behoorde papsoorten tot één van de maaltijden?
    Welke soepen kende men? Gebruik van soepvlees? Gebruik van lettertjes en vermicelli in de soep?
  • Welke vetstoffen gebruikte men (liezevet, ossenvet, boter, margarine, olie)? Welke kaassoorten kende men?
  • Evolutie van de keuken wat betreft apparatuur? Waarop kookte men (Leuvense stoof, butaangas, elektrisch vuur, microgolf)
  • Waar leerde men koken (thuis, school, dienen in een villa, cursus)? Gebruikte men kookboeken? Welke? Welke gerechten uit de kookboeken werden bereid? Was er een invloed van de burgerkeuken op de boerenkeuken of op de gewone keuken?
  • Evolutie eetmogelijkheden (grootkeuken scholen en bedrijven, meeneemrestaurants, kant-en-klaarmaaltijden, diepvriesmaaltijden, dozensoep)?

naar overzichtstabel

naar overzicht Voeding

BROOD, BANKET EN SNOEPGOED

  • Evolutie van wit en bruin brood, van de hoeveelheid brood en van de broodprijs?
    Welke broodsoorten vind je nu in een bakkerij? Welke in 1950?
  • Wanneer ontstonden mastellen, pistolets, sandwiches, piccolo’s en Frans brood ? Melkbrood? Rozijnenbrood? Suikerbrood?
  • Welke taarten in 1950? In 2004? Idem voor de gebakjes? Waren er taarten en gebakjes in de week te krijgen? Vanaf wanneer. Waarom?
  • Wat gebeurde met de taarten en gebakjes, die te oud geworden waren (halve prijs, bodding, op tijd invriezen) ?
  • Evolutie koffiekoeken en snoepgoed (wafels, peperkoek, speculaas, smoutebollen, pain à la grecque, nouga, rijstpap, flan, ijsjes) ?

naar overzichtstabel

naar overzicht Voeding

VLEES

  • Hoe werd het varken geslacht? Welke vleesbereidingen kwamen daarbij kijken? Hoe maakte men pensen? Maakte men pensensoep?
  • Hoe werd vlees bewaard (in zeenpotten, gedroogd, gerookt, in de diepvries)?
  • Had men een vleesvat ? Functie? Waar stond het?
  • Welke vleesproducten kon men bij de beenhouwer (slager) vinden in 1950 en welke nu? Wie produceerde wat?
  • Welke slagerijen waren er in 1950? Welke zijn er nu?

naar overzichtstabel

naar overzicht Voeding

VIS EN SCHAALDIEREN

  • Welke vissoorten kende men in 1950? Welke nu?
  • Wat zijn bak- en stokvis? Hoe werden ze bereid?
  • Gebruik van boekstring, lammeke zoet, makreel, kipper, rolmops sardines? Hoe oud? Hoe opgediend?
  • Evolutie van gebruik van mosselen, oesters, scampi’s, kreeft en garnalen? Was er ook een prijsevolutie? Waar haalde men deze producten?
  • Was vis verbonden met vaste dagen (vasten, vrijdag)?

naar overzichtstabel

naar overzicht Voeding

AARDAPPELEN

  • Hoe evolueerde het aardappelgebruik kwantitatief( per bord)?
  • Welke soorten puree kende men (‘peteus’, ‘stoemp’)? Kende men aardappelen in de schil (‘kazakken’)?
  • Hoe worden frites bereid vroeger en nu? Waar kocht men ze buitenshuis (‘frietkoten’)?
  • Hoe worden kroketten bereid vroeger en nu? Bij welke gelegenheden werden ze opgediend?
  • Hoe oud is chips? Waar vond men chips?

naar overzichtstabel

naar overzicht Voeding

GROENTEN

  • Maak een plan van een groentetuin (‘hof’)? Is daar een evolutie merkbaar?
  • Welke groenten kende men in 1950? Welke nu? Verschillen wintergroenten- zomergroenten
  • Waren er serristen met tomaten? Hoe lang kent men ze in onze keuken?
    Soorten? Bereidingswijze?
  • Hoe werd witloof bereid? Is hier een evolutie merkbaar?
  • Waar kocht men champignons? Voor welke gerechten werden ze gebruikt?

naar overzichtstabel

naar overzicht Voeding

FRUIT

  • Welke fruitsoorten vond men in de boomgaarden (Dubbel Fluppen)?
  • Wanneer zag men voor het eerst sinaasappelen? Bij welke gelegenheid (Sint-Nicolaas)? Waren er serristen met tafeldruiven? Wie at tafeldruiven? Prijs? Welke soorten?
  • Werden fruitsoorten speciaal bereid (gestoofde peren, krieken op jenever)
  • Waren er aardbeienvelden in je omgeving? Gebruik van aardbeien?
  • Wel fruit gebruikte men in 1950? Welk fruit gebruikt men nu? Hou rekening met de exotische fruitsoorten?

naar overzichtstabel

naar overzicht Voeding

HANDEL, RESTAURANTS EN FEESTEN

  • Waren er speciale gerechten bij feesten (Pasen, Allerheiligen, kerstmis,
  • huwelijken, begrafenis, plechtige communie, kermis)? Waar hadden die plaats (thuis of in een feestzaal)? Wie kookte dan (kokkin, traiteur)?
  • Verzamel spijskaarten. Zijn daar verschillen zichtbaar wat betreft de gerechten?
  • Geef een overzicht van de eetgelegenheden in je gemeente in 1950 en nu. Zijn er verschillende keukens merkbaar?
  • Zijn er restaurants met een Michelinster in je gemeente? Welke kok heeft daar de leiding?
  • Hoe evolueerde het drankgebruik bij de gewone maaltijden en bij de feesten van 1900 tot nu (spa, limonade, bier, wijn)?

naar overzichtstabel


Toepassing ‘Jodenvervolging, collaboratie, weerstand en concentratiekampen in mijn gemeente (1940-1945)’: vak geschiedenis (leraar Dr. Henri Vannoppen )

Het werkstuk Jodenvervolging, collaboratie, weerstand en concentratiekampen in mijn gemeente (1940-1945)’is uitgevoerd door de leerlingen van 5ASO van het Koninklijk Atheneum Zaventem-Kortenberg en past in ‘Onderzoekend leren’. De methodologie, die hierbij gebruikt wordt, omvat 4 stappen.

1. De voorbereidende planning

Het aantal lestijden, dat men besteed aan dit werkstuk of noem het ‘onderzoekend leren’ wordt vastgesteld. De didactische planning omvat het concept (hier vier facetten uit de Duitse bezetting in W.O.II in de eigen omgeving), het raamplan, de integratie in de jaarleerstof en de evaluatie.

Het raamplan omvat het inhoudelijke raam.

Voor dit werkstuk zijn dat de volgende 4 hoofdstukken:

1. De Jodenvervolging

2. De collaboratie

3. De weerstand

4. De concentratiekampen.

De bronnen en werken worden gedetailleerd weergegeven voor het algemene. We geven de leerstofsynthese kort in de vorm van De achtergronden en Documenten uit de lokale geschiedenis.

De leerlingen lezen in groep de voor hen nuttige hoofdstukken in het boek ‘België en de Tweede Wereldoorlog ’Ik was 20 in ‘45’ Het boek van de tentoonstelling uitgegeven door LUC DE VOS, PATRICK LEFEVRE en RICHARD BOIJEN. Koninklijk Museum van het Leger en van Krijgsgeschiedenis. 1994-1995. Het gaat hier om het hoofdstuk concentratiekampen (107-119) en weerstand (p. 123-134),

Per hoofdstuk wordt een vragenlijst opgesteld in samenwerking met de studenten en de heemkringen en in de hoop zoveel mogelijk documentatie te verzamelen. De vraagstelling is duidelijk maximalistisch. Men wil zoveel mogelijk gegevens verzamelen. De volledig uitgewerkte vragenlijst noemen we De opdrachten.

De Jodenvervolging

1.Verbleven er Joden in je gemeente voor de oorlog? Hadden ze de Belgische nationaliteit?

2.Verbleven er Joden in je gemeente in WOII? Waren het Belgische Joden?

3.Waren er maatregelen tegen de Joden in WOII je gemeente?

4.Waar doken de Joden onder in je gemeente in WOII?

5.Was er een Jodenregister in je gemeente?

6.Droeg men de Jodenster in je gemeente?

7.Kwamen er Joden om, die in je gemeente verbleven tijdens WOII (Holocaust)?

8.Hoe stond de bevolking in je gemeente tegenover de Joden voor en onder WOII?

9.Was de bevolking in je gemeente op de hoogte van de Jodenvervolging en van de Holocaust?

10.Zijn er monumenten in je gemeente, die herinneren aan de Jodenvervolging?

naar begin van de Toepassing

De collaboratie

1.Was er collaboratie in je gemeente? Welke motieven speelden hierbij mee?

2.Hoe was het schepencollege samengesteld in WOII? Kwamen hierin veranderingen voor? 3.Was er politieke collaboratie (oorlogsschepenen, oorlogsburgemeester, oorlogssecretaris)?

4.Welke politieke partijen of bewegingen (VNV, Rex, Verdinaso, Devlag) speelden een rol in de politieke collaboratie?

5.Kwam er verklikking voor in je gemeente? Welke?

6.Was er militaire collaboratie in je gemeente (b.v.Oostfrontstrijders)?

7.Was er economische collaboratie wat betreft de aanleg van luchthavens?

8.Was er economische collaboratie wat betreft de bouw van de Atlantik-wall?

9.Waren er andere vormen van economische collaboratie (bedrijven werkzaam bij het weghalen van klokken, fabrieken werkzaam voor het Duitse leger)?

10.Hoe stond de bevolking in de gemeente tegenover de collaboratie?

naar begin van de Toepassing

 

De weerstand

1.Was er passieve weerstand in je gemeente in WOII (b.v. luisteren naar Radio Londen)?

2.Waren er inlichtingdiensten actief in je gemeente (plannen luchthavens, spoorvervoer).

3.Was er actieve weerstand in je gemeente wat betreft sabotage van spoorwegen?

4.Was er actieve weerstand in je gemeente wat betreft sabotage van infrastructuur (wegen, fabrieken, elektriciteitscabines)?

5.Werden er sluikbladen verdeeld in je gemeente? Welke? Welke organisaties waren in je gemeente actief wat betreft de sluikpers?

6.Waren er evacuatiediensten actief in je gemeente (evacuatie van Joden, van Engelse piloten)?

7.Waar doken werkweigeraars onder in je gemeente?

8.Welke weerstandsorganisaties waren actief in je gemeente?

9.Welke weerstanders uit je gemeente kwamen om in WOII?

10.Hoe stond de bevolking in je gemeente tegenover de weerstand?

naar begin van de Toepassing

 

De concentratiekampen

1.Kwamen er inwoners van je gemeente in een concentratiekamp terecht?

2.Welke weerstanders uit je gemeente kwamen om in het concentratiekamp?

3.Waarom werden ze naar het concentratiekamp gevoerd?

4.In welk kamp kwamen ze terecht?

5.Probeer het leven (voeding, kleding, arbeid) in de concentratiekampen te reconstrueren via sites op Internet

6.Geef duidelijk aan op welke punten deze concentratiekampen in strijd waren met de Rechten van de Mens.

7.Geef kort een biografie van de persoon, die je volgt in het concentratiekamp. Hou hierbij rekening met de vragen 3 tot 6.

8.Bleef het graf van de persoon die je bestudeert, bewaard? Tekst?

9.Zijn er gedenkplaten in je gemeente, die herinneren aan dit oorlogsslachtoffer? Tekst?

10.Is er een straatnaam in je gemeente, die herinnert aan dit oorlogsslachtoffer?

naar overzichtstabel

naar begin van deze pagina

 

2. De uitvoeringsfase 1: het onderzoek door de leerlingen

De leerkracht zorgt voor de inleiding. Bij dit werkstuk werd interdisciplinair gewerkt. De leerkrachten geschiedenis, niet-confessionele zedenleer, katholieke en protestantse godsdienst waren bereid om mee te werken elk binnen hun vak.

De leerlingen worden in groepen van 4 à 5 verdeeld. De basis is een fusiegemeente. Het werkstuk is groepswerk Per groep wordt er een groepsleider aangesteld. Hij coördineert en heeft de timing in handen.

In plaats van veel algemene uit leg te geven werden twee activiteiten gepland:

1.Een bezoek aan het Koninklijk Museum van het Leger en van de Krijgsgeschiedenis te Brussel. Het bezoek was beperkt tot de nieuwe afdeling W.O.II. Het was gesneden brood voor de studenten. Alles paste in hun vier hoofdstukken.

2.Geleid bezoek aan de Dossinkazerne te Mechelen. Een Joodse dokter was daar onze gids. Hij kon ontsnappen aan de Holocaust omdat zijn moeder hem als kleine jongen gelukkig niet meenam. Zijn vader kon onderduiken, de rest van de familie werd uitgemoord. Voor de studenten een confrontatie met een man, die de holocaust in eigen omgeving beleefd heeft.

Men zou evengoed het kamp van Breendonk kunnen nemen.

FASE 1 voor de leerlingen is een algemene bibliografie van hun gemeente opstellen en daarna nagaan wat hierin te vinden is over WOII en dan liefst nog specifiek over de 4 onderwerpen, die ze behandelen in hun werkstuk.

FASE 2 van de leerlingen is de 40 vragen beantwoorden voor hun gemeente. De werkverdeling is het resultaat van onderhandelingen o.l.v. de groepsleider. Oral history speelt hierbij ook een grote rol. Interviews met grootouders zijn hier soms zeer nuttig. Ook de oude buurman of buurvrouw weet nog heel wat te vertellen. Een weerstander of een collaborateur, die het nog heel goed kan vertellen, is misschien wel het ideaal als de leerling het interview kritisch verwerkt.

FASE 3 van de leerlingen is het volgen van een gevangene uit de gemeente in een concentratiekamp, meestal gaat het om gevangenen, die overleden zijn in concentratiekampen. Men volgt één gevangene per groep.

Via Internet kan men de sites met didactisch materiaal opsporen. De juiste bibliografie wordt ter zake gegeven. Men wijst op het gevaar van negationistische, revisionistische en extreemrechtse sites. Mevrouw Annick Boidron van het Koninklijk Atheneum van Bouillon-Paliseul maakte hierover een kritische studie..

De leerling heeft bibliografie, gegevens over de onderwerpen in zijn gemeente en de site van het concentratiekamp, waar de inwoner van zijn gemeente terechtkwam.

 

naar overzichtstabel


3. De uitvoeringsfase 2: het klaswerk

De groepen presenteren de 4 hoofdstukken van WOII in hun gemeente voor de klas. Voor het gemeenschapsonderwijs past dit werkstuk perfect in de geschiedenis van de 20 ste eeuw onder WO II. Stukjes van de studenten zullen later weergegeven worden onder ‘Onderzoeksresultaten van de leerlingen’ .

naar overzichtstabel

 

4. De evaluatie

Voor de groepen is er nog een FASE 4. Na alle opmerkingen wordt de tekst per groep uitgeschreven per hoofdstuk in alinea’s met de nodige voetnoten, bibliografisch volledig in orde. Dat is het eindwerk volledig afgewerkt.

De leraar geeft evaluaties en houdt rekening met de vorm, de inhoud en het gebruik van de bronnen. De leerlingen mogen voor 20 % hun collega’s evalueren. Dat is inspraak in de klas.

Dit werkstuk steunt op het vierhoekoverleg:

1.De heemkringen en erfgoedhuizen

2.de vakgroep leerkrachten geschiedenis of de interdisciplinaire werkgroep menswetenschappen

3.de leerlingengroep op interview en op onderzoek

4.de getuigenissen of geïnterviewden.

 

naar overzichtstabel

naar de hoofditems, begin van deze pagina

 


Toepassing ’De geschiedenis van een gemeente in al zijn facetten’ : vak geschiedenis (leraar Dr. Henri Vannoppen)

Schooljaar 2005-2006.Koninklijk Atheneum Zaventem Klassen 6 ASO

Dit project omvat 50 onderzoeksvragen en 10 interviewvragen voor 3 generaties (60-ers, 40-ers en 20-ers)

Onderzoeksvragen:

1. DE NATUUR

1.Vergelijk het landschap in je gemeente (18 de eeuw-20 ste eeuw). Gebruik hiervoor Ferraris en het Gewestplan.

2.Welke natuursteen gebruikt men in je gemeente (bouw van kerken, kastelen, woningen)?

3.Welke bodems heeft je gemeente? Invloed op de landbouw? Op de steenbakkerijen ? Op de kleur van de huizen?

4.Welke rivieren, beken of kanalen lopen door je gemeente? Hoe beïnvloeden ze de samenleving in je gemeente?

5. Welk klimaat is typisch voor je gemeente? Welke winden zijn overwegend? Heeft dit zijn invloed op de woningbouw?

naar overzichtstabel

2. DE OUDHEID, DE MIDDELEEUWEN EN DE MODERNE TIJDEN

6.Verklaar de naam van je gemeente (toponymie).

7.Waren er Romeinse wegen in je gemeente of tumuli of Romeinse villa’s of kouters? Waren er archeologische vondsten?

8.Waren er kastelen in je gemeente? Situeer ze op kaart .

9. Wie waren de heren van je gemeente onder het Ancien Régime? Blijven hier nog sporen van over in de gebouwen, in de kerk, op de grafstenen?

10.Beschrijf het wapenschild van je gemeente. Geef een afbeelding. Geef de oorsprong van het wapenschild.

naar overzichtstabel

 

3. DE POLITIEKE MACHT IN DE 19 DE EEUW

11. Waren er edellieden in je gemeente, die burgemeester werden? Omschrijf hun kasteel, hun familie, hun rijkdom.

12. Speelde je gemeente een rol in de Brabantse Omwenteling (1789), de Boerenkrijg (1798),

de Revolutie van 1830, de Tiendaagse Veldtocht (1831)?

13. Hoe evolueerde het stemrecht in je gemeente?

14. Had men een fermocratie in je gemeente?

15. Wie waren de opeenvolgende burgemeesters van je gemeente? Beroep? Woning? Fanfare of politieke partij? Hoe verklaar je de politieke tegenstellingen in je gemeente op het einde van de 19 de eeuw?

naar overzichtstabel

 

4. DE ECONOMIE EN HET SOCIALE LEVEN IN DE 19DE EEUW

16.Bespreek het bevolkingscijfer in je gemeente in de 19de eeuw. Was er sprake van migraties (plattelandsvlucht, trek naar Amerika, kolonisatie Kongo, seizoenarbeid)?

17.Geef een beeld van de landbouw in de 19de eeuw?

18.Bespreek de plattelandsindustrie (wind- en watermolens, olieslagerijen, jeneverstokerijen, brouwerijen, melkerijen). Situeer de bedrijven op kaart. Bestaan er prentkaarten of foto’s van?

19.Speelde je gemeente mee in de 1 ste en 2 de industriële revoluties (fabrieken)?

20. Hoe evolueerde het openbaar en het privé-vervoer in je gemeente? Wat waren de belangrijkste verkeerswegen (steenwegen, spoorwegen, buurtspoorwegen)?

naar overzichtstabel

 

5. DE CULTUUR IN DE 19 DE EEUW

21.Bespreek het onderwijs? Hoe verliep het schoolgebeuren (basisonderwijs, middelbaar onderwijs)? Hoe evolueerde de alfabetisering?

22. Waren er in de 19de eeuw kunstschilders en letterkundigen?

23.Bespreek het verenigingsleven (koren, fanfares, harmonies, toneel).

24.Waren er schuttersgilden in je gemeente? Welke sporen blijven hiervan over (wip, breuk, vlag, wimpel)?

25. Geef een overzicht van het ontspanningsleven en de sport (kegelen, doelspel, duivensport)?

 

naar overzichtstabel

 

6. DE KERK EN DE VRIJZINNIGHEID IN DE 19 DE EEUW

26. Welke parochies waren er? Patroonheiligen? Wie had het tiendenrecht en het patronaatsrecht in het Ancien Régime? Waren er kapelanijen in het Ancien Régime?Bisdommen?

27. Geef de stijl van de kerken. Vergrotingen in de 19de eeuw (verklaring)? Bekende kunstwerken in de kerken?

28. Bespreek de devotie: kapelletjes en processies.

29. Waren de kerken bedevaartcentra? Waar gingen de inwoners op bedevaart? Reden?

30. Vrijzinnigheid? Vrijmetselarij? Burgerlijke begrafenissen?

 

naar overzichtstabel

 

7. DE POLITIEKE MACHT IN DE 20 STE EEUW

31.Burgemeesters (partij, beroep, woonplaats, ambtstermijn)?

32. Bespreek de verkiezingen vanaf 1946? Welke partijen traden aan (nationale, lokale, fanfarelijsten)?

33.Meerderheden vanaf 1946 (homogene colleges, coalities)?

34. Bespreek de Koningskwestie in je gemeente.

35. Fusies van gemeenten in 1977? Ontstaan? Reacties?

 

naar overzichtstabel

 

8. DE ECONOMIE EN HET SOCIALE LEVEN IN DE 20 STE EEUW

36. Een beeld van de bedrijven voor en na W.O.II ?

37. Evolutie van de witloofteelt (grondcultuur, hydrocultuur, schaalvergroting) ?

38. Sociaal-economisch leven in W.O.I en W.O.II (Comiteit, Winterhulp, rantsoenering, smokkel) ?

39. Evolutie van de verkeerswegen (autowegen, ring)?

40.Nutsvoorzieningen (waterleiding, elektriciteit, gas, kabeltelevisie)?

 

naar overzichtstabel

 

9. DE CULTUUR, DE KERK EN DE VRIJZINNIGHEID IN DE 20 STE EEUW

41. Bespreek het onderwijs (basisonderwijs, middelbaar onderwijs).

42.Bespreek het verenigingsleven (de verenigingen, de verenigingsraden, de cultuurcentra, de sportcentra, het zwembad, de jeugdlokalen). Breng ze aan op een plan. Bekende figuren in je gemeente (VIPS)?

43. Bespreek de katholieke kerk in je gemeente . Evolutie van de gebouwen? Kapelletjes? Processies? Kerkgang?

44. Bespreek de andere godsdiensten (islam, protestantisme). Gebouwen? Hoeveel leden?

45. Vrijzinnigheid (Lentefeest, Feest van de Vrijzinnige Jeugd, Humanistisch Verbond)?

 

naar overzichtstabel

 

10. HET GEMEENTELIJK ERFGOED NU

46. Geef een overzicht van de belangrijke historische gebouwen in je gemeente. Doet de gemeente aan monumentenzorg?

47. Waren er archeologische opgravingen? Resultaten?

48. Geef twee typische landschappen (akkers, beemden, bossen, parken).

49.Wordt het dialect nog gesproken? Welke klanken zijn typisch? Vijf dialectwoorden? Vijf bijnamen? Hebben de inwoners van je gemeente een bijnaam? Hoe evolueert het dialect? Wordt het ‘verkavelingon-Nederlands’ ( verklaring)?

50.Geef een sage, een legende en een spookverhaal uit je gemeente.

 

naar overzichtstabel

 

INTERVIEUWS VAN DRIE GENERATIES

1.Hoe is de gemeente veranderd qua uitzicht(huizen, pleinen, straten)?

2.Geef de 10 belangrijkste gebouwen van je gemeente. Verklaar?

3.Wijzigde de mentaliteit van de inwoners van je gemeente (sociale contacten, burenhulp, verstedelijking, individualisme)?

4.Vijf bekende figuren uit je gemeente (VIPS)?

5.Hoe wijzigde de economie (3 sectoren)? Welke bedrijven zijn verdwenen? Waar werkten de inwoners?

6.Invloed van de grote wegen (kanalen, steenwegen, spoorwegen, autowegen, tramlijnen)? In- vloed van de luchthaven en van de T.G.V.

7.Welke gebruiken bestaan er rond geboorte, huwelijk, gouden bruiloften, overlijdens?

8.Geef een overzicht van de feesten in je gemeente in de loop van het jaar.

9.Wordt er nog dialect gesproken in je gemeente? Verdwijnt het dialect? Waarom? 10 dialectwoorden?

10. Is er een wekelijkse markt in je gemeente? Waar? Hoe oud? Hoe evolueerde de bevoorrading (winkels, cafés, banken, post)? Evoluties van de winkels (kruidenierswinkel, grootwarenhuizen) en de herbergen (café, taverne, eetcafé). Waar bevoorraadt men zich?

naar overzichtstabel

naar de hoofditems, begin van deze pagina


Toepassing ‘ 200 jaar wonen en wooncomfort in je gemeente’ : vak geschiedenis (leraar Dr. Henri Vannoppen)

Schooljaar 2005-2006. Koninklijk Atheneum Zaventem. Klassen 5ASO

De interviews zijn verschillend wat de 3 generaties betreft. Er is een versie voor de oudere generatie (de 60-ers) en er is er aan andere voor de 2 jongere generaties.

Interviews oudste generatie

1. Materialen en beroepen

1.Welke materialen gebruikte men om te bouwen (natuursteen, baksteen, hout, leem)?

2.Bespreek de evolutie van de dakbedekking (stro, pannen)?

3.Welke houtsoorten gebruikte men (eik, canada, exotisch)?

4.Steenbakkerijen? Zandsteengroeven? Zavelputten? Kalkovens? Houtzagerijen? Ligging op kaart?

5.Schrijnwerkers, metselaars en stukadoren? Wie waren de eerste elektriciens?

 

naar overzichtstabel

 

2. Bouw woningen

6. Huisstoel en dakstoel (driehoeksspant, bok met bovenspant)?

7.Evolutie van de verdiepingen (laaghuis, hooghuis, appartement)?

8.Indeling van de woningen? Functie van de kamers?

9.Geef een beeld van de woningen in je gemeente (rijwoningen, alleenstaande woningen, appartementen, sociale woningen). Wanneer en waar ontstonden de eerste sociale wijken en de eerste verkavelingen?

10.Hoe evolueerde het werk en het materiaal van de metselaar, de stukadoor, de schrijnwerker? Hoe lang duurde het om een huis woonklaar te krijgen?

 

naar overzichtstabel

 

3. Watervoorziening

11.Hoe maakte men een waterput?

12.Geef de ligging van de waterput (t.o.v. de woning en de beerput).

13.Geef het systeem om water te putten (sikse, rol).

14.Was er een waterpomp (in de keuken, buitenshuis)?

15.Gebruik van regenwater(keuken, schoonmaak, was )? Wanneer kwam er ‘stadswater’(waterleiding)? Welke maatschappij leverde dit?

 

naar overzichtstabel

 

4. Verwarming

16.Welke brandstof (turf, hout, steelkool, stookolie, gas, elektriciteit) gebruikte men?

17.Open haard? Houtmijt?

18.Leuvense stoof? Kolenhok? Kolenkelder?

19.Kolenkachels (scholen, schrijnwerkerijen)? ‘Feu-continu’? Voordelen?

20.Centrale verwarming? Wanneer werd deze geplaatst?

 

naar overzichtstabel

 

5. Verlichting

21. Olielamp of petroleumlamp? Voor- en nadelen?

22.Gasverlichting? Wanneer?

23.Wanneer kwam de elektriciteit? Verbanden met de industrie? Rol van de maalderijen in W.O.I? Welke maatschappij leverde elektriciteit?

24. Energiebron voor elektriciteit (steenkool, waterkracht, kernenergie)?

25.Vergelijk de privé-verlichting met de straatverlichting (lampisten of lantaarnaanstekers)

 

naar overzichtstabel

 

6. Wooncomfort

26.Gebruik van de huisbel aan de voordeur? Binnengaan langs achter? Ging de voordeur nooit open tenzij met begrafenissen?

27.Invloed van de vervoersmiddelen op de woning: plaatsen voor fietsen, bromfietsen auto’s?

28.Klapluiken en rolluiken (manuele of mechanische)?

29. Automatische garagepoort?

30. Tuinaanleg (boerenhof of groentetuin, grasperk , park met aanleg door tuinarchitect)?

 

naar overzichtstabel

 

7. Keuken en bakhuis

31.Evolutie van het keukeninterieur? Losse meubels? Ingebouwde keuken?

32.Gebruik van butaangas in de keuken?

33.Evolutie van koffiemalen, koffiezetten, friet bakken, soep doordoen?

34.Evolutie van broodbakken (eigen bakhuis, gemeenschappelijk bakhuis, deeg naar de bakker dragen, eigen bakoventje in de keuken)?

35.Evolutie afwas (manueel, vaatwasmachine)?

 

naar overzichtstabel

 

8. Badkamer en toilet

36.Ligging badkamer? Waar waste men zich voor de komst van de badkamer? Evolutie baden (reservoir op de zolder, ligbad, stortbad)? Lavabo?

37.Hoe bekwam men warm water?

38.Hoe verliep het scheren (barbier, scheermes, elektrisch scheren)?

39.Waren er rioleringen? Hoe oud zijn deze?. Gescheiden stelsel? Hoe verliep de was (wasmachine, droger, droogkast, automatische wasmachine)?

40.Toilet met waterspoeling of niet (‘het huiske’)? Ligging?

 

naar overzichtstabel

 

9. Kelder en berging

41. Functies van de kelder (steenkool, aardappelen, wijn, bier)? Vloerbekleding (aarde, beton)?

42.Vleesvat in de kelder (hout, steen)?

43.Bewaring van vlees en groenten (ijskast, diepvries)?Geef de evolutie.

44.Hoe gebeurde het steriliseren? Bewaarplaats van de volle potten?

45. Hoe pekelde men in stenen potten? Bewaarplaats stenen potten?

 

naar overzichtstabel

 

10. Maatschappelijke veranderingen

46.Gebruik van de voorplaats (begrafenissen, huwelijken kermissen)? Wanneer werd de eetkamer aangekocht?

47.Rol van T.V. (salon)? Prijs? Wanneer aankoop?

48.Telefoon (plaats)? Evolutie (met draad, draadloos, G.S.M.)? Waar ging men vroeger telefoneren en hoe verliep dit?

49. Muziek in huis (radio, bandopnemer, castte recorder, platendraaier, walkman, stereo-installatie)? Evolutie?

50. Bureau met typmachine? Computer? Internet? Geef hierbij de timing?

 

naar overzichtstabel

 

Interviews twee jongste generaties

1. Materialen en beroepen

1.Welke materialen gebruikt men om te bouwen (baksteen, hout, plastiek)?

2.Bespreek de dakbedekking (pannen, leien, kunstleien)?

3.Welke houtsoorten gebruikte men (eik, canada, exotisch)?

4.Steenbakkerijen? Zavelputten? Houtzagerijen? Ligging op kaart?

5.Schrijnwerkers, metselaars en stukadoren? Elektriciens, aannemers van centrale verwarming en loodgieters?

 

naar overzichtstabel

 

2. Bouw woningen

6.Hoe worden daken gelegd? Krijgt de zolder een functie?

7.Evolutie van de verdiepingen (1 of 2 verdiepingen, ‘belle-étage’, appartement)?

8.Indeling van de woningen? Functie van de kamers?

9.Geef een beeld van de woningen in je gemeente (rijwoningen, alleenstaande woningen, appartementen, sociale woningen). Sociale wijken? Grote verkavelingen?

10.Hoe evolueert het materiaal van de metselaar, de stukadoor, de schrijnwerker? Hoe lang duurt het om een huis woonklaar te krijgen?

 

naar overzichtstabel

 

3. Watervoorziening

11.Hoe maakte men een waterput?

12.Geef de ligging van de waterput (t.o.v. de woning).

13.Is er een waterpomp (buitenshuis)?

14.Gebruik van regenwater(keuken, schoonmaak, was )?

15.Wat zijn de eenheidsprijzen van het ‘stadswater’(waterleiding)? Welke maatschappij levert dit in je gemeente?

 

naar overzichtstabel

 

4. Verwarming

16.Welke brandstof (hout, steelkool, stookolie, gas, elektriciteit) gebruikt men?

17.Open haard? Waar wordt het hout gestapeld?

18.Amerikaanse kachel? Allesbrander?

19.Alternatieve energie (wind, zon)? Voordelen?

20.Centrale verwarming? Welk systeem (vloerverwarming)? Prijsbepaling?

 

naar overzichtstabel

 

5. Verlichting

21.Kent men een petroleumlamp? Sporen in de woning (retro)?

22.Kent men gasverlichting? Sporen in de woning (retro)?

23.Wanneer kwam de elektriciteit in je gemeente?

24. Energiebron voor elektriciteit (steenkool, waterkracht, kernenergie)?

25. Wat zijn de eenheidsprijzen van de elektriciteit? Welke maatschappij levert dit in je gemeente?

 

naar overzichtstabel

 

6. Wooncomfort

26.Hoe kondigt iemand zijn bezoek aan (gewone huisbel of modernere aanpassingen)?

27.Invloed van de vervoersmiddelen op de woning: plaatsen voor fietsen, bromfietsen auto’s?

28.Klapluiken en rolluiken (manuele of mechanische)?

29. Automatische garagepoort?

30. Tuinaanleg (groentetuin, grasperk , park met aanleg door tuinarchitect)?

 

naar overzichtstabel

 

7. Keuken en bakhuis

31.Evolutie van het keukeninterieur? Losse meubelen? Ingebouwde keuken?

32.Evolutie of geen evolutie van koffiemalen, koffiezetten, friet bakken, soep doordoen?

33.Evolutie van broodbakken (eigen bakoventje in de keuken, brood van warme of koude bakker)?

34.Barbecue in de tuin (ingebouwde, losstaande)?Hoe dikwijls wordt deze gebruikt? Bij welke gelegenheden?

35.Evolutie afwas (manueel, vaatwasmachine)?

 

naar overzichtstabel

 

8. Badkamer en toilet

36.Ligging badkamer? Waar waste men zich voor de komst van de badkamer? Evolutie baden (ligbad, stortbad)? Lavabo?

37.Hoe bekomt men warm water?

38.Hoe verliep of verloopt het scheren ( scheermes, elektrisch scheren)?

39.Waren er rioleringen? Hoe oud zijn deze?. Gescheiden stelsel (hemelwater-afvalwater)? Hoe verliep de was (via wasserij, met automatische wasmachine , met droogkast)?

40.Toilet met waterspoeling? Hoeveel? Ligging?

 

naar overzichtstabel

9. Kelder en berging

41. Functies van de kelder ? Vloerbekleding kelder?

42. Diepvries? Welke functies(groenten, vlees, vis)? Locatie?

43.Bewaring van vlees en groenten (ijskast)?

44.Waar bewaart men de dranken?

45.Wijnkelder? Uitzicht?

 

naar overzichtstabel

 

10. Maatschappelijke veranderingen

46.Welke functie heeft de living (salon, eetkamer)?

47. Waar staat de T.V.? Prijs? Wanneer aankoop?

48.Telefoon (plaats)? Evolutie (met draad, draadloos, G.S.M.)?

49. Muziek in huis (radio, bandopnemer, casette recorder, platendraaier, walkman, stereo-installatie)? Evolutie?

50. Bureau met typmachine? Computer? Internet? Geef hierbij de timing?

 

naar overzichtstabel

naar de hoofditems, begin van deze pagina

 

PROJECT

Maatschappelijke evolutie 1900-2008:

de revolutie van de technologie, de elektronica en de informatica in het gezin

Dr. Henri Vannoppen

 

Dit project is uitgewerkt door het Erfgoedhuis Kortenberg en door Heemkunde Vlaams-Brabant voor de leerlingen van 5ASO. Het wordt toegepast in het Koninklijk Atheneum Zaventem.

 

HET HUIS ALGEMEEN

 

    1. Geef de indeling van de woning in kamers met telkens de benaming en de functie. Hoe kon men de woning betreden (kloppen, deurklopper, bel)? Was er een voorinkom (portaal, gang, hall)? Hoe beschermde men de woning tegen de koude, de warmte, het gebrek aan privacy, de dieven (klapluiken, rolluiken, bewaking door schepers, alarminstallatie?)

    2. Geef de evolutie van de vloerbekleding volgens de verschillende plaatsen (aarden vloer, plavei of keramiekvloer, balatum, linoleum, tapiflex, voltapijt of tapisplein, laminaat, parket, natuursteen, marmer)?
    3. Welk poetsmateriaal gebruikte men (borstel, bezem, dweil)? Wanneer kwam de stofzuiger? Was er een boender? Wanneer kwam de hoge drukreiniger?

    4. Geef de evolutie van de watervoorziening (putwater, ‘sikse’, ‘borreput’ met rol, manuele waterpomp, elektrische waterpomp, gemeentelijke waterpomp met sleutel, stadswater)? Geef de evolutie van de verlichting (olielamp, petroleumlamp, gaslamp, elektriciteit) ?

    5. Geef de evolutie van de verwarming per plaats (open haard, Leuvense stoof, vulhaard of ‘feu continu’, moderne houtkachel, mazoutkachel, moderne kachel met steenkool, elektrische kachel zoals het straalkacheltje, centrale verwarming)? Warmtebron (hout, steenkool, stookolie, elektriciteit, aardgas, zonnepanelen)?
      Werden alle plaatsen verwarmd? Waren er winter- en zomerruimten? Waar lag de mazouttank? Waar stond de verwarmingsketel?

    6. Geef de evolutie van de tijd (regulateur, horloge, zakhorloge, polshorloge, wekker)?


    7. Geef de evolutie van het gebruikte communicatiemiddel (telefoon aanvragen bij een centrale, telefoon draaien, draagbare telefoon, GSM, beeper, msn, babyfoon).

    DE KEUKEN

     

    Algemeen

      1. Was de keuken een deel van de woonkamer? Was de keuken een afzonderlijke plaats? Behoorde de keuken tot een geheel met de woonkamer? Omvat de woonkamer een eethoek, een rust- en zithoek en een werkhoek?

      2. Bestond de keuken uit losse meubelen ?
      3. Was het een ingerichte keuken?

      4. Geef de evolutie van het keukenfornuis (het gietijzeren keukenfornuis of de ‘cuisinière’, fornuis met butaangas of propaangas, elektrisch fornuis, ingebouwd vuur met oven, keramische kookplaat, microgolfoven)


      5. Hoe bekwam men warm water (koken met waterketel, elektrische waterverwarming of boiler)?

      6. Hoe werden de keukendampen verwijderd (raam open, dampkap)?

      7. Hoe evolueerde de bereiding van groenten, soep, fruit, vlees, eieren en ijs (snelkookpan of ‘preskastrol’, roerzeef of ‘passe-vite’, soepmixer, mixer, keukenrobot, fruitpers, vruchtenpers, blikopener, vleesmolen, vleessnijmachine, eierkoker, sorbetmachine)?
      8. Hoe evolueerde de bereiding van friet (ketel met ossenvet, frietketel met vet, elektrische frietketel, gesneden frieten, voorgebakken frieten)?

        Bakken

      9. Bakte men zelf brood? Hoe? Had men een broodsnijmachine? Sinds wanneer gebruikt men de broodautomaat? Heeft men een broodrooster, een croque-monsieurtoestel?

      10. Hoe bakt men wafels (wafelijzer op het vuur, elektrisch wafelijzer)?
      11.  

        Koffie maken

      12. Geef de evolutie van het koffiezetten (koffiemolen met de hand, elektrische koffiemolen, gemalen koffie, espresso, Senseo, koffiezetmachine, stoffen filterzakje of beurs, papieren filterzakje)

      13. Voedsel bewaren

      14. Werd vlees nog ingezouten? Was er een vleesvat in de kelder of in de schuur? Werden de groenten nog ingezouten?

      15. Steriliseerde men fruit en groenten? Hoe ging men daarbij tewerk?

      16. Wanneer kocht men een koelkast? Reden? Wanneer kocht men een diepvries? Reden? Waar stonden de koelkast en de diepvries?

      17. Kende men tupperwaredozen? Waarvoor werden deze gebruikt?

        afwassen

      18. Hoe gebeurde de afwas (manueel, vaatwasmachine)?
      19. DE WASPLAATS

         Wassen

      20. Hoe evolueerde "de was" in tijd en qua mechanisatie (wasmachine, wringer, bleekweide, droogtrommel, droogzwierder of centrifuge of ‘essoreuse’, ‘douche’ ? Wanneer verscheen de volautomatische wasmachine? Wanneer verscheen de droogkas?
      21.  

         

        Strijken

      22. Geef de evolutie van het strijken (strijkijzer met houtskool of in gietijzer op de kachel, elektrisch strijkijzer, stoomstrijkijzer, strijkmachine met strijkrol)?
      23.  

        Naaien

      24. Hoe evolueerde het naaien (naaimachine met pedalen of elektrisch)? Had men een breimachine?

         

        De SLAAPKAMER

      25. Hoe evolueerden de meubelen van de slaapkamer? (bed, kleerkist, kleerkast, lavabo, nachttafel, volledig ingerichte slaapkamer)? Had men een dressing?


      26. Hoe evolueerde de matras, het hoofdkussen en de peluw (stro, kaf, wol), het bedlinnen (lakens), de dekens, de spreien, de schapenvellen, de donsdekens)?

      27. Hoe werd het bed verwarmd (rubberen blaas, elektrische deken)?

         

         

        DE BADKAMER

         

        Wassen en hygiëne

      28. Waar waste men zich (lavabo in de slaapkamer, in de keuken, in de wasplaats, in de badkamer? Had men gemeentelijke stortbaden? Hoe dikwijls waste men zich per week?

      29. Had men een zinken lig- of zitbad, ligbad, een zitbad, een stortbad? Sinds wanneer?

      30. Heeft men een sauna, een zonnebank, een zwembad, een jacuzzi?

      31. Hoe evolueerde het haar wassen en de verzorging van de haartooi? (probleem van luizen en de luizenkam, haardroger, elektrische krultang)?

      32. Hoe evolueerde het tandenpoetsen (gewone en elektrische tandenborstel)?

      33. Hoe evolueerde nagels knippen?

      34. Hoe ging men het spuwen (spuwbak in cafés) en de lopende neus tegen (snuiten in stoffen of papieren zakdoeken)?
      35.  

        Scheren

      36. Geef de evolutie van het scheren (scheermes, ‘gilette’, elektrische scheermachine).
      37.  

        Opschik

      38. Hoe evolueerde de huidverzorging? Kende men deodorants?
        Wanneer verscheen de lippenstift?

      39. Wanneer verscheen de cosmetica? Wat omvatte dit?

         

        HET TOILET

          

        Toilet

      40. Hoe evolueerde het toilet ( de overkragende latrine, het ‘Huiske’ buiten met houten gemak of gemetseld, de kamerpot, de nachtemmer, de bedpan, de WC. of watercloset met waterspoeling binnen)?

         

        DE KINDERKAMER

         

        Zorg voor baby’s

      41. Hoe evolueerde de verzorging van baby’s (stoffen luiers, pampers), de kleding, de babyinfrastructuur?
      42.  

        DE WOONKAMER

         

        Ontspanning

      43. Kende men radio, transistor, walkman?

        Kende men TV (analoge, digitale, zwart-wit, kleuren, antenne op het dak, kabeltelevisie, betaaltelevisie, schotelantenne, beeldbuis, TFT/ LCD (plat scherm), videorecorder, DVD-speler, DVD-recorder, filmcamera, videocamera, diaprojector, beamer?
      44. Kende men grammofoon, fonograaf, platenspeler (pick-up), bandopnemer, cassettespeler/recorder, Cd-speler, stereo-installatie, MP3-speler, Ipod?

        Kende men de viewmaster, het fototoestel (Kodak), wegwerpfototoestel, het digitale fototoestel? Sinds wanneer?

      45. Werd er gebruik gemaakt van gameboy, laadstation, hintend, videogames?
      46.  

        HET BUREAU

         

      47. Had men een bureau? Welke functie? Geef de evolutie van het bureaumateriaal (mechanisch en elektrische typemachine, rekenmachine, faxtoestel, computer, laptop, scanner, Internet).
      48. Hoe schreef men (griffel, lei, stift, Bic, Parker, vulpen, pen)?

      49. Hoe deed men de betalingen (kredietkaart, cheque, geldautomaat)? Hoe deed men boodschappen (buurtwinkel, supermarkt, online shopping zoals Collect & Go?
      50.  

        DE KELDER EN DE KOELE BERGING

         

      51. Welke functies hadden de kelder en de koele berging?
      52. Hoe was de kelder onderverdeeld (aardappelkelder, steenkoolkelder, kelder voor conserven en steriliseerbokalen, wijnkelder, kelder voor de gewone dranken)?

         

        DE ZOLDER

         

      53. Welke functie had de zolder?

         

        DE GARAGE

         

        Vervoer

      54. Geef de evolutie van het vervoer (fiets, bromfiets, moto, scooter, auto)?
      55.  

        Vakantie

      56. Hoeveel tijd besteedde men aan vakantie? Wat waren de bestemmingen? Hoe dikwijls ging men jaarlijks op vakantie en voor hoeveel dagen?

      57. Had men een tent, een caravan en een mobilhome? Sinds wanneer?

      58. Maakte men gebruik van het vliegtuig, de trein (o.a. T.G.V.), het schip om op vakantie te gaan? Sinds wanneer?
      59.  

        DE TUIN

         

      60. Wat is de functie van de tuin (groentetuin, bloementuin, oase van rust, barbecueplaats)? Hoe werd het gras afgereden (grasmachine om te duwen, grasmachine met benzine en elektrische grasmachine, onderhoud door firma)?

      61.  

       

      Revoluties in de gemeente: onderzoek

       

      1. Ontstaan waterleiding in je gemeente? Oorsprong water (grondwater? stroomwater?) in je gemeente? Waterinstallaties (waterproductiecentra, waterreservoirs, watertorens) in je gemeente of belangrijk voor je gemeente?

      2. Ontstaan en evolutie riolering in je gemeente?Moerriool? Waterzuiveringstation? Rietvelden aangelegd als zuivering?

      3. Ontstaan elektriciteit in je gemeente? Elektriciteitsfabrieken? Elektriciteitscabines?

      4. Ontstaan stadsgas en aardgas in je gemeente?

      5. Aanleg kabeltelevisie in je gemeente?

       


      Project planning 5ASO

       

      Fase 1: groepswerk

      bibliografie van

      • je gemeente
      • het onderwerp

      logboek:

      • per fase (door coördinator)
      • per student (door coördinator)

      (30 punten)

      Timing: 17 september 2007 (korte presentatie)

       

       

      Fase 2: groepswerk

      Een uitvinding (toestel) en de evolutie ervan

      (bij voorbaat onder de groepen en met de leraar af te spreken)

      (70 punten)

      Timing: 1 oktober 2007 (korte presentatie)

       

       

      Fase 3: groepswerk

      Opzoekwerk: Revoluties in de gemeente

      (50 punten)

      Timing: 5 november 2007 (lange presentatie)

       

       

      Fase 4: persoonlijk werk

      Interviews bij 3 generaties:

      • omzetting van vragen per generatie
      • 50 vragen

      (150 punten)

      Timing: 5 november 2007 (lange presentatie)

       

       

      Fase 5: groepswerk

      Eindresultaat

      • eindtekst (met gepaste illustraties, deftig kaft, computerwerk)

      (100 punten)

      Timing: 26 november 2007

       

      De studenten mogen bij de fasen 3 en 4
      20 % van de punten geven mits motivering.

      Totaal: 400 punten (40 % van het examen geschiedenis van december 2007 of de toepassingsvraag).

       

       


       

      Project Muziek in je gemeente

      Toepassing in het Koninklijk Atheneum Zaventem - Kortenberg voor 6 ASO tijdens het schooljaar 2007-2008

      (leraar: Dr. Henri Vannoppen)

       

      1. Huismuziek

      1. Was er een piano in de woonkamer? Wie bespeelde die? Waar leerde men piano.

      2. Speelde men thuis viool?

      3. Speelde men thuis gitaar?

      4. Was er een radio, een grammofoon, een fonograaf?

       

      2. Bals

      4. Was er een radio, een grammofoon, een fonograaf?

      5. Waren er speellieden, die het bal verzorgden?

      6. Was er een jazzorkest met het bal?

      7. Was er een draaiorgel?

      8. Was er een DJ? Was er een orkest?

       

       

      3. Kerkdiensten

      9. Oorsprong van het orgel? Wie waren de organisten?

      10. Was er een kerkkoor? Hoe ontstond dit? Alleen mannen? Ook vrouwen?

       

    4. Muziekmaatschappijen


      11. Welke muziekmaatschappijen (fanfare, symfonie, harmonie, koor, muziekkorps) zijn of waren er in je gemeente?

      - in de 18de eeuw
      - in de 19de eeuw
      - in de 20ste eeuw
      - in de 21ste eeuw.

      12. Hadden de muziekmaatschappijen een militaire oorsprong (denk aan de marsmuziek)? Wat er een invloed van de militaire muziekkapellen (Gidsen, Zeemacht, Luchtmacht, Rijkswacht)?

      13. Wanneer werden de muziekmaatschappijen gesticht? Naamkeuze?

      14. Speelde de Schoolstrijd 1879-1884 een rol bij het ontstaan van de muziekmaatschappijen (‘Geuzen’ of liberalen en ‘Sussen ‘ of katholieken)?

      15. Was er een duidelijke invloed van de adel of van de burgerij op de muziekmaatschappij (erevoorzitter, schenkingen van vaandel, van instrumenten)?

      16. Waren de muziekmaatschappijen verbonden met fabrieken, brouwerijen, maalderijen, melkerijen? Welke? Werd men sneller in de fabriek aangenomen wanneer men muziek speelde?

      17. Waren er socialistische muziekmaatschappijen in de gemeente?

      18. Waren er Vlaams-Nationale muziekmaatschappijen in de gemeente?

      19. Welke muziekmaatschappijen uit de gemeente vinden we bij J. Dufrane.

      Annuaire Musicale de la Belgique, 1880-1895? Welke muziekmaatschappijen in je gemeente vinden we bij Jacobs. Nomenclature des sociétés musicales de Belgique (1851)? Welke muziekmaatschappijen uit je gemeente vinden we bij A. Thys Historiques des sociétés chorales de Belgique(1855)?

      20. Waren er koren (jeugdkoren, volwassenenkoren?

      21. Waren er jeugdensembles?

      22. Waren er accordeonclubs?

      23. Waren er majorettekorpsen?

      24. Waren er trommelkorpsen (bij jeugdverenigingen)?

      25. Waren er muziekkorpsen van de Garde Civique?

      26. Waren er fietsende fanfares?

      27. Waren er Brassbands (koper en slagwerk) in de gemeente?

      28. Waren de fanfaretegenstellingen scherp in de gemeente?

      29. Zijn er muziekmaatschappijen verdwenen?

      30. Zijn er muziekmaatschappijen gefusioneerd ?

     

    5. Lokalen

     

    31. Had de muziekmaatschappij een eigen lokaal? Waar hadden de bestuursvergaderingen plaats? Waar hadden de herhalingen plaats?

    32. Had de muziekmaatschappij een eigen zaal? Naam? Uitbaters? Hadden hier de concerten plaats?

    33. Waren er vaste kiosken in je gemeente? Maakte men gebruik van verplaatsbare gehuurde kiosken?

     

    6. Bestuur

    34. Wie waren de voorzitters?

    35. Wie waren de erevoorzitters? Verbanden met de maatschappij?

     

    7. Vlag

    36. Uitzicht van de vlag? Materiaal? Schenker? Welke medailles hingen aan de vlag? Wie was de vaandeldrager?

    8 . Activiteiten

    37. Nam de fanfare deel aan festivals of organiseerde ze festivals? Werden er speciale treinen ingelegd voor festivals in de gemeente?

    38. Stapte de fanfare mee op in de processie? Plaats? Nam de muziekmaatschappij deel aan herdenking (11 november, 21 juli)? Speelde muziekmaatschappij een rol bij internationale jumelages?

    38. Was de maatschappij werkzaam in W.O. I, W.O. II? Wat gebeurde toen met het vaandel en de instrumenten?

    40. Organiseerde de muziekmaatschappij meiboomplantingen? Werden er voor 1914 kerstfeesten met kerstboom georganiseerd? Waren er fanfarediners met Sint-Cecilia?

    41. Had de muziekmaatschappij een speciaal verenigingsreglement? Zijn er boekjes bewaard met de viering van het 25, 100, 150-jarig bestaan? Zijn er oude affiches bewaard. Zijn er fanfarefoto’s bewaard?

    Kreeg de muziekmaatschappij een koninklijke erkenning? (25 jaar; nu 50 jaar) Welke instrumenten bespeelde men in de muziekmaatschappij?

    Kreeg de muziekmaatschappij concurrentie van de sport? Van de verstedelijking? Welke eretekens waren er voorzien voor de leden van de muziekmaatschappij? Speelden de vrouwen in de muziekmaatschappijen

     

    9. Muzikale opleiding:

    42. Hoe gebeurde de muzikale opleiding? Was er een muziekschool van de muziekmaatschappij?

    Was er een muziekschool in de gemeente?

    Was de invloed van de modemuziek en van de mode-instrumenten merkbaar?

    43. Wie was de dirigent (de chef, de baas aan de spuiter)?

     

    10. Componisten:

    44. Waren er lokale componisten

     

    11. Toneel

    45. Was er ook een toneelafdeling bij de fanfare? Naam? Speelde men drama’s of komedies?

    46. Was er een overkoepeling bij het toneel?

     

    12. Overkoepelingen:

    47. Wat de muziekmaatschappij lid van het Muziekverbond van België?

    48. Wat de muziekmaatschappij lid van Fedekam of van een andere Muziekfederatie?.

    49. Is de maatschappij lid van VLAMO (Vlaamse Amateurs Muziek Organisatie)?

    50. Bestaat er een gemeentelijke overkoepeling (fanfareraad, muziekcommissie)?

     

     

    Planning:

     

    • Fase 1 groepwerk

      Bibliografie (gemeente, muziekmaatschappijen)

      30 punten

      24 september 2007

     

    • Fase 2 groepwerk

      Geschiedenis van een muziekinstrument

      70 punten

      8 oktober 2007

     

    • Fase 3 groepswerk

      Onderzoek 50 vragen

      150 punten

      5 november 2007 (presentatie)

     

    • Fase 4 persoonlijk werk

      Eigen muzikaal verleden

      (huismuziek, fuifmuziek, muziekverenigingen)

      50 punten

      5 november 2007(presentatie)

       

    • Fase 5 groepswerk

      Eindresultaat

      (eindtekst met gepaste illustraties, deftig kaft, computerverwerking)

      100 punten

      20 november 2007

     

    Studenten geven 20 % van de punten met motivering bij 3 en 4

     

     

    naar de hoofditems, begin van deze pagina


     

    Naam ……………………………………                                                                            

    Erfgoed :EXPO Genealogie : de stamboom van je familie
    Bibliotheek Kortenberg

    Dag beste vrienden,

    Genealogie is de wetenschap die de familie bestudeert. Vandaag gaan we op zoek naar onze eigen familiegeschiedenis. We willen weten waar we vandaan komen en wie tot ons bestaan heeft bijgedragen. We gaan onze gegevens bundelen en in een genealogische tabel weergeven. Dit noemt men een stamboom. Het opmaken van een stamboom doe je met veel engelengeduld, puzzelwerk, veel goede contacten en de juiste bronnen. Het is een leuke bezigheid en het fascineert.


    Het zoekwerk blijft je verrassen als je ontdekt wie er allemaal familie van jou is. De meeste mensen ontdekken dat hun voorouders simpele boeren waren die hard moesten werken om te overleven. In de archieven zie je dikwijls een x staan i.p.v. een handtekening, dat betekent dat ze niet konden lezen noch schrijven. Nog spannender is het als je, je voorouders kunt linken aan een historisch feit.

    vb -afstammeling van Napoleon
          - vondeling
          - buitenlandse afkomst
          - voorouder voorzitter fanfare

    Niet zelden botste een stamboombezoeker op familiegeheimen en taboes die vele generaties teruggaan.
    Vandaag de dag zijn familierelaties heel gecompliceerd.

    vb- ongehuwde moeder
         - nieuw samengestelde gezinnen
         - homokoppels
         - samenlevingscontract

    Als beginneling gaan wij ons focussen op onszelf, onze ouders en onze grootouders.
    We gaan op zoek naar verschillende bronnen die we kunnen gebruiken om onze gegevens te achterhalen.
    Ik wens jullie veel zoekgenot. Paula Lelong. Erfgoedhuis Kortenberg

    Welke bronnen raadplegen om familiegegevens te achterhalen
    We willen weten wie onze grootouders en overgrootouders zijn. We gaan op zoek naar hun naam, hun voornaam, hun geboorteplaats en -datum, dooppeter en meter, huwelijksplaats en -datum, beroep en plaats en -datum van overlijden.

    ZOEKEN
    1.  De mondelinge overlevering in eigen familie 

    2.  De privé - documenten uit de oude koekendoos van ouders, grootouders.
         De volgende bewijsstukken zijn van belang:              
          -  voor de geboorte : de geboorteaankondiging
          -  voor de doop : artikels uit het parochieblad
          -  voor de communie: herdenkingsprentjes, vormsel:diploma
          -  voor het huwelijk: huwelijksaankondiging, huwelijksmenu’s, trouwboekje 
          -  voor gouden, diamanten, briljanten en platina bruiloften: herdenkingsdocumenten
          -  overlijden en begrafenis: doodsbrieven en bidprentjes
         We bestuderen deze verschillende bronnen één voor één om te zien wie onze voorouders waren.

    3. Graven op het kerkhof: op grafzerken staan de namen van familieleden met geboorteplaats en - datum, met overlijdensplaats      en - datum met de naam van de echtgenoot of echtgenote en soms ook de functie. Maak een foto van deze grafzerken en      noteer de gegevens.

    Generaties terugvinden via de burgerlijke stand
    Op het gemeentehuis kunnen we via de burgerlijke stand onze familie terugvinden tot ongeveer 1800.

    HOE MAKEN WE EEN GENEALOGISCHE TABEL?                 

    GENEALOGISCHE TEKENS
    Genealogische tekens werden ingevoegd om het werk te vergemakkelijken, de volgende vaste genealogische tekens worden gebruikt.
    -  ° geboorte                    - x huwelijk    
    - + overleden                  - * doop

    GENEALOGISCHE  TABELLEN
    1. De stamboom
    2. De filiatie
    3. De kwartierstaat

    1. De stamboom
    De stamboom is een genealogische  tabel die de stamouders weergeeft met hun afstammelingen. Men vertrekt dus uit het verleden naar het heden. Dat kan gebeuren in de vorm van een boom of een tabel.  

    Op de tabel duiden we alle gevonden gegevens op de juiste plaats aan: de naam, de genealogische tekens, geboorteplaats en -datum,  huwelijksplaats en - datum,  plaats en -datum van overlijden en  beroep.

     

    TAAK 1


    In bijlage 1 zie je een voorbeeld van een stamboom. (Excel-toepassingsprogramma van Office 2003 te downloaden)
    Let op, elke stamboom is verschillend, iedereen heeft trouwens niet evenveel kinderen.
    Teken zelf een tabel. Kies van welke tak van de familie je de stamboom wil maken.
    Je hebt de keuze tussen, ofwel je vader ofwel je moeder. Vul de juiste gegevens en tekens op de juiste plaats in. Ga zorgvuldig te werk en maak een stamboom van je grootouders (langs vaders- of langs moederskant) en hun afstammelingen.

     

    2 . De filiatie
    De filiatie is een genealogische tabel die het verband aangeeft  tussen twee personen in rechte lijn. Het is een stamreeks waarbij de vader - zoonverwantschap wordt weergegeven . De stamvader krijgt 1, zijn zoon 2 en kleinzoon 3 ...

     Een voorbeeld: 


    1.  de stamvader        
    2.  zijn zoon
    3.  zijn kleinzoon                                                                  

    De filiatie hoeft niet noodzakelijk over te gaan van man op man. Ze kan ook overgaan via vrouwen.

    3 . De kwartierstaat
    De kwartierstaat is een genealogische tabel waarbij men vertrekt van 1 persoon en gaat naar het verleden toe. Van deze persoon geeft men zijn ouders, grootouders,overgrootouders,….enz.  weer.
    Per generatie krijgt men een verdubbeling: men vertrekt van 1 persoon, 2 ouders, 4 grootouders, 8  overgrootouders.
     
    Een schematische voorstelling :

     4. GROOTVADER    X    5. GROOTMOEDER              6. GROOTVADER   X    7. GROOTMOEDER

                               2. VADER                                  X                               3. MOEDER

                                                                             1. IK    

    Men maakt hierbij gebruikt  van de nummering STRADONITZ, die ingevoerd werd door de genealoog Stéphane Kebule von Stradonitz  in 1898.
    De principes zijn
    1. Eenzelfde familienaam vindt men in het dubbel terug. 4 is de vader van 2,
                                                                                              6 is de vader van 3
                                                                                                       8 is de vader van 4
                                                                                                        10 is de vader va n 5
    2. De echtgenote heeft het nummer van haar man aangevuld met 1.
    Is de man 2, dan is zijn echtgenote 2 +1= 3
    Is de man 4 dan is zijn echtgenote  4 +1 = 5
    3. De voorouders verdubbelen per generatie.
    4. De mannen hebben een even nummer, de vrouwen oneven.( uitzondering 1 kan een man of een vrouw zijn).

    De kwartieren per generatie
    1ste generatie = 1 kwartier (jezelf)
    2de generatie = 2 kwartieren (je ouders)
    3de generatie = 4 kwartieren ( je grootouders)
    4de generatie = 8 kwartieren (je overgrootouders)
    5de generatie  = 16 kwartieren ( je betovergrootouders )

     

    TAAK 2

    In bijlage 2 vind je een genealogische tabel van een kwartierstaat. (Excel-toepassingsprogramma van Office 2003 te downloaden).
    Gebruik deze en probeer de kwartierstaat van jezelf op te stellen. Noteer, jezelf, je ouders, je grootouders en eventueel je overgrootouders indien je de namen kent. ( let op de nummering en de tekens en probeer alle gegevens in te vullen)

     

    TAAK 3


    Verzamel al de gegevens, bewijsstukken en foto’s die je gevonden hebt, maak  een kopie en sorteer ze in de juiste volgorde volgens hun levensloop. Voeg ze toe aan je STAMBOOM en maak telkens een bundel van alle bijlagen per persoon.

     

    Taak 4


    Verzamel al de gegevens, bewijsstukken en foto’s die je gevonden hebt, maak een kopie en sorteer ze in de juiste volgorde volgens hun levensloop. Voeg ze toe aan je KWARTIERSTAAT en maak per nummer in de kwartierstaat telkens  een bundel van alle bijlagen per persoon.

     

     

    naar de hoofditems, begin van deze pagina

     

     


     

Aarzel niet om informatie te vragen aan de voorzitter Doctor Henri Vannoppen of webmaster Gustaaf Salens. Elke vraag of suggestie is welkom. Dank voor uw belangstelling.
URL-adres van onze website
laatste aanpassing op 29-02-2016