Geschiedenis

1.
Aanleg van de Leuvensesteenweg in 1706
2.
Kortenberg in W.O. I
3. Meerbeek in W.O. I
4.
Kortenberg en de kolonisatie van Kongo
5.
Wereldoorlog II in de fusiegemeente Kortenberg
6.
Het kasteel Hagedocht in Erps-Kwerps

 

Wereldoorlog II in de fusie Kortenberg.

 

Dr. Henri Vannoppen

Op 10 mei 1940 viel het Duitse leger België binnen. België voerde vanaf het midden van de jaren ’30 een politiek van gewapende neutraliteit. De DKW-lijn of Demarcatielijn Koningshooikt-Waver werd aangelegd in 1939-40. De bevolking sprak van de ‘ijzeren muur’. In onze gemeenten herinneren enkele kleinere bunkers (telefooncentrales of commandoposten) hieraan. Deze verdedigingslinie die verticaal door België liep werd door drie legers verdedigd bij het begin van de oorlog: het Belgische leger van Koningshooikt bij Lier tot Leuven, het Engels leger van Leuven tot Waver en het Franse leger van Waver tot Namen. In de nacht van 10 op 11 mei 1940 kwamen de Engelse troepen in Everberg aan Bernard Montgomery of Monty, de latere held van El Alamein, vestigde zich in het kasteeldomein van de Prinsen de Merode te Everberg. De slag rond Leuven werd voorbereid en de inwoners kregen op dinsdag 14 mei 1940 het Engels bevel om onze 4 gemeenten te verlaten. Massa’s vluchtelingen trokken ondertussen door Erps-Kwerps en Kortenberg via de Leuvensesteenweg. In de oude abdij van Kortenberg was het Belgische hoofdkwartier van generaal Verstraeten. Daar lag ook heel wat munitie. Op maandag 13 mei 1940 kwam koning Leopold III naar de gewezen abdij. Op dinsdag 14 mei 1940 vielen er in de voormiddag bommen in de nabijheid van de abdij in de Minneveldstraat. Drie Kortenbergenaren werden hierbij gedood. Op vrijdag 17 mei 1940 trokken de Duitsers zonder verzet door onze gemeenten. De meeste vluchtelingen keerden terug, sommige zaten reeds in Frankrijk Op 28 mei 1940 werd de capitulatie of de overgave van het Belgisch leger getekend. Nazi-Duitsland bezette België. Verschillende soldaten waren gesneuveld. Er waren ook enkele burgerlijke slachtoffers, vooral het resultaat van bombardementen. Verscheidene soldaten verbleven 9 maanden in krijgsgevangenschap in Duitsland.

Kortenberg, Everberg en Meerbeek kregen "Nieuwe Orde" - burgemeesters. De Duitsers voerden de verplichte tewerkstelling in, waarop heel wat inwoners van onze gemeente als werkweigeraars onderdoken. De landbouwers en winkeliers moesten lid worden van de Corporatie. Heel wat wachten werden ingevoerd: de Boerenwacht om de koolzaadbranden tegen te gaan, de Spoorwegwacht om de aanslagen op de spoorlijn Brussel-Leuven te verhinderen, de Nachtwacht om na te gaan of de woningen ‘s nachts goed verduisterd waren en belangrijk om niet op te vallen bij bombardementen en de Telefoonwacht om de internationale telefoonkabel langs de Leuvensesteenweg te bewaken.

De Duitsers legden de militaire luchthaven van Melsbroek aan. De Flak of het Duitse afweergeschut werd gebouwd op de Runderenberg recht voor de watertoren van Steenokkerzeel. Verschillende Duitse, Franse, Amerikaanse en Engelse vliegtuigen vielen op het grondgebied van onze fusiegemeente neer. In 1942 stortte een Lancasterbommenwerper van de R.A.F. neer op het grondgebied Voskapel; Oude Baan onder Nossegem. Er waren 5 doden. Eén piloot kon zich redden en werd gevangen genomen in Everberg. Hij werd opgesloten in de rijkswacht te Kortenberg. Dat lokte een massa volk naar de kazerne. De brigadecommandant liet op 17 september 1942 de Engelse piloot aan de bevolking zien. Deze kreeg een staande ovatie. De commandant van de rijkswacht werd daarvoor aangehouden en overgebracht naar een Duits concentratiekamp.

De klokken werden weggehaald uit de kerktorens van Kwerps, Everberg en Meerbeek in januari 1944 om er kanonnen van te gieten. De bevolking reageerde daarop met de slogan ‘Wie met klokken schiet, die wint de oorlog niet ’De weerstand organiseerde zich in afdelingen van het Onafhankelijkheidsfront te Kortenberg, Erps-Kwerps en Everberg, in afdelingen van het Geheim leger te Kortenberg, Erps-Kwerps en Everberg, in de Groep G, in de Belgische Nationale Beweging afdeling Meerbeek en in Fidelio afdeling Kortenberg. Verschillende weerstanders uit onze gemeenten kwamen om in Duitse concentratiekampen.

Heel wat Joodse familie en Joodse kinderen doken onder in Kortenberg en Erps-Kwerps . in Kortenberg bleef zelfs een Jodenregister bewaard. Gelukkig werden al deze families gered behalve de familie Levy, die buiten Kortenberg aangehouden werd.

Op 6 juni 1944 (D-day) had de landing in Normandië plaats. Op 3 september 1944 werd Brussel bevrijd door het Engelse leger, op 4 september Leuven (met Leuven-kermis) en op 5 september kwam Kortenberg aan de beurt. Het Engelse leger durfde de steenweg Brussel-Leuven via Kortenberg niet gebruiken omwille van verschillende Flaks (Duits afweergeschut), die nog actief bleven nl. op de Keiberg te Zaventem en op de Runderenberg te Erps-Kwerps. De eerste Shermantanks van de Irish en de Welsh Guards deden hun intrede in Kortenberg. In het kasteeldomein van de Prinsen de Merode te Everberg lagen in augustus 1944 Duitse soldaten, het befaamde Molders Eskader. Ze bombardeerden dagelijks Parijs. De Duitsers vertrokken op maandag 4 september 1944 uit Everberg en om 9u ‘s morgens waren de Engelse troepen reeds in het kasteeldomein. Montgomery vestigde hier zijn ‘Tactical Headcarter’. Montgomery logeerde niet in het kasteel uit vrees voor Duitse bombardementen. Hij had er zijn caravan, die achter het kasteel stond. In Everberg werd de slag van Arnhem voorbereid . Dat wordt bewezen door Alistair Horne en David Montgomery, de zoon van Monty in hun boek ’The Lobelia Leader'. Monty 1944-1945’: « It was from Everberg that Arnhem was planned and launched’. Hofschilder James Gunn schilderde Montgomery met zijn generaals in Everberg in een grote legertent. De oorlog was voorbij, de vrede kon beginnen.

 

naar overzicht


Het kasteel van Hagedocht onder Erps-Kwerps

 

Dr. Henri Vannoppen

Het kasteel van Hagedocht onder Erps-Kwerps kan men situeren tussen 3 wegen: de Haaggatstraat, de Vissegatstraat en de Broekhovenweg (nr. 43 van de Atlas van de Buurwegen van Erps-Kwerps.) Het kasteel van Hagedocht lag in de boomgaard (weide) achter de hoeve Maurits Salens. Het Kaartboek van de abdij van Kortenberg (1718-1722) gaf het torengebouw weer. Het poorttorengebouw was lag op de toegang tot Processieweg. In Kwerps sprak men van de ‘agtertoren’. Deze lag op 1 dagwand land tegen Guillaume Van Hove (het pachthof van Wets in de Haaggatstraat). Men vond een keldertje in witte zandsteen onder de toren. Het kasteel lag op het grondgebied van Erps Het was een Erps eiland in Kwerps. In de 14de eeuw had men het leen Gielis van der Hagedocht. Door een huwelijk kwam het leen aan de familie Koker. In 1421 sprak men duidelijk van een kasteel:’ ad curiam ’t Hof ter Hadocht’.

Van 1440 tot 1721 behoorde het kasteel van Hagedocht aan de familie ’t Seraerts. Deze familie behoorde tot de Brusselse Geslachten. Thomas ’t Seraerts was de eerste van de familie in Erps-Kwerps. De familie ’t Seraerts leverde ridders, een Benedictines in de abdij van Kortenberg, een kanunnik in St.–Aubin te Namen en een mirakel te Scherpenheuvel. Zuster Catharina ’ t Seraerts van de Wittevrouwen te Leuven, de dochter van de Heer van Hadocht, werd miraculeus genezen door de tussenkomst van O.L.Vrouw van Scherpenheuvel in 1603. De vergroeiing van haar heupen was verdwenen en haar beide benen waren opnieuw even lang geworden. Tevoren was haar linkerbeen veel korter dan haar rechterbeen. Virginie ’t Seraerts Vrouwe van Hagedocht, overleed op het kasteel van Hagedocht in 1620). Ze huwde Godaert de Merode, heer van Laar. Michael ’t Seraerts huwde Florence de Lalaing, weduwe van François de Plaines (+1640), heer van Ter Brugge. Hun dochter Virginie ’t Seraerts huwde Philippe de Landas, heer van Ramelo onder Tremelo. In 1686 telde Erps-Kwerps 3 kasteeltjes o.a. Hagedocht. De Landas werd in 1695 gijzelaar genomen, door de Fransen en naar Bergen gevoerd. Zijn zoon Philippe Charles de Landas (+1721) had veel schulden. In 1697 kreeg de familie de toelating om de mis te lezen in de kapel op het kasteel. Het kasteel lag op Erps.

In 1721 kocht Bernard Jacobs, stoffenhandelaar te Brussel het kasteel van Hagedocht. Zijn zoon Antonius Jacobs d’Hadocht wou tot de parochie Kwerps behoren. Hij breidde de ‘agtertoren’, die op Kwerps gebouwd was. In 1750 was het kasteel onbewoond. De hovenier en zijn vrouw verbleven op het domein. In 1755 was er het proces tussen Jacobs en Bollaert over de afwatering voor de Soevereine Raad van Brabant. Twee plannen bleven i.v.m. deze zaak over. In 1775 was het kasteel verhuurd. In hetzelfde jaar werd het kasteel verkocht en kort daarna verdween het.

Archeoloog Walter Sevenants leidde de archeologische noodopgraving rond het kasteel van Hagedocht in juli-september 2005. Hij gaf een beeld van devoorlopige resultaten:

a) sporen uit de IJzertijd (750-450 V.C): kuilen, die zowel op afval als op palen kunnen wijzen.

b) sporen uit de volle Middeleeuwen (12-14 eeuw): paalkuilen , die verwijzen naar gebouwen. De hoeves in die periode waren vakwerkbouw. Er waren ook brandsporen zichtbaar. Deze houtskool (verkleurde grond) kan misschien wijzen op middeleeuwse plunderingen en verwoestingen van dorpen.

c) sporen van de 17de eeuw tot nu: de uitbraaksporen van het torengebouw van het kasteel waren goed zichtbaar. De zandstenen werden gebruikt om andere gebouwen in de omgeving op te trekken. Ook de 18de eeuwse tuinpaden met een gracht er naast was zichtbaar. Ze verwezen naar de Franse tuinaanleg, zoals die ook zichtbaar, is op de kaart van 1755.

De vondst van brandsporen uit de periode tussen de 12de en de 14de eeuw kan iets te maken hebben met oorlogen of met plunderingen? We vonden twee feiten in de archieven die op plundering wezen.Ging het hier om de strijd tussen twee Leuvense groepen: de Blankaarden en de Colveneren? Erps steunde de Blankaarden, de aanhangers van hertog Jan I van Brabant en van de ambachten. De Colveneren vielen in het midden van de 13de eeuw Erps aan en werden op de vlucht gedreven. Werd er toen heel wat geplunderd? Of ging het om Quarebbe of Kwerps dat in 1321 platgebrand werd door de Leuvense militie. De Kwerpsenaren hadden enkele Leuvense patriciërs een beetje te erg getergd. De Leuvenaren brandden als wraak Kwerps plat. Deze brand was bijna het begin van een oorlog tussen de hertog van Brabant en de stad Leuven. Historici en archeologen pogen hier hun bevindingen samen te leggen.

Illustratie:

De kaart van een deel van Kwerps uit 1755, opgesteld door C.J. Everaert, bewaard in het Algemeen Rijksarchief te Brussel. De goederen met A aangeduid behoren tot Hagedocht Deze kaart diende voor het proces van 1755 tussen Jacobs van Hagedocht (aangeduid met A) en Bollard van het speelgoed (aangeduid met C)

naar overzicht


Kortenberg en de kolonisatie van Kongo

 

Dr. Henri Vannoppen

De tweede kolonisatie vooral van Afrika en Azië was typisch voor de 19de eeuw. De geïndustrialiseerde landen -België was het 2de industrieland ter wereld na Groot-Brittannië- hadden goedkope grondstoffen en afzetgebieden voor hun afgewerkte producten nodig. België volgde dan ook de koloniale wedloop van de 2de helft van de 19de eeuw. Zo verwierf Leopold II op de Conferentie van Berlijn van 1885 Kongo-Vrijstaat, waarvan hij de absolute vorst werd. Dit lokte reacties uit van de B.W.P. in België. Louis Bertrand was één van de stichters van de B.W.P. Hij had een tijdje in de Negenhoek in Kortenberg gewoond. Sedert 1894 zetelde hij in het parlement als socialistisch kamerlid. In 1907 schreef hij ‘Le scandale congolais’ tegen de wantoestanden in Kongo. In 1908 werd Kongo een Belgische kolonie. Voor 1908 waren de rubberplantages belangrijk gezien de opkomst van de auto-industrie, die rubber nodig had voor autobanden. Na 1908 waren vooral mijnontginningen en landbouwplantages belangrijk. Verschillende pioniers uit onze streek trokken naar Kongo, maar keerden niet meer terug. Het leven was er hard. Het werden koloniale helden: Jan-Baptist Bulens uit Kortenberg, Michel Kinnart uit Erps en Arthur Lievens uit Meerbeek.

Jean-Baptist Buelens (1860-1895) stamde uit de Achterenberg. Zijn geboortehuis maakte deel uit van het latere café Jamar te Kortenberg. Hij vertrok in 1895 als schrijnwerker naar Kongo waar hij werkte voor de ‘Compagnie du Chemin de Fer du Congo’. Het klimaat in Kongo was moorddadig. Hij overleed in Kongo op 28 oktober 1895. Alleen voor Bulens werd een gedenkplaat tegen het gemeentehuis van Kortenberg aangebracht. Deze gedenkplaat bleef bewaard in het Erfgoedhuis, na de afbraak van het oude gemeentehuis van Kortenberg.

Michel Kinnart was zoals zijn vader Victorien Kinnart blikslager van beroep. Vandaar ook zijn toenaam ‘Michel van de Vlekke’. Hij was lid van de fanfare ‘De Eendracht (de ‘Fransen’) in Kortenberg. Hij was geboren te Leuven op 24 juni 1879. Hij huwde te Erps-Kwerps op 21 juli 1900 Adolphina Julia Vanden Berghe. In 1906 trok hij naar Kongo-Vrijstaat. Hij werd aangeworven als veefokker voor de Oostprovincie met een jaarwedde van 1800 fr. Hij was tijdelijk verbonden aan de diensten van de dierengeneeskundige Dr. Grappi. Hij overleed te Nyangwe in ‘Congo-Vrijstaat’ op 18 augustus 1908. Louis Brughmans uit Brecht trok naar Kongo. Daar kende hij Michel Kinnart uit Erps. Hij huwde vrij laat, 44 jaar oud met Jeanne Kinnart, zuster van Michel Kinnart, en kwam zo naar Kortenberg.

Arthur Lievens was de zoon van hoofdonderwijzer Lievens, de liberale meester onder de Schoolstrijd 1879-1884 in Meerbeek en van Amelie Van Meerbeeck (’Amelie van de Meester’). Hij werd te Meerbeek geboren in 1880. Zijn moeder was jong weduwe geworden en hield een winkel in de Dorpsstraat te Meerbeek. Arthur Lievens studeerde aan de Leuvense universiteit . Elke dag trok hij te voet naar de universiteit, volgens sommigen op klompen. Hij bouwde koolmijnen voor Dumont. Hij werd bij koning Leopold II geroepen om in Kongo ‘de ijzerenweg ‘ aan te leggen. Het telegram van zijn overlijden lag op de boot, waarmee hij van Kongo zou afkomen. Hij overleed te Thijsville in 1911. Jozef Schijns uit Erps-Kwerps zag vele jaren later als koloniaal tijdens het interbellum zijn grafkruis in Kongo.

Jules Vrebos (St.-Stevens-Woluwe 1877 - Katanga 1904) was de zoon van dokter Camille Vrebos uit Kortenberg en van Louise Hensmans. In 1900 behaalde hij zijn diploma van ingenieur aan de Leuvense universiteit. Hij was verbonden aan de ‘Aciéries d’Anvers’, dus in de staalnijverheid. In 1902 vertrok hij naar Katanga op zoek naar nieuwe mineralen met een expeditie o.l.v. commandant Jacques. Door ziekte geveld, stierf hij op 11 januari 1904 te Katonga op de Shire-rivier.

Ingenieurs, rechters, brouwersingenieurs en belastingontvangers begonnen dikwijls hun loopbaan in Kongo of specialiseerden zich. Ingenieur Joseph Chantraine uit Kortenberg verbleef in Kongo voor 1900. Hij werkte er samen met architect Leon Lambert-Turlot. Deze laatste zou later het plan maken voor zijn villa ‘L’Aérocottage’ te Kortenberg. Chantraine was de uitvinder van de stuurknuppel en één van onze luchtvaartpioniers. Paul Salkin, eigenaar van de abdij van Kortenberg en schoonbroer van Joseph Chantraine , werd Raadsheer van het Hof van Beroep te Elisabethstad, eerst plaatsvervangend in 1912 en effectief in 1922. In 1931 verliet hij de kolonie wegens ziekte. Hij schreef ook enkele werken over de kolonie:”Les Nègres’, dat verscheen in ‘Le Miroir du Congo’ en ‘Le Problème de l’Evolution noire: l’Afrique centrale dans cent ans’. Jean-Marie Derscheid (1901-1944) uit Sterrebeek was professor biologie aan de koloniale hogeschool te Antwerpen. Brouwersingenieur René Laneau, die de villa Eikelenhof te Kortenberg bewoonde, richtte in de jaren 1950 5 brouwerijen op in Kongo o.a. in Leopoldstad, in Paulis en in Kasaï .

Raymond Verdeyen uit Kortenberg voerde het Belgisch belastingsysteem in Kongo in tijdens het interbellum. Hij was ook aanwezig als provinciaal inspecteur der belastingen op het diner aangeboden op 1 juli 1928 door Koning Albert I en koningin Elisabeth aan de overheden en hoge ambtenaren bij hun bezoek aan Kongo. Het fotoarchief van de koloniale periode van belastingsinspecteur Raymond Verdeyen bracht ons een beeld van het dagelijks leven in de kolonie: de diners, de recepties, de ‘boy’s’ en de ‘menagères’Jef Van Heuverzwijn verbleef in Kongo in 1928. In juli 1928 ontmoette hij daar Raymond Verdeyen. Hij vestigde zich in de straat, die nu Kongostraat genoemd wordt. Was het een herinnering aan de Kortenbergse pionier J. Bulens of was het een herinnering aan de eerste bewoner van die straat Jozef Van Heuvenzwijn? Hector Lambert Vandermeulen uit Neerwinden woonde te Kortenberg. Hij vertrok als ‘agent commercial’ naar Kongo en overleed er in Coquilhatstad op 15 mei 1923, 34 jaar oud. Hij was gehuwd met Palmyre Hankenne. Alfons Van Boxlaer en zijn echtgenote Marie Van Duffel uit Kortenberg trokken ook naar Kongo. Ze bouwden na hun terugkeer een nieuwe woning versierd met een Kongoster in de Minneveldstraat te Kortenberg.

Georges Van Tricht uit Erps werd gewond als soldaat aan de IJzer Hij werd overgebracht naar een Engels hospitaal. Hij trok in 1916 naar Kongo en werd daar landmeter. Men noemde hem in Erps ‘de Kongolees’. Foto’s van de koloniale interieurs en van de uitstappen met vrienden wezen erop dat het interbellum de glorietijd was voor de kolonialen. Hij werd later gemeenteraadslid van Erps-Kwerps.

Philibert Beersaerts (1874-1942) uit Veltem-Beisem trok ook naar Kongo. Men noemde hem de ‘Kongolees’. Zijn doodsbrief vermeldde hem als rustend koloniaal. Zijn zoon Jozef Beersaerts werd burgemeester van Veltem-Beisem en huwde Martha Van Kelf uit Meerbeek.

Het bevolkingsregister van Kortenberg van 1910-20 gaf ook smid Victor De Backer (1881-1954), de zoon van de Veltemse Smid Edward De Backer als koloniaal in Kongo. Zijn doodbrief vernoemde hem ook als rustend koloniaal. Zijn dochter werd in Kongo geboren en zijn eerste echtgenote overleed er in 1914. Zijn broer Emmanuel De Backer was smid te Kortenberg. Jozef de Behault de Carmois (1873-1917) was de broer van dokter August de Behault de Carmois, burgemeester van Tildonk. Hij behoorde tot de ongetitelde adel en voerde als wapenschild ‘op een veld van azuur, 2 kepers van goud met boven 2 eikels van goud’. Hij begon een brouwerij in Winksele-Delle. Dat werd een mislukking. Hij trok naar Kongo en stuurde ene foto naar huis tussen twee grote ivoren slagtanden. In 1901 was hij ‘Agent d’administration à l’état indépendante du Congo’.

Ook missionarissen uit onze streek trokken op missiewerk naar Kongo. Frans Roelandts (Zaventem 1882-Mbeno 1932) werd hulpbroeder bij de Jezuïeten. Hij bouwde heel wat gebouwen als ‘timmerman en smid’ in missies van Kisantu, Kikwit en Wombali. Pater Jos Stroeykens (Leuven 1934-1967), uit Kwerpse ouders geboren, was Missionaris van Scheut. Hij vertrok in 1960 naar Kongo om er missiewerk te doen tot 1967. De Stroeykensstraat in de Witte Wijk in Erps werd naar hem genoemd.

In de volksmond deden wrede verhalen de ronde over Kongo zeker voor 1914. Pioniers werden opgegeten, kolonialen werden op schepen vermoord en alleen hun papegaai kwam terug naar België. Ook op volkskundig gebied werkte het kolonialisme door op het Vlaamse land. Zo waren er de herbergnamen. In Erps-Kwerps had men op het gehucht Diestbrug het café ‘In de Kongo’ bij Pieter en Edward Stevens. Bij bevrijdingsstoeten werd zelfs V-day in Kongo uitgebeeld o.a. in Zaventem.

In 1919 kreeg België Ruanda-Urundi als mandaatgebied. Het was een Duitse kolonie geweest. Mwami Mutara III van Rwanda bracht een bezoek aan de lederfabrieken van Zaventem en leverde er de huiden van zijn koeien af om er leder van te maken. Een verslag van het bezoek aan de lederfabrieken vonden we in ‘Midden-Brabant’ van 15 mei 1949. Hij dacht eraan een villa te bouwen in Keerbergen en hij werd ook ereburger van Keerbergen. In 1960 werd Kongo onafhankelijk. Rwanda en Burundi volgden in 1961. Het koloniale tijdperk was een beeld dat tot het verleden behoorde ook voor Kortenberg.

 

naar overzicht


Kortenberg in W.O.I

Dr. Henri Vannoppen

In 1914 gaf de Leuvensesteenweg aan Kortenberg het beeld van een stedelijke gemeente met zijn herenhuizen, zijn hotels, zijn herbergen en zijn handelszaken. Deze rijkdom werd Kortenberg rampzalig bij de Duitse inval. Op 4 augustus 1914 verklaarde Duitsland België de oorlog. De niet-actieve burgerwacht werd actief ingezet voor de ordehandhaving. Op 20 augustus 1914 trokken de Duitse troepen tussen 6u30 en 7u ’s morgens Kortenberg binnen. Ze kwamen van Leuven en trokken droomden ervan om via Brussel naar Parijs te trekken. Vele burgers waren gevlucht. De tweede dag ‘s morgens werden de danszaal en de twee huizen van de familie Matthieu in de Karterstraat op de hoek met de Minneveldstraat in brand gestoken. De zaal was bekend als de zaal van Sul. De Duitse soldaten beweerden dat er van uit deze zaal geschoten was. Het woord ‘Franctireurskrieg’ werd geopperd. Landbouwer Corneille Stroeykens, die tegenover de zaal van Sul woonde, wilde het vuur doven, maar werd door de Duitse soldaten met de dood bedreigd. Op 27 augustus 1914 hadden de Duitse soldaten hun kampplaats langs de Leuvensesteenweg tussen de Hertog Jan II-laan en de villa van dokter Maurits Peeters, de hoofdgeneesheer van Sint-Jozef. Hier had voordien het Belgisch leger zijn bivak gehad. De Duitse soldaten ledigden de wijnkelder van hun buurman dokter Peeters. Deze diende klacht in bij officier Swingerath. Deze commandant vroeg uitleg aan zijn soldaten, maar deze begonnen dronken te worden. In volle dronkenschap gingen ze Kortenbergse burgers aanhouden. Zo werd burgemeester Felix Vrebos van Kortenberg uit de ‘Ark van Noé’ (nu Fannes) meegevoerd. Ook wagenmaker Theodore Beyens werd aangehouden. Vervolgens staken de Duitse soldaten een tiental huizen in brand. Hieronder bevonden zich o.a. het kasteel Houtart, twee burgerwoningen op de hoek van de Leuvensesteenweg en de Blockmansstraat, twee villa’s van notaris Joris Huygens en de zaal De Eendracht waar wagenmaker Beyens woonde. Ook de geuzebrouwerij en de woning Van Doren op de Leuvensesteenweg werden in brand gestoken. Ondertussen hadden de Duitse soldaten 30 à 40 gijzelaars genomen. 17 gijzelaars werden tenslotte naar het Duits kamp gebracht en brachten er de nacht door. Ondertussen was er een Duitse soldaat doodgeschoten, niet door Belgen maar door hun eigen soldaten, die stomdronken waren. Kortenberg had veel villa’s en dus ook veel wijnkelders. Theodore Beyens werd doodgeschoten op 27 augustus 1914 tegen de boom in het park van het kasteel Houtart. Burgemeester Felix Vrebos werd zwaar mishandeld en vluchtte zo snel als mogelijk naar zijn zuster in Antwerpen om vandaar uit Engeland te bereiken waar hij de oorlog doorbracht. De Engelse pers reageerde heftig op de gebeurtenissen in Kortenberg o.a. ‘The Times ‘ op 3 september 1914. In de ‘Illustrated News’ van 12 september 1914 verscheen het artikel ’The german Reign of Terror. The Tragedy of Cortenberg’ (Duitse terreur of de tragedie van Kortenberg) met de bekende prent van Frédéric de Haenen. De tekenaar is nooit in Kortenberg geweest en zag in zijn verbeelding een kruispunt van wegen in een doorsnee Vlaams dorp zoals men op de prent bemerkt. Dat kwam niet overeen met de werkelijkheid. Men kan op deze prent noch de Leuvensesteenweg met de latere Faro en met het latere Sportlokaal, noch de Karterstraat herkennen. Dezelfde prent werd door de Duitsers overgenomen in de ‘Illustrierte Zeitung ‘ van Leipzig van 17 september 1914. Nu werd de titel ‘Der Belgische Franctireurskrieg: De Säuberung des Dorfes Curtenberg bei Löwen, dessen Einwohner auf die Deutsche Truppen geschossen hatten am 28.August’ (De Belgische oorlog van vrijschutters. De zuivering van het dorp Kortenberg bij Leuven, waarvan de inwoners op de Duitse troepen geschoten hadden op 28 augustus).

Zoon Jan Volkaerts van het pachthof Schaliëndak onder het gehucht Balkenstraat werd in 1914 bij de Duitse inval omver geschoten. Op 13 september 1914 gaf pastoor Vinckx van Kwerps catechismus van volharding. De Duitse Uhlanen vielen de kerk binnen en onderzochten de toren. Naast de klokken vonden ze een kleine rode vlag. Deze diende om in de winter de barelen te doen sluiten. De Uhlanen dreigden pastoor Vinckx dood te schieten en de kerk van Kwerps plat te branden. Burgemeester Theodoor Van Hove, de veldwachter en de koster konden de Uhlanen ervan overtuigen dat de rode vlag geen signaal was. De houten windmolen in de Curegemstraat te
Erps-Kwerps door de Duitse soldaten als spionagepost plat gebrand op 14 september 1914. 7.770 kg graan gingen in de vlammen op. Erps-Kwerps bleef van verwoesting gespaard dankzij de Duitse industrieel August Vierschrodt, die in 1914 in de Villa Desirée in de Engerstraat woonde.

In Meerbeek werden pastoor Theophile Jordens en burgemeester Louis Storms door de Duitsers als gijzelaars genomen en ze werden verplicht de nacht door te brengen in de woning van Engelbert Moens, het eerste huis wanneer men vanuit Beisem naar Meerbeek trok. De volgende dag werden ze echter vrijgelaten. De wijnkelder van de pastorie van Meerbeek was geplunderd.

In W.O.I kregen de meeste gemeenten te kampen met gebrek aan petroleum. De maalderijen gingen dan hun eigen elektriciteit maken. Dat gebeurde zo te Kwerps (maalderij Salens), te Meerbeek (maalderij De Coster en te Everberg (maalderijen Lambrechts in het dorp en Penninckx in Vrebos). Dat was het begin van de elektrificatie van Midden-Brabant. Heel wat jongens uit onze gemeenten waren soldaat aan de IJzer of krijgsgevangen in Duitsland. Verschillende sneuvelden. Victor Vangramberen uit Everberg was legeraalmoezenier en gaf het frontblad ‘Tussen Brussel en Leuven’ uit. Dit leverde nieuws uit Midden-Brabant aan onze soldaten aan het IJzerfront. De jonge mannen moesten zich maandelijks aanmelden in de rijkswacht te Kortenberg om te controleren dat ze niet via Nederland naar het front gevlucht waren het zgn. Meldeamt . In 1915 werd de ‘Personalausweis’ (identiteitskaart) verplicht. De fotografen deden toen gouden zaken. In de verschillende gemeenten was het Comiteit actief. Het Comiteit verdeelde voeding onder de lokale bevolking.

In Kortenberg werd het verzet georganiseerd. Het was de ‘Eisenbahnspionage’ (spoorwegspionage). De hoofdrolspelers waren Georges Delhaye, Hilloné Duym, zoon van de stationschef , Alfons Van Cutsem en zijn zoon Robert. Ze maakten verslagen van het Duits militair vervoer voor de geallieerden. Ze werden door de Duitsers aangehouden op 2 januari 1918 en kwamen in de gevangenis van Vilvoorde terecht. Gelukkig naderde het einde van de oorlog. Op 11 november 1918 werd de wapenstilstand getekend. W.O.I was ook voor Kortenberg gelukkig voorbij. Maar ondertussen heerste de Spaanse griep in het dorp. De jaarlijkse plechtigheden van 11 november in onze gemeente herinneren ons aan de slachtoffers van W.O.I

Dr. Henri Vannoppen
Burgemeester van Kortenberg

 

Illustraties

Propagandafoto uit de Duitse krant ‘Illustierte Zeitung’, Leipzig, 17 september 1914, over de inval van de Duitse Uhlanen te Kortenberg op 28 augustus 1914:”Der Belgische Franctireurskrieg: De Säuberung des Dorfes Curtenbergh bei Löwen , dessen Einwohner auf die Deutsche Truppen geschossen hatten am 28.August. Nach einer Zeichnung von Frédéric de Haenen (Collectie Erfgoedhuis Kortenberg)

Het afgebrande kasteel van Houtart te Kortenberg in 1914. Dit kasteel werd na de oorlog niet heropgebouwd. Het domein werd verkaveld en de Parkstraat werd erdoor getrokken (Collectie Erfgoedhuis Kortenberg)

 

naar overzicht


 

Meerbeek in W.O. I.

 

Dr. Henri Vannoppen

 

1. Het leven in een landelijk dorp

 

Meerbeek 1914. Een rustig landbouwdorp van ongeveer 1000 inwoners met 7 gemeenteraadsleden: 4 Sussen en 3 Duvelen. Louis Storms bestuurde sinds 1908 de gemeente als burgemeester en zou dit blijven doen tot 1932. Gemeentesecretaris en gemeenteontvanger was brouwer Gustaaf Van Roey. Jan Louis Dehaes was de veldwachter van Meerbeek. Hij moest in 1914 de Meerbeekse soldaten oproepen voor de mobilisatie, geen plezante baan. In 1915 waren er geen verkiezingen omwille van de oorlog. Meerbeek had een rijke pastoor nl. Theophiel Jordens, een neef van Mgr. Victor Scheppers te Mechelen. Hij kon in zijn parochie vrij goed de orde bewaren tussen Sussen en Duvelen. Hij liet de Sint-Antoniuskerk herbouwen. Hij was een ijverige timmerman, die in zijn werkhuis, waar nu de parochiezaal is, de nieuwe preekstoel, de communiebank, het gestoelte en de andere kerkmeubelen zelf maakte. In 1900 deed hij ook de meisjesschool in de Alfons De Witstraat bouwen. Dat waren de burgerlijke en geestelijke notabelen van Meerbeek: de burgemeester en de pastoor.

 

 

2. De burgemeester en de pastoor werden gijzelaar genomen in 1914

Op 4 augustus 1914 viel het Duitse leger België binnen. Vlaams-Brabant werd zwaar geteisterd: Aarschot op 19 augustus, Winksele-Delle en Kortenberg op 24 augustus en Leuven en Buken op 26 augustus 1914. Huizen werden platgebrand, er werden massa’s gijzelaars genomen. Burgers werden zonder reden omvergeschoten. De Duitsers kenden maar één woord ‘Franctireurskrieg’. Ze beweerden dat burgers met hun jachtgeweren op de Duitsers geschoten hadden. Van het dorp Buken bleef er niets meer over. Dat hoorde men ook in Meerbeek vertellen. De reactie volgde. De bevolking van Meerbeek sloeg op 19 augustus 1914 in paniek op de vlucht, hoewel Meerbeek niet aan een grote steenweg lag. Dezelfde avond werden de twee dorpsnotabelen Burgemeester Louis Storms en Pastoor Theophiel Jordens door 6 Duitse soldaten als gijzelaar meegenomen. Ze brachten de nacht van 19 op 20 augustus 1914 door in de laatste woning van de Dorpsstraat op de grens met Veltem-Beisem. Het ging hier om het nieuw gebouwd huis van Engelbert Moens-Vrebos. Om 6u30 ’s morgens werden beide gijzelaars vrijgelaten. Op 14 september 1914 werd de wijnkelder van de pastorie door het Duitse leger geplunderd.

 

 

3. De brief van kardinaal Mercier van 1 januari 1915

 

Kardinaal Mercier reageerde scherp op de Duitse bezetting met de herderlijke brief van 1 januari 1915:” De macht van de invaller is geen wettelijke autoriteit en men is bijgevolg in geweten noch waardering, noch verkleefdheid, noch eerbied verschuldigd aan de Duitse bezetter. België is evenmin een Duitse provincie als Galicië een Russische provincie is”. Pastoor Jordens las een eerste keer de brief voor op de preekstoel. De Duitsers joegen hem de schrik op het lijf en verboden hem nog een tweede keer de brief voor te lezen. De pastoor hing dan de herderlijke brief uit aan de kerkpoort. De Duitsers rukten de brief af en alles bleef beperkt tot dit incident.

 

 

4. Drie soldaten kwamen niet meer terug

 

Ondertussen dachten de moeders aan hun zoon, de echtgenoten aan hun man, de geliefden aan hun vrijer aan het front.

22 Meerbeekse jongens waren vertrokken. De oorlog zou maar van korte duur zijn. De Blitzkrieg werd een stellingoorlog, een loopgravenoorlog van 4 jaar. Het werd een totaal nieuwe oorlog aan het Ijzerfront, ook veel gevaarlijker dan vroeger: mitrailletten werden ingevoerd, de kleurrijke uniformen maakten plaats voor de camouflage -uniformen, de tanks en de oorlogsvliegtuigen verschenen, de gasaanvallen met Ieperiet kwamen er ook nog bij. Men testte ze uit bij Ieper. Obussen ontploften. Louis Andries, een 22 jarige soldaat uit Meerbeek werd hierbij zwaar gewond. Hij stierf in het Oceaanhospitaal te De Panne op 30 augustus 1915. Het nieuws bereikte traag Meerbeek, waar op 11 december 1915 een mis gelezen werd ter zijner nagedachtenis. Engelbert Moens was een jonge echtgenoot met een jonge vrouw en 2 kinderen. Hij was 3 jaar getrouwd. Hij sneuvelde aan de IJzer te Pervijze tussen 22 en 27 oktober 1914. Men hoorde ook dat Gustaaf Moeys, de zoon van de stoommelkerij, die in Meerbeek geboren was, maar met zijn familie in Schaarbeek woonde aan de IJzer gesneuveld was. Hij was in 1914 als vrijwilliger binnengegaan. Sommige Meerbekenaren waren als soldaat krijgsgevangen genomen en verbleven in Duitsland, anderen waren geïnterneerd in Nederland dat een neutraal land was.

 

 

5.Passief verzet

 

De bevolking ging niet akkoord met de Duitse bezetting. Zelfs in de scholen kon men het protest zien. In de meisjesschool werden in 1916 schoolfoto’s gemaakt met de Belgische vlag goed zichtbaar, met de foto’s van koning Albert I en van koningin Elisabeth en met twee leien waar opgeschreven stond: ‘Leve de koning’ en ‘Leve de koningin’.

 

 

6. De Duitse bezetting

 

De bezetting betekende vooral het einde van de vrijheid. 7 paarden werden voor het Duitse leger opgeëist. Varkens werden opgeëist. Duitse soldaten werden in 1916 in Meerbeek gelegerd, meestal doorgangstroepen. De jonge mannen in het dorp tussen 18 en 30 jaar moesten zich maandelijks melden aan het ‘Meldeamt’ omdat ze het Belgisch leger vanuit het bezette gebied niet zouden bereiken Alle Meerbekenaren moesten een identiteitskaart hebben: de ‘Ausweis’. Men voelde het duidelijk als de beperking van de persoonlijke vrijheid.

 

 

7.De nagedachtenis

11 november 1918 was het einde van W.O. I. Pastoor Loods van Meerbeek richtte achteraan in de kerk een gedenkplaat op voor de twee Meerbeekse gesneuvelden: Louis Andries en Engelbert Moens . De beide gesneuvelden kregen ook hun straatnaam. In 1920 werd de Koninklijk Maatschappij ‘Prins Gepoold’ als vereniging van oud-soldaten te Meerbeek opgericht met Eerwaard Vannoppen als eerste voorzitter. Meerbeek had als kleine Midden-Brabantse gemeente de grote oorlog overleefd.

 

 

naar overzicht


 

In 1706 begon de aanleg van de Leuvensesteenweg

Dr. Henri Vannoppen

 

Enkele hoogtepunten zijn typisch voor de verkeersgeschiedenis van Kortenberg: de aanleg van de Leuvensesteenweg tussen 1706 en 1710, de aanleg van de spoorlijn Brussel-Leuven in 1866 en de opening van de autosnelweg Brussel-Luik in 1971. Hier gaan we speciaal in op de aanleg van de Leuvensesteenweg. Enkele mijlpalen herinneren hieraan o.a. deze aan de Staca te Kortenberg. Deze palen dragen het jaartal 1709 en het wapenschild van de opdrachtgever, nl. de leeuw van Brabant.

Hoe kwam nu zo een steenweg tot stand ? Het initiatief kwam gewoonlijk van de Provinciale Staten, voor ons geval van de Staten van Brabant. Eerst moesten de Staten een octrooi van de vorst bekomen. Filips van Anjou, de kleinzoon van Lodewijk XIV, was de heer van onze gewesten in de Spaanse Successieoorlog en hij zorgde op 24 juli 1704 voor “een octroy nopende de casseye naar Gendt, Loven, Mechelen en Lyer”. Men constateerde dat de verbinding van Brussel naar Leuven voor het grootste deel van het jaar niet bruikbaar was ondanks het feit dat de eigenaars en huurders van de aanliggende percelen jaarlijks heel wat kosten deden. De aanleg van de nieuwe steenweg was ook belangrijk voor de bevordering van de koophandel - voor onze gewesten was dit meestal doorvoerhandel - wat paste in het Frans mercantilistisch systeem. Het is ook de tijd van het absolutisme met zijn centralisatie-tendenzen waarvoor ook steenwegen nodig waren. Vergeten we dan ook niet het militair belang van de aanleg te vergeten. Men moet snel troepen kunnen verplaatsen in het kader van de Spaanse Successie-oorlog. In 1704 viel de beslissing die vooral het werk was van graaf de Bergeyck, de Vlaamse Colbert. Vier grote steenwegen zouden aangelegd worden: Brussel-Gent, Brussel-Bergen, Brussel-Leuven en Mechelen-Kontich. In 1706 moesten de Fransen na de slag bij Ramillies een groot deel van het land ontruimen, maar de plannen en de werken aan de steenwegen liepen verder.

De typische rechte steenwegen van de 18de eeuw bestonden uit vier delen:

  1. een kasseiweg in het midden. Deze bestond uit drie delen: de koffer die 1 voet of 30cm diep was en die volgestort werd met geel zand. De koffer had een welving van 6%. Hierop werd gekasseid. De boogvorm zorgde ervoor dat het water afvloeide. De druk op de boog werd opgevangen door de borduurstenen, grote zware stenen die aan de rand van de koffer geplaatst werden.

  2. een aarden weg links en rechts hiervan (de zgn. zomerwegen).

  3. een rij bomen langs beide zijden.

  4. een gracht achter de bomen. Deze had een breedte van 1,5m en een diepte van 0,5m.

De aanlegmethode van deze steenwegen was echt revolutionair. Voltaire, de bekende Franse verlichte filosoof, beweerde dat de grote, brede, 18de eeuwse steenwegen “dignes de l’antiquité” waren. We zouden zeggen dat het bijna Romeinse heirbanen waren.

De regering betaalde de steenweg niet. Hiervoor werd per steenweg een paraprovinciale inrichting met rechtspersoonlijkheid gesticht. Deze inrichting was een gespecialiseerde kas van leningen en beheerde de bareelrechten.

Hoe ging men praktisch te werk? Verschillende tracés werden opgesteld vooraleer men tot een eindplan kwam. Het uiteindelijke tracé voor de steenweg Brussel-Leuven liep langs de ‘Put van Woluwe’, naast de Wijngaardsberg te Erps-Kwerps en over de Ijzerenberg van Winksele. Na de verschillende diensten te hebben afgegaan kwam dan het octrooi tot stand. Men zorgde voor het nodige geld en de werken konden beginnen. De rooilijn werd afgestoken en de onteigeningen konden plaatsvinden. De gronden die nodig waren om de nieuwe steenweg aan te leggen moesten onteigend worden en de veldvruchten die nog op die landerijen stonden moesten vergoed worden. Op 23 november 1706 kreeg Daniël Tielemans voor de afbraak van zijn oven en bakhuis te Kortenberg 16 gulden. Daniël Tielemans bewoonde het hof van Michiel Schellekens op de hoek van de Kerkstraat en van de Leuvensesteenweg. Het maken van de koffer van de kassei en het maken van de aardewegen was een karwei voor de inwoners van de dorpen die links en rechts van de steenweg lagen en dit tot op een afstand van 3 mijlen. Het werk moest gratis gebeuren want de omliggende dorpen hadden het meeste baat bij de aanleg van de steenweg. De verdeling van deze werkzaamheden gebeurde op basis van de rol van de belastingen. De rijken moesten meer manschappen leveren dan de armen. Het werk moest snel gaan en daarom vroeg de regering dispensatie i.v.m. de zondagsrust aan Mgr. H. a Precipiano, de aartsbisschop van Mechelen. Deze ging er mee akkoord dat de arbeiders aan de steenweg ook op zondagen werkten, behalve bij grote feestdagen. Zijn antwoord is gedateerd 10 november 1708. Er waren heel wat problemen bij het doorsteken van de Poortberg aan de ingang van Leuven, maar ook deze werden opgelost met behulp van studenten en monniken die hun handje toestaken. De stenen voor de kassei en het zand moesten aangekocht worden in de steenputten en zandwinningen in de onmiddellijke omgeving. Zo haalde men de stenen in 1709 uit twee nieuwe steenputten op de Loo. De eerste was eigendom van Guilliam Vander Elst en de tweede van de koster van Melsbroek. In 1707 werden de inwoners van Erps-Kwerps, Kortenberg, Meerbeek en Everberg verplicht om zavel aan te voeren voor de kassei. Deze gemeenten moesten ook gratis paarden, wagens en pioniers leveren. Het aanleggen van de koffer en van de kassei waren dus twee afzonderlijke werkzaamheden uitgevoerd door twee verschillende ploegen.

De nieuwe steenweg moest volgens het Octrooi van 1704 bestaan uit een kassei van 18 voeten (5 meter breed) en de aardeweg met gracht moest langs elke zijde 21 voet of ongeveer 6 meter breed zijn. Aannemers zorgden voor de aanleg van de kassei en voor het maken van de bruggen over de verschillende beken. De molenbeek was een eerste hindernis op de grens van Erps en Beisem. Men had hier veel turfgrond, het “Diestbrouck” tussen Den Drenckeling in Veltem-Beisem en het Sieckhuysbosch. In 1707 werd dan de stenen brug te Schoonaarde gemaakt door aannemer Martinus Cayert, die ook de brug aan de Augustijnenvloet bij de windmolen van Veltem moest maken. De prelaat van de St.-Geertrui-abdij te Leuven was door de Staten van Brabant aangeduid als controleur voor het volgen van de werken aan deze beide bruggen. Vervolgens werden de barrièrehuizen of de bareelhuizen gebouwd. Er kwamen barelen te St.-Stevens-Woluwe, te Kortenberg en te Diependaal. De bareelrechten waren belangrijk voor de financiering van de aanleg en van het onderhoud van de steenwegen. In 1710 vonden we Peeter Hensmans als bareelhouder te Kortenberg. In 1716 was er ook sprake van het barrièrehuis van Diependaal onder Winksele. De tarieven van het bareelrecht op de Leuvensesteenweg staan vermeld in het octrooi van 1704:

  • 3 stuivers voor elke vracht of volle wagen of bakwagen of karos met twee paarden, werkzaam in loondienst. Per bijkomend paard moest men een stuiver bijbetalen.
  • 2 stuivers voor elke karos speelwagen, “chaise” of “voiture” met twee paarden ingespannen en niet werkzaam in loondienst.
  • 1 stuiver voor elk paard al dan niet gezadeld
  • 1 oort voor elk schaap, kalf of varken dat naar de markt geleid werd
  • 1 stuiver voor elke os, koe, vaars of stier die naar de markt geleid werd.
  • Iedereen moest bareelrecht betalen behalve de ridders van het Gulden Vlies, de “officieren generaelen van onsen conincklijke raede” en de officieren en troepen in geval van oorlog.

    Tenslotte waren er ook de beplantingen. De Leuvensesteenweg was afgezet met een rij bomen langs elke zijde. In de 18de eeuw vonden we olmen, populieren en wilgen langs de Leuvensesteenweg. Wanneer deze kaprijp waren, werden ze openbaar verkocht. Zo kocht één van mijn voorvaderen, Lambertus Van Grunderbeek uit Schoonaarde-Erps, op 11 april 1793 een eerste koop van 25 olmen nl. de koop van Beisem tot Kortenberg.

    De aanleg van de Leuvensesteenweg bracht heel wat verandering in Midden-Brabant. Het vervoer, of het nu internationaal, nationaal of landelijk was, veranderde duidelijk. Van in de romeinse periode tot een deel van de moderne tijden waren twee banen belangrijk in onze streek, nl. de baan Brussel-Leuven via Bertem, Meerbeek, Everberg, Nossegem, Sterrebeek en Kraainem en de baan Leuven-Vilvoorde via Winksele, Veltem-Beisem, Erps-Kwerps en Steenokkerzeel. Het waren zijwegen van de befaamde heirbaan Keulen-Tongeren - Bavai-Boulogne. In de Middeleeuwen waren het de zogenaamde lakenwegen die Keulen verbonden met de Hanzesteden Brugge en Londen. Die lakenwegen moet men niet zien als duidelijk omschreven banen. Het waren eerder min of meer vaste richtingen van Keulen naar Brussel. Brugge, Erps-centrum en Everberg lagen duidelijk op deze banen. Met de aanleg van de Leuvensesteenweg verdwijnt deze centrale ligging ten voordele van Kortenberg. Kortenberg, Nossegem en St.-Stevens-Woluwe ontwikkelden zich rond deze steenweg. Dat ze duidelijk hun centrum verlegden naar de steenweg wordt bewezen door de bouw van de gemeentehuizen in de 19de eeuw langs deze steenweg. Een reeks afspanningen en pachthoven werden in de 18de eeuw langs de Leuvensesteenweg te Kortenberg opgericht: de Prins Kardinaal, de Stad Mechelen, In Voscapel, de Drie Koningen, In de Ploeg, De Keizerin, De Keizer of het Bisschoppenhuis, de Hertog van Lorreinen of de Gouden Leeuw, de Ark van Noë en het Barreelhuis.
    In Erps-Kwerps werden op het gehucht Schoonaarde De Zwaan en de Koning van Spanje gebouwd. De barelen werden voor de rijkswegen afgeschaft bij K.B. van 1866. Dit gebeurde onder druk van de vrijhandel en van het economisch liberalisme. Ook de paardenpost werd georganiseerd langs de Leuvensesteenweg en het Pachthof De Drie Koningen van de familie Hensmans werd de “relais van Kortenberg”. De bergkerk te Kortenberg werd opgeheven en vervangen door de nieuwe kerk op de Heurk, dichter bij de nieuwe steenweg. Het octrooi van 1704 lag in elk geval aan de basis van de uitbouw van Kortenberg tot centrumgemeente in Midden-Brabant.

     

    naar overzicht


    Aarzel niet om informatie te vragen aan de voorzitter Doctor Henri Vannoppen of webmaster Gustaaf Salens. Elke vraag of suggestie is welkom. Dank voor uw belangstelling.
    URL-adres van onze website
    laatste aanpassing op 26.09.2014