De Romeinse villa en het merovingische grafveld te Erps-Kwerps.


Lelieboomgaarden

 

Ligging:

De site ligt op de top van een zachte ZO gerichte helling van een lage O-W georiënteerde heuvelrug. Deze zwakke verhevenheid begrenst de linkeroever en de smalle alluviale strook van de diep in het landschap uitgesneden Weesbeek. De site strekt zich uit over een oppervlakte van ca. 6 tot 8 ha. En wordt doorsneden door de Lelieboomgaarden straat.

 

Hoe kennen we deze site?

De site op het gehucht Lelieboomgaarden te Erps-Kwerps werd in het begin van de jaren ’80 gelokaliseerd door dhr. W. De Keyzer, amateur-archeoloog en inwoner van dezelfde gemeente. Van 1987 tot 1991 werd door de Afdeling Archeologie van de K.U.Leuven, in samenwerking met de gemeente Kortenberg en de (toenmalige) Archeologische Vereniging Kortenberg, een ruim deel van de site opgegraven.

 

Wat is er gevonden?

De oudste resten gaan terug tot de steentijden. Een kuil kan op basis van het fragmentair aardewerk aan de Michelsbergcultuur (ca. 3400 v. Chr.) toegeschreven worden. Talrijke prehistorische artefacten uit silex, waaronder enkele pijlpunten en een afslagbijl, en wommersomkwartsiet werden in de Romeinse en vroegmiddeleeuwse structuren aangetroffen.

Vanaf de late ijzertijd (500-57 v.Chr.) worden de bewoningssporen talrijker. De belangrijkste overblijfselen dateren uit de La Tène I-periode (500-200 v. Chr.). Deze periode uit zich voornamelijk door een aantal ondiepe kuilen. Enkele schaarse voorwerpen en aardewerkfragmenten uit de late ijzertijd, al dan niet aangetroffen in Romeinse en vroegmiddeleeuwse structuren, bewijzen de aanwezigheid van de mens tijdens de laatste fase van de late ijzertijd en/of het begin van de Romeinse periode.

Tot de vroeg-Romeinse periode (1ste eeuw n.Chr.) behoren enkele paalgaten die toebehoren aan twee gebouwen, alsook twee bezinkings- of sterfputten.

De Romeinse periode manifesteert zich voornamelijk door de overblijfselen van een uitgestrekte landbouwnederzetting waarvan het woonhuis, de villa, bijna volledig kon opgegraven worden. Door het karakteristieke grondplan hoort het woonhuis bij het type van de porticusvilla.

In een eerste fase, te situeren in de 2de helft of naar het einde toe van de 1ste eeuw,  bestond de villa vermoedelijk reeds uit een grote rechthoekige ruimte, voorafgegaan door een gaanderij. Langs de voorgevel van het woonhuis bevond zich een drinkwaterput. Parallel aan de porticus van de villa werden twee verharde wegen aangelegd. De nederzetting bevatte minstens één houten gebouw waarvan de lengteas loodrecht op de villa was gezet. In de onmiddellijke nabijheid van dit gebouw lag een waterput. Het erf was omsloten door een vrij ondiepe gracht. Aan de oost-rand van het erf, langsheen de gracht werden twee loculusgraven, opgebouwd uit platte zandstenen, aangelegd. Beide graven waren echter grondig geplunderd.

In de loop van de 1ste helft of rond het midden van de 2de eeuw onderging de nederzetting enkele ingrijpende veranderingen : de villa kreeg een porticus aan de noordzijde, op de plaats van het houten gebouw werd een nieuw gebouw opgetrokken, de oude waterputten werden vervangen door een nieuwe, de oude gracht werd gedempt en vervangen door een nieuwe. De landbouwnederzetting bleef in haar volle expansie tot het midden van het 3de-4de kwart van de 3de eeuw voortbestaan. Rond dit tijdstip werd de villa verlaten of verwoest.

Met invallen van de Germanen brak de laatromeinse periode aan. Met vrij grote zekerheid mogen we veronderstellen dat het villacomplex, ofwel verwoest, ofwel verlaten was. Enkele archeologische structuren getuigen nochtans van een menselijke activiteit op de site.

De Merovingische periode is vertegenwoordigd door een klein rijengrafveld dat in en rond de puinen van het Romeins woonhuis werd aangelegd. Het loopt van het einde van de 6de/begin van de 7de eeuw tot het einde van de 7de/begin van de 8ste eeuw. In een tijdsspanne van ruim honderd jaar werden 39 overledenen teraardegesteld.

Uit de Volle Middeleeuwen stammen een aantal ondiepe, smalle grachten. De functie van deze grachten blijft onzeker : ze kunnen deel uitgemaakt hebben van een akkerbegrenzing of als afwateringskanalen en erfafbakeningen en perceelsgreppels gefungeerd hebben.

 

Literatuur

  • VERBEECK M., Opgravingen te Erps-Kwerps een jaar later. De Romeinse villa en het Merovingisch grafveld. Tentoonstelling 21/03 – 01/04/1998, 1988.

  • VERBEECK M., De Merovingische begraafplaats te Erps-Kwerps (prov. Brabant). Drie ongestoorde graven van naderbij bekeken., in Acta Archaeologica Lovaniensia, 26-27, 1987-1988, p.41 - 60.

  • VERBEECK M., A. LENTACKER, W. VAN NEER & C. CHARLIER, Première approche interdisciplinaire du site d’Erps-Kwerps (Brabant, Belgique). Archéologie, archéozoologie et anthropologie., in Acta Archaeologica Lovaniensia, 30, 1991, p.21-39.LENTACKER A., C.C. BAKELS, M. VERBEECK & K. DESENDER, The archaeology, fauna and flora of a roman well at Erps-Kwerps (Brabant, Belgium), in Helinium, XXXII/1-2, 1992, p.110-131.

  • VERBEECK M., Vijf opgravingscampagnes te Erps-Kwerps (1987-1991). Een bewoningscontinuïteit van de Prehistorie tot de Middeleeuwen., in Acta Archaeologica Lovaniensia, 33, 1994, p.67-90.

  • VERBEECK M., Eine Römervilla in Erps-Kwerps (Kortenberg – Belgiën) mit merowingerzeitlichen Gräberfeld., in Balácai Közlemények, III, 1994 (1995). Forschungen und Ergebnisse. Internationale Tagung über römische Villen. Veszprém, 16-20 Mai 1994, Vesprém, 1995.

  • VERBEECK M., Quelques considérations sur les bâtiments en bois liés aux cimetières mérovingiens. Un nouvel exemple à la nécropole mérovingienne d’Erps-Kwerps (prov. Vl.-Brabant) : phénomène profane ou religieux-chrétiens?,  in Acta Archaeologica Lovaniensia, Monographiae 8, 1995, p. 277-288.


Aarzel niet om informatie te vragen aan de voorzitter Doctor Henri Vannoppen of webmaster Gustaaf Salens. Elke vraag of suggestie is welkom. Dank voor uw belangstelling.
URL-adres van onze website
laatste aanpassing op 26.09.2014