Mei 2007

De vierde pijler van de ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen

 

 

Op zaterdag 5 mei waren we in het Provinciehuis van Antwerpen aanwezig op de voorstelling van de studie “De vierde pijler van de ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen”.  De studie werd uitgevoerd door de professoren P. Develtere en J. Stessens van het Hoger Instituut voor de Arbeid te Leuven (www.hiva.be) op vraag van de Vlaamse Minister voor Ontwikkelings-samenwerking. 

 

Recente studies tonen een toenemende steun voor niet-traditionele ontwikkelingsactoren, zeg maar steungroepen zoals het IIMK.  Wie zijn ze, wat doen ze op het terrein, waarom doen ze het en wat zijn de problemen die ze tegenkomen.  Men heeft ze de vierde pijler genoemd om ze te onderscheiden van de eerste pijler (de overheid), de tweede pijler (de internationale instellingen) en de derde pijler (de NGO’s = Niet Gouvernementele Organisaties).  Het vierde pijlerbegrip omvat zowel steungroepen voor missionarissen en vrijwilligers als vakbonden, mutualiteiten en boerenorganisaties, bedrijven en stichtingen, jongeren- en migrantenorganisaties, enz.  De geest van de betrokkenen van de drie eerste pijlers wordt reeds in een belangrijke mate beïnvloed door de nieuwe kijk en de nieuwe aanpak die de vierde pijler aanbrengt.

 

Er is de laatste 15 jaar een exponentiële groei vastgesteld van het aantal vierde pijler initiatieven.  Naar schatting zijn er ongeveer 1100 groepen actief in Vlaanderen.  Toegenomen contacten van private of professionele aard met de rest van de wereld, vaak gestimuleerd door reizen of de media, waren de aanleiding voor de creatie van de meeste van deze organisaties.  Men schat dat er in Vlaanderen tussen de 25.000 en 60.000 mensen actief betrokken zijn bij een vierde pijlerinitiatief.  De vierde pijlerinitiatieven zijn actief in heel veel landen.  Ook in landen waar de klassieke ontwikkelingsactoren van ons land niet present zijn.  Thematisch concentreren ze zich op een beperkt aantal (zachte) domeinen zoals de gezondheidszorg, het onderwijs en basisinfrastructuur.  Het directe persoonlijke contact en betrokkenheid wordt gezien als een voldoende garantie voor de efficiëntie, effectiviteit en impact van wat zij ondernemen. 

 

Reeds zien enkele traditionele actoren de opportuniteiten die de vermaatschappelijking van de ontwikkelingssamenwerking brengt.  Ze zien nieuwe methoden om het brede publiek te betrekken, ze zoeken nieuwe handelingsperspectieven voor hun achterban en ze nodigen vierde pijlerorganisaties uit om hun technische expertise op het vlak van onderwijs, boekhouden, arbeidsrecht, bankieren, … om te ze zetten in hun eigen projecten.  In een paar gevallen leidde dit reeds tot gemeenschappelijke programma’s waarbij de vier pijlers als gelijken rond de tafel zitten.  Het is bemoedigend en een vorm van erkenning dat de Vlaamse Gemeenschap oog heeft voor de vierde pijlerorganisaties.  Onze vereniging kan zich alleen maar verheugen in deze ontwikkeling.

 

Een tweede studie is in 2009 gevolgd - zie: Damiaan achterna