Oktober 2000

… ex oriente lux …

Swami VIVEKANANDA, Datta Narandranath

1863 – 1902

 

 

 

Vivekananda, de kloosternaam van Narandranath Datta, werd geboren in de toenTertijd nog Indische hoofdstad Calcutta op 12 januari 1863 in een aristocratische familie, waar hij opgroeide met westerse cultuur en literatuur.  Hij studeerde rechten in zijn geboortestad (1878-1884).  Narandranath bleef sceptisch naar Ramakrishna’s intense persoonlijk-mystieke ervaringen van het transcendente, tot een glimp van zaligheid, zijn filantropisch-humanistisch instinct wat deed bedaren.  Zo werd Vivekananda bewust van de oneindigheid van zijn visioen en wenste vervolgens op te gaan in deze Absolute Werkelijkheid d.m.v. nirvikalpa samadhi (meditatie van een naamloze, vormloze en onpersoonlijke werkelijkheid).  Toen gaf Ramakrishna hem zijn levenszending (1886).  Vivekananda was niet op zoek naar eigen zaligheid maar vond zijn roeping en spirituele voldoening in de dienstbaarheid tot de lijdende medemens. 

 

 

 

Overtuigd van eigen realisatie van deze spirituele waarde van zijn meesters’ oproep, verenigde hij later deze twee idealen: individueel en universeel welzijn.  Hij bleef een medogenloos Godzoeker, waarbij deze hartstochtelijke ijver voor eigen redding samen met het welzijn van zijn medebroeders hem zwervend doorheen gans India bracht, van de Himalaya tot Kaap Comoren.  Afgezien van wat hij opstak in gezelschap van wijzen en door eigen religieuze lectuur en studie, verkreeg hij waardevol inzicht uit eerste handervaring in het sociale, het economische en het culturele leven van het Indische volk, van mensen behorend tot verschillende kasten, sekten en gemeenschappen, met elk hun verschillende accenten en nuances in hun denken.  Hij realiseerde zich hoe ontelbare verscheiden voorbeelden van sociaal leven verspreid waren over het ganse land, maar allen gegrondvest op oude profeten, die wijzen uit het oude India.  Aldus ontdekte hij dat een centrale eenheid ruimte kon bieden in deze duizenden ‘oppervlaktevariaties’.

 

Bij de inmiddels hierbij verworven diepe kennis, werd Vivekananda op zijn zwerftocht doorheen zijn land overal aangegrepen door zoveel verbijsterende ellende.  Zijn ervaring met dit vertrapte volk zette hem in vuur en met deze brandende passie zonderde hij zich volledig af op Cape Comorin, een in zee gelegen rotspunt, nu bekend als de Vivekanandarots, welke volledig afgesneden was van het vaste land, zijn eigen India.  In deze eenzaamheid, omsingeld door de onstuimige oceaangolven, vormde hij zich een beeld van het echte India en besloot het “Parliament of Religions”, gepland in september 1893 te Chicago, toe te spreken.  Daar wilde hij dan de universaliteit van de Hindoefilosofie wereldkundig maken.  Concrete vragen als: “is de wereld een heilige emanatie van het goddelijke?” en “is de mens achter zijn schaduw van complexiteit ook heilig als een expressie van God?” stelde hij in Chicago aan zijn publiek.  In zijn toen daar gehouden 12 opmerkelijke voordrachten bracht hij zijn gehoor ter kennis van de verheven ideeën en idealen verbonden met verschillende aspecten van het Hindoeïsme, alsook met zijn centrale thema aangaande universele religie gebaseerd op de uitspraak van de Vedische profeten.  De inspirerende uitspraken waarmee Vivekananda de slotsessie aldaar besloot, waren een uitdrukking van de Ramakrishnageest, en de grondtoon van zijn boodschap gericht naar ons westen, namelijk “de christen hoeft niet hindoe of boeddhist te worden, noch de hindoe of boeddhist christen, maar wederzijds moet eenieder andermans geest opnemen en zijn persoonlijkheid en groei naar eigen wet, behoeden en als evenwaardig aanvaarden”:

 

Vivekananda Rock Memorial, tempel opgetrokken op cape Comorin, een rots

gelegen aan de uiterste zuidpunt van India, waar drie zeeën (Arabische Zee,

Indische Oceaan, Golf van Bengalen ) samenkomen

 

Er bestaan geen exclusieviteiten van welke kerk ook ter wereld.  In het kader van deze evidentie en ondanks weerstand, dient geschreven in de banier van iedere religie: “helpen en niet vechten”, opbouwen en niet vernielen” en “harmonie in vrede en geen onenigheid”.

 

Verschillende jaren van zijn leven bracht Vivekananda door in Europa en Amerika, waar hij steeds het essentieel onpersoonlijke karakter van de hindoereligie belichtte, haar universele boodschap en dit in tegenstelling van het hier heersende onbegrensd en traditioneel christendom met heel zijn zorgvuldig apparaat van dogma’s, ritten en ambten …  Hij onderkende verschillende soorten van religiepraktijken gegroepeerd onder fundamentele typen als: jnana yoga, bhakti yoga, karma yoga en raja yoga, welke allen samen de volledige reeks van menselijke smaken, temperamenten en mogelijkheden omsluiten.  Tevens legde hij hen de karma- alsook de reïncarnatieleer uit en belichtte individuele redding of heil door realisatie van ieders identificatie met het Absolute.  Bovenal legde hij speciale nadruk op het feit dat de algemene en eerlijke boodschap van de Vedanta, de wetenschap die alle godsdiensten bevat, welke de wereld kan in staat stellen de essentiële eenheid van alle religies verenigd in een universele religie te verwezenlijken.

 

Vivekananda’s definitie van religie: religie is de manifestatie van de onmiskenbaar steeds in de mens aanwezige goddelijkheid, welke hierdoor reeds vele vooroordelen aangaande religie elimineert.  Religie is een innerlijke groei, tot de laatste trap van menselijke evolutie bereikt wordt.  Wanneer een mens zijn innerlijke natuur overwint, vindt hij God, de Meester over de Natuur, de levende ideale perfectie en absolute vrijheid.  Religie is noch in boeken, noch bij intellect of rede te vinden.  Rede, theorieën, documenten, doctrines, boeken, dogma’s, religieuze plechtigheden kunnen allemaal hulpmiddelen zijn, maar religie zelf bestaat in realisatie, verwezenlijking, maar is ook een normaal en natuurlijk element, en een universeel fenomeen van menselijk leven.  De suprême belangrijkheid van religie benadrukkend, suggereert hij geen menselijke uitsluiting uit de gemeenschap.  Integendeel, religie gaat hand in hand met universele broederschap en samenwerking tussen mensen.  Vivekananda benadrukt het feit dat “indien Hindoes terug kunnen leven volgens de idealen van hun originele schriften, de Vedanta, zij alle hinderpalen welke mensen verdelen zouden kunnen opheffen”.  Dit proces zou een sterke samenhorigheidskracht ontwikkelen, over de verscheidenheid van Indische religies, sekten en gemeenschappen heen.  De Vedische ideeën aangaande de goddelijkheid van de ziel en de éénheid van het universum, zullen India de kracht geven om het te doen herrijzen uit het moeras van apathische toestand en wanhoop, om in levengevende universele broederschap te gaan samenwerken.  Tot daar wat betreft “the World Parliament of Religions” gehouden in 1893.

 

De eenvoudig gebleven Vivekananda, bleef de trouwe discipel van de brahmaanmysticus Ramakrishna (1836-1886).  Deze laatste riep op tot volledige overgave aan God (voor hem als zijn Moeder Kali).  Hij was lange tijd invloedrijk rituspriester in Calcutta en geloofde in Gods aanwezigheid in de mens en omgekeerd.  Vanuit deze visie stichtte Vivekananda in mei 1897 nabij Calcutta de nu alom gekende en bloeiende Ramakrishna Mission.  Zonder heersende privilegies beoefent men hier in vele hospitalen en kloosters dienstbetoon, onthecht en spiritueel, en dit ondanks het oude hindoekastensysteem, … “daar wij allen dezelfde God in ons dragen”.  Dit zet ons aan tot aandachtig luisteren naar onze medebroeders, onze tochtgenoten, de anderen.  Dit gevoel van sociale gelijkheid tracht men nog steeds in deze Ramakrishnabeweging uit te dragen.

 

Zo bracht Vivekananda de Veda’s naar het Westen en maakte ze eveneens algemeen bekend in eigen land.  De Indische geest van Wijsheid, Ascese en Meditatie, speelt een voorname rol in de overtuiging dat alle religies in wezen gelijk zijn en dat hun verbindend element, hun gemeenschappelijke basis in mystiek en spiritualiteit ligt.  Swami Vivekananda speelde eveneens een hoofdrol in de ontwikkeling van de Indische bewustwording, een religieus nationalisme, het neo-hindoeïsme …een wereldreligie met universele aanspraken, … dus als voorbeeld voor de gehele wereld.

 

Bibliografie:

-          Hindoeïsme – Goden, goeroes en gezangen – Winand Callewaert – Davidsfonds Leuven 1994

-          India – Goden als mensen – Winand Callewaert – id 1991

-          India – Betoverende verscheidenheid – Winand Callewaert – id 1996

-          Inforiënt-Reeks – Leuven

-          My Life and Mission – Vivekanandna - New Horizons Press -1957

-          The complete Works of Swami Vivekananda (6 vol) – Mayrati, Almora 1924

-          Oosterse Renaissance – kritische reflecties op de cultuur van nu – Han Fortmann – Ambo, Baarn 1970

-          Nieuwe godsdiensten - Jacof Needham – Amsterdam 1975