Juni 2000

Rabindranath Tagore

een levensschets

 

 

 

Geboren in Jorasanko, hartje Calcutta, op 6 mei 1861, was Rabindra de jongste van 10 kinderen uit het geslacht Tagore, welgekend om haar zeer bijzondere verdiensten op sociaal, religieus en literair plan in Bengalen.  Beïnvloed op jonge leeftijd door vaders’ godsdienstig conservatisme en door het vroege afsterven van zijn moeder, bracht dit hem vrij vroeg in voeling met d ruwe discipline van toen, wat Spartaans aandoende opvoeding, wat leidde tot opstandigheid en een diep eenzaamheidsgevoel, en wat vervolgens resulteerde in een mislukking van zijn schooltijd ook in het door de Jezuïeten geleide Sint-Xaveriusinstituut aldaar.  Wellicht ontstaat hier reeds zijn grote verlangen naar vrijheid, het verbreken van banden met de kasten, het dogman, de discipline …

 

 

 

Na ijverige eigen studie thuis, vertok Rabindranath in 1877 naar Engeland, waar hij studeerde aan de Brighton School en aan het University College.  Na deze korte periode huwde hij in 1883 Mrinalini Devi, bij wie hij vijf kinderen kreeg, drie dochters en twee zonen.  Hij leefde toen in volledige afzondering met zijn vrouw en schreef dichtbundels, korte verhalen en drama’s.  In zijn verhalen wordt vooral het leven van eenvoudige mensen beschreven.  Zijn toneelstukken en drama’s beschouwt hij zelf als samenspel van alle kunsten … schouwspel, decoratie, muziek en dans, waarmee hij aanstuurt op de ontvoogding van de menselijke geest, en aanklacht voert tegen ons westers materialisme, en op zoek gaat naar het grote in het kleine …  De vreugde van het bestaan is noch te vinden in loutere gehechtheid aan de wereld, noch in loutere verzaking eraan, maar in de liefde die beiden verenigt.  De waarde van succes moet niet beoordeeld worden naar de maatstaven van weelde en macht.  Het wordt een pleidooi voor vrede in een gestadige versmelting van woord en daad, een ontluikende samenwerking tussen Oost en West op voet van gelijkheid en verzoening. 

 

Zo ontwikkelt Tagore in zijn ashram (de woud-school van het oude India, waar kinderen dicht bij de natuur konden leven) zijn “volmaakt opvoedingssysteem”, waarbij improvisatie i.p.v. gevangenisstemming komt, dus geen gesloten kooi maar een open huis dat moet leiden tot een wereldbroederschap.  Ook doet hij grote inspanningen ter herkenning van de maatschappelijke rechten van de vrouw.  Hier ontpopt hij zich ook als een begenadigd zanger (voor hem waren “zijn gedachten zonder melodie als vlinders zonder vleugels” …) en met melancholie en hoop brengt hij zijn ontluikend intiem gevoel met de natuur tot uitdrukking.  Hij loopt dagelijks mediterend in de natuur, aangetrokken door verlatenheid en stilte.  Inmiddels woont hij op het familiaal landelijk domein (de Tagore’s stammen uit een rijke Maharadjafamilie, van oudsher grootgrondbezitters) van waar hij het tijdschrift “Sadhana” liet verschijnen, en waarin sociale vraagstukken, economie, politiek en literatuur behandeld werden.  Dan ondernam hij een Europese reis via Italië, Frankrijk en Engeland.  Inmiddels werd hij beroemd met zijn ongeëvenaarde redevoeringen, bezielende nationale liederen, balladen en brieven.  Steeds laat hij hier de stem van het recht horen.  Hij preekte hervorming door vrijheid en samenwerking op voet van gelijkheid (in tegenstelling van Gandhi’s non-co-oporation …) dus geen isolatie, maar een band tussen mens, volk en cultuur.  Na diepe ontgoocheling in zijn politiek ideaal trok hij zich uit die strijd terug en vanaf nu ging zijn aandacht naar Santiniketan (= het huis van vrede) te Bolpur, waar Rabindranaths’ vader ooit een ashram stichtte, in  dit dorpje gelegen ten noorden van Vishnupur, ongeveer 135 km van Calcutta.  Het is ook  hier dat Rabindranath Tagore zijn Visvabharati Universiteit , zijn “universiteit voor heel de wereld” zal oprichten.  Hij opende een school te Bolpur, bijgestaan door familieleden en kunstenaars, als eerste opvoederskern en met steun en hulp van enkele Engelse zendelingen.  Tijdens deze periode werd Tagore herhaaldelijk door zwaar leed getroffen: de dood van zijn vrouw en het afsterven van zijn tweede dochtertje dat aan TBC overleed.  Dan ontviel hem zijn vader en ook zij oudste zoon  aan de zwartwaterkoorts.

 

Zijn kunst ontwikkelt zich vanaf die tijd meer en meer naar godsdienstig, beschouwende sfeer, hetgeen in zijn beroemde “Gitanjali” bekroond zal worden, een bundel Bengaalse Wij-zangen (Song Offering), beschouwd als een volmaakte synthese van zang en gebed, mengeling van melancholie, optimisme en hoop, waarin men zeer duidelijk de zanger van het leven, van liefde en dood herkent, een filosofisch lyrisme.  Deze wij-zangen vormen werkelijk de kern van de geestelijke beweging van het hedendaagse India.  Dit lyrisme is voor Rabindranath het eindeloos verlangen naar rust, voor hem dus de vereniging met het Al, … die drang  naar het doorgronden van de Eeuwigheid in deze wereld, via de hem zo eigen Upanishaden.  Dit zijn Oudindische filosofische traktaten, ontstaan ca. 750 - 550 v C., over de Hindoeïstische Veda’s, godenhymnen en magische gezangen welke op hun beurt hun oorsprong vinden omstreeks 2000 à 1000 v C.  Deze Upanishaden zijn meditatieve teksten aangaande de eenheid van de kosmos, en de plaats, het lot en de bestemming van de mens daarin.  Het doel was vooral vrede en vrijheid te brengen in de zoekende en gekwelde menselijke geest.  Zo werd één van zijn gedichten het in India overbekende volkslied “Bande Mataram” (Mother, I bow to Thee…) .  Zijn vroegere nationale verlangens evolueren en verspreiden zich meer in het universele.  Zo vertaalt hij zeer bescheiden deze gedichten in het Engels, … de Engelse Gintanjali, en worden deze hiermee een deel van de westerse literatuur en … zo volgt in 1913 de Nobelprijs Letterkunde!

 

Terug thuis trof hem het voorgevoel van de naderende wereldoorlogen en belandt hij opnieuw in de politieke bedrijvigheid van zijn vaderland.  Dan gaat hij naar Japan en vandaar naar Amerika waar hij opvallende lezingen gaf i.v.m. “Nationalism and Personlity”.  Na de oorlogsperiode ging alle energie naar zijn school te Santineketan, welke hij ombouwde tot een werkelijk internationale universiteit, de Visva-Bharati, die einde 1921 onder grote internationale belangstelling plechtig opende.  Deze stichting ontwikkelde gestadig tot een uitgebreide school, een college, instituut voor kunst en muziek, centrum voor onderzoek, landbouwinstituut en bibliotheek.  Het werd de periode van vele verhalen waarop talrijke wereldreizen (1924-1931) volgden om zijn universiteit een wereld uitstraling te geven en om de nodige nieuwe fondsen te verzamelen. 

 

70 jaar oud begon R. Tagore zich  meer aan de plastische kunst te wijden waarbij zijn “beelden als geschilderde verzen” werden gewaardeerd.  Daar volgen dan tentoonstellingen op te Parijs, Londen, Berlijn, New York en Calcutta.  Ook in zijn lyrisch werk wordt hij geleidelijk de schilder en de ziener, en dit eveneens in liedverzamelingen als “Gitimalya” en “Gitali”.  Met het schrikbeeld van de oorlog steeds voor de geest ontstaat vanaf 1926 een zekere moeheid en  ontgoocheling in zijn werken … “… men heeft bloed van miljoenen hulpeloze wezens bij stromen doen vloeien om het vermogen der machtigen nog verder uit te breiden…”.  Er volgen nog enkele Indische omzwervingen maar zijn laatste levensjaren brengt Rabindra in de grootste eenvoud door in zijn geliefkoosd Santiniketan, … inmiddels “het internationale centrum” geworden.  Het rustig volbrengen van zijn dagelijkse taak wordt zijn hoogste spiritualiteit, steeds gericht naar die schoonheid der schepping, naar de zuivere muziek van het leven … voor Rabindranath moet poëzie leiden tot vrijheid, en onze aardse boeien doen vergeten om ons te richten naar het licht van de eeuwige waarden, de stilte, de ziel, het hart, de droom, het Mysterie… de tegenwoordigheid van het eeuwige in de kortstondige dingen in onze wereld.  Zijn verenigingen van mens en natuur, zijn zoektocht naar heiligheid en geluk, naar goddelijke harmonie, zo treffend weergegeven in de onweerstaanbare aantrekkelijkheid van de moeder en het kind!  Zo verheerlijkt in zijn bekende bundel “the Crescent Moon” – “de Wassende Maan” .  Voor de mystieker Tagore blijft dit beeld, het paradijs der kinderwereld, de mooiste openbaring van God, wel niet van de persoonlijke God van het christelijke theïsme:

 

“… Bless this little heart, this white soul that has won the kiss of heaven for our earth.

   He loves the light of the sun, he loves the sight of his mother’s face.

   He has not learned to despise the dust, and to hanker after gold.

   Clasp him to your heart and bless him …”

 

“Doen wij ons best”, zo schreef Tagore ook eens, “… om te tonen dat de mens niet de grootste vergissing is van de schepping … !”  Rabindranath Tagore stierf op 7 augustus 1941.

 

Terecht wordt R. Tagore beschouwd als Bengaalse zanger, Meester in verhalen, romans, verscheiden proza, liederen, vertalingen en dichtbundels.  Dramaturg, Opvoeder en Wijsgeer in zijn talrijke lezingen en toespraken, brieven en artikels, alsook Wereldreiziger.  Samen met o.a. Vivekananda, Aurobindo, Ramakrishna, Vivekananda is Rabindranath Tagore één van de groten van Calcutta, van West-Bengalen. 

 

Enkele sprokkels uit de zo talrijke Tagore werken en biografieën:

   GITANJALI – “Bengaalse Wij Zangen”: Dr Jan Gysen (Song Offering) o.a. in samenwerking dr Sujit (IIMC)

   RABINDRANATH TAGORE/  Verhalen, Gedichten en Toneel – Heideland – Hasselt

   RAB TAGORE: Fernand Etienne – Desclee De Brouwe