Basisregels Openbare orde 

17/01/2016

 

 

 

 

Openbare orde

Art. 133 NGW (politiële uitvoerende bevoegdheid

burgemeester)

Art. 135, §2 NGW

(zindelijkheid, gezondheid, veiligheid, rust)

Art. 135, §2, 7° (openbare overlast)

Art. 128 Provinciewet

 

Rust

De afwezigheid van wanordelijkheden en onlusten op openbare plaatsen (Bron: MvT WPA)

Veiligheid

Beoogt de afwezigheid van gevaarlijke situaties voor personen en goederen en omvat o.m. de voorkoming van criminaliteit en de bijstand aan personen in gevaar (Bron: MvT WPA); afwezigheid van ongevallen of gevaar voor ongevallen die schade verwekken aan personen of eigendommen (Bron: G. PLAS, Het vergaderingsrecht, de ordehandhaving en de bestuurlijke overheden, Kortrijk-Heule, UGA, 1999, p. 20.)

La sécurité publique vise l’absence de situations dangereuses pour les personnes et les biens et comprend la prévention de la criminalité et l’assistance aux personnes en danger (Source: Exposé des motifs du projet de loi sur la fonction de police, Doc. Parl. Chambre , n° 1637/1, 1990-1991, 5.)

Gezondheid8

Beoogt de afwezigheid van ziekten door de handhaving van de hygiëne en door het vrijwaren van een kwalitatief leefmilieu (Bron: Memorie van toelichting bij het wetsontwerp op het politieambt, Gedr. St.  Kamer, nr. 1637/1, 1990-1991, 5).

De bevoegdheid van de gemeentelijke overheden om, op grond van art. 135, §2 NGW politiemaatregelen te nemen om de zindelijkheid, de gezondheid, de veiligheid en de rust op de openbare wegen en plaatsen te verzekeren, slaat op de materiële en niet op de morele openbare orde, behalve wanneer de morele orde zich op een zodanige manier veruitwendigt dat zij dreigt te ontaarden in materiële wanordelijkheden (E. De Raedt, H. Berkmoes, M. De Mesmaeker en A. Liners, De wet op het politieambt, Handboek van de politiefunctie,  Politeia, Brussel, 2013, p. 69-70.)

 

Art. 133 NGW. De burgemeester is belast met de uitvoering van de wetten, de decreten, de ordonnanties, de verordeningen en de besluiten van de Staat, de Gewesten, de Gemeenschappen, de Gemeenschapscommissies, de provincieraad en de bestendige deputatie van de provincieraad, tenzij zulks uitdrukkelijk aan het college van burgemeester en schepenen of aan de gemeenteraad is opgedragen.

Hij is in het bijzonder belast met de uitvoering van de politiewetten, de politiedecreten, de politieordonnanties, de politieverordeningen en de politiebesluiten. Hij kan echter onder zijn verantwoordelijkheid zijn bevoegdheid geheel of ten dele overdragen aan een van de schepenen.

Onverminderd de bevoegdheden van de minister van Binnenlandse Zaken, van de gouverneur en van de bevoegde gemeentelijke instellingen, is de burgemeester de verantwoordelijke overheid inzake de bestuurlijke politie op het grondgebied van de gemeente.

Art. 133 NLC. Le bourgmestre est chargé de l’exécution des lois, des décrets, des ordonnances, des règlements et arrêtés de l’Etat, des Régions, des Communautés, des Commissions communautaires, du conseil provincial et de la députation permanente du conseil provincial, à moins qu’elle ne soit formellement attribuée au collège des bourgmestre et échevins ou au conseil communal.

 

Il est spécialement chargé de l’exécution des lois, décrets, ordonnances, règlements et arrêtés de police. Néanmoins, il peut, sous sa responsabilité, déléguer ses attributions, en tout ou en partie, à l’un des échevins.

 

Sans préjudice des compétences du Ministre de l’Intérieur, du gouverneur et des institutions communales compétentes, le bourgmestre est l’autorité responsable en matière de police administrative sur le territoire de la commune.

 

Art. 134, §1 NGW. In geval van oproer, kwaadwillige samenscholing, ernstige stoornis van de openbare rust of andere onvoorziene gebeurtenissen, waarbij het geringste uitstel gevaar of schade zou kunnen opleveren voor de inwoners, kan de burgemeester politieverordeningen maken, onder verplichting om daarvan onverwijld aan de gemeenteraad kennis te geven, met opgave van de redenen waarom hij heeft gemeend zich niet tot de raad te moeten wenden. Die verordeningen vervallen dadelijk, indien zij door de raad in de eerstvolgende vergadering niet worden bekrachtigd.

Art. 134, §1er NLC. En cas d'émeutes, d'attroupements hostiles, d'atteintes graves portées à la paix publique ou d'autres événements imprévus, lorsque le moindre retard pourrait occasionner des dangers ou des dommages pour les habitants, le bourgmestre peut faire des ordonnances de police, à charge d'en donner sur le champ communication au conseil, en y joignant les motifs pour lesquels il a cru devoir se dispenser de recourir au conseil. Ces ordonnances cesseront immédiatement d'avoir effet si elles ne sont confirmées par le conseil à sa plus prochaine réunion.

 

Art. 135, §2 NGW. De gemeenten hebben ook tot taak het voorzien, ten behoeve van de inwoners, in een goede politie, met name over de zindelijkheid, de gezondheid, de veiligheid en de rust op openbare wegen en plaatsen en in openbare gebouwen.

Meer bepaald, en voor zover de aangelegenheid niet buiten de bevoegdheid van de gemeenten is gehouden, worden de volgende zaken van politie aan de waakzaamheid en het gezag van de gemeenten toevertrouwd:

1° alles wat verband houdt met een veilig en vlot verkeer op openbare wegen, straten, kaden en pleinen, hetgeen omvat de reiniging, de verlichting, de opruiming van hindernissen, het slopen of herstellen van bouwvallige gebouwen, het verbod om aan ramen of andere delen van

gebouwen enig voorwerp te plaatsen dat door zijn val schade kan berokkenen, of om wat dan ook te werpen dat voorbijgangers verwondingen of schade kan toebrengen of dat schadelijke uitwasemingen kan veroorzaken; voor zover de politie over het wegverkeer betrekking heeft op blijvende of periodieke toestanden, valt zij niet onder de toepassing van dit artikel;

2° het tegengaan van inbreuken op de openbare rust, zoals vechtpartijen en twisten met volksoploop op straat, tumult verwekt in plaatsen van openbare vergadering, nachtgerucht en nachtelijke samenscholingen die de rust van de inwoners verstoren;

3° het handhaven van de orde op plaatsen waar veel mensen samenkomen, zoals op jaarmarkten en markten, bij openbare vermakelijkheden en plechtigheden, vertoningen en spelen, in drankgelengenheden, kerken en andere openbare plaatsen;

4° het toezicht op een juiste toemeting bij het slijten van waren (waarvoor meeteenheden of meetwerktuigen gebruikt worden) en op de hygiëne van openbaar te koop gestelde eetwaren;

5° het nemen van passende maatregelen om rampen en plagen, zoals brand, epidemieën en epizoötieën te voorkomen en het verstrekken van de nodige hulp om ze te doen ophouden;

 

6° het verhelpen van hinderlijke voorvallen waartoe rondzwervende kwaadaardige of woeste dieren aanleiding kunnen geven;

7° (Wet van 13-05-1999, art. 7 - het nemen van de nodige maatregelen, inclusief politieverordeningen, voor het tegengaan van alle vormen van openbare overlast).

 

Art. 135, §2 NLC. De même, les communes ont pour mission de faire

jouir les habitants des avantages d'une bonne police, notamment de la propreté, de la salubrité, de la sûreté et de la tranquillité publique dans les rues, lieux et édifices publics.

Plus particulièrement, et dans la mesure où la matière n'est pas exclue de la compétence des communes, les objets de police confiés à la vigilance et à l'autorité des communes sont:

 

1° tout ce qui intéresse la sûreté et la commodité du passage dans les rues, quais, places et voies publiques; ce qui comprend le nettoiement, l'illumination, l'enlèvement des encombrements, la démolition ou la réparation des bâtiments menaçant ruine, l'interdiction de rien exposer aux fenêtres ou autres parties des bâtiments qui puisse nuire par sa chute, et celle de rien jeter qui puisse blesser ou endommager les

passants, ou causer des exhalaisons nuisibles; la police de la

circulation routière, en tant qu'elle s'applique à des situations

permanentes ou périodiques, ne tombe pas sous l'application du présent article;

2° le soin de réprimer les atteintes à la tranquillité publique, telles que les rixes et disputes accompagnées d'ameutement dans les rues, le tumulte excité dans les lieux d'assemblée publique, les bruits et atttroupements nocturnes qui troublent le repos des habitants;

3° le maintien du bon ordre dans les endroits où il se fait de grands rassemblements d'hommes, tels que les foires, marchés, réjouissances et cérémonies publiques, spectacles, jeux, cafés, églises et autres lieux publics;

4° l'inspection sur la fidélité du débit des denrées pour la vente desqueles il est fait usage d'unités ou d'instruments de mesure, et sur la salubrité des comestibles exposés en vente publique;

5° le soin de prévenir, par les précautions convenables, et celui de faire cesser par la distribution des secours nécessaires, les accidents et fléaux calamiteux, tels que les incendies, les épidémies et les épizooties;

6° le soin de remédier aux événements fâcheux qui pourraient être occasionnés par la divagation des animaux malfaisants ou féroces;

7° (Loi du 13-05-1999, art. 7 - la prise des mesures nécessaires, y compris les ordonnances de police, afin de combattre toute forme de dérangement public).

 

Art. 128 Provinciewet

Art. 128 Loi Provinciale

“De gouverneur zorgt in de provincie voor het handhaven van de openbare orde, te weten de openbare rust, veiligheid en gezondheid.

Daartoe kan hij een beroep doen op de federale politie. Hij richt zich daarvoor tot de bestuurlijke directeur-coördinator.

Hij ziet toe op een goede samenwerking tussen de politiediensten en tussen de politiezones in de provincie.

Hij kan door de bevoegde ministers worden belast met bijzondere opdrachten met betrekking tot veiligheid en politie.”

“Le gouverneur veille dans la province au maintien de l’ordre public, à savoir la tranquillité, la sûreté et la salubrité publiques.

 

Il peut à cet effet faire appel à la police fédérale. A cette fin, il s’adresse alors au directeur coordonnateur administratif.

Il veille à la bonne coopération entre les services de police et entre les zones de police dans la province.

Il peut être chargé par les ministres compétents de missions spéciales relatives à la sécurité et à la police.”

Wet van 6 maart 1818 betreffende de straffen uit te spreken tegen de overtreders van algemene verordeningen of te stellen bij provinciale of plaatselijke reglementen

Loi du 6 mars 1818 concernant les peines à infliger pour les contraventions aux mesures générales d'administration intérieure, ainsi que les peines qui pourront être statuées par les règlements des autorités provinciales ou communales

 

 

Bestuurlijke politie

 

Definitie volgens het advies van de Raad van State bij de WPA: “het geheel van de opdrachten die door of krachtens de wet worden verleend met het oog op het handhaven van de openbare orde, de openbare rust, de openbare veiligheid en de openbare gezondheid en die de  bevoegdheden inhouden om in overeenstemming met de wet beperkingen op te leggen aan de uitoefening van de individuele rechten en vrijheden”

Art. 14 WPA. “Bij het vervullen van hun opdrachten van bestuurlijke politie, zien de politiediensten toe op de handhaving van de openbare orde met inbegrip van de naleving van de politiewetten en -verordeningen, de voorkoming van misdrijven en de bescherming van personen en goederen.

 

Zij verlenen tevens bijstand aan eenieder die in gevaar verkeert.

 

Daartoe zorgen zij voor een algemeen toezicht en voor controles op de plaatsen waartoe zij wettelijk toegang hebben, bezorgen zij het verslag van hun opdrachten en de inlichtingen die zij naar aanleiding van die opdrachten hebben ingewonnen aan de bevoegde overheden, voeren zij maatregelen van bestuurlijke politie uit, treffen zij materiële maatregelen van bestuurlijke politie waarvoor zij bevoegd zijn en onderhouden zij contact met elkaar, alsmede met de bevoegde overheidsdiensten.”

Art. 14 LFP. “Dans l'exercice de leurs missions de police administrative, (les services de police) veillent au maintien de l'ordre public en ce compris le respect des lois et règlements de police, la prévention des infractions et la protection des personnes et des biens.

 

Ils portent également assistance à toute personne en danger.

 

A cet effet, ils assurent une surveillance générale et des contrôles dans les lieux qui leur sont légalement accessibles, transmettent le compte rendu de leurs missions aux autorités compétentes ainsi que les renseignements recueillis à l'occasion de ces missions, exécutent des mesures de police administrative, prennent des mesures matérielles de police administrative de leur compétence et entretiennent des contacts entre (eux), (ainsi qu'avec les administrations compétentes. »

 

  

Politiemaatregelen

 

Art. 3 WPA. “In deze wet wordt verstaan onder :   

1° politiemaatregel : elke juridische of materiele uitvoerbare handeling van bestuurlijke of gerechtelijke politie die voor de burgers een aanwijzing, een verplichting  of een verbod inhoudt;

 

2° politieoverheid : de overheid door of krachtens de wet aangewezen om juridische politiemaatregelen te nemen en om politiemaatregelen uit te voeren of door de politiediensten te doen uitvoeren;

3° (…)

4° (…)”

Art. 3 LFP. presente loi, on entend par :

1° mesure de police : tout acte executoire de police  administrative ou de police judiciaire, juridique ou materiel, portant une indication, une obligation ou une interdiction pour les citoyens;

2° autorite de police : l'autorite designee par ou en vertu de la loi pour prendre des mesures de police juridiques, et pour executer des mesures de police ou les faire executer par les services de police;

3° (…)

4° (…)”

 

De juridische politiemaatregelen zijn administratieve rechtshandelingen, gekenmerkt door drie voorrechten

De verbindende kracht

De mogelijkheid om een rechtstoestand van de burger in te roepen, te wijzigen of op te heffen zonder dat de instemming van de burger vereist is

Het “privilège du préalable”

Het vermoeden van wettelijkheid van de politiemaatregel, zonder dat vooraf een beroep moet worden gedaan op de rechterlijke macht

De uitvoerbare kracht

De overheid kan de overheid burger opleggen of verbieden iets te doen

 

Beginselen

Wettelijkheid

Proportionaliteit - Evenredigheid

Subsidiariteit - Noodzakelijkheid Zorgvuldigheid

 

 

Bijeenkomsten in open lucht

 

Art. 26, tweede lid, GW. “Deze bepaling is niet van toepassing op bijeenkomsten in de open lucht, die ten volle aan de politiewetten onderworpen blijven.”  

Art. 26, 2me alinéa, Constitution. “Cette disposition ne s'applique point aux rassemblements en plein air, qui restent entièrement soumis aux lois de police.”

-          Markten, pleinen, straten, galerijen, niet afgesloten weiden, open erven, parken,  ….

-          Kunnen worden afhankelijk gesteld van een voorafgaandelijke machtiging van de burgemeester

-          De te nemen maatregelen mogen nooit anders dan tijdelijk zijn, genomen en gemotiveerd volgens de omstandigheden van het ogenblik

-          “Dergelijke maatregelen mogen preventief van aard zijn zoals de onderwerping aan een voorafgaande machtiging, een verbod op betoging, het beperken van het aantal deelnemers, voorschriften opleggen inzake de te volgen reisweg, duur en tijdstip van de betoging, enz. Zij mogen evenzeer repressief zijn en sancties voorzien in geval van niet-naleving van de politieverordeningen die ze bevatten.” (Handboek openbare orde, Juli 2013, Deel II / Aanhoudingen/5)

-          Het gemeentereglement dat de samenscholingen of vergaderingen in open lucht, de openbare manifestaties of stoeten verbiedt zonder voorafgaande machtiging van de burgemeesters is in overeenstemming met art. 26 GW en niet in strijd met art. 11 EVRM

-          Een gemeentereglement is onontbeerlijk om onverwachte betogingen te vermijden

-          Niettemin kan ook zonder gemeentereglement de burgemeester op grond van art. 133 NGW rechtstreeks optreden met het oog op de toepassing van art. 135, §2, NGW

-          Om een PV te kunnen opstellen zijn straffen noodzakelijk, dus bepaald in een gemeentereglement op basis van art. 119 NGW, of in een politieverordening van de burgemeester op basis van art. 134, §1, NGW of van de gouverneur op basis van art. 128 provinciewet juncto de  Wet van 6 maart 1818 betreffende de straffen uit te spreken tegen de overtreders van algemene verordeningen of te stellen bij provinciale of plaatselijke reglementen

-          Het is onnodig dat de burgemeester een politieverordening uitvaardigt op grond van art. 134, §1, NGW als het Algemeen Politiereglement alle samenscholingen, betogingen, bijeenkomsten of optochten aan een voorgaande machtiging van de burgemeester onderwerpt

-            In toepassing van art. 16 en art. 22 WPA kunnen de politiediensten samenscholingen ambsthalve uiteendrijven

 

 

 

Openbare vergaderingen in besloten en overdekte plaatsen

Les réunions publiques en lieux clos et couverts

Art. 26, eerste lid, GW. “De Belgen hebben het recht vreedzaam en ongewapend te vergaderen, mits zij zich gedragen naar de wetten, die het uitoefenen van dit recht kunnen regelen zonder het echter aan een voorafgaand verlof te onderwerpen.”

Art. 26, 1er alinéa Constitution “Les Belges ont le droit de s'assembler paisiblement et sans armes, en se conformant aux lois qui peuvent régler l'exercice de ce droit, sans néanmoins le soumettre à une autorisation préalable.”

-  Mogen niet onderworpen worden aan enige preventieve maatregel zoals voorafgaande machtiging, vergunning of verbod

-  In het gemeentereglement voorzien dat ze moeten gemeld worden mag wel

-  Zodra gevreesd kan worden dat zij niet meer vreedzaam en ongewapend zal zijn, kunnen zij toch worden verboden en kan er repressief worden opgetreden

-  Voor bijeenkomsten in besloten plaatsen zijn preventieve maatregelen verboden, althans ten aanzien van bijeenkomsten in besloten plaatsen die (a) vreedzaam zijn en die bijgevolg de openbare rust en veiligheid niet in het gedrang brengen, die (b) ongewapend verlopen en waarbij (c) de deelnemers zich gedragen naar de wetten  die de uitoefening van het recht van vergadering kunnen regelen.

-  Indien het gaat om openbare bijeenkomsten in besloten plaatsen die beantwoorden aan de voorwaarden bedoeld in artikel 26 van de Grondwet en die bijgevolg vreedzaam, ongewapend en in overeenstemming met de bestaande regelende maatregelen verlopen, zijn preventieve maatregelen uitgesloten. Indien daarentegen op voorhand zou komen vast te staan dat deze bijeenkomsten niet vreedzaam en ongewapend zullen verlopen, is een preventieve maatregel zoals een verbod wel mogelijk. Het vreedzaam karakter van de bijeenkomst verwijst naar het verloop van de bijeenkomst zelf. Het gegeven dat met de bijeenkomst uiteindelijk een niet vreedzaam doel wordt nagestreefd, volstaat bijgevolg op zich niet om de bijeenkomst als niet vreedzaam te beschouwen. Wat betreft het vereiste van een ongewapende bijeenkomst moeten  voldoende overtuigende aanwijzingen voorhanden zijn dat wapens aanwezig zullen zijn op de bijeenkomst, opdat om die reden een preventieve maatregel kan worden genomen.

-  Voorbeelden: kerken, musea, conferentiezalen, danszalen, cabarets, herbergen, bioscopen, theaters, circussen, feestzalen, voetbalstadions, cafés, winkels, restaurants, …

-  Tijdens de duur dat ze toegankelijk zijn voor het publiek

-  Waar iedereen zonder onderscheid wordt toegelaten, al dan niet tegen betaling

-  Zelfs indien choquerende standpunten, ondemocratische eisen, betwisting van de bestaande orde of extreme ideeën worden geuit, dan nog dient de overheid een vreedzame en ongewapende vergadering toe te laten en de nodige materiële en juridische maatregelen te treffen om het vergaderingsrecht te beschermen (TEIRLINCK, J., Policing Events, Nationale School voor Officieren, 2010 (niet gepubliceerd).

-  “De openbare vergaderingen in besloten en overdekte plaatsen moeten vreedzaam en ongewapend zijn en de bestanddelen van de openbare orde respecteren, daar inbegrepen de openbare zindelijkheid. (…) Deze vergaderingen mogen het onderwerp uitmaken van regulerende maatregelen, zoals een meldingsplicht. Daarenboven moeten deze vergaderingen ook de vereisten inzake bv. de brandveiligheid naleven. Zo kunnen de politiereglementen voorzorgsmaatregelen inzake de veiligheid en hygiëne vastleggen, maar deze vergaderingen mogen niet onderworpen worden aan een machtiging.” (Handboek openbare orde, Juli 2013, Deel II / Aanhoudingen/5.)

-  Politiediensten hebben steeds toegang tot de openbare plaatsen tijdens de duur dat deze toegankelijk zijn voor het publiek

-  Art. 26 WPA. “De politieambtenaren) kunnen steeds de voor het publiek toegankelijke plaatsen alsook de verlaten onroerende goederen betreden teneinde toe te zien op de handhaving van de openbare orde en de naleving van de politiewetten en -verordeningen.

Zij kunnen steeds diezelfde plaatsen betreden teneinde opdrachten van gerechtelijke politie uit te voeren.

Met inachtneming van de onschendbaarheid van de woning kunnen zij hotelinrichtingen en andere logiesverstrekkende inrichtingen bezoeken. Zij kunnen zich door de eigenaars, exploitanten of aangestelden van die inrichtingen de inschrijvingsdocumenten van de reizigers doen overleggen.”

 

 

 

Private vergaderingen

 

Art. 15 GW. “De woning is onschendbaar; geen huiszoeking kan plaatshebben dan in de gevallen die de wet bepaalt en in de vorm die zij voorschrijft.”

Art. 15 Constitution. Le domicile est inviolable; aucune visite domiciliaire ne peut avoir lieu que dans les cas prévus par la loi et dans la forme qu'elle prescrit.”

-        Zijn volledig onttrokken aan elk bestuurlijk politietoezicht, kunnen niet gereglementeerd worden, kunnen niet aan een voorafgaande toelating of machtiging worden onderworpen, zijn volledig vrij en onschendbaar

-        Zijn niet onderworpen aan enige regulerende of preventieve maatregelen

-        Indien het gaat om privébijeenkomsten in besloten plaatsen zijn preventieve maatregelen uitgesloten, zelfs zonder dat relevant is of de bijeenkomst vreedzaam of  ongewapend zal verlopen. Ten aanzien van deze privébijeenkomsten kunnen enkel maatregelen worden genomen die van repressieve aard en niet van preventieve aard zijn.

-        Indien het gaat om bijeenkomsten in besloten plaatsen die niet voor iedereen vrij toegankelijk zijn en die een privékarakter vertonen, geldt de bijkomende bescherming van artikel 15 van de Grondwet, dat de onschendbaarheid van de woning waarborgt: “De woning is onschendbaar; geen huiszoeking kan plaats hebben dan in de gevallen die de wet bepaalt en in de vorm die zij voorschrijft.”

-        Een bijeenkomst die bescherming geniet krachtens artikel 15 van de Grondwet, kan niet alleen niet worden verboden, zoals het geval is voor eender welke vreedzame en ongewapende bijeenkomst in besloten plaatsen, maar bovendien kan de afgesloten en overdekte plaats waar ze wordt gehouden, enkel worden betreden indien de betrokkene persoon daarmee vrijwillig, bewust en schriftelijk heeft ingestemd, indien een rechter daartoe een machtiging heeft verleend, zoals het geval is voor een bevel tot huiszoeking, indien een misdrijf op heterdaad wordt vastgesteld  of in bepaalde noodgevallen.

-        De bescherming die door artikel 15 van de Grondwet wordt geboden, houdt ook beperkingen in ten aanzien van opsporings- en onderzoeksmaatregelen vanwege de politie en de gerechtelijke overheden. Zo zijn observaties met gebruik van technische hulpmiddelen om zicht te verwerven in een woning enkel mogelijk na een machtiging door een onderzoeksrechter en is het betreden van de woning buiten medeweten of zonder toestemming van de eigenaars en van de bewoners eveneens pas mogelijk na een machtiging door een onderzoeksrechter.

-        Wet van 7 juni 1969 tot vaststelling van de tijd gedurende welke geen opsporing ten huize of huiszoeking mag worden verricht.

“Artikel 1. Geen opsporing of huiszoeking mag in een voor het publiek niet toegankelijke plaats worden verricht vóór vijf uur 's morgens en na negen uur 's avonds.

Het in het eerste lid gestelde verbod vindt geen toepassing :

1° wanneer een bijzondere wetsbepaling de opsporing of de huiszoeking 's nachts toelaat;

2° wanneer een magistraat of een officier van gerechtelijke politie zich tot vaststelling op heterdaad van een misdaad of wanbedrijf ter plaatse begeeft;

3° in geval van verzoek of toestemming van de persoon die het werkelijk genot heeft van de plaats of de persoon bedoeld in artikel 46, 2° van het Wetboek van Strafvordering;

4° in geval van oproep vanuit die plaats;

5° in geval van brand of overstroming.

Art. 1bis. Het verzoek of de toestemming waarvan sprake in artikel 1, 3°, moet schriftelijk en voorafgaand aan de opsporing of huiszoeking worden gegeven.

 

 

 

Vertoningen

 

Art. 130 NGW. “De politie over de vertoningen behoort aan het college van burgemeester en schepenen; het kan in buitengewone  omstandigheden elke vertoning verbieden ten einde de openbare rust te handhaven.

Dit college voert de verordeningen van de gemeenteraad uit voor alles wat de vertoningen betreft. De raad waakt tegen het geven van vertoningen die strijdig zijn met de openbare orde.”

 

Art. 130 NLC « La police des spectacles appartient au collège des bourgmestre et échevins; il peut, dans des circonstances extraordinaires, interdire toute représentation pour assurer le maintien de la tranquillité publique.

Ce collège exécute les règlements faits par le conseil communal pour tout ce qui concerne les spectacles. Le conseil veille à ce qu’il ne soit donné aucune représentation contraire à l’ordre public. »

-        Een verbod is enkel mogelijk in bijzondere omstandigheden in relatie tot het handhaven of het herstellen van de  (materiële) openbare orde

-        Een verbod is niet mogelijk omwille van de morele orde

-        Uitzondering op het beginsel dat enkel de burgemeester bevoegd is voor de uitvoering van politieverordeningen. Strikt geïnterpreteerd, aard van vertoning zelf moet oorzaak zijn verstoring openbare rust, slechts indien er geen andere middelen zijn om de openbare rust te handhaven (Beelen Advocaten)

-        “qu’une telle interdiction, dérogeant à la règle générale de la liberté d’opinion et d’expression, doit être d’application restrictive” + “que les autres motifs, qui traduisaient la crainte de voir se produire certains mouvements de protestation lors de la représentation du 5 mars 2004, n’étaient pas constitutifs d’une circonstance extraordinaire au sens de l’article 130 de la Nouvelle loi communale ; qu'en effet, aucun élément du dossier administratif ne permettait de craindre que ces mouvements, s'ils survenaient, excéderaient les limites de la liberté d'expression des protestataires, dont l'intérêt majeur eut été, en cette hypothèse, de démontrer leur attachement concret aux règles démocratiques; que la nécessité éventuelle de prévoir des forces de l'ordre suffisantes pour parer à toute éventualité ne constituait que le corollaire ordinaire de certaines occurrences banales de la vie sociale, et ne pouvait justifier l'interdiction querellée de l'exercice d'une liberté publique; que le moyen unique est fondé.”(Arrest. 146226 van 17/06/2005, Rolnummer A. 147.887/VI-16.642)

-        « qu’à supposer que des propos tombant sous le coup de la loi du 30 juillet 1981 tendant à réprimer certains actes inspirés par le racisme ou la xénophobie risquent d’être tenus au cours du spectacle interdit par l’arrêté attaqué, ceux-ci ne pourraient justifier que des poursuites répressives, mais non une mesure préventive de police » (Arrest. 191742 van 23/03/2009, Rolnummer A. 191.858/XV-984)

 

 

 

 

 

MFO-3

 

 

Fiche B21 Het nemen en de verwerking van beelden van personen in het domein van de handhaving van de orde

-        “het vastleggen van het verloop van gebeurtenissen waarbij ernstige incidenten worden gevreesd, alsook het vastleggen van de incidenten die zich hebben voorgedaan hetzij om personen betrokken bij die incidenten te identificeren en bewijsmateriaal te verzamelen, hetzij om het optreden van de ordedienst naderhand te analyseren ;

-        de identificatie van de leden van groeperingen die op beslissing van de minister van Binnenlandse Zaken bijzonder aandachtig moeten worden opgevolgd ;

-        het maken van beelden in het kader van opsporingen van vermiste personen (al dan niet in het kader van rampen of onheil).”

-        “la fixation du déroulement des événements pour lesquels des incidents graves pour l’ordre public sont à craindre, ainsi que les incidents survenus soit dans le but d’identifier les personnes impliquées dans ces incidents et de contribuer à élargir la charge de la preuve, soit pour analyser ultérieurement le service d’ordre ;  

-        l’identification des membres de groupements à suivre avec une attention particulière sur décision du Ministre de l’Intérieur ;

-        les prises d’images dans le cadre de missions de recherches de personnes disparues (dans le cadre ou non de catastrophes ou sinistres). »

Fiche A01 Principes en regels inzake de recherche van informatie van bestuurlijke politie

“Tipgevers en informanten mogen slechts worden ingezet voor de informatie inzameling over terroristische, subversieve en extremistische groeperingen en hun leden (groeperingen opgenomen in de lijst van de Minister van

Binnenlandse zaken)”

“Le recours à des informateurs et indicateurs n'est autorisé que pour fournir des informations sur des groupements terroristes, subversifs et extrémistes et leurs membres (groupements repris sur la liste du Ministre de l’Intérieur »

Fiche A01 Aanwezigheid op meetings en openbare vergaderingen

 

Georganiseerd door te volgen groeperingen: “Om hun informatieverplichtingen na te komen ten opzichte van de bestuurlijke overheden, wonen de politiediensten de openbare vergaderingen en de meetings van extremistische en subversieve groeperingen bij, zowel in open lucht of in gesloten en overdekte plaatsen” 

Organisés par des groupements à suivre: 

“Pour remplir leurs obligations d’information des autorités administratives, les services de police peuvent assister aux réunions et aux meetings publics de groupements extrémistes et subversifs, qu'ils aient lieu à ciel ouvert ou dans des lieux clos et couverts. »

 

 

 Georganiseerd door drukkingsgroepen: 

“De politiediensten zijn steeds vrij om de openbare vergaderingen en de meetings (in open lucht), die worden georganiseerd door de gewone drukkingsgroepen, bij te wonen. Zij kunnen alleen openbare vergaderingen en meetings in gesloten en overdekte plaatsen bijwonen wanneer ernstige verdenkingen of aanwijzingen bestaan dat:

-   hetzij de samenscholing op zich de orde verstoort (tegenbetoging, rellen, beschadiging of vernieling van stadsmeubilair);

-   hetzij de samenscholing een kans is om informatie in te zamelen die nodig is om de bevoegde bestuurlijke overheden in te lichten en de operaties op het terrein voor te bereiden (aankondiging van en oproep tot betogingen, stakingen en andere acties die een weerslag op de openbare orde kunnen hebben).

 

Het is echter aan te bevelen slechts in beperkte mate de vergaderingen georganiseerd door gewone drukkingsgroepen bij te wonen. Aangezien die groepen voortdurend in het openbaar optreden, moeten er geen speciale stappen worden ondernomen om inlichtingen te verkrijgen over hun activiteiten. De media, hun publicaties en hun contacten met de verantwoordelijken volstaan ruimschoots.

 

De leden van de politiediensten die een vergadering bijwonen, moeten hun komst niet aankondigen en moeten zich niet aanmelden bij de organisatoren, behalve wanneer men hen expliciet vraagt om hun functie op te geven.

Organisés par des groupes de pression : 

« Les services de police sont toujours libres d'assister aux réunions publiques et aux meetings (à ciel ouvert) organisés par des groupes de pression ordinaires. Ils ne peuvent assister à des réunions publiques et à des meetings dans des endroits fermés et recouverts que s'il existe des soupçons ou indices sérieux selon lesquels:

-   soit le rassemblement en lui-même provoque un trouble de l'ordre public (contre-manifestation, bagarres, dégradation ou destruction de biens mobiliers);

-   soit le rassemblement est propice à recueillir des informations nécessaires pour avertir les autorités administratives compétentes et préparer les opérations sur le terrain (annonce et appel à des manifestations, grèves et autres actions susceptibles d'avoir une incidence sur l'ordre public).

 

Toutefois, il convient d'assister dans une certaine limite aux réunions organisées par des groupes de pression ordinaires. Comme ces groupes s'affichent en permanence en public, aucun procédé particulier n'est nécessaire pour s'informer de leurs activités. Les médias, leurs publications et contacts avec des responsables suffisent amplement.

 

 

Les membres des services de police qui assistent à une réunion publique ne doivent ni s'annoncer ni se présenter aux organisateurs sauf si on leur demande expressément de décliner leur fonction. »

 

 

 

Camera’s   

Caméras de surveillance

 

 Art. 7/1. “De politiediensten kunnen gebruik maken van mobiele bewakingscamera's in het kader van grote volkstoelopen, als bedoeld in artikel 22 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt. Het betreft uitsluitend nietpermanente opdrachten die tevens in uitvoeringstijd beperkt zijn.

Mobiele bewakingscamera's kunnen worden gebruikt in een niet-besloten plaats of een voor het publiek toegankelijke besloten plaats.”

Art. 7/1. “Les services de police peuvent avoir recours aux caméras de surveillance mobiles dans le cadre de grands rassemblements, tels que visés à l'article 22 de la loi du 5 août 1992 sur la fonction de police. Il s'agit exclusivement de missions non permanentes et dont la durée d'exécution est limitée.

 Des caméras de surveillance mobiles peuvent être utilisées dans un lieu ouvert ou dans un lieu fermé accessible au public. »

Art. 7/2, §1. “De beslissing tot het gebruik van mobiele bewakingscamera's in een niet-besloten plaats wordt genomen door de officier van bestuurlijke politie aan wie de operationele verantwoordelijkheid is toevertrouwd in overeenstemming met de artikelen 7/1 tot 7/4 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt. Hij brengt de betrokken burgemeester of burgemeesters hiervan zo spoedig mogelijk op de hoogte.”

 

Art. 7/2, §1. «  La décision de recourir à des caméras de surveillance mobiles dans un lieu ouvert est prise par l'officier de police administrative à qui la responsabilité opérationnelle est confiée conformément aux articles 7/1 à 7/4 de la loi du 5 août 1992 sur la fonction de police. Il en informe le

bourgmestre ou les bourgmestres concernés dans les plus brefs délais. »

Art. 7/2, § 2. “De beslissing tot het gebruik van mobiele bewakingsscamera's in een voor het publiek toegankelijke besloten plaats wordt genomen door de burgemeester. De operationele verantwoordelijkheid wordt waargenomen door de officier van bestuurlijke politie aangewezen in overeenstemming met de artikelen 7/1 tot 7/4 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt.

Enkel bij uiterste hoogdringendheid kan deze laatste zelf besluiten tot het gebruik van mobiele camera's. Hij brengt de betrokken burgemeester hiervan onmiddellijk op de hoogte.”

 

Art. 7/2, « La décision de recourir aux caméras de surveillance mobiles dans un lieu fermé accessible au public est prise par le bourgmestre.

La responsabilité opérationnelle est assurée par l'officier de police administrative, désigné conformément aux articles 7/1 à 7/4 de la loi du 5 août 1992 sur la fonction de police.

En cas d'extrême urgence uniquement, ce dernier peut décider seul de recourir à l'utilisation de caméras mobiles. Il en informe le bourgmestre concerné sur le champ. »

Art. 7/2, § 3. “De officier van bestuurlijke politie, bedoeld in de paragrafen 1 en 2, waakt er tevens over dat het gebruik van de camera's doelmatig en efficiënt is en in overeenstemming is met de in de wet van 8 december 1992 bepaalde beginselen. Wanneer de officier van bestuurlijke politie beslist over te gaan tot het gebruik van mobiele camera's, geeft hij de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer kennis van die beslissing ten laatste op de dag die voorafgaat aan de genoemde volkstoeloop, behalve in het geval van dringende noodzakelijkheid. In dat laatste geval dient hij ten laatste binnen de zeven dagen een kennisgeving aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer te bezorgen.”

Art. 7/2, §3. « L'officier de police administrative visé aux paragraphes 1er et 2, veille aussi à ce que l'utilisation des caméras soit ciblée et efficace et qu'elle soit conforme aux principes définis dans la loi du 8 décembre 1992.

Lorsque l'officier de police administrative décide de recourir à l'utilisation de caméras mobiles, il notifie la décision au plus tard la veille du jour dudit rassemblement à la Commission de la protection de la vie privée sauf en cas d'urgence. Dans ce dernier cas, il est tenu de transmettre au plus tard dans les sept jours, une notification à la Commission de la protection de la vie privée. »

Art. 7/2, § 4. “Het bekijken van deze beelden in real time door de politiediensten is uitsluitend toegestaan, opdat de bevoegde diensten zich preventief kunnen opstellen en onmiddellijk kunnen ingrijpen bij misdrijf, schade, overlast of verstoring van de openbare orde en deze diensten in hun optreden optimaal kunnen worden gestuurd.”

 

Art. 7/2, §4. « Le visionnage de ces images en temps réel par les services de police n'est admis que dans le but de permettre aux services compétents d'agir préventivement et d'intervenir immédiatement en cas d'infraction, de dommage, de nuisance ou d'atteinte à l'ordre public, et de guider ces services au mieux dans leur intervention. »

 Art. 7/2, § 5. “Het opnemen van beelden is uitsluitend toegestaan teneinde :

-   preventieve maatregelen te nemen om een verstoring van de openbare orde te vermijden;

-   bewijzen te verzamelen van feiten die een misdrijf opleveren of een aantasting van de openbare orde;

-   bewijzen te verzamelen van feiten die schade of overlast veroorzaken;

-   een dader, een verstoorder van de openbare orde, getuigen of slachtoffers op te sporen en te identificeren.”

 

Art. 7/2, §5. « L'enregistrement d'images n'est autorisé que dans le but :

 

-   de prendre des mesures préventives destinées à éviter une perturbation de l'ordre public;

-   de réunir la preuve de faits constitutifs d'une infraction ou d'une atteinte à l'ordre public;

-   de réunir la preuve de faits constitutifs de dommages ou de nuisances;

-   de rechercher et d'identifier un auteur des faits, un perturbateur de l'ordre public, des témoins ou des victimes. »

Art. 7/2, § 6. “Indien de beelden geen bijdrage kunnen leveren tot het bewijzen van een misdrijf, van schade of van overlast of tot het identificeren van een dader, een verstoorder van de openbare orde, een getuige of een slachtoffer, worden zij niet langer dan één maand bewaard.”

Art. 7/2, §6. « Si les images ne peuvent contribuer à apporter la preuve d'une infraction, d'un dommage ou d'une nuisance ou ne peuvent permettre d'identifier un auteur, un perturbateur de l'ordre public, un témoin ou une victime, elles ne peuvent être conservées plus d'un mois.»

 

 

 

Wet private veiligheid

 

Art. 11, §1.

“Onverminderd artikel 422bis van het Strafwetboek en elke andere wettelijke verplichting om bijstand te verlenen aan personen in gevaar, is het de bewakingsondernemingen, de ondernemingen voor veiligheidsadvies en de interne bewakingsdiensten verboden, in het kader van hun activiteiten : 

a)                   zich in te laten met of tussen te komen in een politiek of een arbeidsconflict; 

b)                   op te treden tijdens of naar aanleiding van vakbondsactiviteiten of activiteiten met een politieke finaliteit.  Het is de ondernemingen, diensten en instellingen eveneens verboden toezicht te houden op politieke, filosofische, godsdienstige of vakbondsovertuigingen of op het mutualisch lidmaatschap en op de uiting van die overtuigingen of van dat lidmaatschap, alsmede te dien einde gegevensbestanden aan te leggen.”

Art. 1, §1, 5de lid

De burgemeester van de gemeente waar een dansgelegenheid zich bevindt, kan bepalen dat in dansgelegenheden op het grondgebied van zijn gemeente bewaking moet worden georganiseerd. Hij kan, omwille van veiligheidsredenen en na advies van de korpschef van de lokale politie, tevens bepalen dat deze bewaking moet bestaan uit een minimaal aantal personen. Dat aantal wordt bepaald door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, dat een minimum en maximum aantal vastlegt.

Art. 8, § 6bis

De controle van de kledij en de goederen van personen bij de toegang tot een plaats is verboden, behoudens wanneer de controle uitsluitend gericht is op het opsporen van wapens of gevaarlijke voorwerpen waarvan het binnenbrengen in een plaats het goede verloop van het evenement kan verstoren of de veiligheid van de aanwezigen in het gedrang kan brengen, nadat, ingeval de activiteiten plaatsvinden in een voor het publiek toegankelijke plaats, de bevoegde burgemeester overeenkomstig de door de minister van Binnenlandse Zaken bepaalde regels zijn toestemming hiertoe heeft verleend.

De in het eerste lid bedoelde controles zijn onderworpen aan de volgende cumulatieve voorwaarden :

a) zij kunnen enkel uitgevoerd worden in het kader van activiteiten zoals bedoeld in artikel 1, § 1, eerste lid, 5°;

b) zij gebeuren uitsluitend door bewakingsagenten van hetzelfde geslacht als de gecontroleerde persoon;

c) zij kunnen enkel uitgevoerd worden indien de betrokken personen zich vrijwillig aan de controle onderwerpen;

d) zij bestaan uitsluitend uit een oppervlakkige betasting van de kledij van de persoon en de controle van de door hem voorgelegde goederen die hij op zich of in zijn handbagage draagt;

e) zij hebben uitsluitend betrekking op goederen die relevant zijn in het licht van hun wettelijk doel;

f) zij gebeuren niet systematisch, maar uitsluitend indien er op grond van de gedragingen van de betrokkene, van materiële aanwijzingen of van de omstandigheden, redelijke gronden zijn om te denken dat deze persoon een wapen of een gevaarlijk

een gevaarlijk voorwerp kan dragen.

De in het tweede lid, f), bedoelde voorwaarde is niet van toepassing wanneer de controles plaatsvinden in de luchthavens, de havens en de stations, in het kader van de grenscontroles of de toegangscontrole van plaatsen die om veiligheidsredenen beschermd moeten worden, overeenkomstig de Europese regelgeving of een bijzondere wetgeving.

De bewakingsagenten kunnen aan eenieder die zich tegen deze controle verzet of bij wie is vastgesteld dat hij of zij in het bezit is van een wapen of een ander gevaarlijk voorwerp de toegang tot de plaatsen waarop de toegangscontrole betrekking heeft, ontzeggen.

 

Art. 8, § 5.

De Koning kan de middelen, methodes en procedures bepalen die de ondernemingen en diensten kunnen of moeten aanwenden bij het uitoefenen van hun opdrachten. Hij kan tevens voorwaarden opleggen aan de gebruiker van de dienstverlening zoals bedoeld in artikel 1, § 1 en § 3, met het oog op het nemen van maatregelen teneinde een maximale veiligheid te garanderen.

In dringende gevallen en in geval van ernstige en onmiddellijke bedreiging van de openbare orde, kan de Minister van Binnenlandse Zaken, in het belang van de openbare orde, op de openbare weg en in voor het publiek toegankelijke plaatsen, tijdelijk of blijvend, de uitoefening van bepaalde opdrachten of het gebruik van bepaalde middelen of methodes verbieden of aanvullende veiligheidsmaatregelen opleggen.

Niemand kan, zonder zijn uitdrukkelijke toestemming te hebben gegeven, door een bewakingsonderneming of een interne bewakingsdienst bijzonder worden bewaakt of beschermd.