I

DALHEM, DE NIEUWE HOOFDPLAATS
VAN HET GRAAFSCHAF VOEREN

We vertelden al eerder, hoe de heren van Voeren in 1180 naar Dalhem verhuisden. Vermoedelijk hield de bouw van het nieuwe verblijf ook verband met een verdeling van het land van de prinsen van Luxemburg. Bouwheer zou Herman, zoon van Frederik van Luxemburg, zijn geweest. Deze tak van het huis van Luxemburg ging zich ook 'Heren van Dalhem' noemen. Toen hun goederen overgingen naar de familie van Hochstaden, die de titel van graaf voerde, werd Dalhem daardoor een graafschap.

Het stadje met dezelfde naam was het bestuurlijke centrum, terwijl in 's-Gravenvoeren de juridische macht zetelde. Toen in 1648 de Nederlanden in Spaans en Staats gebied werden ingedeeld, bleven Dalhem en de onmiddellijke omgeving Staats. De Hollanders hechtten vooral belang aan de koolmijnen. Dalhem was bovendien een versterkt steunpunt. Het aantal belegeringen dat de omgeving van de burcht in vuur en vlam zette, is trouwens even hoog als voor Limbourg, dat we al eerder vermeldden. Aan die Hollandse periode herinnert nog het wapen van Nassau, met de leeuw, boven de poort van het gemeentehuis. Dit gebouw stamt uit 1665 en werd gebouwd door Robert van Ittersum, die toen de functie van drossaard en stadhouder waarnam voor de Hollandse bewindslieden. Een steen boven de al vermelde poort herinnert aan hem. Van het oorspronkelijke gebouw schiet eigenlijk niet meer zo heel veel over, want in 1840 werd het herbouwd en in 1927 nog eens gerestaureerd.

Van de burcht blijft alleen een toch wel indrukwekkende donjon over, met muren van meer dan 3 m dik. Er is een kleine deur in gekapt, die toegang geeft tot een privé-huis. Dat staat op het oude kasteelterras. Helaas is dat poortje bijna altijd gesloten. Helemaal aan de andere kant van het vroegere kasteelterrein is er een doorsteek naar enkele privé-tuintjes. Vroeger lag hier de voorhof. Nu zijn alleen nog een paar resten van de torens zichtbaar, die de ophaalbrug flankeerden.

Aan de andere kant van de straat ligt 'le Wichet des Roses' (afgeleid van 'guichet' - luik). Het is een middeleeuwse versterkte poort uit 1620 die in 1920 gerestaureerd werd. Vandaar leidt een trap naar het benedengedeelte van het stadje.

Dalhem is al lang geen Hollands gebied meer. In 1784 eiste keizer Jozef II vrije doorgang op voor de schepen die langs de Schelde naar Antwerpen wilden varen. Hij stuurde een oorlogsbodem de rivier op, ervan overtuigd dat de Hollandse troepen op de oever niets zouden durven ondernemen. Zij losten toch een schot en troffen zowaar een ketel op het dek van het schip. Deze strijd ging dan ook de geschiedenis in als de 'keteloorlog'. Maar er vloeiden wel onderhandelingen tussen de grote Europese naties uit voort. Die resulteerden in het Verdrag van Fontainebleau (1785). Eén van de bepalingen was een gebiedsruil waardoor Dalhem weer bij de Zuidelijke, Oostenrijkse Nederlanden kwam. De inwoners van het gebied verwelkomden enthousiast deze 'bevrijding'. Ze verloste de katholieke bevolking immers van allerlei beperkende maatregelen die de protestantse overheid hen oplegde. Dalhem was intussen al begonnen zich te ontwikkelen tot een klein Waals industriestadje. De Hollandse periode heeft voor de verdere geschiedenis klaarblijkelijk niet de minste betekenis gehad.


i

Vanuit Dalhem gaat de rit weer naar 's-Gravenvoeren: eerst 2 km terug naar Val-Dieu, tot we een wegwijzer naar Neufchâteau zien (naar links). In Neufchâteau slaan we rechtaf. De naar het plateau klimmende weg brengt ons bij het fort van Aubin-Neufchâteau.

i

Ongeveer 500 m na de toegang tot het fort komen we op de weg Maastricht-Aken. We slaan linksaf naar Warsage. Daar gaan we rechtsaf, richting 's-Gravenvoeren (Fouron-le-Comte).


Terug naar hoofdpagina

 

© Rik Palmans, 1986-1998