I

SINT-MARTENSVOEREN:
BETON EN VAKWERK

| Moelingen | 's-Gravenvoeren | Sint-Martensvoeren | Sint-Pietersvoeren | Teuven | Remersdaal |

Dorpsgezicht

Het dorpsbeeld van Sint-Martensvoeren (Fouron-Saint-Martin) wordt vooral gedomineerd door de meer dan 20 m hoge betonnen spoorwegbrug over de vallei van de Voer. Anderzijds vind je precies in dit Voerdorp de mooiste vakwerkhuizen.


I

SPOORLIJN UIT DE EERSTE WERELDOORLOG

De spoorlijn maakt deel uit van de spoorweg die de Duitsers tijdens de eerste wereldoorlog aanlegden van Aken naar Tongeren. Bij de aanleg ervan werden de voor die tijd modernste technieken aangewend, zoals het gebruik van gewapend beton in de bouw van de bruggen. Zelfs over gewone veldwegen werden viaducten aangelegd. Niet minder indrukwekkend is wat onder het oppervlak verborgen ligt. Zo is de tunnel van Veurs, een gehucht van Sint-Martensvoeren, met zijn lengte van 2 km de langste spoorwegtunnel van ons land. Het oorspronkelijk ontwerp voorzag zelfs de aanleg van vier parallelle sporen, maar uiteindelijk is het maar tot twee gekomen.

In totaal werd 7 miljoen kubieke meter aarde verplaatst. Dergelijke uitgravingen, maar ook de voor die tijd enorme bruggen en tunnels waren nodig om een zo gelijkmatig verloop van de lijn te krijgen. Zo gaat de lijn over het hele traject tussen Tongeren en de Maas geen enkele keer bergop. Aan de andere kant, van Wezet (Visé) tot Gemmenich, zit er geen enkele daling in het tracé.

Op het hoogtepunt van de activiteiten waren hier niet minder dan 12.000 werklieden in het getouw. De leiding berustte bij Duitsers, maar 8.000 onder hen waren Belgische vrijwilligers. Ook op Italianen, Kroaten en Hongaren werd een beroep gedaan. Klaarblijkelijk hadden arbeiders uit die landen meer ervaring met de aanleg van lange tunnels. Van het verhaal dat Russische krijgsgevangenen voor de bouw werden ingezet, bleef na een grondige studie door Voerenaar Jaak Nijssen niet zo heel veel over. 2.000 Russen werkten er gedurende zes maanden in 1916, maar dat is dan ook alles.

De door de Duitsers aangelegde bruggen en tunnels bewijzen nog altijd hun dienst. De lijn is een belangrijke verbinding voor goederentransport tussen Duitsland en de Vlaamse havens. Tot in 1940 reden er ook passagierstreinen en was er in Sint-Martensvoeren een klein station.


I

VAKWERK EN SILEX

Wat minder dominerend, maar even typisch zijn de nog talrijke huizen in een voor deze streek kenmerkende bouwstijl. Overal maakten de mensen vroeger voor het bouwen van hun woningen gebruik van ter plaatse aanwezige materialen. In dit gebied betekende dat in de eerste plaats: silex of vuursteen, en hout voor de vakwerkgevels. Vooral het gehucht Veurs telt nog heel wat oude huizen. De laatste decennia zijn ze wel vaak verwaarloosd. Gelukkig beginnen de eigenaars - in vele gevallen ingeweken Nederlanders - hun huizen opnieuw op te knappen. Vaak gaat het om 'vernieuwbouw': het oude vakwerkhuisje wordt uitgebreid in een stijl en met materialen die heel dicht bij het oorspronkelijke gebouw aansluiten.

Voor de silexmuren volstaat meestal een grondige voegbeurt. Maar vakwerkmuren hebben altijd al veel meer onderhoud gevergd. De 'vensters' in het houten kader, dat voor de stevigheid van het geheel zorgt, werden opgevuld met een vlechtwerk van hazelaar- en wilgetakken. Dat werd dan dichtgestreken met een mengsel van leem en stro. Tenslotte kwam er nog een kalkpap overheen als definitieve afdichting. Barsten en scheuren moesten elk jaar zorgvuldig bijgewerkt worden. Als eenmaal het vlechtwerk aan de atmosfeer blootgesteld raakte, takelde de constructie inderdaad bijzonder snel af. Toen sinds het begin van deze eeuw bakstenen niet alleen meer voor de 'rijkere' bouwers betaalbaar werden, braken vele bewoners van vakwerkhuizen dan ook het lemen opvulwerk uit en metselden er bakstenen in. Daardoor ging wel een groot stuk van de isolerende waarde verloren. Het uitzicht hoeft er niet noodzakelijk onder te lijden. De donkerbruine veldbrandstenen geven aan zo'n vakwerkmuur vaak een heel eigen cachet. Bij een moderne restauratie wordt nog altijd dikwijls voor een opvullen met bakstenen gekozen. Of anders komt er een witgeverfde gips- of plaastervulling in. De tijd van het vlechtwerk is definitief voorbij.


I

PASTOOR VELTMANS

Op het kerkhof van Sint-Martensvoeren is, als in een stenen geschiedenisboek, het verleden van dit dorp vastgelegd. Langs het pad naar het portaal staan als stomme wachters eeuwenoude grafkruisen, van het soort dat je overal in het Overmaasgebied ontmoet. Zoals ook daar dragen ze bijna uitsluitend opschriften in een oud Nederlands, met hier en daar wat Duitse bijklanken. Tegen de achterkant van de toren ligt, bijna als een stuk afval, een kruisje dat eens het graf sierde van enkele slachtoffers die verongelukten bij de aanleg van de spoorwegtunnel. Aan de kant van de Veurs, het waterloopje dat vlak achter de kerk met de Voer samenvloeit, ligt de bemanning van een RAF-vliegtuig begraven. Hun toestel stortte op 5 augustus 1944 te pletter bij De Plank.

Links van het kerkportaal ligt pastoor Veltmans begraven. Tot 29 januari 1984 stond er een sober gipsen Piëta-beeld, nog door Veltmans zelf uitgekozen om over zijn laatste rustplaats te waken. Maar die nacht trokken onbekenden het beeld omver en sloegen het in stukken. Dat was het definitieve einde van het beeld, dat wel al meer vandalenstreken had meegemaakt: met koeiemest besmeurd, de plaat met de tekst "Hij streed voor het behoud van eigen taal en volksaard" overschilderd en zelfs kapotgeslagen. Er kwam een nieuw beeld, door beeldhouwer Willy Ceysens in aluminium gegoten.

Hendrik Veltmans werd in 1866 in Mopertingen geboren, behaalde het doctoraat in de wijsbegeerte en het licentiaat in de theologie aan de Gregoriaanse Universiteit in Rome. Terug in Limburg benoemde zijn bisschop hem tot kapelaan, eerst in Diepenbeek en daarna in het Luikse, waar hij van dichtbij kennis maakte met de arbeidsbevolking en met de sociale misstanden uit die tijd. Tijdens de eerste wereldoorlog toonde hij zich vooral bezorgd om het lot van de burgerbevolking. In 1921 werd hij pastoor in Sint-Martensvoeren, in een streek waar collega's van hem al enige kiemen van Vlaams bewustzijn gebracht hadden, maar waar tevens ook een sluipende verfransing dreigde. Zowel in de Boerenbond, het Davidsfonds als de Vlaamse Taalgrensactie (van Flor Grammens) werkte hij aan de materiële vooruitgang én de uitbouw van een stukje Vlaanderen in het Overmaasgebied. Zonder zijn invloed was de verfransing misschien zo snel gevorderd, dat een overheveling naar Vlaanderen in 1962 - Veltmans stierf in 1954 - helemaal niet meer sprake zou zijn gekomen. De vroegere pastorie, 50 m van de kerk, is nu Cultureel Centrum voor de Vlaamse Voerenaars en werd ter ere van Veltmans het 'Veltmanshuis' genoemd.

Veltmanshuis


Terug naar hoofdpagina

 

© Rik Palmans, 1986-1998