Wugi's hoom Wugi's Poëzie'k
Poë-zieke muzen

Guido "Wugi" Wuyts @ Dilbeek, Belgium, Europe, World, Solar System, Milky Way, Local Cluster, ...

@ 3 Taalzaak
@ 2 Denkzaak
@ 1 Smaakzaak
@ 0 Wugi's hoom
Poëzie'k
Muzie'k
Estese (project)
Favoreeën
Eens heb ik de dalende zon gevraagd (F. Van Eeden)
Nu mocht ik liever hier vandaan (F. Van Eeden)
De Waterlelie (F. Van Eeden)
De Moeder (Geerten Gossaert)


Eens heb ik de dalende zon gevraagd (F. Van Eeden)

Eens heb ik de dalende zon gevraagd
Te wachten,
Eens heb ik van dichte nachtschaduw
Het luchte, vluchtige vlieden beklaagd,
En nu! - en nu! -
Nu glijden de tijden zo langzaam aan,
De dagen, de tragen, zij willen niet gaan,
En lang - lang - lang zijn de uren der nachten.

Eens hield ik de goudene uren te goed
voor klachten,
Eens vulde ik de levenden, helderen dag
Met bloemen en blijheid en liederen zoet
Maar ach! - maar ach! -
Nu zullen zich vullen zo nacht als dag
Met bange gezangen en droef geklag,
En lang - lang - lang zijn de uren der nachten.


Nu mocht ik liever hier vandaan (F. Van Eeden)

Nu mocht ik liever hier vandaan
En slapen gaan, en slapen gaan
Bij mijnen lieven Here --
Het leven wordt toch waar ik toef
Naar mijn behoef wel veel te droef
Dan dat ik 't meer begere.

Doch wordt mij, lacy! niet gevraagd
Of 't mij behaagt, of 't mij behaagt
In zo groot leed te leven --
En schoon 't geplaagde hart al niet
Van zulk verdriet de reden ziet
Toch moet ik verder streven.

Maar wie zal keren 't droef gemoed
Dat schreien doet, dat schreien doet
Om eindelijk erbarmen --
Of toch de goede Herder kwam
En 't arme lam nu medenam
In zijn vertrouw'lijke armen!


De Waterlelie (F. Van Eeden)

Ik heb de witte waterlelie lief
Die daar zo blank is en zo stil haar kroon uitplooit in 't licht.

Rijzend uit donker koelen vijvergrond
Heeft zij het licht gevonden en ontsloot
Toen blij het gouden hart.

Nu rust zij peinzend op het watervlank
En wenst niet meer...


De Moeder (Geerten Gossaert)

Hij sprak en zeide
In 't zaâl zich wendend:
Vaarwel, o moeder,
Nooit keer ik weer!
En door de lanen
Zag zij hem gaan en
Sprak geen vervloeking, maar weende zeer.

Sprak geen vervloeking,
Doch bijna blijde
Beval de maagden:
Laat immermeer
De zetels staan en
De lampen aan en
De poort geopend, de slotbrug neer.

Maar toen na jaren
Melaatse zwerver
Ter poorte klaagde:
Uw zoon keert weer,
Zag zij hem aan en
Vond gene tranen,
Voor zoveel vreugde geen tranen meer.