In een klas zitten 10 meisjes en 14 jongens.
Geef telkens de juiste verhouding weer in een onvereenvoudigbare breuk.
Noteer de juiste verhouding tussen het aantal jongens en meisjes.
- 10/14
- 14/10
- 5/7
- 7/5
Noteer de juiste verhouding tussen het aantal meisjes en het totaal aantal leerlingen.
- 10/24
- 5/12
- 24/10
- 12/5
Noteer de verhouding tussen het aantal jongens en het aantal meisjes.
- 10/14
- 7/5
- 5/7
- 14/10
Noteer de verhouding tussen het totaal aantal leerlingen en het aantal jongens.
- 12/7
- 24/14
- 14/24
- 7/12
Noteer de verhouding tussen het aantal jongens en het totaal aantal leerlingen.
- 14/24
- 12/7
- 7/12
- 24/14