Rekenen met lettervormen.
Type je antwoord zo eenvoudig mogelijk. Zorg er wel voor dat je voor en na elk bewerkingsteken een spatie openlaat.
(x + 3) . (2 + y) =
(3x + 6y) . (7x + 8) =
(ab + 5ac) . (9a + b) =
(3x + 1) . (4y + 2) =
(a² + 9) . (b² + 10) =
(a + 5) . (a + 5) =
(6a + 2b) . (4a + 12b) =
(a + 2b + 3c) . (4x + 9y) =
(5 + 18x) . (6x + 3) =
(2a + 11b) . (3a + 6b) =