10 mei van het jaar 1

Reizen is ruimte creëren, je bewust worden van de uitgestrektheid van het bestaan, naar buiten stappen en grenzen laten vervagen: de wereld worden.  Ik ben geen reiziger, stel me meestal tevreden met een beperkte horizon, maar in de vochtige koude onder het onveranderlijk grijze wolkendek van dit verdronken voorjaar leek mijn wereld de voorbije maanden steeds verder in te krimpen, tot er niets meer restte dan een warme jas en een plaats uit de regen.  Dat gevoel van beklemming bereikte een hoogtepunt toen ik door ziekte gedwongen een week binnenshuis moest blijven, net op het moment dat de lente dan toch een eerste waterig zonnetje tevoorschijn toverde.

Vandaag opnieuw buitenkomen onder een helderblauwe hemel, de deur achter me dichttrekken om naar mijn werk te fietsen, voelt dan ook aan als het begin van een reis: eropuit om het leven te proeven, in staat om het avontuur te herkennen in elk moment.  Met een zekere gretigheid op weg dus, door straten met lindes en platanen naar het open veld.  Gek hoe onze neus werkt: nog voor je een geur – aangenaam of niet - echt herkent, heeft hij je soms al teruggevoerd naar de sfeer van voorbije dagen.

Over de velden
een geur van mest – overal
bloeit het duizendblad.

De natuur die in versneld tempo ontwaakt eens de lentezon verschijnt, maakt het makkelijker om te genieten van het moment: veranderingen volgen elkaar snel op, elke dag een andere omgeving.  Ook als ik de stad binnenrijd, blijft het voorjaar aanwezig: geen straat op mijn weg zonder groen.  En voor wie oog heeft voor het spel van de seizoenen is er bovendien de verwachting.

Een blauwe hemel -
de paulownia in bloei,
misschien vandaag al.

Werken is op een dag als deze een plezier: zelfs al speelt alles zich af in lokalen waar de zon slechts een vage aanwezigheid is achter een efficiënte zonnewering, toch voel je haar energie door je heen stromen.  In de pauze ga ik in mijn eentje naar buiten.  Achter de gebouwen ligt een park, een groot stuk ervan verwilderd.  Een half uur lang dwaal ik rond in het meest afgelegen deel, eerst vooral vol van het jonge groen boven mij.

In beweeglijk groen
van jonge lindeblaadjes
kleurt de wind het licht.

Al snel word ik ook getroffen door het spel van leven en dood dat zich dichter bij de aarde afspeelt.

Een dode vogel,
ongevoelig voor het spel
van licht en schaduw.

Ragfijne draden,
zwevend in ‘t licht – geritsel
in het onderhout.

Kort na de middag al rijd ik naar huis, voor het eerst in maanden zonder jas – een bevrijdend gevoel.  Mijn vrouw is aangenaam verrast me zo vroeg thuis te zien en we besluiten een fietstochtje te maken in onze buurt.  We rijden eerst naar het dorp, op die manier komen we door een laan met Japanse kerselaars, die bijna uitgebloeid zijn.  Tot mijn spijt heb ik de mooiste periode van de kersenbloesems gemist, en elk jaar kan hier het laatste zijn nu overwogen wordt alle bomen te kappen: de bloesems zorgen voor teveel overlast.

Een oude man en
zijn bezem in deze zee
van bloesemblaadjes.

Een prachtige dreef voert ons naar de wijk Groenenhoek.  De imposante eiken zien er met hun kleine, lichtgroene blaadjes tegelijkertijd jong en oud uit.  In de weiden grazen koeien met kalveren aan hun zij.  Jonge geitjes liggen naast hun moeder in de schaduw van een oude boerderij.  Aan niets valt hier te merken dat de ISVAG-verbrandingsoven zijn eigen bedenkelijke schaduw over dit gebied werpt.

Oogjes zalig toe –
een kalfje nestelt zijn neus
achter moeders oor.

Dit is een dag om te leven.  We laten ons meedrijven, een flauwe helling af.  Na een druk intermezzo langs de grote weg volgen rustige lanen onder groene en rode beuken.  Een zandweg met jonge wilde kastanjes in bloei brengt ons naar een eikendreef die het open veld invoert.

De weg vol kuilen –
jong eikenloof en de geur
van pas gemaaid gras.

Uiteindelijk volgen we de Kleine Struisbeek.  Het water in de poelen aan de andere kant van de weg staat nog erg hoog.  Voor de wilde eenden, die je hier vrij veel ziet, is het struikgewas eromheen een ideale broedplaats.  En ja, dicht bij huis toont het leven zich nog eenmaal in al zijn overvloed als een eend haar kroost te water laat.

Eén veer overeind
op moeders rug wijst de weg,
acht kuikens volgen.