Animatiefilm betreffende
spieren
Dwarsgestreept
Spieren: Nederlandse termen.
Interactieve oefeningen
Oefening 1
Oefening 2
Oefening 3
Oefening 4
Oefening 5
Oefening 6
Oefening 7
Oefening 8
-
Waar of vals
Dwarsgestreepte spieren kan je macroscopische herkennen aan de
afwisselende kleur.
|
|
De wand van de ureters bestaat onder andere uit willekeurig spierweefsel |
|
In de blaas boven de mucosa bevinden zich verschillende lagen glad
spierweefsel. |
|
Spiercellen behoren histologisch tot het steunweefsel. |
|
Het myocard, middelste en dikste laag bestaat uit onwillekeurig
dwarsgestreept spierweefsel. |
|
Venen bevatten geen spierweefsel. |
|
De media van de grote lichaamsslagader bestaat uit glad elastisch
spierweefsel. |
|
De trachea is een holle buis die bestaat uit kraakbeenringen en niet uit
glad spierweefsel. |
|
De bronchiolen bestaan enkel uit glad spierweefsel. |
|
De spieren die zich bij gewrichten bevinden versterken de verbinding. |
|
Meestal geeft men I.M. in de musculus quadriceps femoris. |
|
De achillespees is een pees van de musculus gastrocnemius. |
|
De patella zit in de aanhechtingspees van de musculus quadriceps brachii |
|
De musculus quadriceps femoris hecht aan op het distaal deel van de tibia. |
|
De musculus gastrocnemius zit aan de achterzijde van het dijbeen. |
|
Hoe groot de kracht van een spier is wordt bepaald door het aantal
spiervezels die tegelijk actief zijn.
|
|
Het diafragma is de belangrijkste ademhalingsspier |
|
Een fascie bestaat uit steunweefsel |
|
-
In welke laag van de huid kan je spiertjes terugvinden die aan de haren
vastzitten? Zijn dit willekeurige of onwillekeurige spieren?
-
Wat gebeurt er als de spiertjes in de huid samentrekken? Waarom en
wanneer kan dit gebeuren? Zijn dit gladde of dwarsgestreepte spieren?
-
Uit welk soort spierweefsel bestaat de tong?
-
Wat is de functie van de tong?
-
De oesophagus bestaat o.a. uit spierweefsel. In welke laag treft men
dit weefsel aan? Welke spieren zijn het? Worden ze bezenuwd door het
willekeurig of door het onwillekeurig zenuwstelsel?
-
Het rectum bevat 2 sluitspieren. Welke spieren waren dit?
-
Hoe noemen de 4 spieren die helpen bij de inspiratie. Bespreek taalkundig.
-
Wanneer gaat expiratie niet vanzelf? Wie helpt dan mee?
-
Waaruit bestaat het actief en passief bewegingsstelsel?
-
Geef de naam van de 3 soorten spierweefsel. Illustreer met een
voorbeeld. Geef ook aan hoe deze spieren bezenuwd zijn.
-
Waaruit bestaat de oorsprong en de aanhechting van de biceps?
-
Wat ligt er tussen de pezen van de quadriceps?
-
Uit wat zijn de spierbuiken van de triceps brachii opgebouwd?
-
Wat zijn skeletspieren? Waarom noemt men skeletspieren dwarsgestreepte
spieren?
-
Is de musculus deltoïdeus een skeletspier? Leg uit waarom?
-
Wat is het verschil tussen de oorsprong en de aanhechting van een spier?
-
Leg (+taalkundig) uit en illustreer met een voorbeeld: spieratrofie.
-
Leg (+taalkundig) uit en illustreer met een voorbeeld: spieratrofie.
-
Wat betekent schede?
-
Hoe noemt men de bindweefselschede rond een spierbundels in de spierbuiken
van de musculus quadriceps femoris?
-
Hoe noemt men een spiervezel in een spierbundel in een spierbuik van de
musculus triceps brachii?
-
Hoe noemt men het contactpunt tussen een zenuw en een spiervezel?
-
Geef en bespreek de eigenschappen, het uitzicht, de bewegingsmogelijkheden
en de fysiologie van gladde en dwarsgestreepte spieren. Noteer je
antwoord in 2 kolommen.
|
gladde spieren |
dwarsgestreepte spieren |
Uitzicht |
geen dwarse strepen |
spierbuiken, spierbundels, spiervezels
fascie rond spierbundels
begin en einde: pezen
onder de microscoop: strepen |
Eigenschappen |
onvermoeibaar, langzaal, onwillekeurig (= o.i.v. autonoom
zenuwstelsel) |
vermoeibaar, snel, willekeurig, motorische eindplaat |
Bewegingsmogelijkheden |
peristaltiek, contracties |
flexoren, extensoren, abductoren, adductoren, exoratatoren,
endorotatoren |
Fysiologie |
prikkelbaar via autonoom zenuwstelsel of hormonenhuishouding
samentrekbaar, contractie
elastisch
steeds zekere tonus |
prikkelbaar via de motorische zenuw of zonder impuls van de
hersenen
samentrekbaar, contractie
elastisch
steeds zekere tonus |
-
Bespreek de cardiale spier soort, eigenschappen.
-
Geef de medische term
grote borstspier |
|
deltaspier |
|
kleine borstspier |
|
kleermakersspier |
|
uitwendige tussenribspieren |
|
borstbeen-sleutelbeen-tepelspier |
|
inwendige tussenribspieren |
|
brede rugspier |
|
monnikskapspier |
|
2 koppige armspier |
|
-
Geef en bespreek de belangrijkste ademhalingsspier. (naam, oorsprong en
aanhechting, kenmerken, functie)
diafragma of middenrif, scheidt thorax en abdomen t.h.v. L1, caudaal sternum
en onderste ribben, peesplaat met dunnen platte spierplaat omheen, 3
openingen; voor aorta VCI, oesophagus, F: inspiratie, buikpers
-
Geef en bespreek 3 spieren waar I.M. inspuitingen mogen toegediend worden.
Geef de naam, de oorsprong, de aanhechting, de kenmerken en de functie van die
spier.
Gebruik steeds de medische term. Zet bij elke medische term de Nederlandse
term tussen haakjes.
-
Geef 1 voorbeeld van een abductor, en leg uit waarom. Geef 1 voorbeeld van
een adductor, en leg uit waarom.
-
Wat is een pees? Geef de naam van de pees bekend vanuit een godenverhaal?
Van welke spier is deze pees? (naam, oorsprong en aanhechting, kenmerken,
functie)
-
Leg uit en bespreek: "De musculus quadriceps femoris is een extensor en
een flexor" .
Geef ook de naam en de soort van de beenverbindingen die voorkomen in je
antwoord.
Geef ook de naam, de oorsprong, de aanhechting, de kenmerken en de functie van
die spier.
-
Hoe noemt men de verbinding tussen een spier en een bot? Uit welk weefsel
bestaat deze verbinding?
-
Over welk begrip spreken we? "een samenstel van door bindweefsel verbonden
cellen die in staat zijn tot uitgebreide en sterke samentrekking (=
contractie)"
-
Leg uit en bespreek: "De musculus
gastrocnemius overspant 2 gewrichten en
heeft één insertiepees (aanhechtingspees)".
Geef ook de naam en de soort van de beenverbindingen die voorkomen in je
antwoord.
Geef ook de naam, de oorsprong, de aanhechting, de kenmerken en de functie van
die spier.
Gebruik steeds de medische term. Zet bij elke medische term de Nederlandse
term tussen haakjes.
-
Welke spier werkt indien ik op mijn tenen wil staan? (= optillen hielen)
-
Hoe noemen we de spieren die bij aangespannen de plasbuis en de anus
en (bij vrouwen) de schede afsluiten?
-
Op welke grote sterke vierhoekige spier zitten we?
Geef ook de naam en de soort van de beenverbindingen die voorkomen in je
antwoord.
Geef ook de naam, de oorsprong, de aanhechting, de kenmerken en de functie van
die spier.
Gebruik steeds de medische term. Zet bij elke medische term de Nederlandse
term tussen haakjes.
-
Welke spier wordt gebruikt om het lichaam uit zittende positie op te
heffen?
-
Met welke spier trek je je schouders op?
-
Welke spier verbindt het borstbeen met het sleutelbeen en zit vast aan het
achterhoofdsbeen (mastoid)?
-
Geef en bespreek 4 thoracale spieren.
Geef de naam, de oorsprong (O), de aanhechting (A), de kenmerken (K) en de
functie (F) van die spier.
-
Geef en bespreek 2 abdominale spieren.
Geef de naam, de oorsprong (O), de aanhechting (A), de kenmerken (K) en de
functie (F) van die spier.
-
Bespreek de bekkenbodemspieren.
Geef de naam, de oorsprong (O), de aanhechting (A), de kenmerken (K) en de
functie (F) van die spier.
-
Bespreek de spieren van de arm.
Geef de naam, de oorsprong (O), de aanhechting (A), de kenmerken (K) en de
functie (F) van die spier.
-
Geef en bespreek 3 bil- of beenspieren.
Geef de naam, de oorsprong (O), de aanhechting (A), de kenmerken (K) en de
functie (F) van die spier.
-
Waardoor wordt de bodem van de thorax gevormd?
diafragma of middenrif
-
Waardoor wordt de bodem van het abdomen gevormd?
bekkenbodemspieren met o.a. musculus levator ani
-
"De langste spier in ons lichaam ligt in de dij; het is de
kleermakersspier, zo genoemd omdat hij een rol speelt bij het als kleermaker
met gekruiste benen zitten." Geef de medische term.
musculus sartorius
-
Vul aan:
De ..................... en ................... van de bovenarm buigen en
strekken de ellebogen.
Het is bekend dat skeletspieren samentrekken op bevel van de hersenen door te
reageren op signalen via zogenaamde ‘..................................'
zenuwen die via de hersenstam en het ruggenmerg met de spiervezels in contact
staan.
biceps, triceps, motorische
-
Hoe noemt men de contactplaats tussen zenuw en skeletspier?
-
Leg taalkundig uit: myoom.
-
Vul aan
bi |
twee |
antagonisten |
tegenwerkers |
ileum |
drambeen |
|
drie |
|
strekspier |
|
|
|
vier |
|
buiger |
|
|
|
spier |
|
bortstbeen |
|
|
|
spieren |
|
sleutelbeen |
|
|
|
driehoek |
|
voorkant |
|
|
|
van de arm |
|
voorkant |
|
|
|
recht |
|
achterkant |
|
|
|
borst |
|
achterkant |
|
|
|
samenwerkers |
|
groot |
|
|
-
Kan jij leven zonder spieren?
-
Leg uit: "Spieren maken spijsvertering en uitscheiding van afvalstoffen
mogelijk."
-
Leg uit. "Spieren houden je skelet bijeen."
-
Waar ligt de musculus frontalis? Wat kan je er mee doen?
-
Leg uit: "De musculus sternocleidomastoïdeus is de antagonist van de
musculus trapezius." Illustreer met een voorbeeld.
-
Geef 2 spieren die het hoofd met de romp verbinden.
-
Welke beenderen verbindt de musculus pectoralis major?
-
Welke beenderen verbindt de musculus deltoïdeus?
-
Vul aan. De hamstrings (musculus biceps femoris, musculus semitendinosus
en de musculus semimembranosus) zijn een spier groep antagonisten van de
................................................. (aan de voorkant van de dij)
-
-
Waar of vals
Dwarsgestreepte spieren kan je macroscopische herkennen
aan de afwisselende kleur.
|
vals
|
De wand van de ureters bestaat onder andere uit willekeurig spierweefsel. |
vals |
In de blaas boven de mucosa bevinden zich verschillende lagen glad
spierweefsel. |
waar |
Spiercellen behoren histologisch tot het steunweefsel. |
vals |
Het myocard, middelste en dikste laag bestaat uit onwillekeurig
dwarsgestreept spierweefsel. |
waar |
Venen bevatten geen spierweefsel. |
vals |
De media van de grote lichaamsslagader bestaat uit glad elastisch
spierweefsel. |
waar |
De trachea is een holle buis die bestaat uit kraakbeenringen en niet uit
glad spierweefsel. |
vals |
De bronchiolen bestaan enkel uit glad spierweefsel. |
waar |
De spieren die zich bij gewrichten bevinden versterken de verbinding. |
waar |
Meestal geeft men I.M. in de musculus quadriceps femoris. |
vals |
De achillespees is een pees van de musculus gastrocnemius. |
waar |
De patella zit in de aanhechtingspees van de musculus quadriceps brachii |
vals |
De musculus quadriceps femoris hecht aan op het distaal deel van de tibia. |
vals |
De musculus gastrocnemius zit aan de achterzijde van het dijbeen. |
vals |
Hoe groot de kracht van een spier is wordt bepaald door het aantal
spiervezels die tegelijk actief zijn.
|
waar
|
Het diafragma is de belangrijkste ademhalingsspier. |
waar |
Een fascie bestaat uit steunweefsel. |
waar
|
- In welke laag van de huid kan je spiertjes terugvinden die aan de haren
vastzitten? Zijn dit willekeurige of onwillekeurige spieren?
in de dermis, dit zijn onwillekeurige spieren
- Wat gebeurt er als de spiertjes in de huid samentrekken? Waarom en
wanneer kan dit gebeuren? Zijn dit gladde of dwarsgestreepte spieren?
Je haren komen recht te staan, je krijgt kippevel.
Het verhoogt de warmte-isolerende werking van de huid. (De lucht die tussen de
haren zit wordt vastgehouden.)
gladde
- Uit welk soort spierweefsel bestaat de tong?
willekeurig spierweefsel
- Wat is de functie van de tong?
kauwen, slikken, proeven, mond en gebit reinigen, spreken
- De oesophagus bestaat o.a. uit spierweefsel. In welke laag treft men
dit weefsel aan? Welke spieren zijn het? Worden ze bezenuwd door het
willekeurig of door het onwillekeurig zenuwstelsel?
3° laag, tussen submucosa (2°laag) en serosa (4° laag)
kring -en lengtespieren
Ze zijn bezenuwd door het onwillekeurig zenuwstelsel.
- Het rectum bevat 2 sluitspieren. Welke spieren waren dit?
binnenste sfincter = onwillekeurig, buitenste sfincter = willekeurig
- Hoe noemen de 4 spieren die helpen bij de inspiratie. Bespreek taalkundig.
diafragma of middenrif,
de musculi intercostalae externi, uitwendige tussenribspieren
musculus pectoralis major, grote borstspier
musculus pectoralis minor, kleine borstspier
dia= doorheen, musculus = spier, inter = tussen, costa = rib, extern =
uitwendig, pectus (L) = borst, major = groot, minor = klein
- Wanneer gaat expiratie niet vanzelf? Wie helpt dan mee?
bij vernauwde luchtwegen, de abdominale spieren (= buikspieren) en musculi
intercostalae interni
- Waaruit bestaat het actief en passief bewegingsstelsel?
Het actief bewegingsstelsel bestaat uit spieren, pezen en ligamenten (vb
kruisbanden)
Het passief bewegingsstelsel bestaat uit botten en gewrichten
- Geef de naam van de 3 soorten spierweefsel. Illustreer met een
voorbeeld. Geef ook aan hoe deze spieren bezenuwd zijn.
dwarsgestreept spierweefsel: biceps en triceps; bezenuwd door het willekeurig
zenuwstelsel
glad spierweefsel: rond de ureters en bronchiolen; bezenuwd door het
onwillekeurig zenuwstelsel
harspierweefsel; bezenuwd door het onwillekeurig zenuwstelsel
- Waaruit bestaat de oorsprong en de aanhechting van de biceps?
uit pezen (collageen bindweefsel, niet elastisch-sterk weefsel)
- Wat ligt er tussen de pezen van de quadriceps?
Tussen de pezen van de vierhoofdige dijspier liggen vier spierbuiken.
- Uit wat zijn de spierbuiken van de triceps brachii opgebouwd?
Spierbuiken zijn opgebouwd uit een aantal spierbundels. Spierbundels zijn
opgebouwd uit spiervezels.
- Wat zijn skeletspieren? Waarom noemt men skeletspieren dwarsgestreepte
spieren?
skeletspieren zijn willekeurige spieren (vastgehecht aan het skelet), onder de
microscoop ziet men afwisselend licht en donkere gebieden.
- Is de musculus deltoïdeus een skeletspier? Leg uit waarom?
ja, je kan hem met je wil besturen, hij hangt via pezen vast aan clavicula en
scapula (oorsprong) en proximaal deel van de humerus (aanhechting), onder de
de microscoop ziet men afwisselend licht en donkere gebieden
- Wat is het verschil tussen de oorsprong en de aanhechting van een spier?
De oorsprong is het deel waar de spier aan vast zit, de aanhechting is het
deel dat de spier kan doen bewegen.
- Leg (+taalkundig) uit en illustreer met een voorbeeld: spieratrofie.
Spieratrofie is een vermindering van volume, en kracht van een spier. a =
geen, trofie = voeding
vb na 6 weken gips (inactiviteit van de spier) zijn de spieren dunnen en
zwakker
- Leg (+taalkundig) uit en illustreer met een voorbeeld: spierhypertrofie.
Spierhypertrofie is een vermeerdering van volume, en kracht van een spier.
hyper = veel, trofie = voeding
vb na training (vb fitnes) zijn de spieren dikker en sterker
- Wat betekent schede?
vagina (letterlijk: omhulsel)
- Hoe noemt men de bindweefselschede rond een spierbundels in de spierbuiken
van de musculus quadriceps femoris?
fascie
- Hoe noemt men een spiervezel in een spierbundel in een spierbuik van de
musculus triceps brachii?
een fibril
- Hoe noemt men het contactpunt tussen een zenuw en een spiervezel?
het motorisch eindplaatje
- Geef en bespreek de eigenschappen, het uitzicht, de bewegingsmogelijkheden
en de fysiologie van gladde en dwarsgestreepte
spieren. Noteer je antwoord in 2 kolommen.
|
gladde spieren |
dwarsgestreepte spieren |
Uitzicht |
geen dwarse strepen |
spierbuiken, spierbundels, spiervezels
fascie rond spierbundels
begin en einde: pezen
onder de microscoop: strepen |
Eigenschappen |
onvermoeibaar, langzaam, onwillekeurig (= o.i.v. autonoom
zenuwstelsel) |
vermoeibaar, snel, willekeurig, motorische eindplaat |
Bewegingsmogelijkheden |
peristaltiek, contracties |
flexoren, extensoren, abductoren, adductoren, exoratatoren,
endorotatoren |
Fysiologie |
prikkelbaar via autonoom zenuwstelsel of hormonenhuishouding
samentrekbaar, contractie
elastisch
steeds zekere tonus |
prikkelbaar via de motorische zenuw of zonder impuls van de
hersenen
samentrekbaar, contractie
elastisch
steeds zekere tonus |
- Bespreek de cardiale spier soort, eigenschappen.
onwillekeurig spierweefsel = dezelfde eigenschappen als gladde spieren,
uitzicht dwarsgestreepte spieren
- Geef de medische term
grote borstspier |
musculus pectoralis major |
deltaspier |
musculus deltoïdeus |
kleine borstspier |
musculus pectoralis minor |
kleermakersspier |
musculus sartorius |
uitwendige tussenribspieren |
musculi intercostales externi |
borstbeen-sleutelbeen-tepelspier |
musculus sternocleidomastoideus |
inwendige tussenribspieren |
musculi intercostales interni |
brede rugspier |
musculus latissimus dorsi |
monnikskapspier |
musculus trapezius |
2 koppige armspier |
musculus biceps brachii |
- Geef en bespreek de belangrijkste ademhalingsspier. (naam, oorsprong en
aanhechting, kenmerken, functie)
diafragma of middenrif, scheidt thorax en abdomen t.h.v. L1, caudaal sternum
en onderste ribben, peesplaat met dunne platte spierplaat omheen, 3
openingen; voor aorta VCI, oesophagus, F: inspiratie, buikpers
- Geef en bespreek 3 spieren waar I.M. inspuitingen mogen toegediend worden.
Geef de naam, de oorsprong, de aanhechting, de kenmerken en de functie van
die spier.
Gebruik steeds de medische term. Zet bij elke medische term de Nederlandse
term tussen haakjes.
musculus gluteus maximus, grote bilspier, O: buitenzijde os ileum (darmbeen),
A: proximale deel femur (dijbeen), K: de spier waarop we zitten, F: extensie
van de dij, exorotatie, adductie en abductie.
musculus deltoïdeus, deltaspier, O: scapula (schouderblad) en clavicula
(sleutelbeen), A: humerus: opperarmbeen, K:spier waar vaak vaccins worden
toegediend, F: abductie van de arm
musculus quadriceps femoris (grote bilspier, O: os coxae (heupbeen) proximale
deel ven het femur dijbeen), A: tibia (scheenbeen), K , aanhechtingspees bevat
de patella, F: flexor heup, extensor knie
- Geef 1 voorbeeld van een abductor, en leg uit waarom. Geef 1 voorbeeld van een adductor, en leg uit waarom.
musculus deltoïdeus; zijwaarts heffen van van de arm tot horizontaal
musculus pectoralis major; trekt de arm naar het lichaam toe.
- Wat is een pees? Geef de naam van de pees bekend vanuit een godenverhaal?
Van welke spier is deze pees? (naam, oorsprong en aanhechting, kenmerken,
functie)
een pees is een uiteinde van een spier vastgehecht aan een bot, vb
achillespees van de tweelingkuitspier (musculus gastrocnemius) is vast aan de
calcaneus of hielbeen, oorsprong femur, functie voet buigen richting zool en knie plooien.
- Leg uit en bespreek: "De musculus quadriceps femoris is een extensor en
een flexor" .
Geef ook de naam en de soort van de beenverbindingen die voorkomen in je
antwoord.
Geef ook de naam, de oorsprong, de aanhechting, de kenmerken en de functie van
die spier.
Gebruik steeds de medische term. Zet bij elke medische term de Nederlandse
term tussen haakjes.
naam: vierhoofdige dijspier
oorsprong: heup en proximaal (het meest dichtbije) deel femur (dijbeen)
aanhechting: proximaal deel tibia (scheenbeen)
kenmerken: de pees aan de tibia (spaakbeen) bevat de patella (knieschijf), de
spier mag gebruikt worden voor intramusculaire inspuitingen.
functie: flexie (buigen) van het heupgewricht (=kogelgewricht), en extensie
(strekken) van het kniegewricht (scharniergewricht)
- Hoe noemt men de verbinding tussen een spier en een bot? Uit welk weefsel
bestaat deze verbinding?
pees
stevig bindweefsel; collagene vezels
- Over welk begrip spreken we? "een samenstel van door bindweefsel verbonden
cellen die in staat zijn tot uitgebreide en sterke samentrekking (=
contractie)"
spier of musculus
- Leg uit en bespreek: "De musculus gastrocnemius overspant 2 gewrichten en
heeft één insertiepees (aanhechtingspees)".
Geef ook de naam en de soort van de beenverbindingen die voorkomen in je
antwoord.
Geef ook de naam, de oorsprong, de aanhechting, de kenmerken en de functie van
die spier.
Gebruik steeds de medische term. Zet bij elke medische term de Nederlandse
term tussen haakjes.
naam: tweelingkuitspier
oorsprong: distale (verste) deel femur (dijbeen)
aanhechting: os calcaneus (hielbeen)
kenmerken: de insertiepees of aanhechtingspees waarvan sprake noemen we ook de
achillespees, bi-articulaire spier
functie: flexie (buigen) van het kniegewricht (scharniergewricht), zoolwaarts
buigen van de voet, de spier overspant dus het knie en enkelgewricht (=
eigewricht)
- Welke spier werkt indien ik op mijn tenen wil staan? (= optillen hielen)
musculus gastrocnemius
- Hoe noemen we de spieren die bij aangespannen de plasbuis en de anus
en (bij vrouwen) de schede afsluiten?
bekkenbodemspieren
- Op welke grote sterke vierhoekige spier zitten we?
Geef ook de naam en de soort van de beenverbindingen die voorkomen in je
antwoord.
Geef ook de naam, de oorsprong, de aanhechting, de kenmerken en de functie van
die spier.
Gebruik steeds de medische term. Zet bij elke medische term de Nederlandse
term tussen haakjes.
musculus gluteus maximus, grote bilspier, O: pelvis (bekken), buitenzijde ileum (darmbeen),
A: proximaal (het meest dichtbije) deel femur (dijbeen), K: meest geschikt voor I.M. inspuitingen,
F: extensor (strekker) dij, adductor (= naar het lichaam toe)
(en abductor of van het lichaam weg) en exorotator (naar
buiten draaien dij)
- Welke spier wordt gebruikt om het lichaam uit zittende positie op te
heffen?
musculus gluteus maximus
- Met welke spier trek je je schouders op?
musculus trapezius (monnikskapspier)
- Welke spier verbindt het borstbeen met het sleutelbeen en zit vast aan het
achterhoofdsbeen (mastoid)?
musculus sternocleidomastoideus
- Geef en bespreek 4 thoracale spieren.
Geef de naam, de oorsprong (O), de aanhechting (A), de kenmerken (K) en de functie
(F) van
die spier.
musculus pectoralis major, grote borstspier
O: sternum (borstbeen),
kraakbenig deel 6 eerste ribben (costae), mediaal gedeelte clavicula
(sleutelbeen)
A: proximaal deel van de humerus (opperarmbeen)
K: veel
geoefend door bodybuilders
F: adductie arm en hulpademhalingsspier
musculus pectoralis minor, kleine borstspier
O: benig deel rib 3 tot 5 (costae)
A: scapula (schouder)
K: zit onder de grote borstspier
F: trekt clavicula
(sleutelbeen) en scapula (schouderblad) naar beneden, trekt ribben omhoog en
hulpademhalingsspier
musculus intercostales externi, uitwendige tussenribspieren
O: benig deel
ribben
A: benig deel ribben
F: inademingspieren
musculus intercostales interni, inwendige tussenribspieren
O: kraakbenig deel
van de ribben en ventraal benig deel
A: kraakbenig deel van de ribben en ventraal benig deel
F: uitademingspieren
- Geef en bespreek 2 abdominale spieren.
Geef de naam, de oorsprong (O), de aanhechting (A), de kenmerken (K) en de functie
(F) van
die spier.
musculus rectus abdominis, rechte buikspier
O: sternum (borstbeen)
A: os
pubis (schaambeen)
K: 4 tot 5 dlen met linea alba (verticale bindweefselband
in het midden)
F: voorover buigen, achteroverkantelen bekken, hulp bij extra
diepe uitademing, buikpers (vb bij defaeceren)
diafragma, middenrif
O: sternum (borstbeen), onderste cotae (ribben), lumbale
wervel, L1
K: peesblad met dunne spierplaat, koepelvormig met bolle zijde
naar boven, met openingen voor aorta, VCI en oesophagus
F: thorax vergroten
bij inspiratie, buikpers
- Bespreek de bekkenbodemspieren.
Geef de naam, de oorsprong (O), de aanhechting (A), de kenmerken (K) en de functie
(F) van
die spier.
De bekkenbodemspieren bestaan uit 2 delen:
een achterste deel rond de anus? de grootste spier is de musculus levator ani (anusopheffer)
een voorste deel rond de urethra & vagina
O & A: tussen het os pubis (schaambeen) en het os ischii (zitbeen)
K: zeer belangrijk i.v.m. incontinentie na bevalling
F:
werkt mee met de buikpers, draagt het gewicht van de bekkeningewanden (de
blaas, de endeldarm en de baarmoeder), werkt mee bij de sluiting van het
rectum (endeldarm)
- Bespreek de spieren van de arm.
Geef de naam, de oorsprong (O), de aanhechting (A), de kenmerken (K) en de functie
(F) van
die spier.
Gebruik steeds de medische term. Zet bij elke medische term de Nederlandse
term tussen haakjes.
musculus biceps brachii, tweehoofdige armspier
O: scapula (schouderblad)
A:
proximaal deel van de radius (spaakbeen)
F: flexor arm
K: de antagonist van de triceps
musculus triceps brachii: driekoppige armspier
O: scapula en proximaal deel
van de humerus
A: olecranon (haakvormig uitsteeksel)
F: extensor van de arm
(strekspier)
K: de antagonist van de biceps
musculus deltoïdeus, deltaspier
O: scapula (schouderblad) en clavicula
(sleutelbeen)
A: humerus: opperarmbeen
K: spier waar vaak vaccins worden
toegediend
F: abductie van de arm
- Geef en bespreek 3 bil- of beenspieren.
Geef de naam, de oorsprong (O), de aanhechting (A), de kenmerken (K) en de functie
(F) van
die spier.
musculus gluteus maximus, grote bilspier,
O: buitenzijde os ileum (darmbeen)
A: proximale deel femur (dijbeen)
K: de spier waarop we zitten, meest gebruikte spier voor I.M.-inspuitingen
F: extensie
van de dij, exorotatie, adductie en abductie.
musculus quadriceps femoris, vierhoofdige dijspier
O: heup en proximaal (het meest dichtbije) deel femur (dijbeen)
A: proximaal deel tibia (scheenbeen)
K: de pees aan de tibia (spaakbeen) bevat de patella (knieschijf), de
spier mag gebruikt worden voor intramusculaire inspuitingen
F: flexie (buigen) van het heupgewricht (=kogelgewricht), en extensie
(strekken) van het kniegewricht (scharniergewricht)
musculus gastrocnemius, tweelingkuitspier
O: distale (verste) deel femur (dijbeen)
A: os calcaneus (hielbeen)
K: de insertiepees of aanhechtingspees waarvan sprake noemen we ook de
achillespees
F: flexie (buigen) van het kniegewricht (scharniergewricht), zoolwaarts
buigen van de voet, de spier overspant dus het knie en enkelgewricht (=
eigewricht)
- Waardoor wordt de bodem van de thorax gevormd?
diafragma of middenrif
- Waardoor wordt de bodem van het abdomen gevormd?
bekkenbodemspieren met o.a. musculus levator ani
- "De langste spier in ons lichaam ligt in de dij; het is de
kleermakersspier, zo genoemd omdat hij een rol speelt bij het als kleermaker
met gekruiste benen zitten." Geef de medische term.
musculus sartorius
- Vul aan:
De ..................... en ................... van de bovenarm buigen en
strekken de ellebogen.
Het is bekend dat skeletspieren samentrekken op bevel van de hersenen door te
reageren op signalen via zogenaamde ‘..................................'
zenuwen die via de hersenstam en het ruggenmerg met de spiervezels in contact
staan.
biceps, triceps, motorische
- Hoe noemt men de contactplaats tussen zenuw en skeletspier?
motorisch eindplaatje
- Leg taalkundig uit: myoom.
my, myo = spier
oom = gezwel
spiergezwel vb vleesboom in de baarmoeder
- Vul aan
bi |
twee |
antagonisten |
tegenwerkers |
ileum |
drambeen |
tri |
drie |
extensor |
strekspier |
craniaal |
naar het hoofd toe |
quad |
vier |
flexor |
buiger |
mediaal |
richting middellijn |
musculus |
spier |
sternum |
bortstbeen |
|
|
musculi |
spieren |
clavicula |
sleutelbeen |
|
|
delta |
driehoek |
ventraal |
voorkant |
|
|
brachii |
van de arm |
anterior |
voorkant |
|
|
rectus |
recht |
dorsaal |
achterkant |
|
|
pectus |
borst |
posterior |
achterkant |
|
|
synergisten |
samenwerkers |
max |
groot |
|
|
- Kan jij leven zonder spieren?
neen, het hart is een spier, ...
- Leg uit: "Spieren maken spijsvertering en uitscheiding van afvalstoffen
mogelijk."
Het spijsverteringsstelsel en het uitscheidingsstelsel maakt gebruik van glad
spierweefsel ten behoeve van de peristaltiek. Samen met een willekeurige
sfincter kan je stoelgang en urine ophouden.
- Leg uit. "Spieren houden je skelet bijeen."
Ligamenten en pezen aan de uiteinden van de spieren liggen om de gewrichten
heen houden ze bij elkaar.
- Waar ligt de musculus frontalis? Wat kan je er mee doen?
De musculus frontalis ligt boven op het os frontale (frontale schedelbot). Je
kan er je wenkbrauwen mee optrekken.
- Leg uit: "De musculus sternocleidomastoïdeus is de antagonist van de
musculus trapezius." Illustreer met een voorbeeld.
De scheve halsspier is de tegenwerker van de monnikskapspier. Met de scheve
halsspier kan je je hoofd naar beneden buigen, met de monnikskapspier kan je
je hoofd terug optillen en naar de lucht kijken.
- Geef 2 spieren die het hoofd met de romp verbinden.
musculus sternocleidomastoïdeus (scheve halsspier), musculus trapezius (monnikskapsspier)
- Welke beenderen verbindt de musculus pectoralis major?
clavicula, sternum, costae en humerus
- Welke beenderen verbindt de musculus deltoïdeus?
scapula, clavicula en humerus
- Vul aan. De hamstrings (musculus biceps femoris, musculus semitendinosus
en de musculus semimembranosus) zijn een spiergroep antagonisten van de
................................................. (aan de voorkant van de dij)
mm quadriceps femoris (vierhoofdige dijspier)
- Ik heb reeds 2 dagen nekpijn lateraal links. De pijn gaat tot in mijn
schouder. De derde dag kan ik niet meer uit mijn bed langs de linkerkant. Ik
moet op handen en voeten via de rechterkant van mijn bed opstaan. Ik krijg
mijn kleren niet meer aan zonder hulp.
Ik ga naar de huisarts met de wagen. Dit gaat zeer moeilijk want ik kan mijn
hoofd niet meer draaien, dus zie ik niet goed of er auto's afkomen.
De arts vertelt me dat ik lijd aan het trapeziussyndroom of het
schevehalssyndroom. Op een briefje voor de kinesist schrijft hij: C3-C4
neuralgie. Op een briefje voor de apotheker schrijft hij 2 x 1 Lyotab Feldene met het eten.
Zoek op het internet de Nederlandse term voor musculus trapezius.
Wat betekent neuralgie?
algie=........................, neur=m.b.t.
d......................................
- In het anatomieboek "Functionele anatomie van de mens", geschreven door M.
Cokelaere kan ik de musculus trapezius terugvinden op bladzijde 184.
Probeer deze tabel aan te vullen.
naam |
oorsprong |
vasthechting |
functie |
musculus trapezius |
|
|
|
Geef de Nederlandse termen voor musculus trapezius en lateraal.
Geef de medische term voor doornuitsteeksel, schouderblad, sleutelbeen.
Wat betekent C1-T12?
- Niet kennen, te moeilijk!
In het complete handboek "Looptraining van joggen tot marathon", geschreven door
P. Van Den Bosch, kan ik het antwoord terugvinden op onderstaande vraag op bladzijde
44.
Bespreek de brandstof van het lichaam bij
- korte en hevige inspanningen
- lange en minder hevige inspanningen.
|
kort en hevige inspanningen |
lange en minder hevige inspanningen |
energiebron voor enkele seconden |
ATP adenosinetrifosfaat
(= vorm van opgestapelde energie, beperkt aanwezig) |
|
|
CP creatinefosfaat |
|
energiebron na enkele seconden |
glycogeen (suikers opgestapeld in spieren en ever) |
|
als de hevige inspanning blijft voortduren, dan wordt er melkzuur
gevormd |
anaërobe verbranding, met verzuring van de spieren |
|
als de inspanning blijft voortduren, MAAR NIET HEVIG, +- 90 minuten |
|
verbranding van suikers (glycogeenvoorraad relatief beperkt) |
Na 90 minuten krijgen vooral ongetrainde lopers "de klop van de
hamer", lood in de benen. Op dit moment schakelt het lichaam over op
vetverbanding.
Door training kan je langer je suikerreserves sparen. |
|
verbranding van vetten, hiervoor is meer zuurstof nodig |
|
|
aërobe verbranding, zonder verzuring van de spieren |
|
|
|
|
|
|
|