Skeletstelsel
Omhoog Skelet: antw Skelet: afbeeldingen

 

Geraamte: de verschillende beenderen in het Nederlands

Soorten gewrichten

 

Oefening 1 skeletstelsel: medische terminologie

Oefening 2 skeletstelsel: medische terminologie

Oefening 3 skeletstelsel: medische terminologie

Oefening 4 skeletstelsel: medische terminologie

Oefening 5 skeletstelsel: medische terminologie

Oefening 6 skeletstelsel: medische terminologie

Oefening 7 skeletstelsel: medische terminologie

 

Oefening 8 soorten beenderen, invuloefening

Oefening 9 soorten beenderen, meerkeuzevragen

Oefening 10 Structuur van de beenderen

Oefening 11 soorten beenverbindingen

Oefening 12 delen ven een gewricht

Oefening 13 soorten gewrichten

Oefening 14 cranium

Oefening 15 skelet

 

Oefening 16 geraamte

Oefening 17 geraamte

Oefening 18 geraamte

Oefening 19 de romp

Oefening 20 bekkengordel en onderste ledematen

Oefening 21 de gordels en de ledematen

 

Een oefening zonder medische termen gemaakt voor het secundair onderwijs.

 

 

  1. Waar of vals

Het menselijk skelet is opgebouwd uit meer dan 400 beenderen           

 

Het actief bewegingsstelsel bestaat uit pezen ligamenten en spieren

 

Het passief bewegingsstelsel bestaat enkel uit beenderen

 

Cervicale wervels zijn verbonden met cervicale ribben

 

Het gele beenmerg zorgt o.a. voor de aanmaak van erytrocyten

 

Bij volwassenen heb je maar één soort beenmerg

 

L1 heeft een groot wervelgat en een klein wervellichaam

 

De tibia maakt deel uit van het kniegewricht.

 

De meeste botten zijn pijpbeenderen en vanbinnen hol.

 

De atlas heeft geen corpus vertebrae

 

De atlas heeft geen processus spinosus (doornuitsteeksel).

 

De lumbale wervels zijn verbonden met de ribben

 

De verbinding tussen de rib en de wervels is een een gewricht.

 

In onze handpalm zitten de falangen.

 

De clavicula is een pijpbeen.

 

De botten zij levenloos materiaal zoals haren en nagels.

 

Het bot wordt continu afgebroken (door osteoclasten) en opgebouwd (door osteoblasten).

 

Het ravenbeksuitsteeksel (processus caracoïdeus) is een deel van de scapula.

 

Ongeveer om de 8 jaar wodt het hele botweefsel vervangen;

 

Een naadverbinding is een voorbeeld van een gewricht.           

 

Os talus of sprongbeen behoort tot de tarsalen

 

De humerus is het stevigste en grootste been van het menselijk lichaam.

 

De fibula is een dun pijpbeen en is gelegen aan de binnenzijde van het onderbeen.

 

Het olecranon (haakvormig uitsteeksel) is een deel van de scapula.

 

Het distaal deel van de ulna vormt het grootste deel van het scharniergewricht met de humerus

 

De duim heeft slechts 2 falangen.

 

We hebben evenveel ribben als thoracale wervels

 

Het synoviaal vlies is rijk aan kleine bloedvaten

 

  1. Wat betekent osteologie?

  2. Leg taalkundig uit. osteocyt, osteoblast, osteoclast.

  3. Geef de histologische samenstelling van een beenweefsel

  4. Welke vitaminen en hormonen spelen een rol bij de opbouw en afbraak van beenderen?

  5. Hoe noemen we het proces van botontkalking?

  6. Geef 4 functies van het geraamte.

  7. Waar worden bloedcellen aangemaakt?

  8. Geef 3 soorten beenderen met telkens 4 voorbeelden (medische term).

  9. Geef 5 voorbeelden van pijpbeenderen ter hoogte van de onderste ledematen.

  10. Uit wat is een been samengesteld?

  11. Hoe noemt men de lange schacht van de radius?

  12. Hoe noemt men de gewrichtsuiteinden van de ulna?

  13. Waaruit bestaat de epifyse van een middenhandsbeentje?

  14. Waar bevindt zich het rode beenmerg in het femur?

  15. Wat bevindt er zich in het midden van de tibia?

  16. Wat zit er in de mergholte van de metatarsalen?

  17. Waaruit bestaat het sternum? Gebruik de medische termen.

  18. Waaruit bestaat de patella? Gebruik de medische termen.

  19. Hoe noemt men het beenweefsel dat bestaat uit een dicht aaneengesloten geheel, zonder tussenliggende openingen?

  20. Hoe noemt men het beenweefsel met tussenliggende openingen?

  21. Waardoor is het sternum omgeven? Geef de medische term.
    Wat is de functie van het beenvlies?
    Wat zit er in het beenvlies?
    Is het bot omgeven door beenvlies ter hoogte van de gewrichten?

  22. Waar en waarom vind je kraakbeen bij het femur? Welke kenmerken heeft kraakbeen?

  23. Welke kleur heeft het  actieve beenmerg? Wat is de functie van het actieve beenmerg?

  24. Geef 3 plaatsen waar je het rode beenmerg kan vinden.

  25. Waardoor wordt bij ouder worden het rode beenmerg in de diafyse van het femur geel?

  26. Geef 3 soorten beenverbindingen. Geef ook de kenmerken ervan en telkens 1 voorbeeld.

  27. Teken een gewricht en benoem de verschillende delen.

  28. Uit welk weefsel bestaat een gewrichtskapsel?

  29. Wat is de job van het synoviaal vlies?

  30. Welk deel van een volwassen been zorgt voor de been opbouw en afbraak?

  31. Hoe noemt men het vlies aan de binnenzijde van het gewrichtskapsel?

  32. Geef een andere term voor bindweefselbanden.

  33. Wat zijn ‘bursae’? Wat is hun functie?

  34. Geef een medische term voor buigen en strekken.

  35. Geef een medische term voor naar achter buigen en naar voren buigen.

  36. Mijn humerus gaat van een verticale stand naar een horizontale. Welke beweging wordt er gemaakt?

  37. Ik draai mijn voet en onderbeen naar binnen. Welke beweging wordt er gemaakt?

  38. Geef 2 factoren die de beweeglijkheid van een gewricht bepalen.

  39. Geef steeds het soort gewricht.

    Knie

     

    Schouder

     

    Atas en axis

     

    Cranium en atlas

     

    Pols

     

    Falangen

     

    carpaal en metacarpaal duim

     

    heiligbeenwervels

     

    heup en femur

     

    C1 en C2

     

    clavicula en scapula

     

     

     

  40. In welk gewricht zijn volgende bewegingen mogelijk?
    rotatie, abductie, adductie, anteflexie en retroflexie

  41. Geef de 4 belangrijkste beenderen van de hersenschedel. Geef de medische en de Nederlandse term.

  42. Geef de Nederlandse term voor os ethmoidale en os sphenoidale.

  43. Geef de 4 belangrijkste beenderen van de aangezichtsschedel. Geef de medische en de Nederlandse term.

  44. Hoeveel wervels hebben wij?  Geef ook het aantal per soort.

  45. Wat betekent scoliose?

  46. Teken een ruggenwervel en benoem de verschillende delen.

  47. Welk gewricht zorgt ervoor dat we ja kunnen knikken?

  48. Welk gewricht zorgt ervoor dat we nee kunnen schudden?

  49. Hoe noemen de verbindingen van een rib met het borstbeen en van een rib met de wervels?

  50. Waar of vals? Een halswervel heeft een klein wervelgat en een groot lichaam.

  51. Via welke verbinding zijn de heiligbeenwervels verbonden?

  52. Hoe zijn L1 en L2 met met elkaar verbonden?  Geef de medische en de Nederlandse term.

  53. Teken de columna vertebralis in profiel. Situeer en benoem de krommingen.  Geef ook aan wat de ventrale en dorsale zijde is.

  54. Hoe noemt men een kromming van de columna vertebralis bij een vooraanzicht?

  55. Tot welk zenuwstelsel (anatomisch) behoort het ruggenmerg?

  56. Wat is de functie van een discus intervertebralis?

  57. Geef de naam van wervels C1 en C2 bij een vrouwelijke patiënt.

  58. Hoeveel lumbale wervels heeft een patiënt van 73 jaar en +- 84 kilogram?

  59. Welke wervel heeft een tandvormig uitsteeksel op het wervellichaam?

  60. Wat ligt er onder de wervel L5?

  61. Geef de naam van een stevig driehoekig been met naadverbindingen.

  62. Geef de naam van een driehoekig plat been dat met de punt naar beneden is gericht.

  63. Geef de naam van een driehoekig onregelmatig been.

  64. Heeft het os coccygis nog uitsteeksels?

  65. Geef de functie van de costae.

  66. Wat is een valse rib? Hoeveel valse ribben heb jij?

  67. Wat zijn zwevende ribben?

  68. Teken de schoudergordel en de bovenste ledematen. Benoem alle beenderen en de soorten beenverbindingen. Geef de medische en de Nederlandse term.

  69. Vul aan. Spieren verbinden de ........................... (schouderblad) met de .......................... en de .............................. wervels. Aan de zijkant van de scapula zit een holle ......................................... waarin het ....................................... gedeelte van de humeruskop past

  70. Met welke beenderen vormt de clavicula een verbinding?  Om welk soort verbindingen gaat het?

  71. Hoe noemen we de houding met de handpalm naar boven? (Zodat we er soep kunnen ingieten.)

  72. Hoe noemen we de houding waarbij radius en ulna gekruist liggen

  73. Hoeveel carpalen heb jij? Hoeveel metacarpalen? Hoeveel falangen (vingerkootjes)?

  74. Leg uit. De duim is opponeerbaar.

  75. Uit hoeveel heeupbeenderen bestaat de bekkengordel?

  76. Hoe (en met wat) noemt men de verbindingen waarmee de bekkengordel aan de voorkant en de achterkant is verbonden.

  77. Uit welke beenderen zijn de heupbeenderen samengesteld?

  78. Teken de heup en de onderste ledematen. Benoem alle beenderen en de soorten beenverbindingen. Geef de medische en de Nederlandse term.

  79. Vul aan. Het distale deel van van de femur eindigt met twee ............................... die een deel van het kniegewricht vormen. De achterzijde van de ................................. (knieschijf) en het .......................................... deel van de ............................ (scheenbeen) vormen de rest van het gewrichtsvlak.

  80. Hoe noemen de belangrijkste bindweefselbanden binnen het kniegewricht? Geef een ander woord voor bindweefselbanden.

  81. Behoren pezen en ligamenten tot het actief of passief bewegingsstelsel?

  82. Hoe noemen de twee gewrichtsschijven in de knie? Welke vorm hebben die schijven? Wat is hun belang?

  83. Leg uit. De patiënt heeft malleolair oedeem.

  84. Wat betekent malleolus externus?

  85. Vul aan. De .................. (scheenbeen) is ..............aan de bovennkant en vormt het platte vlak van het .............. gewricht.

  86. Hoeveel falangen heeft de grote teen?

  87. Wat is het langste en wat is het kortste bot van het menselijk lichaam?

  88. Met welk onderzoek kunnen we sinds meer dan 100 jaar zeer goed het skelet zien?

  89. Hoeveel kg bedraagt het skelet van een volwassene?

  90. Van wie is het bekken breder? man of vrouw?

  91. Wat loopt er van het periost door het compacta heen?

  92. Wat kan je aan je rug voelen van de wervelkolom?

  93. Wat beschermt de wervelkolom?

  94. Vul aan.
    Het kniegewricht bestaat uit vier beenderen: het dijbeen (...................), het scheenbeen (......................), het kuitbeen (..................) en de knieschijf (.....................). Het dijbeen is via ....................................... en een kapsel verbonden met het scheenbeen. Het kuitbeen loopt parallel met het scheenbeen. De knieschijf glijdt over het kniegewricht wanneer de knie buigt. De dijspieren en de hamstrings (bovenbeenbuigers) zijn belangrijke spiergroepen voor het kniegewricht. De beenderen geven steun aan de knie en zorgen voor een stevige structuur van het gewricht, de spieren maken dat het gewricht beweegt, en de gewrichtsbanden houden het bij elkaar. Verder bevat het gewricht een element van kraakbeen. Dit is de ................................, een c-vormig kraakbeen tussen het scheenbeen en het dijbeen. De .......................beschermt het gewricht en zorgt ervoor dat de beenderen makkelijk over elkaar heen kunnen bewegen. Bij het gewricht bevindt zich ook een klein, met vloeistof gevuld zakje, de ........................................ De ............................zorgt ervoor dat spieren en pezen vrij langs het bot glijden als het gewricht beweegt.
    Rondom de knie hebben we twee grote spieren, aan de voorzijde de ................................. en aan de achterzijde de Hamstrings.  Tijdens het buigen en strekken van de knie glijdt de knieschijf over het kraakbeen van het ..........................
    Zonder .................................... krijg je het effect van een ronde bal op een platte plaat, wat een zeer instabiele verbinding is.

  95. Wat is het verschil tussen ligamenten en pezen?

  96. Waar wordt in de knie gewrichtskraakbeen gevonden?

  97. Wat is het medische voorvoegsel voor "gewricht"?  Geef ook 2 voorbeelden

  98. Wat betekent arthroscopie?

  99. Wat betekent de suffix ose?

  100. Wat betekent artrose? Leg taalkundig uit.

  101. Wat is osteoporose? Leg taalkundig uit.

  102. Geef een andere term voor botbreuk.

  103. Vul aan:
    De elleboog is het ........................... tussen boven- en onderarm. Het ellebooggewricht is een compositie van drie gewrichten in één. Door deze gewrichten kan de onderarm ten opzichte van de bovenarm over een afstand van 130° worden gebogen (......................) en vervolgens weer volledig worden gestrekt (........................). De onderarm kan om zijn lengteas 80° naar binnen worden gedraaid (...........................) en 80° naar buiten worden gedraaid (...................................).
    Het heupgewricht wordt gevormd door de .................................... (acetabulum) en de heup- of ...........................(caput femoris) De heupkom is een onderdeel van het ........................... en de heupkop maakt deel uit van het ....................... (femur).
    De spieren (spier = musculus) die voor de bewegingen van het kniegewricht zorgen zijn de vierkoppige bovenbeenstrekker (.............................................) en de ................................. (hamstrings) van de knie.

  104. Hoe noemt men een beschadiging rondom een gewricht. Meestal gaat het om de enkel of de knie. Door bijvoorbeeld een val of een verkeerde beweging komt er meer beweging in het gewricht dan eigenlijk mogelijk is. Het gewrichtskapsel en de gewrichtsbanden rekken hierdoor op en kunnen zelfs scheuren. Ook hierbij treedt pijn, zwelling en soms ook een bloeduitstorting op

  105. Hoe noemt men een gehele of gedeeltelijke onderbreking van de spiervezels. Het gaat gepaard met een plotse, vlijmscherpe pijn. Het ontstaat bij een plotse bruuske beweging of door overbelasting. Een goede sportbegeleiding (opwarming, houdingscontrole, …) verkleint de kans op dit letsel.

  106. Hoe noemt men een hele of gedeeltelijke onderbreking van de structuur waarmee de spier aan de botten gehecht is?

  107. Hoe noemt men een ontsteking van een slijmbeurs dat zich bevindt op de plaats van aanhechting van een pees op het bot (been).

  108. In de misdaadroman "Onzichtbaar" van Roel Richelieu Van Londersele (Manteau, 2004) lees ik op bladzijde 59:
    "Hij had opvallend gitzwart haar, voor een vijftiger, brede jukbeenderen en donkere ogen die diep in hun kassen lagen."
    Leg uit: jukbeenderen (Wat, synoniem, waar, met welke andere beenderen verbonden?)

  109. Onze botten bevatten onder andere Calcium.
    Waar of vals. Magere melk bevat minder calcium dan volle melk. Tip: http://www.ikkantegeneenstootje.be/
     

 

Opleiding tot gediplomeerd verpleegkundige                                                                                  HBO Verpleegkunde Ic dien Roeselare