Bloedsomloop antw
Omhoog

  1. Waar of vals

    De bloedsomloop is een open transportsysteem.

    vals

    Een volwassen persoon heeft 10 tot 12 liter bloed.

    vals

    De coronairen ontspringen in het linker ventrikel.

    vals

    De buitenste laag van de wand van een bloedvat heet de adventitia.

    waar

    Erytrocyten komen meer dan 1000 keer meer voor dan leucocyten.

    waar

    In een arterie verhinderen de kleppen dat het bloed terugstroomt.

    vals

    Het meervoud van arterie is atria.

    vals

    De taak van RBC bestaat voornamelijk uit het vervoer van CO2

    vals

    Zuurstofrijk bloed is helderrood.

    waar

    Trombocyten komen het minst voor,qua aantal, in ons bloed.

    vals

    Leucocyten kunnen uit de bloedbaan treden.

    waar

    De mitralisklep ligt tussen het rechter atrium en het rechter ventrikel.

    vals

    Het bloed stroomt in de venen naar de voeten toe.

    vals

    De aders zijn meer elastisch dan de slagaders.

    vals

    Arteriën zijn voorkamers.

    vals

    De vena cava superior bevat zuurstofrijk bloed.

    vals

    De linker harthelft bevat O2-rijk bloed.

    waar

    Het transport va CO2 gebeurt voor een groot gedeelte door binding met hemoglobine.

    vals

    Een volwassen RBC is kernloos en heeft een diameter van 7 micron en leeft +- 120 dagen.

    waar

    Witte bloedcellen, bacteriën en vervallen weefsel vormen samen etter (pus).

    waar

    De ateriae pulmonales bevatten zuurstofrijk bloed.

    vals

    In de arteriën bevinden zich kleppen.

    vals

    Bij ziekte slaat het hart iets trager dan normaal.

    vals

    Arteriën voeren het bloed naar het hart toe.

    vals

    Bij een baby slaat het hart iets trager dan bij een volwassene.

    vals

    De arteria gastrica, de arteria hepatica en de arteria lienalis komen rechtstreeks uit de aorta abdominalis

    vals

     arteriae renales komen rechtstreeks uit de aorta descendens.

    vals

    Polynucleairen (granulocyten: neutrofielen, eosinofielen, basofielen) en mononucleairen (agranulocyten: monocyten en lymfocyten) behoren allen tot de leucocyten.

    waar

    Bij de aanmaak van rode bloedcellen is ijzer, vitamine B12 en foliumzuur van belang.

    waar

  2. Geef de naam en de functie van de bloedcellen.  Noteer ook de normaalwaarde.

    erytrocyten  

     = rode bloedcellen, vervoer van zuurstof  

    4 500 000 tot 5 000 000 per mm3

    trombocyten  

     = bloedplaatjes, rol in het proces om bloed te laten stollen  

    150 000 tot 450 000 per mm3

    leucocyten  

     = witte bloedcellen, verdediging van het lichaam  

    4 000 tot 10 000 per mm3

  3. Wat hebben cellen nodig ten behoeve van hun celmetabolisme (anabolische en katabolische processen) als input?
    voedingsstoffen en O2

  4. Wat produceren cellen als gevolg van hun celmetabolisme als output?
    CO2 en afvalstoffen

  5. Wat betekent Hct (=hematocriet)?  Wat is de normaalwaarde van de hematocriet.
    De hematocriet is de verhouding van het vast gedeelte (bloedcellen) van het bloed t.o.v. het totale bloedvolume (bloedcellen en plasma).  Deze verhouding wordt uitgedrukt in%. nl waarde: 40-50% bij de man, bij de vrouw lager.

  6. Wat betekent de prefix hema?
    bloed

  7. Een bejaarde patiënte komt "uitgedroogd" binnen op de spoedafdeling t.g.v. een tekort aan vochtinname.  Zal de hematocriet verhoogd of verlaagd zijn?  Geef ook aan waarom? Bespreek ook de waarde van de hematocriet bij deze dame.
    De hematocriet zal verhoogd zijn, de patiënt heeft een lager bloedvolume o.w.v. een geringere hoeveelheid plasma.  Dus op het totaal bloedvolume zijn er in verhouding meer bloedcellen aanwezig. De normaalwaarde van de hematocriet bij vrouwen ligt tussen de 35 en de 45%. Verhoogd betekent dus bij deze patiënt, meer dan 45%.

  8. Wat betekent hemoglobine?  Wat is de normaalwaarde van de hemoglobine.
    Hemoglobine is het Fe-houdend eiwit van de erytrocyt. De normaalwaarde van hemoglobine is 12-16 gr per 100 ml bloed.

  9. Hoe drukt men de het hemoglobinegehalte van het bloed uit? Wat betekent de prefix hemo?
    Het hemoglobinegehalte dukt men uit in gram per deciliter. De prefix hemo betekent bloed.

  10. Leg uit: bloedplasma en cytoplasma.
    bloedplasma = het vloeibaar gedeelte ven het bloed
    cytoplasma = celvloeistof

  11. Leg uit: serum.
    Serum is plasma zonder stollingseiwitten, de vloeistof langs boven in een buis met bloed na het stollingsproces

  12. Wat is het verschil tussen serum en plasma.
    Serum bevat geen stollingseiwitten meer, plasma wel.

  13. Geef 5 woorden die eindigen op cyt.
    erytrocyt, leukocyt, trombocyt, lipocyt, myocyt

  14. Wat betekent ery, leuko, trombo, lipo en myo?
    ery = rood, leuko = wit, trombo = stolsel, lipo = vet en myo = spier

  15. Wat geeft de rode kleur aan de rode bloedcel?
    hemoglobine, hemo = bloed, globine = eiwit

  16. Waar worden bloedcellen aangemaakt?
    uit stamcellen in het rode beenmerg

  17. Vul aan: CO2 is een stof die vrijkomt bij ............................................. (om energie te leveren) in de cellen.
    katabolische processen = verbrandingsprocessen

  18. Leg taalkundig uit: fagocyteren.
    fago =eten, cyt = cel, celeten

  19. Leg uit: algemene en specifieke afweer.
    algemene afweer: het opeten van vreemde indringers door WBC
    specifiek afweer: de productie van antilichamen (= antistoffen) door lymfocyten (= type leucocyten) tegen lichaamsvreemde stoffen (= antigenen). Antistoffen zijn steeds gericht tegen één bepaald antigeen.

  20. Leg taalkundig uit: antigeen
    anti = tegen, geen = veroorzakend, een stof die een afweerreactie uitlokt

  21. Leg uit: hemostase en homeostase
    h(a)emostase = bloedstelping, homeostase = het in evenwicht houden van diverse functies in het lichaam vb t°, RR, pH, samenstelling intern milieu

  22. Geef 2 woorden die beginnen met hemo en leg de termen taalkundig uit.
    hemostase, hemoglobine, hemo = boed, stase = blijven staan, globine = eiwit

  23. Geef de samenstelling van het bloedplasma.
    90% water, 7% plasmaeiwitten (vb albumine, globulines, fibrinogeen, protrombine, hormonen), suikers en vetten, ionen (vb Na+, K+, Ca++, fosfor), afvalstoffen (vb ureum, creatinine), chlolesterol, vitaminen

  24. Geef een ander woord voor: de borstkas, de ruimte in de borstkas tussen de longen en het middenrif.
    thorax, mediastinum, diafragma

  25. Geef en bespreek de functie van het bloed?
    transport: plasma en RBC: voedingsstoffen en O2, afvalstoffen en CO2, hormonen, vitaminen
    thermoregulatie: vervoer van warmte
    verdedigingsfunctie: WBC
    rol in de stolling: trombocyten

  26. Hoe komt het dat het bloed in onze bloedvaten voortdurend stroomt?
    door de pompwerking van het hart

  27. Teken de kleine bloedsomloop.

  28. Hoe noemt men de ruimte tussen de longen?
    mediastinum

  29. Wat betekent de prefix medi-?
    midden

  30. Leg taalkundig uit. retrosternaal diafragma.
    retro = achter, sternum = borstbeen, middenrif, dia = door

  31. Geef 2 woorden die beginnen met endo.
    endotheel, endocard

  32. Bespreek de samenstelling van de wand van het hart.  Geef steeds aan uit welk weefsel elke laag bestaat.
    lagen:

    1. endocard: binnenste laag: endotheelcellen = behoort tot het dekweefsel

    2. myocard: middelste laag: dikste laag: onwillekeurig, dwarsgestreept (uitz op de regel) spierweefsel

    3. epicard: buitenste laag, bindweefsel =  behoort tot het steunweefsel

    4. pericard: hartzakje

  33. Geef een andere term voor kamer, hartzakje en voorkamer.
    ventrikel, pericard en atrium

  34. Wat is het meervoud van atrium?
    atria

  35. Hoe noemt men de wand tussen de linker en de rechter harthelft?
    septum

  36. Wat betekent endo, myo, epi en peri?
    endo = in, binnen, myo = spier, epi op, boven en peri = rondom

  37. Hoe zijn li en re atrium van elkaar gescheiden?
    door een atriaal septum

  38. Hoe zijn li atrium en li ventrikel van elkaar gescheiden?
    door de mitralisklep

  39. Teken de grote en de kleine bloedsomloop in één tekening,
    gebruik hierbij 2 kleuren, noteer de betekenis van de kleuren,
    noteer ook de namen van de bloedvaten (medische en Nederlandse naam) die vertrekken en toekomen in het hart,
    duid ook de richting van het bloed aan,
    situeer en noteer tenslotte de naam van 4 kleppen.

  40. Geef een ander woord voor: ader en slagader.
    vene en arterie

  41. Waar ligt de pulmonalisklep?
    tussen het rechter ventrikel en de arteria pulmonalis

  42. Waar ligt de aortaklep?
    tussen het linker ventrikel en de aorta

  43. Geef de naam en bespreek de functie van de coronairen.
    hoofdstam, LAD (Left anterior descendens), circumflex, RAC (right artery coronary)
    Het hart voorzien van voedingsstoffen en zuurstof

  44. Waar ontspringen de coronairen?
    vlak boven de aortaklep

  45. Waar mondt de grootste kransader uit?
    rechtstreeks in het rechte atrium

  46. Vul aan: Wanneer de atria samentrekken zijn de ventrikels in …………………….. en zijn de kleppen tussen atria en ventrikels ……………. en de kleppen tussen de ventrikels en de arteriën …………………………
    rust, open, gesloten

  47. Vul aan: Wanneer de ventrikels samentrekken zijn de atria in …………………….. ,de atria vullen zich met …………….., de kleppen tussen atria en ventrikels ……………. en de kleppen tussen de ventrikels en de arteriën …………………………
    rust, bloed, gesloten, open

  48. Leg uit: diastole, systole.
    diastole = de atria trekken samen, de ventrikels zijn in rust (=ontspanningsfase van de ventriculaire pomp)
    systole = de atria zijn in rust, de ventrikels trekken samen (=contractiefase van de ventriculaire pomp)

  49. Wat is onze gemiddelde hartfrequentie?
    70 slagen per minuut

  50. Wat is ons gemiddeld hartminuutvolume?
    Het hartminuutvolume (HMV) is het slagvolume (SV) vb 60 ml vermenigvuldigd met de hartfrequentie (HF)vb 70, 60ml/slag*70slagen/minuut= 4200ml/minuut = 4, 2 liter bloed per minuut

  51. Geef een synoniem voor hartminuutvolume.
    hartdebiet

  52. Leg taalkundig uit: tachycardie en bradycardie
    tachy = snel, brady = traag, card = hart

  53. Leg taalkundig uit: myocard, intracardiaal
    myo = spier; card = hart, intra = in, card = hart

  54. Teken het hart en de prikkelgeleiding.  Benoem de onderdelen.  Welk onderzoek controleert de geleiding van het hart?
    tekening, sinusknoop, Atrioventriculaire knoop, bundel van His, rechter en linker bundeltak, vezels van Purkinje
    ECG= elektrocardiogram

  55. Welke hartkamer heeft de grootste spierwand en waarom?
    de linker ventrikel, deze kamer moet het bloed onder grote druk doorheen gans ons lichaam pompen

  56. Geef een ander woord voor pacemaker.
    gangmaker

  57. Wat is een externe pacemaker
    een uitwendige gangmaker

  58. Welke knoop bevindt zich in het rechter atrium.
    de sinusknoop

  59. Geef de Nederlandse term voor vena cava superior en aorta
    bovenste holle ader en grote lichaamsslagader

  60. Geef de Nederlandse term voor contractie
    samentrekking

  61. Waar ligt de AV-knoop?
    de atrioventriculaire knoop ligt in de wand van het rechter atrium, op de overgang van atrium naar ventrikel.

  62. Via welke bundel gaat de hartprikkel van de AV-knoop naar de ventrikels?
    bundel van His

  63. Waar ligt de bundel van His?
    in het ventriculair septum

  64. In welke takken splitst de bundel van His?
    in de rechter en linker bundeltak

  65. Waar eindigen de bundeltakken?
    in de purkinje vezels

  66. Vul aan. Als de prikkel ter hoogte van de ………………………………….. komt wordt het myocard ter hoogte van de ventrikels gestimuleerd tot samentrekken.
    purkinjevezels

  67. Hoe noemt men het onderzoek dat ritme en geleidingsstoornissen opspoort?
    ECG, elektrocardiogram

  68. Wat zijn arteriolen, capillairen?
    de kleinste arteriën, haarvaatjes

  69. Hoe noemt men kleine venen?
    venulen

  70. Vul aan. In de grote bloedsomloop is het bloed van de arteriën ………………… in de kleine bloedsomloop is het bloed van de arteriën …………………….
    Hoe dichter de arterie bij het hart ligt hoe dikker de …………… ontwikkeld is.
    De grote bloedsomloop begint vanuit .....................................
    zuurstofrijk, zuurstofarm, media, het linker ventrikel

  71. Uit welke lagen is de wand van een slagader opgebouwd?
    intima (binnenste laag), media (middelste laag, glad elastisch spierweefsel)& adventitia (buitenste laag)

  72. Wat is de rol van kleppen t.h.v. de aders?
    het voorkomen dat het bloed terugstroomt

  73. Hoe geraakt het bloed uit onze voeten terug naar het hart?
    dankzij de werking van de spieren, dankzij een klepsysteem

  74. Waarom is het terugstomen van het bloed van de voeten naar het hart moeilijker bij patiënten die in bed moeten blijven?
    slechte werking van de spierpomp (het samenspel tussen kleppen en spieren); = de spieren van de onderste ledematen spannen en ontspannen zich niet meer regelmatig.

  75. Welke bloedvaten hebben een zeer dunnen wand en kunnen gemakkelijk kleine stoffen doorlaten? Hoe noemt men dit proces?
    capillairen, diffusie

  76. Wat wordt er uitgewisseld ter hoogte van de capillairen en de extracellulaire ruimte?
    voedingsstoffen en zuurstof en afvalstoffen en kooldioxide

  77. Hoe noemt men het de bloedsomloop tussen longen en hart?
    de kleine bloedsomloop

  78. Hoe noemt men het de bloedsomloop tussen hart en alle weefsels?
    de grote bloedsomloop

  79. Hoe noemt men de druk die door het bloed op de bloedvatenwand wordt uitgeoefend?
    bloeddruk

  80. In welke hartkamer komt al het aderlijke bloed terecht?
    linker boezem

  81. Van waar en naar waar loopt de arteria pulmonalis
    van het rechter ventrikel naar de longen

  82. Geef het meervoud van arteria pulmonalis en vena pulmonalis
    arteriae pulmonales, venae pulmonales

  83. Geef een andere term voor drieslippige (of driepotige) klep, tweeslippige (of tweepotige) klep, hart
    tricuspidalis klep, mitralisklep of mijterklep, cor

  84. Geef de 5 delen van de aorta.  Geef de medische en de Nederlandse term
    aorta ascendens of opstijgende tak, aortaboog of arcus aortae, aorta descendens of dalende tak, aorta thoracalis of borstaorta, aorta abdominalis of buikaorta

  85. Op welk deel van de aorta ontspringen de coronairen?
    aorta ascendens

  86. Op welk deel van de aorta ontspringen de arteriën van hals, hoofd en armen?
    arcus aortae

  87. Geef de Nederlandse term voor truncus brachiocephalicus.
    armhalsboom = hoofd arm slagader, (truncus = stam, brachium = arm, cephal of cephalo (G)= met betrekking tot het hoofd)

  88. Waar begint de truncus brachiocephalicus?
    aan de aortaboog

  89. Geef de Nederlandse term voor arteria subclavia dextra.
    rechter ondersleutelbeenslagader (dextra = rechts, sub = onder, clavis = sleutel, clavicula = sleutelbeen)

  90. Geef de Nederlandse term voor arteria carotis communis.
    gemeenschappelijke halsslagader (arteria = slagader, carotis = hals)

  91. Geef de Nederlandse term voor arteriae carotes internae en arteriae carortes externae.
    interne en externe halsslagaders (arteriae = slagaders, carotes = hals)

  92. Geef de Nederlandse term voor arteria axillaris en arteria brachialis.
    okselslagader, axilla = oksel (L), opperarmslagader

  93. Geef een ander woord voor middenrif, borstholte, buikholte, lever, nier, scheenbeen, milt.
    diafragma, thorax, abdomen, hepar, ren, tibia, lien of splen

  94. Geef de Nederlandse term voor arteria carotis, arteria hepatica, arteria renalis, arteria iliaca.
    halsslagader, leverslagader, nierslagader, heupslagader (iliaca = darmbeen)

  95. Geef de Nederlandse term voor bifurcatie, descendens en ascendens (L), inferior en superior.
    = splitsing, afdalend en opstijgend, onderste en bovenste

  96. Geef de Nederlandse term voor truncus coeliacus, arteria gastrica, arteria hepatica, arteria lienalis, arteria renalis, arteria mesenterica inferior, arteria femoralis, arteria tibialis posterior
    ingewandsslagader, maagslagader, leverslagader, miltslagader, nierslagader, onderste darmslagader, dijslagader, achterste scheenbeenarterie

  97. Waar monden de vena cava superior en inferior uit?
    in het rechter atrium

  98. Bespreek de oorsprong en de samenstelling van het bloed van de vena portae.  Waar stroomt dit bloed heen?
    het bloed is afkomstig uit de maag, milt, darmen, pancreas, het is zuurstofarm en voedingsstoffenrijk bloed

  99. Hoe noemt men het aderstelsel dat gelegen is tussen de darmcapillairen en de levercapillairen?
    Het poortaderstelsel

  100. Geef de Nederlandse term voor arteria vertebralis, arteria subclavia, arteria pulmonalis, truncus coeliacus, arteria mesenterica superior, arteria radialis, vena saphena magna, vena jugularis
    wervelslagader, ondersleutelbeenslagader, longslagader, ingewandsslagader, bovenste darmslagader, spaakbeenslagader, grote oppervlakkige beenader, halsader

  101. Bespreek de histologische structuur van arteriën.
    intima: binnenste laag, endotheelcellen & dunne bindweefsellaag,
    media: middelste laag, gladde spiercellen
    adventitia: bindweefsel, zenuwen en voedende bloedvaatjes

  102. Hoe noemt men de slagader t.h.v. de hals waar je ook de hartfrequentie kan voelen?
    Hoe noemt men de slagader t.h.v. het spaakbeen waar je ook de hartfrequentie kan voelen?
    Hoe noemt men de slagader t.h.v. de opperarm waar je ook de bloeddruk kan meten?
    arteria carotis communis, arteria radialis, arteria brachialis

  103. Een functie van milt is het afbreken van oude rode bloedcellen (= erytrocyten). De afgebroken rode bloedcellen geven hun hemoglobine af dat dan tot bilirubine en ijzer wordt omgezet. Naar waar worden deze afvalstoffen vervoert? Hoe noemt men deze weg?
    van de milt (=lien of splen), via de vena lienalis naar de vena portae naar de lever (=hepar)

  104. Hoe noemt men het stelsel dat bloed vervoert van de maag (= gaster), de milt (=splen of lien), de darmen, en de pancreas (= alvleesklier) naar de lever?
    poortaderstelsel

  105. Een patiënt met hartproblemen moet op aanraden van de cardioloog (hartspecialist; = een internist, geen chirurg) een onderzoek van de coronairen (=kransslagaders) laten uitvoeren. (= coronarografie; cor = hart, grafie = schrijven of optekenen)  Voor dit onderzoek moet men een fijne holle, soepele buis opschuiven in het lichaam tot aan het begin van de coronairen.  Eens deze katheter ter plaatste zit spuit men dan een contraststof in en maakt men foto's.  De dokter heeft beslist om deze procedure via de lies te laten gebeuren.
    Welk bloedvat moet de cardioloog aanprikken om met zijn katheter tot bij de coronairen te kunnen komen?
    arteria femoralis = dijslagader

  106. Geef en benoem de bloedvaten die toekomen en vertrekken uit de lever (= hepar).
    toekomen: vena portae en arteria hepatica
    vertrekken: vena hepatica

  107. In de anamanese van de patiënt staat PTCA. Dit is een percutane transluminale coronaire angioplastie.
    Leg PTCA taalkundig uit.  Is dit een onderzoek of een behandeling?
    per = door
    cutis = huid
    transluminaal = door het lumen van de slagader
    coronaire = betreffende de kransslagaders
    angio = bloedvat
    plastie = herstel (hier via het opblazen van een ballonnetje aan het begin van de katheter)
    Dit is een behandeling bij kransslagaderziekte (=arteriosclerose van de coronairen) via een ballonkatheter (=ballondilatatie), in het West-Vlaams noemen ze dat doorblazen.

  108. Hoe noemt men bloedvaten die voedingsstoffen en zuurstof vervoeren in de grote bloedsomloop?
    arteriën of slagaders

  109. Geef een synoniem voor bloedsomloop.
    bloedcirculatie

  110. Is er een verschil tussen de hartfrequentie en de polsslag van een patiënt?
    nee, het meten van de pols is eigenlijk een manier om de hertfrequentie (en ritme) na te gaan.

  111. Waar haalt ons bloed zijn voedingsstoffen en zijn zuurstof?
    voedingsstoffen uit de darmen (dunne darm) en zuurstof uit de longen

  112. Wat doet ons bloed met de opgehaalde afvalstoffen?
    CO2 gaat weg via de longen, wateroplosbare stoffen(vb ureum en creatinine) gaan weg via de nieren, vetoplosbare stoffen (vb cholesterol) gaan via de lever en de galwegen naar de darmen

  113. Ik ga 70 minuten fietsen met mijn MTB aan gemiddeld 25 km/uur.  Tijdens het fietsen merkte ik dat ik dieper en sneller ademde dan normaal. Mijn hartslagmeter loopt op een helling van 10%  soms op tot 175 slagen per minuut.
    Bespreek de cardiac output (= hartminuutvolume) op dit moment in vergelijking met normaal.
    HMV = HF x SV
    normaal is het hartminuutvolume = 70 slagen per minuut x 60ml per slag = 4, 2 liter per minuut
    bij hoge inspanning kan dit oplopen tot 175 x 60 = 10,5 liter per minuut
    De cardiac output is in vergelijking met een toestand in rust meer dan verdubbeld.

  114. In de anamnese (= voorgeschiedenis, alles wat je kan vragen aan uw patiënt) van de patiënt staat retrosternale pijn.
    Leg retrosternale pijn taalkundig uit.  Is dit een ziekte of een symptoom?
    pijn achter het sternum of borstbeen, een symptoom

  115. Heeft een gezonde persoon een pacemaker?
    ja de fysiologische gangmaker of pacemaker, de sinusknoop

  116. Ik ben professionele wielrenner. Ik moet van mijn trainer op hoogtestage.  De trainer zegt dat er in de bergen minder zuurstof in de lucht zit.  Als ik 3 weken in de bergen zal mijn lichaam zich moeten aanpassen door meer rode bloedcellen aan te maken (om het tekort aan zuurstof in de lucht te compenseren). Wat is er met de hematocriet van deze sporter gebeurt in deze 3 weken?
    De hematocriet is verhoogd. 
    De sportman heeft relatief meer erytrocyten in het bloed om zuurstof te vervoeren.  Deze cellen behoren tot het vaste gedeelte van het bloed. Dus is het vast gedeelte van het bloed groter geworden ten opzicht van het totale volume van het bloed.

  117. Ik ga 60 minuten fietsen met mijn MTB aan gemiddeld 26 km/uur.  Bij het fietsen draag ik steeds een korte fietsbroek en handschoenen zonder vingertoppen. Als ik thuis kom ben ik vuil van de modder en zie ik gestold bloed t.h.v. mijn rechter scheenbeen (tibia). 
    a. Welke cellen spelen een rol in de bloedstolling? Geef de medische en de Nederlandse naam.
    b. Indien er, via de modder, ziekteverwekkende micro-organismen mijn lichaam zouden zijn binnengedrongen, zal ik dan ziek worden? Verklaar/motiveer je antwoord en volledig leg uit waarom.
    c. Welke cellen zorgen ervoor dat de mijn tweelingkuitspier (musculus gastrocnemius) voldoende zuurstof heeft? Geef de medische en de Nederlandse naam.
    a. trombocyten of bloedplaatjes
    b. neen ik ben gezond en beschik dankzij mijn leucocyten over voldoende algemene afweer (fagocytose of celeten) en specifieke afweer (de vorming van antistoffen door lymfocyten)
    c. de erytrocyten of rode bloedcellen

  118. Geef een andere term voor stollen.
    coaguleren

  119. Geef een andere term voor antistollingsmiddel.
    anticoagulans

  120. Geef het meervoud van anticoagulans.
    anticoagulantia

  121. De druk op de vaatwanden is de bloeddruk.

    1. Hoe ontstaat de druk in de bloedvaten (RR)?

    2. Geef de normaalwaarde van de druk in jouw bloedvaten.

    3. Hoe noemt men de hoogste druk? Hoe ontstaat de hoogste druk?

    4. Hoe noemt men de laagste druk? Hoe ontstaat de laagste druk?

    5. Geef een andere term voor een verlaagde en een verhoogde bloeddruk.

    6. Geef 2 voorbeelden waarbij hypertensie (tijdelijk) normaal en gezond is.

      1. De druk in de bloedvaten (bloeddruk) ontstaat door het samentrekken van de hartspier.

      2. 120/80 mm Hg of 12/8 cm Hg

      3. systolische druk, de ventrikels trekken samen en stuwen het bloed door de aortaklep de aorta in..

      4. diastolische druk, de ventrikels ontspannen zich, de aorta klep is gesloten.

      5. hypotensie en hypertensie

      6. bij sporten, bij stress

  122. Bespreek de ligging en de functie van de kransaders.
    De kransaders zijn venen die als een krans rond het hart liggen en CO2 en afvalstoffen afvoeren. De grootste kransader mondt rechtstreeks uit in  het atrium.

  123. Welke bloedvaten ontspringen t.h.v. de aortaboog of (arcus aortae)? Geef steeds de medische en de Nederlandse naam.
    truncus brachiocephalicus
        = hoofd-armslagader
    die zich splitst in arteria subclavia dextra en arteria carotis communis dextra
    arteria subclavia sinistra
        = linker ondersleutelbeenslagader
    arteria carotis communis sinistra
        = linker gemeenschappelijke halsslagader

  124. Een patiënt lijdt aan de ziekte van Kahler (een vorm van beenmergkanker). In een patiëntenbrochure over de ziekte kan hij onderstaande lezen:
    "Plasmacellen of plasmocyten zijn een soort witte bloedcellen die normaal een belangrijke rol spelen in onze afweer tegen infecties. Plasmacellen worden ontwikkeld vanuit B-lymfocyten."
    Wat weet je over lymfocyten? Bespreek hun functie volledig.
    Lymfocyten zijn een bepaalde groep leucocyten (witte bloedcellen) en staan in voor de SPECIFIEKE afweer. Lymfocyten produceren, na contact met een antigeen (lichaamsvreemde stof zoals een bacterie, virus, ...), ANTI-lichamen (=ANTI-stoffen). Antistoffen zijn steeds SPECIFIEK. Dit wil zeggen dat ze maar gericht zijn tegen één bepaald antigeen (één bacterie, één virus, ...).

  125. Hieronder kan je het resultaat van een onderzoek t.h.v. de hals (duplex halsvaten) lezen. Het doel van dit onderzoek (doppler en echo samen is een duplex) is de toestand van de halsslagaders en de stroomsnelheid van het vervoerde bloed nagaan.
    "Bilateraal matig tot forse atheromatose met echter slechts matig stenoserend effect op beide aa carotis internae. Geen visualisatie van de aa vertebrales."
    Wat betekent de prefix bi? dubbel of tweevoudig
    Wat betekent lateraal? aan de zijkant
    Wat betekent bilateraal? tweezijdig
    Wat betekent het achtervoegsel -ose (-osis)? ziekte, aandoening
    Wat betekent atheromatose? aandoening waarbij de intima (binnenste laag van een bloedvat) aangetast wordt door vet en calcium. (Soms slagaderverkalking genoemd)
    Wat betekent stenose (stenosis)? vernauwing
    Wat betekent "aa carotis internae"? inwendige halsslagaders
    Wat betekent "aa vertebrales"? wervelslagaders
    Wat betekent visualisatie? zichtbaarmaking

  126. Een patiënt krijgt postoperatief het geneesmiddel Asaflow® 160 mg (1/d: 1 co om 8 uur) voorgeschreven van zijn arts. De arts zegt aan de patiënt dat het een soort bloedverdunner is, zodat hij minder snel bloedklonters kan aanmaken.
    In het Compendium op CD-ROM kan ik de bijsluiter opzoeken. Daar lees ik in de rubriek "Eigenschappen" onderstaande zin.
    Asaflow® (chemische naam: acetylsalicylzuur) is een bloedplaatjesaggregatieremmer. (Net zoals het meer gekende Aspirine®)
    Wat betekent het achtervoegsel post? na
    Geef een ander woord voor bloedplaatjes. trombocyten
    Hoeveel bloedplaatjes hebben we normaal? 150000 tot 450000 per mm3.
    Wat is de functie van onze bloedplaatjes? Ze spelen een rol in de bloedstolling. Ze dekken een opening in de vaatwand direct af en voorkomen op deze manier bloedverlies.
    Wat betekent aggregeren? samenklontering (= samenvoeging)

  127. Een patiënt krijgt postoperatief het geneesmiddel Losferron® (1/d: 1 bruistablet om 8 uur) voorgeschreven door zijn arts. De arts zegt aan de patiënt dat het is voor de aanmaak van bloed, omdat hij tijdens de operatie veel bloed verloren heeft.
    In het Compendium op CD-ROM kan ik de bijsluiter opzoeken. Daar lees ik in de rubriek "Eigenschappen" onderstaande zin.
    Elke bruistablet bevat het equivalent van 80 mg ijzer (Fe). Ijzer is vooral noodzakelijk voor de aanmaak van rode bloedcellen.
    Geef een ander woord voor rode bloedcellen. erytrocyten
    Hoeveel rode bloedcellen hebben we? 45000000 tot 5000000 per mm3.
    Waaruit bestaat een rode bloedcel? uit hemoglobine (Hb), een ijzerhoudend eiwit
    Wat is de normaalwaarde van hemoglobine voor? 11,8 tot 14,8 gr/dl

  128. Wat betekent trombocytopenie?
    Het achtervoegsel -penie betekent tekort. Trombocyten zijn bloedplaatjes.
    Trombocytopenie is een tekort aan bloedplaatjes, concreet wil dit zeggen dat de patiënt minder dan 150000 trombocyten heeft per mm3.

  129. Wat betekent anemie?
    bloedarmoede, dit is een tekort aan rode bloedcellen, concreet betekent dit dat de patiënt minder dan 4500000 erythrocyten heeft per mm3.

  130. Wat betekent leukemie?
    Dit is een vorm van beenmergkanker (soms ook bloedkanker genoemd), waarbij de aanmaak van leucocyten gestoord is.

  131. Bekijk onderstaande laboresultaten.

    1. Verklaar de betekenis van lymfocyten. Interpreteer onderstaande waarde.

    2. Over hoeveel rode bloedcellen beschikken we volgends dit labo normaal?

    3. Vergelijk de eenheid RBC uit de les met wat ze hier in het laborapport gebruiken.


    1. Lymfocyten zijn een bepaalde groep leucocyten (witte bloedcellen). Je kan ze terugvinden in de resultaten van een bloedonderzoek bij de "formule".
      Ze staan in voor de SPECIFIEKE afweer. Lymfocyten produceren, na contact met een antigeen (lichaamsvreemde stof zoals een bacterie, virus, ...), ANTI-lichamen (=ANTI-stoffen). Antistoffen zijn steeds SPECIFIEK. Dit wil zeggen dat ze maar gericht zijn tegen één bepaald antigeen (één bacterie, één virus, ...).
      Deze persoon telt meer leucocyten dan normaal. Er is dus iets gaande met zijn afweer.

    2. Normaal beschikken we over 4 500 000 tot 6 500 000 per mm3.
      Rekenkundig is dit hetzelfde als 4,5 - 6,5 106 per mm3 of hetzelfde als 4,5 tot 6,5 miljoen RBC per  mm3.

    3. Hier gebruikt men 4,5 - 6,5 1012 per liter.
      1 liter = 1 dm3 = 1000 cm3 = 1000 000 mm3
      Dus 4,5 - 6,5 106 per mm3 = 4,5 - 6,5 1012 per dm3 = 4,5 - 6,5 1012 per liter 

  132. Vul aan.
    De subclaviakatheter (een dun, buigzaam buisje) wordt onder plaatselijke verdoving door een arts ingebracht in de .................. onder het sleutelbeen. Na het inbrengen wordt een röntgenfoto gemaakt om te kijken of de katheter goed ligt. Deze katheter kan een aantal weken blijven zitten. Deze katheter kan dan dienen als toegangspoort voor infuusvloeistoffen en IV medicatie.
    ader/vene/vena subclavia/ondersleutelbeenslagader.

  133. De jugulariskatheter wordt ook onder plaatselijke verdoving door een arts ingebracht en ligt boven .............................. in de ................... in de ...................................... Na het inbrengen wordt er een controlefoto gemaakt om te kijken of de katheter goed ligt. Deze katheter kan een aantal weken blijven zitten.
    het sleutelbeen/de clavicula, hals, vena jugularis of halsader

  134. Vul aan.
    In de diepte van de liesstreek kan de dijbeenslagader gevoeld worden, onder het lieskanaal. Deze slagader ligt tamelijk diep in de structuren.
    De ............................... (of dijbeenslagader) is de voortzetting van de ................................................... die op zijn beurt via de ................................................ afkomstig is uit de abdominale ........................................
    arteria femoralis, arteria iliaca externa, arteria iliaca communis, aorta

  135. 's Avonds, na het avondmaal (boterhammen met choco), lees ik vaak de krant. Daarvoor moeten de hersencellen van mijn linker hersenhelft het meeste werken.
    Via welke wegen worden de voedingsstoffen, uit die boterhammen, opgenomen in het bloed en nadien tot naar mijn linker hersenhelft vervoerd.
    Benoem de bloedvaten en organen (+indien nodig namen kamers van het hart) die deze voedingsstoffen moeten passeren om tot aan mijn linker hersenhelft te komen. Geef steeds de medische en Nederlandse term. Schrijf ze in de juiste volgorde.
    Dus het spijsverteringsstelsel mag je overslaan.

    Antwoord: SVS mag je overslaan, dan komt het poortaderstelsel naar de lever, dan de veneuze afvoer van de lever naar  het hart, dan de kleine bloedsomloop en een deel van de grote bloedsomloop.

    vena mesenterica darmader

    vena portae

    poortader

    hepar

    lever

    vena hepatica

    Lever ader

    VCI

    onderste holle ader

    R atrium

    R boezem

    R ventrikel

    R kamer

    arteriae pulmonales

    longslagader

    longen

    longen

    venae pulmonales

    longaders

    L atrium

    L boezem

    L ventrikel

    L kamer

    aorta ascendens

    opstijgende grote lichaamsslagader

    arcus aortae

    aortaboog

    linker arteria carotis communis

    gemeenschappelijke halsader

    linker arteria carotis intena

    L interne halsader

    capillairen

    haarvaten

  136.  


  137.  

 

 

 






 

 

 

Opleiding tot gediplomeerd verpleegkundige                                                                                  HBO Verpleegkunde Ic dien Roeselare