PROOF (2001)
van David Auburn
Raamtheater op 't Zuid
Net voor ze 25 wordt, krijgt Catherine af te rekenen met de dood van haar vader, de briljante maar labiele Robert die ze jarenlang verzorgd heeft. Bovendien komt haar zuster Claire, waar ze jaren niets van gehoord heeft, plots op de proppen en wordt ze door Hal belaagd met attenties. Hij is een oud-student van Robert die bruikbaar materiaal hoopt te vinden in de stapel notaboeken die haar vader nagelaten heeft. Catherine probeert Hals blijken van affectie te verwerken en Claire raad te geven bij de plannen die ze met haar leven heeft. Maar vooral is ze bezig met de vraag hoeveel van het genie -en de krankzinnigheid- ze van haar vader geërfd heeft.
Proof gaat over familierelaties en verantwoordelijkheid, over liefde en schuld, kwetsbaarheid en vertrouwen, dood en verlies. Het behandelt grote vragen, maar houdt alles op een menselijke schaal, met veel gevoel voor humor. Auburn kreeg een Pulitzerprijs voor dit stuk.
'Het blijkt ongewoon te zijn om personages in een stuk te hebben die wetenschappers zijn. Mensen denken dat dit een of ander intellectueel statement is en ze overvallen je met eender welk stuk waarin dat ook gebeurt. Maar het opvoeren van wetenschappers betekent niet dat het meer of minder intellectueel is als andere stukken.' David Auburn
Auburn, zo zegt hij zelf, weet weinig of niets over wiskunde. Hij is eerder gefascineerd in de wereld van de wiskunde en de wiskundigen zelf. Tijdens het schrijven van Proof, was hij G.H. Hardy's A Mathematician's Apology, een klassieker in zijn genre, aan het lezen. Hardy was een wiskundige aan de universiteit van Cambridge. In zijn boek schrijft hij met eloquentie over het plezier, de passie en de vreugde die de wiskundige voelt tijdens het beoefenen van zijn werk. De emotionele betrokkenheid van de wetenschapper met zijn werk, sijpelt door in de karakters van Catherine en haar vader. Auburn laat de dunne lijn tussen genialiteit en zwakzinnigheid zien, de obsessie van de passie, de emoties, de gevoelens die altijd aanwezig zijn, ook al is de materie abstract.
Auburn vond en zocht een andere gepassioneerde denker in de geschiedenisboeken,
de Française Sophie Germaindie 200 jaar geleden een hoogstaande correspondentie
onderhield met de Duitse wiskundige Karl Friedrich Gauss. Uit angst genegeerd
te worden omdat ze een vrouw was, schreef ze onder het mannelijk pseudoniem
Antione-August Le Blanc. Na vijf jaar ontdekte Gauss haar echte identiteit en
schreef haar een brief: 'Een gevoel voor de abstracte wetenschappen in het algemeen,
en in het bijzonder het mysterie van de getallen, is uiterst zeldzaam. […] Maar
wanneer een persoon van het geslacht dat, volgens onze gebruiken en vooroordelen,
grotere obstakels dan de mannen moet overwinnen om zich vertrouwd te maken met
deze aards moeilijke wetenschappelijke onderzoeken, er desondanks toch in slaagt
om deze obstakels te overwinnen, dan moet zij zonder twijfel beschikken over
de meest bewonderenswaardige moed, uitzonderlijke talenten en een superieure
genialiteit.' Sophie Germain was een echte revolutionair in haar tijd, een autodidact
die door een boek te lezen over de legende van de dood van Archimedes, gefascineerd
raakte door de wiskunde. Ondanks hevig verzet van haar ouders, het was onbehoorlijk
voor meisjes uit haar milieu om wetenschappen te studeren, bleef ze haar passie
volgen. Ze verslond alle boeken uit haar vaders bibliotheek en werd ondanks
alles, zonder echte opleiding, een gevierd wiskundige, die een zeer belangrijke
bijdrage geleverd heeft aan de theorie van de getallen.
Auburn gebruikt de woorden van Gauss in Proof, wanneer Catherine over haar trots
en frustratie vertelt, haar vrouw zijn in een wereld van getallen, die toch
nog altijd een mannenwereld is. Catherine's onzekerheid, haar angst om haar
vaders zwakzinnigheid over te erven, en haar tegenzin om te suggereren dat zij
misschien wel de auteur van Proof is, doet vermoeden dat zij met een veel grotere
angst dan gekheid en marginaliteit wordt geconfronteerd: de angst voor grootsheid.
"Proof is een stuk over wetenschapslui wier wetenschap er minder
toe doet dan hun menselijkheid. Alle vier personages zijn intens levend, complex,
grappig, en vooral: menselijk, of ze elkaar nu liefhebben, haten, aanmoedigen
of stokken in de wielen steken." (John Simon, NY)
"Auburn snijdt hier enkele gewichtige kwesties aan: wat is het verband tussen
genialiteit en mentale labiliteit, waarom lopen sommige levens vast, hoe moeilijk
is het soms de waarheid te achterhalen… De mate waarin Proof dat verheldert
en de tastbaarheid van de personages bewijzen dat Auburn zowel diepgang als
een eigen stem heeft" (The New Yorker)
Regie: Julienne
De Bruyn
Regie-assistentie: Katri Vereecken
Vertaling: Walter Tillemans
Decor: John Bogaerts
Technieker: Luc Van Riel
Toneelmeester: Nestor Poma
Met: Katrien De Becker,
Frans Maas, Noémi
Schlosser en Bert
Vannieuwenhuyse
Speelperiode: van 21 april tot 28 mei 2006, wo-do-vr-za om 20u; op donderdag 4 mei ook om 13u30; op zondagen 7 en 28 mei 2006 (daarentegen NIET op do. 11 en 18 mei)