startpaginaRobbe De Hert

Robbe De Hert

Robbe, een oorlogskind, werd in 1942 in Farnborough (GB) geboren. Toen hij negen jaar was, wist hij al dat hij films zou maken. Zijn ouders volgden echter het advies van de studiebegeleidingsdienst en stuurden hem naar de vakschool, om electricien te worden. Zo kwam hij dus in de 5e Metaal terecht. Ook het Congoboot-intermezzo is authentiek.

"Wij waren 14 jaar, en de ene dag lazen we nog Puk en Muk en Trammelant in Trinidad, 's Anderendaags Lucebert, Willem Frederik Hermans en Boon. Boon stond op de Index, dus wou ik hem absoluut lezen. Honderden bladzijden straf heb ik eraan overgehouden. Jaren later heb ik Boon eens gebeld: ik vond dat hij mij iets verschuldigd was. Hij zat toen, samen met mijn bazin, in het tv-spelletje 'Het is maar een woord' - zo is hij bekend geworden in Vlaanderen, hé, als zotteke in een tv-spel, niet als schrijver."

Dan kan hij aan het echte werk beginnen. Eerst wat kortfilms in de jaren 60. Jo Röpcke raadt hem aan zijn Antwerpse tongval kwijt te spelen, als hij zijn weg wil vinden in de jungle van de Vlaamse film. Dat is Robbe nooit gelukt, het is eerder een handelsmerk geworden. Met gelijkgestemden richt hij Fugitive Cinema op, om op te kunnen tornen tegen de harde wereld die filmmaken is, niet zozeer op de set, maar wel het gevecht met producenten en geldschieters. Zijn eerste kassucces is 'De Witte van Zichem'. Voor films gebaseerd op literatuur is makkelijker geld te vinden, zegt Robbe, "ik heb Maria Danneels, of het leven dat wij droomden verfilmd, omdat de twee projecten die ik bij de BRT had ingediend - embryo¹s van Blueberry Hill en Trouble in Paradise-, werden afgekeurd. Logisch ook, dat ging over het katholiek onderwijs en de wapenhandel."

Tussendoor staat hij zelf ook regelmatig vóór de camera (in Priester Daens, Flodder, Koko Flanel, Pallieter). 'Blueberry Hill' komt er dan toch, in 1989, en valt in de prijzen op de festivals van Gent en Rotterdam. Daarna volgden onder meer Brylcream Boulevard, Gaston¹s War, en Lijmen/Het Been. Eén keer, in 1990, waagt hij zich ook aan een toneelregie voor het NTGent: 'De indringer' van Alan Ayckbourn (Chorus of Disapproval), vertaald door Pjeroo Roobjee. Hij blijft vooral geïnteresseerd in de geschiedenis; van het postmoderne 'einde van de grote verhalen' is hij allesbehalve overtuigd. De Hert omschrijft zijn roeping zelf als 'verhalen tegenspreken'. Liefst nam hij het bekendste verhaal van al onder handen. "Ik zou graag de laatste tien dagen van Christus als western verfilmen. De historische werken over die periode zijn ongelooflijk interessant. Etienne Vermeersch beweert dat Life Of Brian van Monty Python waarschijnlijk het dichtst bij de waarheid ligt. Christus zelf interesseert me eigenlijk maar in zoverre hij de grootste leugenaar aller tijden is. Tijdens zijn leven doet hij wonderen, als hij sterft, kan hij het niet tegenhouden, en dan verrijst hij. Zeg nu zelf, dat is toch E.T."

Maar anderzijds is Robbe het vechten tegen de bierkaai van het Vlaamse filmwezen ook wat moe: "³Ik maak eigenlijk niet graag meer films. Ik ben een cowboy die geen paarden meer kan zien." (citaten uit een interview met Myriam Verschaeren, 25-3-99)

in het Raamtheater

De onkreukbaren (met Jan Christiaens)