lezingen 1

 

          

 

Home
Up

 

 

FREEDOM  OF  SPEECH

 

Wat is freedom of speech  eigenlijk en hoever kan men daarin gaan? Hier ligt een spanning tussen kritiek en verantwoordelijkheid. Is freedom of speech wel realistisch in de concrete werkelijkheid van alledag? En zijn mensen voldoende bekwaam om hun mening vrijmoedig te durven uitspreken? Hoe kunnen ze daar mee omgaan? .  We stellen eerst de vraag naar wat vrijheid van meningsuiting is. Vervolgens omschrijven we hoe deze freedom of speech functioneert als kritiek. Tenslotte vragen we ons af of er dan geen regelgeving bestaat in het spreken. Kan alles zomaar gezegd worden? Altijd en overal?

 

1. vrijheid van meningsuiting

1.1.. taal en differentie

Freedom of speech of vrijheid van meningsuiting heeft uiteraard te maken met het feit dat we als mensen van elkaar verschillen. De vraag is vooral hoe wij deze differentie tot uitdrukking kunnen brengen in onze taal. In het bijzonder de Franse filosoof Jean-François Lyotard heeft zich in zijn werk geïnteresseerd aan de band tussen taal en differentie. Als een copernicaanse wending in de taalfilosofie doorbreekt hij alle analyses van het subject, het denken en de taal die in het teken staan van eenheid en transparantie. In plaats van relatie en verbondenheid (tussen taal en werkelijkheid, tussen sprekende subjecten, enz.) staat bij hem de breuk centraal: een moment van stilstand, een hiaat, een afgrond die in de taal steeds weer verschijnt maar ook steeds weer wordt toegedekt of ontkent. Tussen de woorden en zeker tussen de zinnen is er immers steeds heel even een moment van niets, van wachten op wat gebeurt. We zijn het gewend geworden taal te zien als een vloeiend en samenhangend geheel met een strakke logica. Taal wordt immers gezien als aankoppelen, aanhaken, verder zetten. Iedere zin vraagt om een nieuwe zin, een nieuw woord en/ of een wederwoord. Niet elke nieuwe zin hoeft echter  een talige zin te zijn. De aankoppeling kan ook een lach zijn, wenen of vluchten, opstappen of een geweldpleging (bv. een slag in het gezicht). Zelfs zwijgen kan als een aankoppeling beschouwd worden. Die aankoppelingen tussen de woorden en zinnen zijn volgens Lyotard niet vanzelfsprekend, maar contingent, toevallig. Hoe aangekoppeld wordt, welke zin zal volgen, of er stilte volgt of lawaai, of iemand wegvlucht of zich verdedigt, kan nooit dwingend afgeleid worden uit de voorgaande zin. Zelfs een wet of een ethisch appèl bieden geen zekerheid hoe er aangekoppeld zal worden. Iemand kan weigeren te doen wat hij moet doen, hij of zij kan de wet overtreden,  iemand kan iets zeggen wat hij niet meent of wat helemaal niet wordt verwacht. Niets is op voorhand vastgelegd. Zelfs in een volledig uitgeschreven toespraak of een voorgeschreven tekst kan iemand gewild of ongewild afwijken van de tekst en daardoor andere sporen zetten. Het komt er op aan in een taalproces steeds gevoelig te zijn voor het moment van onzekerheid, de open ruimte waarin iets kan ‘gebeuren’:, aankomen, arriver, Ereignis.  Ereignis is voor de Duitse filosoof Heidegger de voltrekking van het gebeuren, het voorval, de gebeurtenis zelf. Het gebeuren vindt plaats in het hart van de bestaande differentie. Het werkt als een Lichtung, een oplichten in het duister, in het niets. In de Ereignis is er geen voordien, ook geen nadien, alleen het nu waarin iets gebeurt. De Ereignis opent een ruimte en maakt het verborgene in de Lichtung zichtbaar (Entbergung). Voor Lyotard is de gebeurtenis een nu dat louter differentie is. We kunnen immers niet onmiddellijk formuleren wat er gebeurt. Vóór ‘wat er gebeurt’ (quid) is als het ware vereist dat we beseffen ‘dat er iets gebeurt’ (quod). ‘Dat er gebeurt’ (quod) gaat altijd ‘vooraf’ aan ‘wat er gebeurt’ (quid). De gebeurtenis komt altijd als vraagteken. Er gebeurt  is ‘in de eerste plaats’ een vraag: gebeurt er?, is het mogelijk? Voor het gebeuren kan men alleen maar ontvankelijk zijn, men kan  het niet toe-eigenen als een bezit. Het vraagteken geeft het gevoel dat er ook niets kan gebeuren. Elke zin, aldus Lyotard, rijst ten opzichte van de vorige zin uit het niets op, is schepping uit het niets. Na iedere zin moet de taal om zo te zeggen opnieuw beginnen. Aankoppelen is het overbruggen van een kloof, van een niets tussen de zinnen. Door deze schok en de ervaren angst bij deze leegte, bij dit momentane niets  is het gevaar groot dat de nieuwe zin die we meestal te vlug uitspreken het gebeuren  volledig wil innemen en bezetten. We willen altijd maar weten wat er gebeurt en staan daarom veel te weinig stil bij het feit dat er gebeurt. In heel wat gesprekken en filosofische of theologische vertogen is die invulling al van te voren gegeven. In die aankoppeling ‘gebeurt er’ dan niets meer, ze is alleen maar herhaling van steeds hetzelfde. In zulke taal is er geen aandacht meer voor de veelheid van het differente en bijgevolg leidt ze tot miskenning van de werkelijkheid. Veel leidinggevende stellen zich strak op en geven geen plaats aan dat er iets gebeurt. Ze willen zekerheid en willen het gevaar van de leegte uit de weg gaan. Zij gaan ervan uit de waarheid te kennen en te weten wat er gezegd moet worden. Daarom geven ze ook dikwijls geen ruimte aan het spreken van de anderen, zeker niet van ondergeschikten. Ethische leiders dienen een grotere bescheidenheid in formulering en doctrine aan de dag te leggen en er zich goed bewust van de zwakten en de feilbaarheid van hun spreken. Als in een gesprek iemand iets zegt, gebeurt er iets en ze moeten meer leer luisteren naar het feit dat er iets gebeurt dan zich te richten op zekerheid, op het in handen houden van de situatie. Daarvoor is nadien tijd genoeg. De leegte moet hier zijn plaats krijgen.  Freedom of speech is een Ereignis waarin iemand zichzelf tot uiting, tot uitdrukking brengt. Als men  daar niet naar luistert is het gevaar groot dat men deze Ereignis dichtklapt met de eigen opvattingen, regels en theorieën die veel te weinig ruimte laten voor het nieuwe dat gebeurt. De ander die spreekt heeft iets te zeggen en alleen het luisteren naar de stilte tussen wat hij of zij zegt en wat ik of een ander daarop zeggen maakt het mogelijk dat wat in het spreken gezegd wordt ook werkelijk kans krijgt om begrepen te worden. Daarom is de vraag zegt hij iets? dikwijls belangrijker dan de vraag wat zegt hij?. Belangrijk is dat er( iets gezegd wordt, als men alleen aandacht heeft voor wat gezegd wordt dat dikwijls alleen maar geïnterpreteerd naar eigen normen of toegedekt. Een Lichtung gebeurt, het spreken achteraf breekt de kracht of de schoonheidservaring dikwijls alleen maar stuk. Dat fenomeen is ook tekenend voor onze taal, zeker wanneer we met elkaar willen samen spreken.

1.2. respect voor menselijke waardigheid

Het is duidelijk dat freedom of speech een enorme rol speelt in het menselijk relatiepatroon. Mogen zeggen wat men wil zeggen, is van essentieel belang. Alleen daarin kan de differentie zichtbaar worden en aanvaard worden. Freedom of speech geeft uiteraard weinig of geen moeilijkheden wanneer de relaties vlot verlopen en men het over de gang van zaken eens is of tenminste toch grotendeels. Er wordt dan geen klemtoon gelegd op vrije meningsuiting omdat je dan toch kan zeggen wat je wil zeggen en men het met elkaar eens is over wat gezegd wordt. Denk maar aan talrijke vormen van interpersoonlijke relatie waarin mensen elkaar positief aanvoelen, van liefde tot vriendschap, van hulpverlening tot dienstbaarheid (vrijwilligerswerk). Freedom of speech krijgt echter een meer pregnante betekenis wanneer er in de relaties of in de groep spanningen zijn of wanneer het om gezagsverhoudingen gaat. Dan is het voor bepaalde mensen moeilijk om zich vrij uit te drukken of voluit hun mening te kunnen of mogen zeggen. Ze kunnen de spanningen niet aan of hebben schrik zichzelf nadeel te berokkenen. De vraag is dan hoe in zulke omstandigheden de vrijheid van meningsuiting echt kan functioneren. In een team bijvoorbeeld stelt zich de vraag in hoever bepaalde teamleden zich vrij durven uiten omdat ze vrezen door de leidinggevende of andere teamleden niet langer serieus te worden genomen of in extreme gevallen zelfs benadeeld te worden of ontslagen te worden.

Nochtans is vrijheid van meningsuiting een van de meest fundamentele rechten waarover individuen kunnen beschikken. In het charter van de Mensenrechten wordt vrijheid van meningsuiting omschreven als de vrijheid van burgers om hun overtuigingen kenbaar te maken, zonder controle vooraf door de staat. Ze is ook een essentieel teken van respect voor de menselijke waardigheid en fundamenteel voor het bestaan van de democratische verhoudingen en instellingen. Maar vrijheid van meningsuiting is tegelijk een van de meest gevaarlijke rechten, omdat ze betekent dat iemand de vrijheid heeft om zijn ontevredenheid of ongenoegen uit te drukken met de mening van anderen of met de feitelijke toestand, maar daardoor ook het verlangen uitdrukt om de dingen te veranderen. In feite is freedom op speech bijna altijd een vorm van kritiek op de bestaande situatie. Het uidrukken van het feit dat men anders over de dingen denkt en dat men wil dat de dingen veranderen omdat men vindt dat de dingen niet zijn zoals ze zouden moeten zijn. Het kan dan ook moeilijk anders dan dat in hiërarchische verhoudingen freedom of speech dikwijls leidt naar allerlei spanningen, onbegrip en sanctionering.

 

2. freespeech als kritiek

Daarom is het belangrijk dat we nu nader ingaan op wat kritiek eigenlijk is en hoe kritiek op een vrije wijze tot uiting kan worden gebracht.

2.1. kritiek als bewust omgaan met complexiteit

Allereerst dient gezegd dat kritiek niet mag worden geïnterpreteerd als een negatieve vorm van analyse, kritiek is geen louter afbrekende reactie op woorden of feiten, ook geen kritiek om de kritiek,. Niet elke kritiek hoeft een subversieve of gezagsondermijnende functie te hebben, ze kan ook corrigerend werken. Etymologisch komt ons woordje kritiek van het Griekse woord krinein (scheiden, onderscheid maken en kunnen oordelen). Het wijst dus op het zelfstandig kunnen denken, het kunnen onderscheiden tussen twee dingen, tussen het goede en het slechte, tussen wat stimuleert en wat afremt, tussen wat perspectieven opent en wat afsluit. Kritiek doet een beroep op het reflexief oordeelsvermogen dat inzicht geeft in de verschillende lagen van de realiteit. Kritiek is een bewust omgaan met de complexiteit van de woorden of de feiten. In die zin richt kritiek zich op het onthullen van tegenstellingen en conflicten en op het onderscheiden, overschrijden en transformeren van grenzen. Daarom is het belangrijk kritische stemmen of klanken binnen een team niet te vlug als negatief te beoordelen of er schrik voor te hebben. Ze zeggen meestal iets wat gezegd moet worden, zelfs als ze het soms op een extreme en emotionele manier doen. Kritiek is een manier van denken en spreken waarmee men wil wijzen op het feit dat er in een team of datgene waarvoor een team verantwoordelijk is, iets niet in orde is, dat mensen iets aanvoelen van wat anders zou moeten of wat hen tegengaat of belemmert. Uiteraard moet niet elke kritiek zonder enige doorlichting worden aanvaard, maar er moet wel naar geluisterd worden. Bij kritiek gebeurt er iets.  In zijn onderstroom verwijst kritiek meestal naar bepaalde grenzen die in de dagelijkse gang van de organisatie (school, bedrijf, ngo, enz.) functioneren als barrières die door de meeste actoren van de organisatie ervaren of gepercipieerd worden als onoverschrijdbaar terwijl ze alleen maar (accidentele of toevallige) remmingen of hinderpalen zijn in het proces van organiseren en communiceren. Zulke barrières dienen ontmaskerd te worden als valse blokkeringen die de organisatiedynamiek doen verstarren. In die zin is er in elke organisatie nood aan kritiek als een structureel element of dynamisch systeem dat overschrijding van blokkades en vernieuwing mogelijk maakt. Als kritiek om welke reden dan ook op voorhand monddood wordt gemaakt, is er duidelijk iets mis in de organisatie, zelfs als het gebeurt omwille van de lieve vrede of omdat een vals gevoel van consensus iedere vorm van kritisch of vrij spreken doet verstommen.

 2.2. kritiek als de stem van veelheid en verscheidenheid

Freedom of speech is essentieel voor de positieve opbouw van menselijke relaties, zowel in ons individueel leven, sociaal leven als maatschappelijk leven. We dienen ervan uit te gaan dat leven geen consensus is zoals we altijd durven hopen, maar dissensus. Men erkent te weinig dat het leven in zijn oorspronkelijkheid eerder different is dan één. Al zijn we allemaal gelijkwaardige mensen, toch verschillen we genoeg van elkaar om het niet in alles eens te zijn. Het verschil, de differentie, is het oorspronkelijke uitgangspunt van het leven dat de identiteit van elk individu fundamenteel bepaalt. Een consensus is een utopische term, iets waarmee we werken als een ideaalbeeld om de feitelijke toestand te verbeteren, een toverbeeld als het ware, een kunstmatige verbeelding, een fantasmagorie. Een volledige consensus in de concrete betekenis van het woord bestaat nooit. Hij ligt altijd in de toekomst, in wat nog gedaan moet worden. Bijgevolg is consensus een proces dat nooit af is. In dat proces van zoeken naar consensus is kritiek de plaats van de tegenspraak, waarin de dissensus en het verschil zichtbaar blijven. De kritiek verhindert dat we ons vasthechten aan het beeld van de volmaaktheid, de zuiverheid, alsof dat wat nu bestaat het enige juiste of volledige is. Bij kritiek gaat het om de denkbaarheid van het andere, van een andere orde van dingen en verhoudingen. Deze denkbaarheid van het ‘andere’ maakt het mogelijk het bestaande kritisch te onderzoeken. Het gevaar is immers groot dat het consensusdenken aan de plurale materie een monadische vorm oplegt, een vorm van eenheidsdenken. Nochtans is dat wat aanvaard wordt en als (voorlopige) consensus wordt gezien slechts één uitkomst tussen de vele mogelijke uitkomsten. Volgens de postmoderne filosoof François Lyotard brengt dit eenheidsdenken in een organisatie onvermijdelijk een strijdigheid (geschil of tegenspraak) te weeg over de gekozen uitkomst.  Een open organisatie biedt de nodige ruimte om die strijdigheid of tegenspraak steeds ter sprake te brengen. Het is immers essentieel dat de veelheid en de verscheidenheid in iedere vorm van samenleving, dus in iedere organisatie, hoe groot of hoe klein ook, gehoord kan worden en blijven worden. Tegenspraak is het moment, het gebeuren waarin geschillen of andere meningen aan bod kunnen komen en aan iedere organisatie de mogelijkheid biedt tot ontwikkeling en bewustwording. In plaats van belemmering of blokkering is kritiek dan een onthullende dynamiek in de organisatie. Terwijl consensus meestal een oppervlakkige en toedekkende structuur is, biedt kritiek een kijk op de innerlijke structuur van de organisatie en legt de manco’s en mogelijkheden tot ontwikkeling bloot. In die zin is het kunnen uiten van kritiek een intrinsieke noodzaak tot overleven. Zonder kritiek is de dynamiek dood. Je zou kritiek kunnen zien als een poging om de gestolde, soms zelfs versteende en daardoor ook moeilijk te bewerken elementen weer vloeiend te maken. Ze is een soort reactivering van wat voor het voortbestaan en de aanpassing van de organisatie wezenlijk is of verondersteld wordt wezenlijk te zijn. Kritiek is geen negatieve reactie, maar een vorm van hoogachting, zoals Rik Torfs dat noemt. Een organisatie verkeert pas echt in crisis, als er niemand meer is die haar diepgaande kritiek waardig acht.

2.3. kritiek als strijdigheid of tegenspraak

Volgens Lyotard is in elk dialogaal proces het (h)erkennen van de strijdigheid of het geschil van essentieel belang. Strijdigheid wijst op onrecht (of geweld) dat teweeggebracht wordt door structuurelementen die het ‘andere’ woord, ‘andere’ opvattingen, ‘andere’ verwachtingen verhinderen en/of uitsluiten. Wetenschappen, pedagogische concepten, filosofische en theologische theorieën, psychoanalytische en therapeutische vertogen hebben de neiging geen ruimte te laten voor het andere, het differente, omdat ze zich meestal een doel stellen dat geformuleerd is in een gesloten taalspel en een gesloten circuit. De klassieke vormen van leiderschap zijn dikwijls in het zelfde bedje ziek. Autoritair gezag laat het andere niet aan bod komen en de geschillen worden verdrongen, ook al blijven ze onderhuids doorleven. Dat werkt uiteraard sterk verziekend in op de sfeer van de organisatie, de school, het bedrijf, de groep, enzovoort. Het komt erop aan te leren zien dat niemand ten onder gaat aan kritiek, wel aan de afwezigheid ervan. Bij de afwezigheid van kritiek zou er een rood lampje moeten gaan branden, terwijl het bij de meeste gevallen juist omgekeerd is. Daarom is het voor een ethisch leider van grote waarde het geschil als structuurelement van de organisatie te blijven erkennen om voortgang te kunnen maken in het proces van onderlinge dialoog (Verständigung) waarin langs permanente ‘verheldering’ een ‘gedeeld begrip’ mogelijk wordt. Dit is wellicht één van de moeilijkste opgaven van ethisch leiderschap.

De Franse filosoof Michel Foucault, vooral bekend voor zijn analyses van de organisatiestructuren van onze maatschappij, zoals gezondheidszorg, gevangeniswezen, onderwijs, enzovoort, legt veel nadruk op het belang van het vrijmoedig spreken als een vorm van waarheidspreken. Hij noemde het parrèsia: alles (pan) wat gezegd kan worden (rema)  In het Oude Griekenland verwees het naar de moed van iemand om datgene te zeggen wat hij meende, ook als dit onpopulair zou zijn. Het doet denken aan ons Nederlandstalig begrip ‘klokkenluider’ (whistleblower; dénonciateur). Kritiek is het opnieuw ter sprake brengen van wat zich heeft vastgezet als een vanzelfsprekendheid en bijgevolg onvoldoende of zelfs niet meer wordt uitgesproken. Kritiek richt zich dus op de blokkeringen die het veranderingsproces voortdurend doen stagneren. In die zin is de parrèsia een waarachtig spreken. De Griekse polis werd opgevat als een ethische gemeenschap waarin de wet (de leider) zorg droeg voor de werking van de polis met het behoud van het goede. Voor Foucault is  de parrèsia  de kritische attitude van het subject dat er niet voor terugschrikt te zeggen wat gezegd moet worden en op die manier bijdraagt aan het zichtbaar maken van de waarheid. Vrijmoedigheid produceert waarheid, aldus Foucault. Dit is vooral belangrijk wanneer sommige zaken niet blijken te lopen zoals ze zouden moeten lopen en de leiding zich daarvan niet bewust is of er geen aandacht aan wil besteden. Een kritisch proces is immers niet alleen een rationeel debat tussen verschillende actoren, maar ook een strijd om je stem te laten horen en te worden erkend als de stem van een legitieme discussiepartner. Het gaat om het recht als gelijkwaardig gehoord en erkend te worden.

Parrèsia duidt op een vrijmoedigheid die steunt op eerlijkheid en wars is van alle vormen van veinzerij, strategie, hypocrisie of opportunisme. Parrèsia is dus altijd een beetje recht door zee. Men houdt niets achter en durft ook de onplezierige dingen bloot te leggen. Maar essentieel bij dit begrip is ook dat men niet alleen vrijmoedig spreekt, maar ook betrokken is op de waarheid die men aan bod wil laten komen. Door zijn spreken wil de waarheidsspreker (de parrèsiastès) getuigen van het andere, datgene wat niet gezegd wordt en verborgen blijft onder de macht van de gewoonte of de angst. Het gaat om het tot stand brengen van nieuwe, verhelderende inzichten die een basis kunnen zijn voor verandering. Men kan volgens Foucault ook spreken van ‘verzetspraktijken’, praktijken die tot uiting brengen dat men zich niet neerlegt bij de bestaande situatie, maar wil strijden voor een versterking en verbetering van de samenleving en haar organisaties.

In dat spoor ziet Suzan Langenberg kritiek als een stevige basis voor permanente innovatie van organisaties. Zonder kritiek kan geen verandering, innovatie of creatieve aanpassing tot stand komen. Free speech is een absolute must voor de interne ontwikkeling van een organisatie. Kritiek wordt immers uitgelokt door disfunctioneren, slijtage, ongemak en brengt datgene wat verbeterd moet worden aan het licht. In allerlei processen spreekt men dan dikwijls over kritiek als de kunst van het mogelijke. Maar je zou  Free speech eerder de kunst van het onmogelijke kunnen noemen, namelijk de kunst die erop gericht is niet alleen de vaste parameters van de bestaande constellatie vloeiend te maken en te veranderen, maar ook door de kracht van de verbeelding de nodige utopische kwaliteiten en perspectieven in het licht te stellen. Bij kritiek ontstaat er altijd een surplus dat nooit volledig kan worden geïntegreerd tot een harmonieus geheel. Dat surplus blijft leven als een onvermijdelijke spanning tussen het feitelijke en het (on)mogelijke. Het is een dynamiek van transgressie, overschrijding, transformatie. Daarom dienen de ethische leiders - in welke organisatie zij ook werkzaam zijn - positief te leren omgaan met deze vrijmoedige kritiek. Indien ze daar geen aandacht voor hebben, verhinderen zij dat de organisatie voldoende dynamisch blijft om zichzelf permanent te vernieuwen en de talrijke uitdagingen waarmee ze voortdurend wordt geconfronteerd aan te kunnen.

 

3. Freedom of speech en regelgeving

3.1. responsabilisering

Freedom of speech is geen vrijbrief om te kunnen zeggen wat men wil, geen megafoon voor het onbetwistbaar verkondigen van een eigen mening.. Taal is tenslotte nooit neutraal of zuiver, omdat betekenissen kunnen verschillen, of omdat woorden en uitdrukkingen bijbetekenissen kunnen meedragen. Het is dan ook begrijpelijk dat er geen onbeperkt domein voor freespeech bestaat. Ook freedom of speech heeft bepaalde regels en beperkingen. Elke maatschappij plaatst bepaalde grenzen bij het uitoefenen van freespeech omdat freespeech altijd plaats vindt binnen een context van competitieve of soms zelfs rivaliserende waarden. Extreem gezien moet men zelfs zeggen dat radicale vrije meningsuiting nooit bestaat. Uiteindelijk gaat het om de vraag hoe ons spreken op een behoorlijke wijze haar plaats kan vinden in het geheel van de menselijke verhoudingen en handelingen.

Je kunt deze grenzen van freespeech positief of negatief bekijken. Wanneer we de zaken positief bekijken vanuit een solidaristische visie, kunnen we stellen dat tegenover elk recht ook een plicht staat, namelijk die van de verantwoordelijkheid. Zo dient freespeech op de allereerste plaats een bijdrage te leveren aan de voortgang van het gesprek dat men voert. Ze dient dus een dienende functie te zijn voor de relatie, de groep of de samenleving. Freedom of speech dient gericht te zijn op het bereiken van een hoger doel, een beter functioneren van de groep of de samenleving. Wanneer we de grenzen negatief bekijken, kunnen we stellen dat  de grens van de vrijheid van meningsuiting daar ligt, waar de eer en de waardigheid van de ander vernietigd wordt. Dat is de typisch liberalistische visie:  vrijheid zolang je de andere niet schaadt.  

Hoe je het ook bekijkt, om vrije meningsuiting goed te laten functioneren, is er nood aan responsabilisering. Wie het recht tot spreken hanteert, neemt tegelijk de plicht op zich om zich te verantwoorden. Daartoe hoort allereerst waarheidsgetrouwheid (integriteit), maar net zo goed een besef van consequenties. Bovendien moet freespeech ook altijd gericht zijn op het bredere belang (van de relatie, van de groep, van de samenleving, enzovoort)  Ze dient de grenzen van het eigenbelang te overschrijden. En hier knijpt het schoentje wel eens. Niet iedereen beroept zich op freespeech om het bredere belang te dienen, wel om de kans te krijgen het eigen gemoed te luchten. De motivatie ligt dan bij het private belang: uiting geven aan een overtuiging of voorkeur. Als dat niet kan leidt dat naar overdreven emotionele reacties, frustratie, apathie, soms zelfs wanhoop en geweld. Denk hierbij ook even aan de hyperemotionele verhalen en uitspraken van mensen in de media , bijvoorbeeld in de zogenaamde reality-tv, die we kunnen verstaan als een uiting, soms zelfs een schreeuw van de zeer menselijke behoefte aan aandacht, erkenning, respect of een luisterend oor. Dat is een zaak van maatschappelijk welzijn waarover dringend nagedacht moet worden.

Maar in teamwork horen zulke uitingen van eigenbelang niet thuis. Vrije meningsuiting kan  hier geen kwestie zijn van het luchten van emoties, ook al kan men daar soms wel begrip voor opbrengen. Dat dient dan begrepen te worden als een Ereignis die men moet kunnen respecteren. Maar het voortgaande gesprek van een team staat in dienst van een breder belang, het functioneren van de groep,  de school, het bedrijf.  Daarom mag men hier in freespeech niet te steunen op emotionaliteit, maar dient men eigen opvattingen en argumenten rationeel kunnen weergeven. Emoties en andere vormen van beïnvloeding zijn meestal uitingen van macht en dat maakt freespeech onmogelijk.

3.2. machtsvrije dialoog

 In het kader van freedom of speech stimuleert een ethisch leider de nodige communicatieve processen binnen een team, dat wil zeggen (taal)handelingen die gebaseerd zijn op overleg en wederzijds begrip en streeft naar het bereiken van een overeenkomst tussen de verschillende actoren van de organisatie. Die processen verlopen volgens rationele regels die de basis vormen van een geldige argumentatie. Een communicatief leider is niet overgeleverd aan zuiver emotionele actie en reactie, maar streeft naar een rationeel verantwoorde samenwerking. Communicatieve processen steunen vooral op waarden en principes die ons drijven in dat waarmee we bezig zijn. Het zijn dan ook processen die niet van te voren vastliggen, maar waarin we zelf onze kaders stellen, onze doelen bepalen, onze speelruimte definiëren. Zoals de Duitse filosoof Jürgen Habermas zegt, steunt dit alles dan ook op het erkennen van de vrije ruimte waarin mensen met elkaar op evenwaardige wijze kunnen omgaan als partners in een proces van onderlinge ‘Verständigung’, een proces waarin ze elkaar trachten te verstaan. Dit proces is gericht op het ontwikkelen van inzichten en wederzijds begrip, je zou het een proces van onderling overleg kunnen noemen. Ideeën op het vlak van communicatief overleg zijn fundamenteler, minder lineair, meer gericht op grotere, gemeenschappelijke belangen dan op het directe eigenbelang – denk hierbij aan vragen naar de werking en de principes van de organisatie, naar wat de leden van het team met elkaar kunnen opzetten,  naar de betekenis of de waarde van het samenwerken, enzovoort. Ook het effect van deze ideeën is veel sterker, ze leiden tot bezieling, creativiteit, innovatie en het vergroten van de vrijheid. Waarden en principes doen energie ontstaan, omdat ze datgene zijn waarin mensen geloven en waaraan ze zich met elkaar verbinden. Ze motiveren ons, in de letterlijke zin: ze brengen ons in beweging, zij maken dat we iets beginnen. Principes en waarden hebben autoriteit en gezag omdat ze ons ruimte geven, kans tot groeien, ons zelfs boven onszelf doen uitstijgen. Ze zijn datgene waar het ons om te doen is, waarom we met iets begonnen zijn, daar ligt onze oorspronkelijke keuze en dus ook de basis van onze vrijheid die ons mens maakt.

De kern van communicatief overleg is de machtsvrije dialoog, om nog maar eens een begrip van Jürgen Habermas te gebruiken.  Een dialoog is machtsvrij wanneer alle elementen van wederzijdse onderdrukking, chantage, indoctrinatie, enz. verdwenen zijn. Dit wordt mogelijk wanneer mensen met elkaar discussiëren op rationele wijze vanuit de bereidheid om naar elkaar te luisteren en het eigen ongelijk toe te geven op basis van het betere argument van de anderen. In dit proces is freespeech een centrale waarde. We moeten beseffen dat Einverständnis, consensus, een utopisch ideaal is , dat nooit in de realiteit te bereiken is tenzij in zeer kleine of beperkte domeinen of sectoren. Dit contrafactisch ideaal dwingt ons te midden van de feitelijke wereld van fricties en onenigheid te streven naar het steeds verder zoeken naar de waarheid van onze uitspraken of naar de legitimiteit van onze principes en normen.

3.3. vrije ruimte

Communicatieve dialoog creëert een ‘vrije ruimte’ voor standpunten, reflectie en initiatief waarin niet alleen de leider zijn of haar zeg kan doen, maar waarin overleg met en tussen alle medewerkers centraal staat. Een ‘vrije ruimte’ is een soort van vrijplaats om na te denken, samen met anderen, over hoe de wereld in elkaar zit, wat ons en anderen te doen staat, kortom wat het ‘goede leven’ inhoudt. Ze is de plaats om te onderzoeken welke ideeën richtinggevend zijn in het leven, wat de betekenis is van wat we doen, of sterker nog, wat onze diepste concerns zijn. De ‘vrije ruimte’ is de plaats die ons de mogelijkheid biedt ons leven en onze dagelijkse praktijk naar een hoger niveau te tillen. Ze is tevens een sociaal  gebeuren, een soort van onderzoeksgemeenschap waarin iedere deelnemer een eigen visie kan vormen, maar waarin we samen in overleg en dialoog een gemeenschappelijke visie creëren. Je merkt onmiddellijk dat een ‘vrije ruimte’ de focus verlegt van het hiërarchisch patroon van top-down naar het democratisch patroon van bottum-up of noem het eerder een ‘participatief’ patroon. Het is dan ook vanzelfsprekend dat in deze vrije ruimte een goed begrepen vrije meningsuiting de basis vormt voor elke voortgang.

In zulke ‘vrije ruimte’ komt het erop aan mensen ernstig te nemen, dat wil zeggen: als vrije wezens met eigen capaciteiten en belangen. Leiderschap gaat zich dan meer en meer moeten invullen van onderuit, vanuit de concrete processen van de organisatie waaraan de mensen deelnemen. Men draait de basisveronderstellingen van het leiderschap radicaal om. In deze visie krijgt het proces of de ontwikkeling van de organisatie zelf voorrang op orde en wet, wat niet wil zeggen dat elke vorm van reglement of regelgeving verkeerd zou zijn. Ook processen en ontwikkelingen volgen bepaalde wetten en hebben een zekere orde nodig. Maar waar het om gaat is dat de focus waarmee men de organisatie bekijkt fundamenteel verandert. De leider staat nu niet langer boven de medewerkers, maar tussen de medewerkers, zij of hij wordt eerder een coördinator of stimulator die samen met hen zoekt naar de beste ontwikkeling van de organisatieprocessen. Dat is geen makkelijke opgave, maar erg belangrijk voor het opbouwen van een goede teamgeest.

Habermas maakt in het leiderschap terecht onderscheid tussen ‘administratieve macht’, de macht die uitvoert wat in de publieke sfeer van de organisatie is beslist (zoals regelingen, organisatie, afspraken, enzovoort) en ‘communicatieve macht’, de macht die in en door communicatie van mensen onderling ontstaat. Communicatieve macht komt tot stand doordat standpunten instemming verwerven tijdens de discussies in het team op basis van redelijke argumenten. Dat hoeven niet altijd de standpunten van de leidinggevende te zijn, hij of zij kan ook door redelijke argumenten overtuigd worden dat andere standpunten beter zijn. Een acceptatie van de overtuiging van anderen verloopt niet steeds abrupt en direct, het kan een proces worden van geleidelijke instemming die niet alleen een rationele maar ook een emotionele basis heeft. Je kunt niet zomaar direct je gevoelens laten varen; principes of beelden waarvan je bijvoorbeeld jarenlang overtuigd bent geweest kun je gevoelsmatig niet onmiddellijk loslaten. Dat is een proces en vraagt tijd. Een communicatieve leider bezit echter de kracht om ook in dat geval de beslissingen van het team eerlijk uit te voeren. Je kunt dus eigenlijk stellen dat communicatieve macht niet het bezit van de leider is, maar van het team als geheel. De leider functioneert hierin als een facilitator, die het overleg in het team bewaakt en mogelijk maakt. Hij of zij moet er voor zorgen dat de regels van de dialoog in stand worden gehouden. Zoals Socrates ooit zei heeft de leidinggevende de taak een ‘verloskundige’ te zijn. De leider is iemand die moet losmaken, naar de oppervlakte brengen wat essentieel is en goed voor de  medewerkers en de organisatie. In dit proces zal het team regelmatig geconfronteerd worden met wat Lyotard ‘de strijdigheden’ noemt. Waarover men het eens is, stelt geen probleem. De problemen zijn er wanneer de geschillen duidelijk worden. Hier moet de communicatieve leider ervoor zorgen dat hij/zij alle standpunten voldoende aan bod laat komen, zodat ze uitgepraat kunnen worden. De leider moet in ieder geval vermijden dat er een consensus tot stand komt op basis van valse retoriek, manipulatie, dwang, leugens, bedrog, chantage of door mensen uit te sluiten of argumenten te negeren. Communicatieve macht is slechts legitiem als ze tot stand gekomen is volgens de regels van een rationele discussie waarin het betere argument steeds de bovenhand krijgt.

3.4. de eisen van het betere argument

De positie als communicatief leider is uiteraard erg kwetsbaar. Die positie is immers steeds een mengeling van administratieve en communicatieve macht en het is niet eenvoudig om daarin een goed evenwicht te vinden. Communicatieve macht is een kader waarbinnen de administratieve macht moet worden uitgeoefend. Je kunt administratieve macht uitoefenen in de harde stijl, m.a.w. zonder rekening te houden met de meningen en opvattingen van de teamleden, denk hierbij aan de autoritaire leider die alleen maar kijkt naar de principes van het instrumenteel handelen of aan de strategische manager die alles van bovenuit naar zijn hand zet. Maar je kunt administratieve macht ook uitoefenen vanuit een communicatief patroon, waarin je de nadruk legt op overleg en het zoeken naar consensus. Communicatief leiderschap ontleent juist zijn redelijkheid aan de groeiende overeenstemming die ontstaat in discussie en overleg. Dat wil niet zeggen dat alles optimaal volgens communicatieve regels mogelijk is, maar dat de achtergrond of de grondtoon van het beleid een communicatief handelen dient te zijn. Alle beslissingen en ook de uitvoering ervan hebben dan een voorlopig karakter zodat ze opnieuw ter discussie gesteld kunnen worden, omdat elke oplossing uiteindelijk voorlopig is en dus een beperkte keuze is die niet alle opvattingen en argumenten respecteert. Een communicatief leider moet juist dat in het oog houden. Communicatieve macht kan niet functioneren door berekening over wat al dan niet aanvaardbaar kan zijn bij de teamleden, zoals een strategisch leider dat meestal doet. Een ethisch leider moet de zaken openlijk durven bespreken, uiteraard rekening houdend met de eisen van de privacy en de goede orde van de organisatie.

Deze openheid is echter wel aan bepaalde voorwaarden gebonden: de deelnemers moeten over dezelfde informatie beschikken, dezelfde logica (taalspel) hanteren en mogen geen gebruik maken van of dreigen met geweld of chantage, onder welke vorm dan ook: emotioneel, psychisch  of fysiek Wordt aan deze voorwaarden niet voldaan, dan is er geen sprake van overleg, van communicatief handelen, maar van instrumenteel of strategisch handelen. Hier liggen duidelijke grenzen voor freedom of speech.

Habermas gelooft dat langs een machtsvrije dialoog volgens het proces van Verständigung op de duur Einverständnis (wederzijds begrip, met elkaar eens zijn) mogelijk wordt, althans tot in hoge mate. Op basis van rationele argumenten kunnen  mensen het met elkaar eens worden over datgene wat de ware beschrijving is van hun situatie, welke verschijnselen onwenselijk zijn, wat de oorzaak daarvan is en hoe ze kunnen verholpen worden. Persoonlijk vind ik dat Habermas hierin te optimistisch redeneert. Hij houdt te weinig rekening met de opvattingen van Lyotard over breuk en strijdigheid, met het feit dat onze taal nooit neutraal of zuiver is, omdat betekenissen kunnen verschillen, of omdat woorden en uitdrukkingen bijbetekenissen kunnen meedragen die we wellicht nooit helemaal kunnen overschrijden. Als theoretisch concept vind ik Habermas opvatting prachtig, maar utopieën worden nooit helemaal werkelijk. Dat wist Willem Elschot wel toen hij schreef:’maar tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren’.

Hiermee is duidelijk dat de eisen van de waarheid of het redelijk argument voor een ethisch leider veel strenger zijn dan in het klassieke leiderschap. Een communicatief leider moet allereerst een degelijk en ethisch verantwoord inzicht hebben in de concrete context waarin hij of zij leiderschap uitoefent. Hij/zij moet ook voldoende flexibel zijn om zichzelf te laten gezeggen door de steeds weer nieuwe resultaten van het proces van Verständigung, het zoeken naar consensus, dat gebaseerd is op de rationele discussie op basis van het betere argument. Voorstellen vanuit het team of door medewerkers kunnen soms verhelderend en vernieuwend werken. Een open organisatie is immers een dynamisch proces, waarin kritiek en tegenspraak een basis vormen van evolutie. Verständigung is slechts mogelijk wanneer alle partijen beseffen dat de maatstaf die zij aanleggen niet onwrikbaar is, maar steeds weer opnieuw ter discussie gesteld moet worden. Het opgeven van elke interne discussie verbreekt het  vertrouwen en leidt tot wantrouwen. Als over ideeën geen discussie meer bestaat, wordt de organisatie een gesloten systeem waarin iedere communicatie vastloopt op macht en onbegrip.

3.5. overhaaste verzoening

Toch dienen we in dit proces van Verständigung waakzaam te blijven om niet onbezonnen in de valkuil van een overhaaste verzoening te trappen. Men is over het algemeen nogal vlug geneigd tegenstellingen of verschillen toe te dekken door het overleg af te sluiten met het argument dat er een consensus bereikt is. Men heeft te weinig tijd, men wil goed overkomen, men is de ‘eeuwige’ discussie moe, men geeft vlug toe om ervan af te zijn, noem maar op. Men moet echter durven beseffen dat consensus slecht een contrafactisch ideaal is en dat er steeds opnieuw tegenstellingen naar boven zullen komen die in vroeger overleg onvoldoende zijn uitgeklaard of onverwerkt zijn blijven liggen. Een proces van Verständigung is dus nooit af. Er blijven altijd wel strijdigheden spelen. Het feitelijke verschil tussen de stellingen wordt nog al eens te vlug weggevaagd door de drang naar oplossing, door het willen bereiken van de consensus. Of ook door de neiging om het eigen gelijk of de macht van de gewoonte of de traditie door te drukken. Het gevaar is groot dat we overleg gaan zien als het vinden van structuren om de dingen te herleiden tot het ene, tot de orde. Alles wordt dan geplaatst onder de categorieën van het algemene, van tijd en ruimte die overal dezelfde zijn. Zo legt het denken aan de plurale materie een monadische vorm op, een eenheidsvorm: de grote verscheidenheid wordt ingepast in de patronen van het éne. In dat denken ontstaat het beeld van het uniform, van de rechte lijn, van het ene volk, de ene waarheid, het ene centrum, van de ene goede organisatie, de ene macht, de ene moraal, de ene God. Dat alles dikwijls omwille van de lieve vrede. In een dynamische organisatie dient men de wegen van verandering permanent open te houden. Een verantwoorde vorm van freespeech is daartoe wellicht voorwaarde sine qua non.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

TECHNOLOGIE EN DEMOCRATIE: een onhoudbare spanning?

 

Tijdens het jaarlijkse Word Economic Forum van 2014 stelde Eric Schmidt, de CEO van Google, dat er een wedstrijd gaande is tussen computers en mensen. Voor hem was het uiterst noodzakelijk, dat de mensen deze wedren winnen. Zo niet, dan leidt de overwinning van de technologie op de mens tot de destructie van de wereld zoals we die nu kennen. Dat legt de bijl aan de wortels van de westerse democratie. Schmidt stond niet alleen met zijn stelling dat de huidige technologische ontwikkelingen grote gevaren in zich bergen. Hij werd o.m. bijgestaan door de bekende Amerikaanse econoom Lawrence Summers. Voor  Schmidt en Summers is de uitdaging van de 21e eeuw op de eerste plaats het bevorderen van zowel technologische innovatie als democratische vrijheden en verworvenheden. De nieuwe technologische revolutie dreigt volgens hen niet alleen een economische elite te scheppen die opnieuw de vrije markt wenst te vervangen door kartels en monopolies. Ze draagt ook het gevaar in zich aan de staat onbeperkte mogelijkheden te geven om in het leven van de gewone burger op intrusieve wijze binnen te dringen en zijn vrijheden geleidelijk in te perken. Denk maar aan de wijze waarop spionage- en inlichtingendiensten van de nationale staten vandaag steeds meer informatie inzamelen, dit niet alleen ten dienste van de bestrijding van criminaliteit en terrorisme, maar ook om sterkere controle te kunnen uitoefenen op het maatschappelijk leven en het geleidelijk in te passen in vooraf uitgestippelde patronen. Het gevaar is dan groot dat er een autoritaire staat tot stand komt waarbij een kleine elite de macht uitoefent.

Hoe diep zal de groeiende impact van het technologisch systeem insnijden in ons humanistisch en democratisch beeld van de mens? Zal de mens uiteindelijk herleid worden tot een puur object dat alleen maar kan functioneren binnen de vastgelegde lijnen en kaders van technologische beheersing? Of blijft het mogelijk ons binnen de verwevenheid met de technologie steeds weer te stileren en te constitueren tot subjecten die bekwaam zijn hun vrijheid en hun democratische gevoeligheid opnieuw uit te vinden en vorm te geven, dit in een dynamische wisselwerking met het technologische? We willen deze vragen stellen in hun toepassing op bedrijfswereld, onderwijs, organisaties, politiek. Hoe kunnen we in onze projecten nieuwe manieren van verstaan, taal en houding ontwikkelen die mensen (werknemers, leerlingen, leden) in staat stellen creatief en innovatief om te gaan met de technologische wereld  waarin ze moeten leren volwaardig mens te zijn? We willen het daarom niet hebben over de technologische apparatuur die onze instellingen nodig hebben, ook niet over budgetten en trainingen die het mogelijk maken in  zulke apparatuur te investeren, maar over een fundamentele visie die ons in staat moet stellen om met medewerkers, werknemers, leerlingen, groepen te zoeken hoe we vlot maar ethisch kunnen bewegen in wereld die almaar verandert en steeds meer door technologie bepaald zal worden. We focussen hierbij vooral op het vlak van informatie- en communicatietechnologie omdat deze de beste instap zijn om het veld van de technologie te begrijpen. Het weekblad Time coverde op 22 september 2014 naar aanleiding van de presentatie van de smartwatch van Apple twee woorden die onze toekomst helder uittekenen: NEVER OFFLINE. Een realiteit waar we nog moeten aan wennen, maar die stap voor stap ons leven binnenkomt - of we dit willen of niet. Voor jonge mensen is deze wereld grotendeels vanzelfsprekend, ze zijn er als het ware in geboren. Voor de huidige generatie van volwassenen ligt dit wel enigzins anders. Zoals de Amerikaanse opvoedkundige Marc Prensky terecht zegt:  wij zijn geen digital natives, we zijn digital immigrants, die wel hun best doen om bij te benen, maar tot op zeker niveau altijd met een accent blijven spreken, in zekere zin met onze voet in het verleden. En dat geeft remmingen, blokkades, aarzelingen, onduidelijkheden, onmacht ook en zo verder.

Voor bedrijfsleiders, politici, onderwijskrachten en vormingswerkers is het hoog tijd na te denken over de vraag hoe de huidige technologische ontwikkelingen gebruikt kunnen worden om bepaalde democratische mechanismen te (re)vitaliseren.

 

 

terug naar lijst

 

 

 

 

 

OMGAAN  MET  GRENZEN

Ons leven wordt grotendeels bepaald door grenzen, zowel individueel als collectief. Sommigen ervaren grenzen als onoverschrijdbare barrières die de contouren van het leven een vast stramien geven waaraan niet geraakt mag worden. Anderen zien grenzen als uitdagingen die men moet aangaan om het leven steeds verder te ontwikkelen.  Dat hiermee risico’s gepaard gaan nemen ze graag op de koop toe. Maar de vraag is hoe groot deze risico’s zijn en tot hoever we ze kunnen verdragen.  Onze huidige samenleving leeft op het scherp van de snede. Haar gevoel voor grens staat op het spel. We krijgen de indruk dat alles mogelijk wordt en grenzen alleen nog maar een kwestie van tijd zijn. Wat vandaag nog niet kan, zal morgen kunnen. Lopen we dan niet het gevaar onszelf te verliezen in een eindeloze spiraal van een eeuwig tekort? Of staan we op het punt over te stappen naar een nieuwe wereld waarin geen grenzen meer zijn? Om te voorkomen dat we onszelf voorbijhollen is het hoog tijd ons de vraag te stellen hoe we met grenzen dienen om te gaan.

mogelijke subthema’s  (aparte lezingen): 

Overschrijding van grenzen  -  Het eeuwige tekort (omgaan met onze behoeften)  -   Over de buitensporigheid van de genetica  - De impact van de huidige klimaatveranderingen  -  Ethisch leiderschap                           

 

terug naar lijst

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

LEVEN  IN  DE  POSTMODERNITEIT

Eeuwenlang hebben grote verhalen van rationaliteit, macht en waarheid een diepe stempel gedrukt op mens en samenleving, zowel op economisch en politiek als op religieus vlak. De traditionele filosofie - ook moderne filosofie genoemd – was daaraan de uitdrukking. Alles stond onder het teken van het Ene (het Ware, het Schone, het Goede) dat alles verbindt, maar ook aan iedereen altijd en overal werd opgelegd. In het laatste kwartaal van de twintigste eeuw vond een grondige verschuiving plaats in de algemene leefsfeer van onze samenleving. Er ontstond meer aandacht voor de kleine en lokale verhalen die het leven van de mensen rechtstreeks raken, zoals armoede, feminisme, migratie, gezagscultuur, individualiteit, enzovoort. Vandaag beschrijft de postmoderne filosofie de betekenis van die kleine, lokale verhalen in al hun verscheidenheid.  Is deze postmoderne filosofie alleen maar een uiting van relativisme en machteloosheid? Of is ze een nieuwe impuls om zinvol te overleven in een wereld die ondanks haar mondiale context almaar meer verscheiden wordt?

mogelijke subthema’s  (aparte lezingen): 

Verschuiving van grote naar kleine verhalen   -   Postmoderne ethiek:  de dood van de vader of de crisis van het gezag   -     Leren leven in verscheidenheid (multiculturaliteit)   - De (on)macht van de zwijgende meerderheden   -     Het religieuze als de confrontatie met de grens 

 

terug naar lijst

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

TUSSEN  VERNEDERING  EN  RECHTVAARDIGHEID

Over rechtvaardigheid is reeds veel te doen geweest. Maar het echte uitgangspunt is vernedering. Waar mensen vernederd worden ligt de menswaardigheid aan diggelen en moeten we bemiddelen om hen opnieuw waardigheid te geven. Dat geldt zowel voor armoede als voor rechteloosheid, zowel voor uitsluiting als voor mensenhandel, zowel voor racisme als voor geweld. Overal wordt daarbij het zelfrespect van de mens vernietigd. Rechtvaardigheid is erop gericht de mens te geven wat hem toekomt op alle vlakken van het leven. Het gaat dus niet alleen om een eerlijke verdeling van materiële goederen - hoe belangrijk dat ook is -, maar ook over solidariteit met al wie gekwetst en vernederd wordt, zowel in de intermenselijke relaties als in de maatschappelijke instellingen en structuren. Het wordt hoog tijd dat zowel op juridisch als op politiek vlak maatregelen worden genomen die de menselijke waardigheid onvoorwaardelijk kunnen garanderen.

 

terug naar lijst

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

DEMOCRATIE  EN   BURGERSCHAP

dringende noodzaak van participatie: vandaag is de kloof tussen de burger en de politiek te groot. Het wordt hoog tijd dat mensen opnieuw het belang kunnen zien van hun betrokkenheid bij de politieke beleidsvoering. Dat gaat verder dan alleen maar op geregelde tijden kunnen stemmen voor het kiezen van vertegenwoordigers. Andere vormen van participatie dringen zich op.

de leefbaarheid van het lokale: in onze lokale leefomgeving liggen immers onze levensbronnen. Zo beleven we het lokale steeds meer als onze ankerplaats in de bredere wereld, niet in de betekenis van ‘eigen volk eerst’, maar het lokale als het uitgangspunt van onze openheid naar de wereld. (Cfr. andersglobalisten: een sterke ontwikkeling van het lokale leven en de burgerbeweging als voedingsbodem voor de veranderingen in de maatschappij).

dialogale democratie: mensen moeten de kans krijgen om met hun vertegenwoordigers te spreken en er mee te onderhandelen Slechts in de mate dat de mensen zelf meer betrokken raken op het zoeken naar oplossingen voor hun eigen problemen, wordt het ook mogelijk verandering op gang te zetten. In haast alle buurtwerken groeit het inzicht dat als je de bewoners niet of te weinig betrekt in de lokale problemen, je tot geen goede oplossingen voor die problemen kan komen.  Mensen zijn immers de eerste betrokkenen bij hun eigen zaak.

terug naar lijst

 

 

 

 

 

 

Actuele verschuivingen in de samenleving

Er hebben vandaag enorme verschuivingen plaats in onze samenleving. Die lopen niet altijd van een leien dakje en doen bij velen vragen rijzen. Verschuivingen hebben immers altijd te maken met het fenomeen 'orde'. Ze schudden de orde door elkaar en vragen om nieuwe evenwichten. 

Ik wil mij vooral richten op de maatschappelijke verschuivingen die een directe impact hebben op de kwaliteit van onze samenleving.

1. het einde van de grote verhalen (op zoek naar een postmodern leefklimaat)

2.  toenemende individualisering

3. de dood van de vader (het gezag in crisis)

4. verscheidenheid van primaire (familiale) samenlevingsvormen

5. de ontwikkelingen in de informatie- en communicatietechnologie

6. biotechnologie en robotisering van de mens (cyborgs)

7. hertekening van het democratisch bewustzijn

° de leefbaarheid van het lokale

° dialogale democratie

8. leren leven met cultuurverschillen (racisme, extreem-rechts)

9. de nieuwe achteloosheid en toenemende agressie

10. verstedelijking

11. de nieuwe leefstijl: flexibiliteit

 

terug naar lijst

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

BIOTECHNOLOGIE TUSSEN DROOM EN NACHTMERRIE

- ethische beschouwingen over genetische manipulatie en kloneren -

De mensheid is vanaf het begin bezig geweest met het aftasten van zijn grenzen. Vandaag richt onze zoektocht zich naar het overschrijden van de uiterst broze grens tussen natuur en cultuur. We zitten op het spoor onze eigen maakbaarheid. De kennis van de structuur van onze genen opent nieuwe perspectieven: therapeutische ingrepen, genetische manipulatie, kloneren. Het sleutelen aan onze erfelijke eigenschappen en het creëren van menselijke klonen stelt echter ernstige vragen aan onze verantwoordelijkheid. Wat zal er van de mens nog overblijven? Zal de ‘natuurlijke’ mens op de duur een stuk antiek zijn in zijn eigen wereld? Gaat de mens zelf ‘God’ spelen? Is hij daartoe in staat? Deze cursus gaat over vragen naar de zin en onzin van de biotechnologie. We benaderen het probleem cultuur-historisch en ethisch. Medische en technologische vragen staan niet centraal, al komen ze zijdelings ter sprake. We onderzoeken de meest voorkomende argumenten contra en pro. Hierover moet dringend een maatschappelijk debat worden gevoerd, willen we tenminste vermijden achter voldongen feiten aan te hollen zonder enige inspraak. Als we de mensheid nog een echte toekomst willen geven, kunnen we dat niet alleen aan de technocraten overlaten.

Dit thema kan in twee tot drie sessies worden   behandeld

terug naar lijst

 

 

 

 

 

DE GEVAARLIJKE ZUIVERHEID

De idee van de zuiverheid van volk, ras en gemeenschap, maar ook van geloof en ideologie wint vandaag opnieuw veld. Dat brengt heel wat schokgolven te weeg die onze wereld regelmatig overhoop halen. Oorlogen, genocides, racistische aanslagen op migranten, extreem-rechtse verkiezingsoverwinningen, betogingen tegen asielcentra, islamitisch fundamentalisme, groeiend conservatisme in bepaalde kerkelijke en maatschappelijke kringen, enzovoort. Na de verschrikkelijke ervaringen van het nazisme voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog waren we ervan overtuigd dat het nooit meer zou gebeuren. We dachten voorgoed te hebben geleerd dat zulke ideologieën leiden naar brutale vormen van onmenselijkheid en uitsluiting. Maar bij het begin van de eenentwintigste eeuw moeten we vaststellen dat de drang naar die gevaarlijke zuiverheid zich opnieuw aandient als een virus dat onze democratische samenleving in haar grondvesten dreigt aan te tasten. De doorbraak van extreem-rechts, het fanatise en het fundamentalisme.  Hoe is het mogelijk dat deze ideologieën  zo diep in de mensheid geworteld zitten? Wat drijft de mens ertoe de ‘eigen’ wortels en opvattingen zodanig te verheerlijken en het ‘andere’, het ‘vreemde’ te beschouwen als het ‘kwaad’ dat moet worden uitgeroeid? Zijn er mogelijkheden om het tij te keren? Wat kunnen we doen om de voedingsbodem van die ‘gevaarlijke zuiverheid’ niet langer te cultiveren?

Drie delen:

bullet

menselijk  verlangen tussen zuiver en onzuiver

bullet

het gevaarlijke woord  'zuiverheid': van reinheid tot integrisme

bullet

kenmerken van integrisme (fundamentalisme)

terug naar lijst

 

 

 

ENKELE BELANGRIJKE FILOSOFEN UIT DE XXste EEUW

In deze reeks behandelen we enkele belangrijke filosofen uit de XXste eeuw. We bespreken één filosoof in één of twee  sessie.

 

bulletGEORGES BATAILLE - EROTIEK EN OVERSCHRIJDING
bulletULRICH BECK - DE WERELD ALS RISICOMAATSCHAPPIJ
bulletJOHN RAWLS - EEN LIBERALE THEORIE VAN RECHTVAARDIGHEID
bulletJÜRGEN HABERMAS: COMMUNICATIEF DENKEN EN MACHTSVRIJE  DIALOOG
bulletMICHEL FOUCAULT: DE   ONZICHTBAARHEID VAN DE MACHT EN ONZE LEVENSTIJL ALS VERZET
bulletGILLES  DELEUZE:  HET VERLANGEN ALS MAATSCHAPPELIJKE DYNAMIEK

terug naar lijst

 

 

 

 

GEMEENSCHAPSGERICHT  LEIDERSCHAP  (COMMUNITY LEADERSHIP)

In onze huidige maatschappij is leiderschap in volle ontwikkeling. Het wordt hoog tijd om ons ethisch te bezinnen op de waarden en normen die onze samenleving steeds meer bepalen. Binnen deze ethische bezinning hoort ook een pedagogisch-didactisch concept van leiderschap, waarbij de rechtstreekse betrokkenen in het  proces van leiding geven centraal staan. Leiderschap gaat zich dan ook meer en meer moeten invullen van onderuit, vanuit de concrete processen in de organisatie, de school, de vereniging, soms zelfs het bedrijf.

We stellen  hierbij vijf kernprincipes voorop, die best in een onderlinge combinatie worden gerealiseerd. Ik wil die vijf principes   omschrijven en ze afzetten tegen de invulling ervan door de instrumentele visie op leiderschap.

* dienstverlening i.p.v. machtsuitoefening

* partnerschap i.p.v. autoritair gezag

*  probleemgericht werken i.p.v. symptoomgericht werken

verantwoording i.p.v. interne controle

empowerment i.p.v. uitvoering

Toepassing mogelijk op school, vereniging, organisatie, in sommige gevallen zelfs op het bedrijf.

 

terug naar lijst

 

 

 

 

 

 

 

 

NAAR EEN NIEUWE ZORGETHIEK

Zorg krijgt in de huidige maatschappij een steeds grotere betekenis. Meer dan ooit worden de mensen er zich van bewust dat zorg een belangrijke waarde is in het leven. Zorg heeft in de eerste plaats te maken met de kwaliteit van het leven, zeg maar: met een zo menswaardig mogelijk leven.

bullet

De groeiende welvaart heeft er toe bijgedragen dat de materiële mogelijkheden voorhanden zijn om voor iedereen een hoge kwaliteit van leven te realiseren. Toch stellen we vast dat ook op dit vlak nog heel wat mensen uitgesloten worden van de meest essentiële, zelfs noodzakelijke goederen.

bullet

Maar zorg is niet alleen een kwestie van materiële voorspoed, zorg moet zich ook richten op het welzijn van mensen. Welzijn betekent dat mensen in staat zich als mens te kunnen ontplooien en ontwikkelen. Niet alleen de basisbehoeften moeten bevredigd worden, ook de behoeften aan een gezond psychisch leven, aan communicatie en culturele ontwikkeling moeten zo goed mogelijk vervuld worden. Zorg krijgt zo een ruimere invulling naargelang de opvattingen over de kwaliteit van het leven groeien.

bullet

Het wordt hoog tijd te evolueren van een smalle naar een brede zorg: niet alleen wat moet (het minimale) maar ook meer dan wat noodzakelijk is. Zorg niet alleen als hulp aan wie tekort komt, maar ook als een levenshouding om het leven bewust en zorgvuldig te leven. Drie belangerijke criteria staan centraal: kwetsbaarheid en eindigheid, kwaliteit, gelijkwaardigheid. Zorg is de uiting van de fundamentele eerbied die we tegenover het leven verschuldigd zijn (mensen, dieren, dingen). Het is onze plicht zorg te dragen voor de hele werkelijkheid waarin we leven.

terug naar lijst

 

 

 

 

POLITIEKE FILOSOFIE: EEN ACTUELE UITDAGING

Wat is sociale rechtvaardigheid? Wat is democratie? Hoe kunnen we onze samenleving zo goed mogelijk ordenen in het voordeel van allen? Welke functie hebben de Mensenrechten? Hoe kunnen we aankijken tegen de groeiende interculturaliteit? Allemaal vragen die het hedendaagse politieke leven beheerse en waaraan de filosofie niet voorbij kan gaan.  Vanaf het begin heeft de filosofie zich met politiek bemoeid. Reeds bij Socrates en Plato (Griekse Oudheid) ligt de klemtoon op het zoeken naar de voorwaarden van het ‘goede leven’ in de maatschappij. Ook nadien hebben alle grote filosofen zich vragen gesteld over de politieke ordening van hun tijd (Kant, Hegel, Marx, enz.). Ook heel wat belangrijke hedendaagse filosofen formuleren politieke visies. Zij kiezen voor machtsvrije communicatieve structuren (Jürgen Habermas), rechtvaardige ordening van de samenleving (Richard Rorty), erkenning van de verscheidenheid (Jean-François Lyotard), noodzaak van de revolte (Gilles Deleuze, Julia Kristeva), politiek als handelen in vrijheid (Hannah Arendt), het gevaar van het fanatisme (Bernard-Henry Levy), emancipatie van de vrouw (Luce Irigaray, Donna Haraway), de lege plek in de democratie (Claude Lefort), e.a. Al deze thema’s vormen een grote uitdaging voor onze hedendaagse samenleving en nodigen ons uit ons niet neer te leggen bij het onvermijdelijke. Reeds Marx zei: ‘Filosofen interpreteren de wereld, het komt er op aan hem te veranderen’. Sommigen hebben dat uitgelegd als zou Marx filosofie alleen maar etherisch gezwets beschouwen.  Maar hij bedoelde dat  filosofie een basis moet zijn voor maatschappijverandering. Hoe kan het filosofisch denken daaraan voldoen? 

(Dit onderwerp kan ook behandeld worden in een een reeks van  5 tot 10 samenkomsten)

terug naar lijst

 

 

 

 

 

Pro en contra van de actuele technologische ontwikkelingen: enkele ethische implicaties

Vandaag vindt er wereldwijd een technologische revolutie plaats die een zeer diepgaande en wellicht nog niet in te schatten invloed heeft op de ontwikkeling van de mensheid. Niet alleen materieel maar ook ideologisch. Het werkt als een nieuwe beeldenstorm, die de klassieke vormen van communicatie, gedrag en levensvisie omvergooit en ons confronteert met totaal vreemde vormen van techniek en informatie. De informatiesnelweg is nog maar pas in volle expansie en deze technologische lawine zal in de volgende jaren niet afnemen: de algemene doorbraak van de computer, internet en e-mail in alle gezinnen, het huis van de toekomst, genetic engeneering, kloonen, inplanting van chips in het menselijk lichaam, sleutelgatchirurgie, neurale netwerken, biocomputers (computers die denken als hersenen), virtuele realiteit, enz. De technologie weeft zich als een sluitend net om zich heen. Ons lichaam dreigt zelfs een anachronisme te worden. Ook de relaties tussen de mensen krijgen nieuwe vormen: b.v. afstanden tellen niet meer, we kunnen met iedereen onmiddellijk contact krijgen waar ook ter wereld, maar het onmiddellijk lijfelijk contact zal zeker verminderen. Wat zal dat tot gevolg hebben? We kunnen dit erg vinden. Maar de vraag is niet meer hoe we dit kunnen vermijden, de vraag is hoe we er willen mee omgaan. Dit is een fundamenteel ethische vraag.

De grens tussen natuur en cultuur wordt verschoven. We leven stilaan in de cyberspace, de ruimte voor interactie tussen zichzelf sturende machines en mensen. Dit is geen science fiction meer. De cyberspace is de ruimte van de algemene gelijktijdigheid van alle informatie en van volledige beheersbaarheid van het menselijk leven. We kunnen stilaan spreken van de cyborg, het wezen dat half mens, half machine is. Een nieuwe beeld van de mens. Blijft in deze nieuwe cultuur ons lichaam nog bewoonbaar of moeten we ons leren onderwerpen aan de eisen van een digitaal lichaam dat door techniek wordt gestuurd?

Al deze vragen komen steeds meer centraal te staan in onze maatschappij. We kunnen niet meer voorbij aan onze directe betrokkenheid bij deze nieuwe wereld die met de 21ste eeuw steeds dieper in onszelf zal binnendringen. Zullen we voldoende kansen bewaren om het digitale ethisch te benaderen of worden we zelf allemaal robotten, die niet meer kritisch kunnen of mogen nadenken over onszelf en de organisatie van onze samenleving? Worden we allemaal kritiekloze internet-gelovigen? Of zullen we nog in staat zijn zinvol te overleven in het ‘huis van de technologie’?

terug naar lijst

 

 

 

 

 

 

NEUROBIOLOGIE EN GENTECHNOLOGIE: een ethische uitdaging

De ontwikkelingen in de hedendaagse biologie geven steeds meer argumenten voor een deterministische opvatting over de mens. Onze genen en de structuur van onze hersenen bepalen voor een groot deel onze mogelijkheden, zelfs onze morele en esthetische keuzen. Maar welke zijn de implicaties als we onze genetische structuur durven te wijzigen? Onze hersenen technologisch bij te sturen? Waar blijven we dan met de menselijke vrijheid? Is de mens volledig bepaald door zijn biologische structuur of is er in de mens iets ‘méér’ dat hem de ‘natuur’ doet overstijgen? Zijn we met onze technologie in staat mensen tot volledig gedetermineerde wezens te maken? Hoe denken filosofen daar vandaag over? Wat zijn daarvan de ethische implicaties op cultuur, opvoeding, politiek, maatschappelijke organisatie, enz.?

terug naar lijst

 

 

 

 

 

 

 

Een strategie voor onthaasting: zinvol leven in de eeuw van de versnelling

We leven vandaag in het millennium van de versnelling. Na de wat langzame ontwikkeling van de scheepvaart kwam vooral sinds de tweede helft van de vorige eeuw een exponentiële versnelling op gang: de trein, de auto, het vliegtuig, de computer, het internet. Zo is onze tijd een tijd geworden van ongelooflijke haast. Het opgedreven leefritme is één van de meest tekenende factoren van de tijdsgeest. De economische en technische vooruitgang is gericht op steeds méér, steeds beter, steeds sneller en steeds efficiënter. Dat leidt onvermijdelijk naar een cultuur van actie waarin mensen hun identiteit maken door voortdurend bezig te zijn en dat in een steeds hoger tempo. Alles moet sneller en wie niet kan volgen telt niet meer mee. In die haast-maatschappij wordt overal tijd bespaard. We besparen tijd bij vervoer van mensen  goederen informatie . We besparen tijd bij het doen van onze inkopen, bij huishoudelijk arbeid, zelfs bij het eten (fast-food). We winnen zo enorme hoeveelheden tijd, maar blijken minder tijd te hebben dan ooit te voren. Onze agenda staat barstens vol. We hebben zoveel te doen zodat we haast geen tijd meer hebben voor dingen die we zouden moeten doen (rust, stilte, bezinning, menselijk relaties en contact, zelfontplooiing, ontspanning, bezig zijn met de kinderen, enz;). We beleven de tijd als een schrijnende paradox, een inwendige tegenstelling in de samenleving: tijd winnen om geen tijd meer te hebben. Weinig mensen kunnen het zich nog permitteren tijd te maken voor zichzelf en rustiger te gaan leven, zelfs niet om te zoeken naar onthaasten. Hoe kunnen we in deze eeuw van haast een strategie voor onthaasting opbouwen?

terug naar lijst