Home Up
| |
2012
| IN FEBRUARI 2011 VERSCHEEN MIJN NIEUW BOEK
Ethisch leiderschap
in organisaties,
bedrijven, onderwijs... |
bij uitgeverij GARANT,
132 blz.
Leiderschap staat vandaag hoog op de
agenda, van bedrijfswereld tot politiek, van school tot zorginstelling, zowel
lokaal als internationaal. Vooral de manier waarop leiderschap wordt uitgeoefend
staat daarbij centraal. Overal vraagt men naar de kwaliteit van het leiderschap
en hoe die kwaliteit kan worden gerealiseerd. Een van de belangrijkste
eigenschappen van leidinggevenden is hun bekwaamheid om ethisch om te gaan met
mensen en situaties. Ethisch leiderschap verwijst naar de waarden en de
zingeving en richt zich uiteindelijk op de zorg voor wat men het ‘goede leven’
van mens en samenleving kan noemen. Zo kan je bijvoorbeeld een organisatie niet
behoorlijk leiden als je niet bezig bent met de meest fundamentele vragen rond
wat er in de organisatie gebeurt. Waar wil je uiteindelijk naartoe met de
organisatie? Welke zijn de humane doelstellingen ervan? Welke concrete
levenscontexten bepalen het proces van de organisatie? Hoe ga je om met de
maatschappelijke uitdagingen waarin de leden vandaag en in de toekomst moeten
leven? Welke relatiepatronen ontwikkel je met medewerkers en teamleden en hoe
kan je dat alles zo goed mogelijk integreren in een verantwoorde planning en
leiding? Hiermee wordt steeds duidelijker dat ethische overwegingen geen
exclusiviteit zijn voor de onderwijswereld of non-profitorganisaties. Ook in de
bedrijfswereld en de politiek zijn ethische vragen van groot belang. Een bedrijf
leiden is immers meer dan alleen bekommerd te zijn om efficiëntie en
winstmaximalisatie. Er zijn ook vragen naar het welzijn van de werknemers, naar
een leefbaar klimaat op de werkvloer, naar een optimale verhouding tussen winst
en kwaliteit, naar de sociale verantwoordelijkheid van het bedrijf in de regio,
naar de impact op het milieu en het klimaat, enzovoort. Dat geldt uiteraard ook
voor grote instellingen en organisaties uit de medische en sociale sector of de
ngo’s.
2010
| 2011: EUROPEES JAAR VAN HET VRIJWILLIGERSWERK,
in
Mensen Onderweg,
december 2010, blz. 26-32. |
Nadat in 2001 de VN een
Internationaal Jaar van de Vrijwilliger
organiseerde, wil de
Europese Unie bij deze tiende verjaardag op haart beurt aandacht vragen voor
het vrijwilligerswerk als een van de belangrijkste stimulansen voor actief
burgerschap. Dikwijls bekijkt men vrijwilligerswerk wat minachtend als zou het
thuishoren in een paternalistisch systeem waarin mensen worden gebruikt als
gratis werkkrachten in allerlei taken van zorg en opvang. Dit meestal omdat de
maatschappij op verschillende domeinen schromelijk tekortschiet in haar
dienstverlening. Zulke praktijken bestaan helaas meer dan we willen toegeven.
Maar in zijn ware betekenis heeft vrijwilligerswerk een veel positievere
klank. Het is dan een uiting van menselijke waarden zoals solidariteit en
sociaal engagement en het versterkt de harmonieuze ontwikkeling van onze
samenleving.
Vandaag engageren meer
dan 100 miljoen Europeanen zich in een grote verscheidenheid van vrijwillige
activiteiten. Ze zetten het principe van solidariteit in praktijk en dragen zo
bij aan meer welzijn in onze samenleving. Een Eurobarometer enquête uitgevoerd
in 2006 laat zien dat 3 op 10 Europeanen beweren actief te zijn als
vrijwilliger en dat bijna 80% van de respondenten het gevoel heeft dat
vrijwilligerswerk een essentieel element is voor het democratisch karakter van
Europa.
In dit
artikel gaan we niet in op de inhoud en de concrete vormen van
vrijwilligerswerk, maar stellen we vooral de vraag waarom de EU vandaag zoveel
belang hecht aan vrijwilligerswerk en wat ze met dit Europees Jaar wil
bereiken.
| OOK DE MIGRANT EEN BURGER?
in
Mensen Onderweg,
november 2010,
blz. 26-32. |
Meer
dan ooit worden wij als burgers opgeroepen tot verantwoordelijkheid en om deel
te nemen aan het maatschappelijk en politiek gebeuren. Maar zijn wezenlijke
inhoud van het begrip burger dreigt verloren te gaan. Mensen weten meestal
niet wat hun te doen staat.. Wat betekent het burger te zijn? En wie kan zich
in de huidige maatschappij terecht burger noemen? Deze vragen worden des te
meer prangend in een tijd van steeds groter wordende immigratie. Kunnen of
willen wij de vele nieuwkomers ook burgers noemen van onze samenleving? Welke
eisen stellen we aan hen en met welk recht? Of gaan we jongleren met allerlei
termen zoals nog-niet-echt-burger of kandidaat-burger of
alleen-maar-juridisch-burger? Sommigen durven zelfs spreken over een virtuele
burger. We zullen in de volgende decennia het burger zijn moeten herdenken en
het een nieuwe en bredere invulling te geven. De wereld is in volle
globalisering en de opvattingen uit de vorige eeuwen blijken niet meer te
voldoen. We evolueren naar een nieuwe vorm van samenleven waarin mensen uit
verschillende culturen, zowel autochtoon als allochtoon, met elkaar moeten
leren ‘inburgeren’. Makkelijk zal dat zeker niet worden.
| LEREN LEVEN IN DE WERELD VAN HET VIRTUELE,
in
Mensen Onderweg,
juni 2010,
blz. 26-32. |
Virtualiteit is wellicht even oud als de mens. Onze droomwereld en onze
fantasie hebben altijd mogelijkheden geboden om te ontsnappen aan de harde
realiteit. We konden vertoeven in een ‘andere’ wereld, een denkbeeldige
wereld, immaterieel en ontastbaar, surrealistisch of soms vol schijn en
onwerkelijkheid. Sterke getuigen daarvan zijn de grote literaire utopieën uit
de geschiedenis. De bekende theoloog Paul Tillich zei ooit: ‘Mens-zijn
betekent: utopie hebben’. De mens is altijd op zoek naar het overschrijden van
zijn grenzen en het ontplooien van nieuwe mogelijkheden. In 1516 schreef
Thomas More zijn beroemde Utopia waarmee hij op speelse wijze een plek
(topos) aanduidde die zowel goed (eu) als nergens (ou) bestond. Een virtuele
wereld. Iets dergelijks was reeds lang aanwezig in allerlei sprookjes, mythen
en volksverhalen waarin mensen hun dromen van een betere, hoewel niet
bestaande wereld gestalte gaven.
De grote doorbraak van de
informatietechnologie en het Internet heeft ons in de laatste decennia sterk
geconfronteerd met nieuwe en onvermoede mogelijkheden van deze utopisch droom.
De virtualiteit heeft nu een meer concrete en directe invulling gekregen. Met
een klik op de muis navigeren nu dagelijks miljoenen mensen op de grens tussen
realiteit en fictie. Hierbij ontstaat het probleem dat virtualiteit en
realiteit elkaar steeds meer doordringen zodat de gebruikers beide werelden
steeds moeilijker van elkaar kunnen scheiden. Wat is nog echt? Wat is fictie?
Waar begint het ene, waar het andere? Het wordt een dringende opgave
realistisch te leren leven in de wereld van het virtuele. Voor vele mensen is
de omgang met de virtuele wereld nog een grote onbekende, voor anderen is het
een dagelijkse bezigheid geworden. Voor beide groepen is het nodig er ernstig
over na te denken. Daarom gaan we er wat dieper op in.
|
WERKEN IN 2020,
in
Mensen Onderweg,
april 2010,
blz. 26-32.
|
Zonder arbeid zou de mens niet kunnen levden. Door arbeid bouwt hij rondom
zich een leefwereld waarin hij comfortabel kan leven. Dat houdt ook in dat de
aard van de arbeid voortdurend verandert. De methoden van de primitieve mens
verschillen enorm van de methoden van de technologische mens. Ooit betekende
werken met een speer op jacht gaan. Tegenwoordig zitten heel wat mensen acht
uur per dag achter de computer. Sinds kort krijgt arbeid meer dan ooit nieuwe
betekenissen en vormen. Wie niet inspeelt op die snelle evolutie verliest
steeds meer kansen op de arbeidsmarkt en dreigt in de marginaliteit te
belanden. In 2020 zullen onze jobs er hoogstwaarschijnlijk heel anders
uitzien. Heel wat activiteiten vragen steeds minder menselijke werkkracht. De
automatisering zet zich almaar verder door. Die evolutie gaat geruisloos, maar
zeker. Toch zal niet alles even snel veranderen. Belangrijke basisjobs zullen
blijven bestaan. Poetsen zal niet direct door robots gebeuren.
Ziekenverzorging zal altijd menselijke inzet en directe betrokkenheid van mens
tot mens vragen. In bouw- en herstellingswerken zal altijd handenarbeid nodig
zijn. Maar dit belet niet dat er belangrijke verschuivingen zullen zijn in de
invulling van concrete jobs en van de arbeid in het algemeen. Vandaag zijn er
enkele duidelijk trends merkbaar die ons uitdagen ons actief open te stellen
voor nieuwe invullingen van de arbeidsmarkt. In dit artikel gaan we in op de
meest markante trends die vooral merkbaar zullen zijn in de industrie, hoewel
ook de dienstensector, het verzorgingswerk en het onderwijs er heel wat
anders zullen uitzien.
|
2010: EUROPEES JAAR TEGEN ARMOEDE
EN SOCIALE UITSLUITING,
in
Mensen Onderweg,
januari-februari
2010, blz. 26-32.
Armoede en sociale uitsluiting behoren tot de grootste schandalen van onze
hedendaagse samenleving. Het is immoreel dat er op wereldschaal zo’n grote
tegenstelling tussen rijk en arm blijft bestaan.
Armoede wordt vaak eenzijdig geassocieerd met de
ontwikkelingslanden waar ondervoeding, sterfte en gebrek aan drinkwater deel
uitmaken van het dagelijkse leven. Maar armoede en sociale uitsluiting komen
ook in Europa voor. Het probleem is weliswaar minder ernstig dan in de
ontwikkelingslanden, wat echter niet belet dat het onaanvaardbaar is. De
Europese Unie is een van de rijkste gebieden ter wereld en toch heeft 17% van
de Europeanen zo weinig middelen dat zij zich niet in hun basisbehoeften
kunnen voorzien. In absolute cijfers gaat het om bijna 80 miljoen inwoners,
dat is één Europeaan op zes. De oorzaken daarvan zijn werkloosheid, lage
lonen, te lage pensioenen en sociale uitkeringen, buitensporige kosten voor
een behoorlijke huisvesting evenals gebrek aan opleiding en onderwijs. Armoede
is echter meer dan een gebrek aan geld. Armoede is ook uitsluiting en
achterstelling op verschillende terreinen: wonen, werk, onderwijs,
gezondheidszorg. Mensen in armoede ervaren dagelijks dat ze er niet bijhoren
en slechts
in beperkte mate toegang hebben tot
elementaire basisvoorzieningen. Deze situatie is duidelijk in tegenspraak met de
belangrijkste gemeenschappelijke waarden van de Europese Unie en moet met
doortastende en overtuigende maatregelen bestreden worden. Daarom heeft de
Europese Commissie het jaar 2010 uitgeroepen tot het Europees Jaar van de
bestrijding van armoede en sociale uitsluiting om mensen bewust te maken
van ernst van deze problemen. Hoe kan zulk initiatief echt bijdragen aan een
fundamentele verandering in deze kwestie?
|
2009
| POLITIEK ALS NETWERK,
in
Mensen Onderweg,
december
2009, blz.
22-28. |
Niet zozeer het democratische
systeem, maar vooral de politici van dat systeem worden vandaag met een
slecht oog bekeken. Of het nu gaat over milieuproblemen, mobiliteit,
staatshervorming, asielzoekers, justitie of medische kwesties, de meeste
mensen hebben de indruk dat de beslissingen ver van hun bed genomen worden
en dat het spel dikwijls vals gespeeld wordt. Met de mening of het belang
van de man van de straat blijkt men weinig of geen rekening te houden.
Alleen in tijden van verkiezingen zoeken de politici wat nauwer contact met
de burgers en beloven ze zoniet de hemel dan toch enkele voordelen op aarde.
Maar van die goede voornemens komt dikwijls weinig terecht. De sfeer tussen
politici en burgers krijgt daardoor een wrange smaak. Dat is uiteraard
nefast voor de goede werking van de democratie. Mensen haken af en laten
alles op hun beloop. Ze gaan liever een dagje shoppen, genieten liever van
een snobistische wijnproefavond of verliezen zich in de hype rond
kookboeken. De geest van cocooning sluit veel burgers af van het politieke
leven en ze vinden dat de politici het in Brussel of in Den Haag zelf maar
moeten uitzoeken. Zulke houding leidt op termijn naar een autoritaire
politiek waarin alles zonder meer met vaste hand van bovenaf geregeld wordt.
Een gezonde democratie mag echter niet worden overgelaten aan het monopolie
van beroepspolitici, maar veronderstelt betrokkenheid van alle burgers,
ieder met zijn eigen verantwoordelijkheid en belang. De dringende vraag
hierbij is hoe we de spelregels van de democratie moeten herdenken opdat
burgers een reële rol zouden kunnen spelen in het politieke landschap.
| WIJ TRANSPORTEREN DE WERELD KAPOT,
in
Mensen Onderweg,
oktober
2009, blz.
26-32. |
Het milieu wordt almaar meer
belast en vervuild. Een van de grote boosdoeners is ongetwijfeld het
transport. De globalisering heeft ertoe geleid dat we leven in een tijd van
enorme mobiliteit, niet alleen van personen maar ook van goederen. Dagelijks
zijn miljoenen auto’s en meer dan tienduizend vliegtuigen onderweg om mensen
en producten te vervoeren. Alles wijst erop dat deze aantallen ondanks de
huidige schijnbare stagnatie in de volgende decennia nog afgrijselijk zullen
stijgen. Het transportvolume neemt jaarlijks toe met 1,9% voor
personenvervoer en 2,7% voor vrachtverkeer. Volgens de
gegevens van het IMF (einde 2008) zal het wagenpark tegen 2030 aangroeien van
700 miljoen naar 1,5 miljard. Volgens Boeing zou tegen 2026 het aantal
vliegtuigen verdubbelen tot meer dan 36.000, al houdt Boeing er
rekening mee dat de groei wordt afgeremd door strengere milieuwetgeving en
doordat luchtvaartmaatschappijen hun vliegtuigen efficiënter gaan gebruiken.
Het aantal passagiers in de luchtvaart zou blijven toenemen met 5 procent per
jaar en de hoeveelheid vracht met 6,1 procent. Deze cijfers geven erg te
denken over de vervuilende impact die dat zal hebben op de huidige, maar
vooral op de toekomstige toestand van ons leefmilieu De grote vraag is hoever
de draagkracht van onze aarde reikt om zich permanent te kunnen (blijven)
herstellen van deze grote aanslag die we voortdurend op haar plegen.
| OP ZOEK NAAR EEN EUROPESE IDENTITEIT,
in
Mensen Onderweg,
juni
2009,
blz. 26-32. |
Bij een internetpeiling van De
Standaard begin maart 2009 beweerden 69% van de lezers dat zij zich Europeaan
voelen. Dat is een opmerkelijke vaststelling. Het zou betekenen dat meer dan
twee derde van de lezers een erg positieve kijk op Europa hebben. De vraag is
echter wat de geïnterviewden met zo’n algemene uitspraak bedoelen. Dat houdt
immers nog niet in dat zij de Europese instellingen ook positief waarderen.
Het Europees Parlement bijvoorbeeld krijgt van nauwelijks 19 procent veel
vertrouwen en de Europese Commissie slechts van 17 procent. Dit is toch wel
verontrustend omdat deze instellingen een steeds grotere rol spelen bij de
beslissingen over het politieke, economische en sociale leven in Europa en dat
tot in dagdagelijkse realiteit. De vraag is dan of het zich Europeaan voelen
eerder alleen een romantisch Europagevoel is dan wel de uitdrukking van een
Europese identiteit. Als men spreekt over de toetreding van Turkije tot de
Europese Unie, zeggen velen dat zulke toetreding een gevaar vormt voor de
Europese identiteit. Maar wat houdt dat in, die Europese identiteit? Wanneer
kunnen we spreken van een Europese identiteit? Blijven we als het er op
aankomt toch niet allereerst gehecht aan onze traditionele nationale
identiteiten en is Europa alleen maar wat aangename achtergrondmuziek? Er
dient in ieder geval nog een hele weg afgelegd te worden vooraleer we ons echt
Europeaan zullen mogen noemen.
|
IMMIGRATIEBELEID EN PROMOPRAAT,
in
Mensen Onderweg,
mei
2009,
blz. 26-32.
Migraties
hebben de geschiedenis en de structuur van de mensheid sterk bepaald. En dat
in vele vormen. Volksverhuizingen, vluchtelingen, veroveringsdrang,
bevolkingsdruk zowel economisch als politiek, mensen op zoek naar betere
leefcondities, enzovoort. Dat is niet altijd vlekkeloos verlopen. Het heeft
zelfs geleid naar oorlogen en genocides. Ook vandaag staat migratie hoog in de
lijst van maatschappelijke problemen. De grote instroom van vreemdelingen in
de westerse wereld roept bij velen reacties op van angst en
onverdraagzaamheid. Dat verstoort de perceptie van evenwicht die in de
voorbije eeuwen was opgebouwd. Men verwacht van de overheid dat ze ingrijpt en
duidelijke maatregelen neemt om de druk te verminderen of de lokale
(autochtone) posities veilig te stellen. Een pasklare oplossing voor het
immigratieprobleem bestaat niet. Daarvoor liggen de verwachtingen te ver
uiteen. Sommigen vinden dat de boot vol is of zelfs overvol en willen de
vreemdelingen terugsturen naar hun land van herkomst. Anderen vinden dat we
tolerant moeten zijn en bouwen aan een interculturele samenleving. Deze beide
uitersten hebben elk hun redenen en argumenten die ze op allerlei wijze zo
sterk mogelijk publiek willen promoten. Maar lukken ze erin de zaken helder en
objectief voor te stellen of blijven ze eerder steken in promopraat? Kan het
beleid een humane regeling uitwerken die voldoende effectief is en op langere
termijn haalbaar? Of horen we ook daar dikwijls alleen maar promopraat?
|
|
AGRESSIE
IN DE OPENBARE RUIMTE,
in
Mensen Onderweg,
april
2009, blz. 26-32.
Agressie is een van meest schrikwekkende symptomen van onze huidige
maatschappij. De media doen bijna dagelijks verslag van een of andere
gruweldaad vanaf pesterijen, steekpartijen, verkeersagressie en straatrellen
tot inbraken en dodelijke raids in een school of een kindercrèche. Het is dan
ook begrijpelijk dat steeds meer mensen de openbare ruimte als onveilig gaan
ervaren, zeker ’s avonds of in een verlaten omgeving. Men roept dan makkelijk
voor meer blauw op straat om de veiligheid te verhogen. Is dat wel een
oplossing? Het is mogelijk dat het daardoor wat rustiger wordt in de
gecontroleerde straten of wijken uit angst voor aanhoudingen en bestraffing.
Maar doet men daarmee iets aan de oorzaken? Blijft agressie dan niet aanwezig
als een onderhuidse tijdbom die op ieder (onbewaakt) ogenblik kan losbarsten
in zijn meest bizarre vormen? In onze huidige maatschappij liggen heel wat
pijnpunten verborgen die de basis vormen voor agressief gedrag. Slechts in de
mate dat we daar iets aan veranderen, kan de openbare ruimte veiliger worden.
Zulke verandering vraagt ongetwijfeld een intense inspanning niet alleen van
de individuele burgers maar ook – en zelfs in hoge mate – van politici en
bestuurlijke instanties. In ieder geval moet vermeden worden dat de uitingen
van agressie herleid worden tot individuele problemen. Individuen zijn
weliswaar verantwoordelijk voor hun gedrag, maar heel wat agressief gedrag
vindt zijn oorzaak in een gebrekkige beleidsvoering. Agressie is een complex
sociaal probleem, ze heeft meerdere oorzaken en verantwoordelijken. Het is
uiteraard onmogelijk in dit artikel alle factoren te bespreken. We beperken
ons dan ook tot enkele centrale ideeën die tot verder nadenken kunnen leiden.
|
|
IDEEEN
VOOR EEN OVERGANGSTIJD,
in
Mensen Onderweg,
maart
2009,
blz. 26-32.
Filosofen hebben altijd beweerd dat ideeën de wereld veranderen. Meer dan geld
en politiek zijn ze een geheime kracht die het handelen van de mensheid
beweegt en stuurt. Ook vandaag doorbreken
kunstenaars, denkers, wetenschappers, technologen en andere creatieve geesten
de traditionele grenzen met nieuwe, ongehoorde denkbeelden en creëren
gaandeweg een nieuw referentiekader. Voor vele mensen is dit proces
onbegrijpelijk, choquerend, gevaarlijk zelfs. Ze verliezen vaste grond onder
hun voeten en ze hebben niet geleerd met zulke radicale veranderingen om te
gaan. Maar de wereld draait verder en de veranderingen worden steeds
zichtbaarder. We
mogen gerust stellen dat er vandaag een nieuwe manier groeit om de
werkelijkheid te interpreteren. Er ontwikkelen zich nieuwe ideeën op allerlei
terreinen die een nieuw verstaan van mens en samenleving tot uiting brengen.
Momenteel leven we nog wel op twee vlakken
in een
soort overgangstijd wat onvermijdelijk naar misverstanden, botsingen en soms
(gewelddadig) verzet leidt. In dit artikel wil ik enkele van die nieuwe ideeën
belichten in de hoop daarmee iets te laten aanvoelen van het nieuwe paradigma
dat bezig is zich over onze wereld te verspreiden.
|
|
CREATIVITEIT EN
INNOVATIE,
in
Mensen Onderweg,
januari
- februari 2009,
blz. 26-32.
|
Het jaar 2009 werd uitgeroepen tot het Europees Jaar van de creativiteit en de
innovatie. In een tijd als de onze, waarin permanente veranderingen en
toenemende globalisering de samenleving steeds complexer maken, is het nodig
dat mensen zich meer bewust worden van hun creatieve mogelijkheden om hun
leven en samenleven zo goed mogelijk te organiseren. En dat op alle vlakken:
persoonlijk, intermenselijk, intercultureel, onderwijs, vorming, kunst,
economie, wetenschap en technologie. Daarom wil de Raad van Europa, gedragen
door het Europees Parlement, alle krachten inzetten om mensen en groepen te
ondersteunen in hun zoektocht naar creatieve en vernieuwende oplossingen voor
de problemen die zich overal stellen. Het uitroepen van een Europees Jaar is
immers een uitdaging om onderzoek, creativiteit en innovatie te stimuleren en
beleidsdebatten en verandering te bevorderen. Door een aanpak op Europees
niveau hoopt men meer synergie en kritische massa op te wekken dan met
versplinterde inspanningen op verschillende niveaus mogelijk zou zijn.
Onderlinge uitwisseling tussen en wederzijdse ondersteuning van de
verschillende lidstaten zijn dan ook van het grootste belang. De centrale idee
in dit initiatief is dat mensen over heel Europa de kans dienen te krijgen
een leven lang te leren (vanaf de voorschoolse leeftijd tot na de
pensionering) om creativiteit en innovatievermogen als kernvaardigheden te
bevorderen
|