Weekdieren
De stam van de weekdieren omvat tienduizenden soorten en neemt wat het aantal betreft de derde plaats in. De meeste weekdieren leven in het water en vrijwel allemaal leven ze in zee.
De wulk of kinkhoorn
De wulk is een zeeslak. Een andere benaming voor deze soort is kinkhoorn. De naam 'wulk' wordt ook voor andere slakkensoorten gebruikt.
De wulk heeft een kegelvormige schelp die hoger dan breed is en naar boven uitloopt in een tamelijk spitse top. De schelp kan een hoogte bereiken van ongeveer 10 centimeter en de wulk is daarmee één van de grootste huisjesslakken in de Noordzee.
Eikapsels van de wulk
Tepelhoor. Bron: www.hccnet.nl
De bekendste soort is de gewone zeekat. Deze komt veel voor aan de Nederlandse en Belgische kust. Een sepia kan ongeveer 50 cm groot worden. De mannetjes worden niet ouder dan 2 tot 3 jaar, het vrouwtje leeft zelfs maar één jaar.
Sepia's zijn echte nachtdieren die 's nachts jagen op krabben en garnalen, hun hoofdvoedsel. Tussen hun 8 gewone tentakels zitten twee langere vangarmen die alleen te zien zijn als de sepia een prooi grijpt. De prooi wordt doorgebeten door middel van een snavelvormige bek die tussen de tentakels ligt.
Een sepia heeft pigmentcellen in zijn huid zitten waarmee hij van kleur kan veranderen en zijn uiterlijk aan de omgeving aan kan passen. Meestal gaan ze daarom goed op in de achtergrond.
Zeeschuim
Deze schelp, bekend als zeeschuim of het knaagspeeltje in de kanariekooi, spoelt zeker in de zomer volop aan op de Nederlandse en Belgische stranden.
Halfgeknotte Strandschelp
Het uiterlijk is zeer variabel. Sommige schelpen zijn opvallend dikschalig (fossiel) tot veel dunschaliger (recent). De schelp is min of meer driehoekig en aan de ene kant meer afgerond dan aan de andere kant.
De kokkel
De Kokkel is ook een in de Noordzee levend tweekleppig weekdier. De soort wordt ook wel 'Eetbare Hartschelp' of 'Kokhaan' genoemd.
Kokkels kunnen ongeveer 10 jaar oud worden en zijn dan ongeveer 60 mm lang en 50 mm hoog.
De Kokkel is één van de algemeenste diersoorten aan de Nederlandse en Belgische kust en is vooral erg algemeen in de Waddenzee. Voor de Nederlandse en Belgische kust komen bijna geen levende Kokkels voor, alhoewel er bij een storm wel eens veel kunnen aanspoelen.
De mossel hecht zich door middel van draden vast aan een stenen ondergrond, maar oude veenbanken en oude verharde kleibodems die op de zeebodem aanwezig kunnen zijn, voldoen ook.
Daarnaast wordt gebruik gemaakt van andere organismen met een hard skelet, zoals bv. grote schelpen. Dat kunnen ook soortgenoten zijn. Door zijn stevige verankering door middel van de byssusdraden zijn Mossels in staat zich in zeer onrustig water te handhaven.
Dode Mossels bederven snel en zijn dan gevaarlijk om op te eten. Een dode Mossel stinkt verschrikkelijk en kan vele gezonde exemplaren bederven.
Dit artikel valt onder de licensiebepalingen vanCreative Commons Attribution-NonCommercial-ShareAlike 2.5 License