SVS: antw
Omhoog

  1. Waar of vals.
    Slikken gebeurt reflexmatig

    waar

    De tongspier is een dwarsgestreepte onwillekeurige spier. vals
    De oesophagus is gelegen voor de trachea. vals
    Gastrine wordt gevormd en aan het bloed afgegeven door cellen in de wand van het laatste deel van de maag (antrum) en bereikt de andere delen van de maag via de bloedsomloop. waar
    De maag ledigt zich in kleine beetjes. waar
    Na een ontbijt is de maag leeg na 2 à 3 uren waar
    Villi zijn rijkelijk voorzien van haarvaten waar
    Ter hoogte van de mucosa van het colon bevinden zich plooien en villi vals
    In de dunne darm leven ontelbare bacteriën vals
    De pancreas ligt voor de maag. vals
    De grote rechter kwab van de lever ligt voor de maag vals
    De maag is een appelvormig hol orgaan. vals
    Het grote net of darmschort of omentum majus behoort tot het peritoneum waar
    Een endocriene klier produceert nuttige stoffen en geeft die af aan de bloedbaan waar
    Een exocriene klier produceert onnuttige stoffen en geeft die af aan de buitenwereld of hol orgaan vals
    De nervus vagus of 10de hersenzenuw is een zenuw die doet wat onze wil bepaalt. vals
    In het antrumgebied wordt het hormoon gastrine gevormd. waar
    Een matig gevulde maag is ongeveer 30 cm lang en heeft een inhoud van 5 liter. vals
    Een melkgebit bevat 28 tanden. vals
    Een lever weegt ongeveer 1500 milligram vals

     

  2. Geef één term voor: de processen die voedsel afbreken tot buikbare, opneembare voedingsstoffen.
    spijsvertering
  3. Welk kanaal verbindt de mond met de anus?
    het spijsverteringskanaal
  4. Met welk weefsel is het ganse spijsverteringskanaal langs binnen bekleed?
    dekweefsel; epitheel
  5. Teken het spijsverteringsstelsel.
    Geef de medische en Nederlandse naam van de holle en de vaste organen in dit stelsel.
    holle organen: mond, keelholte (pharynx), slokdarm (oesophagus), maag (gaster), twaalfvingerige darm (duodenum), nuchtere darm (jejunum), kronkeldarm (ileum), blinde darm (caecum), opstijgend deel van de karteldarm (colon ascendens), dwars deel van de karteldarm (colon transversum), afdalend deel van de karteldarm (colon descendens), S-vormig deel van de kareldarm (sigmoid), endeldarm (rectum), aars (anus)
    vaste organen: glandulae parotideae (oorspeekselklieren), glandulae submandibulares (onderkaakspeekselklieren), glandulae subliguales (ondertongspeekselklieren), de lever (hepar), de galblaas, de alvleesklier (pancreas)
  6. T. Jacobs leerde, van zijn vader, enkele leefregels die kunnen leiden tot een lang leven.

    1. Begin de dag met een gezond ontbijt. Neem er je tijd voor, eet bruin brood en fruit.

    2. Doe elke dag 30 minuten aan sport.

    Elke morgen dekt de vrouw van T. Jacobs de tafel. Ze eten bruin brood met minarine en honing. Ze drinken cafeïnevrije koffie met melk.
    Na het ontbijt leest T. Jacobs de krant. Om te lezen moeten vooral de hersencellen van zijn linker hersenhelft werken.
    Via welke weg worden de voedingsstoffen (en voedselresten tot in het toilet), uit die boterhammen, opgenomen in het bloed en nadien tot naar zijn linker hersenhelft vervoerd.
    Begin bij het spijsverteringsstelsel, de mond.
    Vergeet naast de holle organen van het spijsverteringsstelsel ook de vaste organen niet te benoemen, samen met het verteringssap.
    Benoem ook de bloedvaten en organen dat deze voedingsstoffen moeten passeren om tot aan zijn linker hersenhelft te komen. Geef steeds de medische en Nederlandse term. Schrijf ze in de juiste volgorde.
     

      NEDERLANDSE TERM MEDISCHE TERM SPIJSVERTERINGSSAP
    1

    mondholte

    cavum oris

     
    2

    oorspeekselklieren

    glandulae parotideae

    speeksel vb1,5 liter
    3

    ondertongspeekselklieren

    glandulae subliguales

    4

    onderkaakspeekselklieren

    glandulae submandibulares

    5

    keelholte

    pharynx

     
    6 slokdarm

    oesophagus

     
    7

    maag

    gaster

    maagsap vb 1,5 liter
    8

    twaalfvingerige darm

    duodenum

     
    9

    lever

    hepar

    galsap vb 1 liter
    10

    alvleesklier

    pancreas

    pancreassap vb 1 liter
    11

    nuchtere darm

    jejunum

    darmsap vb 2 liter
    12

    kronkeldarm

    ileum

     
    13

    blinde darm

    caecum

     
    14

    opstijgend deel karteldarm

    colon ascendens

     
    15

    dwars deel van de karteldarm

    colon transversum

     
    16 afdalend deel karteldarm colon descendens  
    17

    S-vormig deel van de karteldarm

    sigmoid

     
    18 endeldarm rectum  
    19 anus aars, sluitspier van het rectum  
    20 WC WC  
           
      Opname voedingsstoffen
    21

    darmader

    vena mesenterica

     
    22

    poortader

    vena portae

     
    23

    lever

    hepar

     
    24

    leverader

    vena hepatica

     
    25

    onderste holle ader

    VCI

     
    26

    R boezem

    R atrium

     
    27

    R kamer

    R ventrikel

     
    28

    longslagader

    arteriae pulmonales

     
    29

    longen

    longen

     
    30

    longaders

    venae pulmonales

     
    31

    L boezem

    L atrium

     
    32

    L kamer

    L ventrikel

     
    33

    opstijgende grote lichaamsslagader

    aorta ascendens

     
    34

    aortaboog

    arcus aortae

     
    35

    gemeenschappelijke halsslagader

    linker arteria carotis communis

     
    36

    L interne halsslagader

    linker arteria carotis interna

     
    37

    haarvaten

    capillairen

     
  7. Wat is het meervoud van glandula sublingualis?
    glandulae sublinguales
  8. Wat betekenen de termen glandula, mandibula, sub en lingua?
    klier, onderkaak, onder, tong
  9. Teken de dikke darm. Situeer ook de lever en de maag.  Benoem de delen van de dikke darm?
    Geef steeds de medische en Nederlandse termen.
    blinde darm (caecum) + appendix (wormvormig aanhangsel)
    opstijgend deel van de karteldarm (colon ascendens), dwars deel van de karteldarm (colon transversum), afdalend deel van de karteldarm (colon descendens), S-vormig deel van de karteldarm (sigmoid),
    endeldarm (rectum)
    lever of hepar (rechts boven), maag of gaster (links boven)
  10. Teken de dunne darm. Situeer ook de lever en de maag en de dikke darm.  Benoem de delen van de dunne darm?
    Geef steeds de medische en Nederlandse termen.
    twaalfvingerige darm (duodenum), nuchtere darm (jejunum), kronkeldarm (ileum)
    lever of hepar (rechts boven), maag of gaster (links boven), dikke darm als een kader rond de dunnen darm.
  11. Hoeveel tanden heeft een volwassen persoon? Geef ook de soorten.
    32 tanden
    8 snijtanden
    4 hoektanden
    8 valse kiezen (premolaren)
    12 echte kiezen (molaren) waarvan 4 wijsheidstanden
  12. Geef 4 functies van de mondholte
    opname van voedsel
    voedsel kauwen
    voedsel vermengen met speeksel
    mimiek
    spraak: articulatie en resonantie
  13. Bespreek de verschillende delen van een tand.
    kroon = gedeelte boven het tandvlees
    hals = gedeelte onder het tandvlees
    wortel = gedeelte onder het tandvlees, in de kaak
  14. Wat zit er in de tandholte?
    haarvaatjes, zenuwen en bindweefsel
  15. Geef een ander woord voor dentine.
    tandbeen
  16. Met wat is het tandbeen t.h.v. de kroon bedekt?
    email of glazuur
  17. Wat is de functie van email?
    beschermen tegen tandbederf.
  18. Wat betekent gingivitis?
    ontsteking van de gingiva (=tandvleesontsteking)
  19. Hoeveel milliliter speeksel produceert een volwassen persoon per dag?
    a. 100-200 ml
    b. 200-600 ml
    c. 1000-1500 ml
    Antwoord: c. 1000-1500 m
  20. Hoe lang is het spijsverteringsstelsel +-?
    a. 1 m
    b. 3 m
    c. 8 m
    Antwoord: c. 8 m
  21. Geef de medische term voor boven en onderkaak.
    maxilla en mandibula
  22. Wat is de functie van ons speeksel? Wees zo specifiek mogelijk in je antwoord.
    afbreken van lange suikers (vb zetmeel) via het enzym amylase
  23. Leg uit. "De speekselproductie is een autonoom proces." Illustreer met een voorbeeld.
    de productie van speeksel staat onder invloed van het onwillekeurig zenuwstelsel, m.a.w. je kan het niet met de wil beïnvloeden. De productie van speeksel wordt op gang gebracht door het zien, ruiken en proeven van voedsel.
    Als je een zeer lekkere taart ziet komt het speeksel in je mond.
  24. Wat is het verschil tussen gladde en dwarsgestreepte spieren?
    gladde spieren staan onder invloed van het onwillekeurig zenuwstelsel; vb trachea, hoofdbronchi, bronchi, en bronchiolen
    dwarsgestreepte spieren staan onder invloed van het willekeurig zenuwstelsel; vb de tong
  25. Geef 5 functies van de lingua.
    kauwen, slikken, spreken, smaken, gebit reinigen
  26. Vul aan. Het proeven gebeurt door de smaakzintuigen in de ........................................
    smaakpapillen
  27. Welke verschillende smaken kan men proeven?
    zout, zuur, bitter, zoet
  28. Wie sluit de neusholte af van de keelholte?
    de huig (= uvula)
  29. Uit welke lagen is de oesophagus gebouwd van binnen naar buiten?  Bespreek de histologische structuur van de diverse lagen.
    mucosa (slijmvlies; bestaat uit epitheelcellen, dekweefsel), submucosa (bindweefsel, steunweefsel) met bloedvaten, lymfevaten en zenuwen, gladde kringspieren, gladde lengtespieren (onwillekeurig spierweefsel), en serosa (dun laagje bindweefsel, steunweefsel)
  30. Hoe noemt men het bindweefselvlies rond de oesophagus?
    serosa
  31. Hoe noemt men het proces waarbij voedsel van de mond via de slokdarm naar de maag gaat?
    peristaltiek
  32. Waar lig de maag?
    linksboven in het abdomen onder het diafragma
  33. Vul aan met de Nederlandse en medische term.
    Aan de voorzijde wordt de maag bedekt door de .................................. Aan de achterzijde ligt de ...................................
    lever (hepar), alvleesklier (pancreas)
  34. In de thriller "Pandora" van Pieter Aspe (Manteau, 2003) lees ik op bladzijde 21:
    "Cognac, frieten en frikadellen, het klonk als een titel van een kookprogramma van de openbare zender. Vijf jaar geleden had Van In de aanslag op zijn maag moeiteloos doorstaan, maar tegenwoordig pikte zijn lichaam het niet meer dat hij zich te buiten ging aan vette spijzen en sterkedrank."
    Teken de maag en benoem de onderdelen met de medische en Nederlandse termen.
    kleine bocht (kleine curvatuur), grote bocht (grote curvatuur), cardia (maagingang), pylorus (maaguitgang), antrum (voorhof), fundus (maagkoepel), corpus (maaglichaam)
  35. Vertaal.
    De maagarteriën zijn aftakkingen van de truncus coeliacus. De truncus coeliacus is een aftakking van de buikaorta. De maagvenen voeren het bloed naar de vena portae.
    De maagslagaders zijn aftakkingen van de ingewandsslagader. De ingewandsslagader is een aftakking van de grote lichaamsslagader t.h.v. de buik. De maagaders voeren het bloed naar de poortader.
  36. Vul aan.
    ..................................  (Lat., = vet[houdend] vlies), in het Nederlands net genoemd, plooi van het buikvlies die zich vanaf de maag uitspreidt over andere organen in de buikholte.
    Onderscheiden worden het grote en het kleine net. Het grote net (........................ majus), wordt ook wel darmschort genoemd.
    omentum
  37. In welk gedeelte van de maag bevindt zich in verticale stand meestal gas (vooral ingeslikte lucht)?
    fundus
  38. Hoe noemt men het volgende fenomeen?
    "Wanneer de hoeveelheid gas in de maag sterk vergroot wordt, bv door gebruik van koolzuurhoudende dranken, kan de gasbel tot onder het niveau van de cardia reiken. Opening van de onderste slokdarmsfincter leidt dan tot ontsnapping van een gedeelte van dit gas."
    boeren
  39. Bespreek de gaster histologisch. Wees volledig en gedetailleerd in je antwoord.
    mucosa (epitheelcellen; dekweefsel) met exocriene maagklieren voor de aanmaak van maagsap, met endocriene maagklieren voor de productie van gastrine
    submucosa (bindweefsel, steunweefsel) met bloedvaten en zenuwen
    glad spierweefsel kring- en lengtespieren (onwillekeurig spierweefsel)
    serosa = peritoneum (bindweefsel, behoort tot het steunweefsel)
  40. Benoem de 2 functies van de maag.
    productie van maagsap
    kneden van voedsel
  41. Hoeveel maagsap wordt er per dag geproduceerd?
    1,5 liter
  42. Geef en bespreek 4 factoren die de productie van maagsap beïnvloeden?
    uitzetting van de maag door vocht of voedsel
    prikkeling van de nervus vagus (= 10de hersenzenuw = zwervende zenuw) Dit is een onwillekeurige zenuw.
    gastrine of maaghormoon
    psychisch nerveuse invloeden: vb geur, smaak, uitzicht, stress
  43. Waaruit bestaat maagsap?
    HCl of zoutzuur
    water
    mucus
    pepsinogeen
    intrinsiek factor
  44. Wat is de functie van HCl in de maag?
    zorgen voor zure inhoud (pH van 2)
    omzetten van pepsinogeen in pepsine
    doden van micro-organismen
  45. Wat is de functie van mucus in de maag?
    bedekken en beschermen van de maagmucosa tegen het zure maagsap en pepsine
  46. Wat is de functie van pepsinogeen
    Dit wordt dankzij HCl omgezet tot pepsine.  Pepsine is een eiwitsplitsend enzyme.
  47. Wat is de functie van Intrinsiek factor?
    Deze stof (bestanddeel van maagsap) staat in voor de opname van vitamine B12 ter hoogte van de darmwand.
  48. Wat is de functie van vitamine B12?
    Vitamine B12 is belangrijk voor de aanmaak van rode bloedcellen.
  49. Meneer Vervis ziet bleek in zijn gezicht. De arts zegt dat hij lijdt aan bloedarmoede. De oorzaak is vermoedelijk een probleem t.h.v. de maag. Meneer vervis stelt aan jou onderstaande vragen.
    Wat is bloedarmoede?
    bloedarmoede is een tekort aan rode bloedcellen (< 4 000000 erytrocyten/mm3) of een tekort aan de rode bloedkleurstof (een Fe-houdend eiwit) in je RBC (<13 g Hb/dl )
    Waarom zie ik er bleek uit? o.w.v. tekort aan RBC of een te laag Hb gehalte
    Kan het spijsverteringsstelsel de oorzaak zijn van mijn bloedarmoede? ja, er kan een tekort zijn aan intrinsiek factor (bestanddeel van maagsap), dat zorgt voor de opname van vit B12, dat van belang is voor de aanmaak van RBC
  50. Vul aan.
    In het duodenum (= ..........................................) wordt voedsel .............................................. door natriumbicarbonaat (= ..............).  De pylorus (=.................................) blijft gesloten tot het zure voedsel niet meer ..................... is.
    Het duodenum heeft een ....................................vorm met een uitholling naar rechts, waarin de ............................... past.
    twaalfvingerige darm, geneutraliseerd, NaHCO3, maaguitgang, zuur, hoefijzervorm, pancreas
  51. Vertaal.
    Het duodenum wordt van bloed voorzien via een aftakking van de truncus coeliacus; het jejunum en ileum worden door de arteria mesenterica voorzien van bloed.
    De twaalfvingerige darm wordt van bloed voorzien via een aftakking van de ingewandsslagader; de nuchtere darm en  de kronkeldarm worden door de bovenste darmslagader voorzien van bloed.
  52. Hoe lang is de dunne darm?
    5 à 7 meter.
  53. Geef de 3 delen van de dunne darm en hun lengte +-.
    duodenum (21-30 cm)
    jejunum (1,8 meter)
    ileum (4 meter)
  54. Welke 2 kanalen komen toe in het duodenum en wat vervoeren ze? Geef de anatomische en Nederlandse term. Hoe noemt men de plaats war deze kanalen toekomen?
    ductus choledocus (galsap) en het kanaal van Wirsung (pancreassap) komen samen in het duodenum t.h.v. de papil van vater.
  55. Wat betekent ductus en chole?
    kanaal en gal (vb cholesterol = galvet)
  56. Waar eindigt het ileum?
    t.h.v. het caecum of blinde darm, bij de klep van Bauhin
  57. Bespreek de dunne darm histologisch.
    mucosa (epitheelcellen; dekweefsel) met darmklieren voor de aanmaak van darmsap en voor de productie van secretine, cholecystokinine, villikinine  (sterk vergroot door plooien en villi)
    submucosa (bindweefsel, steunweefsel) met bloedvaten en zenuwen
    glad spierweefsel kring- en lengtespieren (onwillekeurig spierweefsel)
    serosa = peritoneum (bindweefsel)
  58. Is de mucosa van de dunne darm sterk verkleind? Zo ja waarom?
    neen, vergroot door plooien en vlokken (villi), voor de resorptie van voedingsstoffen
  59. Wat gebeurt er indien er een beetje voedsel uit de maag naar het duodenum gaat?
    het zuur prikkelt de mucosa van de darmwand, hierdoor komen 2 hormonen vrij: secretine en cholecystokinine.
  60. Wat is de functie van het hormoon secretine?
    alvleesklier prikkelen tot de afscheiding van pancreassap
  61. Wat is de functie van het hormoon cholecystokinine?
    galblaas prikkelen tot de afscheiding van galsap
  62. Wat betekent chole, cyste, kinine taalkundig?
    m.b.t. de gal, blaas (vb cystitis = blaasontsteking), kinine = bewegen ( vb kinesist = bewegingstherapeut)
  63. Waaruit bestaat darmsap?
    water, mucus, en enzymen (amylase, proteïnase, lipase)
  64. Welk deel van het spijsverteringsstelsel zorgt vooral voor de opname van voedingsstoffen? Wees zo specifiek mogelijk.
    de dunne darm
  65. Naar waar worden de voedingsstoffen uit de dunne darm vervoerd?
    via de vena portae (het poortaderstelsel) naar de lever
  66. Geef 5 functies van de dunne darm.
    neutraliseren van darminhoud
    produceren van darmsappen (exocriene functie)
    resorptie van voedingsstoffen
    afscheiden van hormonen (endocriene functie)
    darmtransit
  67. Bespreek de resorptie van voedingsstoffen.
    De opname van voedingsstoffen gebeurt in het spijsverteringsstelsel t.h.v. de dunne darm.  Na de vertering zorgt de mucosa van de dunne darm voor de opname. Het oppervlak van de mucosa is vergroot door plooien en villi (vingertjes). Villi bevatten veel haarvaten. De capillairen brengen zuurstof en voedingsstoffen aan voor de darm en voeren afvalstoffen af. Tegelijk worden verteerde voedingsstoffen opgenomen en via de vena portae naar de lever vervoerd.
  68. Geef 3 hormonen dat de dunne darm produceert. Geef ook hun functie.
    secretine (prikkelt de alvleesklier tot afgifte van pancreassap), cholecystokinine (prikkelt de galblaas tot afgifte van galsap), villikinine (zorgt voor beweeglijkheid van de villi)
  69. Hoe noemt men "het kader rond de dunne darm"?
    dikke darm
  70. Hoe lang is de dikke darm?
    1m20cm
  71. Uit welke 3 delen bestaat de dikke darm?
    caecum (blinde darm), colon (karteldarm) en rectum (endeldarm)
  72. Hoe noemt de klep t.h.v. de overgang tussen ileum en het caecum?
    klep van Bauhin
  73. Geef een ander woord voor wormvormig aanhangsel van de blinde darm.
    appendix
  74. Hoeveel sluitspieren bevat het rectum? Welke?
    binnenste aarssfincter: onwillekeurig
    buitenste aarssfincter: willekeurig
  75. Waarom is de wand van de dikke darm gekarteld?
    de gladde kringspieren liggen in groepjes
  76. Geef een ander woord voor peritoneum.
    buikvlies
  77. Geef de functie van de dikke darm.
    water resorberen
    verteren van door bacteriën
    darmtransit
    stapelfunctie
  78. Geef de samenstelling van stoelgang.
    water, slijm, dode en levende bacteriën, mineralen (Ca, P, Fe), onverteerde voedselresten, bilirubine, dode cellen
  79. Wat zorgt voor de bruine kleur van de stoelgang?
    bilirubine (= galkleurstof = afbraakproduct van de erytrocyt via de lever en galwegen afgevoerd naar de darm)
  80. Wat is een klier? Is de pancreas een klier? Is de lever een klier?
    Een orgaan dat bepaalde stoffen afscheidt.  vb melk, zweet, speeksel, darmsap, hormonen
    ja, ja
  81. Uit welke 3 delen bestaat de alvleesklier?
    caput (kop), corpus (lichaam), caudaal gedeelte (staart)
  82. Waarom noemt men de pancreas een klier met gemengde werking?
    het bevat een endocriene klier en een exocriene klier

  83. Wat weet je van NaHCO3?
    Dit is natrium(waterstof)carbonaat of natriumbicarbonaat.  Dit wordt door de pancreas geproduceerd om de zure maaginhoud te neutraliseren.

  84. Wat bevat pancreassap?
    enzymen: amylasen, proteïnasen, lipasen
    natrium(waterstof)carbonaat

  85. Bespreek de endocriene functie van de pancreas.
    De endocriene functie van de pancreas, gaat over de productie van hormonen door endocriene klieren gelegen in de eilandjes van Langerhans.
    α-cellen: produceren glucagon; dit doet de bloedsuikerspiegel (glycemie) stijgen
    β-cellen: produceren insuline; dit doet de bloedsuikerspiegel dalen
  86. Wat is de grootste en de zwaarste klier van het menselijk lichaam?
    de lever
  87. In de misdaadroman "Pandora" van Pieter Aspe (Manteau, 2003) lees ik op bladzijde 23:
    "Zijn lever had de alcohol netjes afgebroken en van de frikadellen en de frieten bleef alleen nog een smeuïge brij over in zijn maag. "
    Teken de lever evenals de buizen die zorgen voor de toevoer en de afvoer naar en van de lever.
    Welke (vloei)stoffen komen toe in de lever en welke vertrekken er uit de lever?  Geef ook de oorsprong en de bestemming en de richting van de aan- en afvoerbuizen.
    Geef steeds de medische en de Nederlandse term.
    1. toekomen:
      vena portae (poortader): voedingsstoffenrijkbloed van de maag (gaster) en darmen, milt (lien), en pancreas (alvleeklier)
      arteria hepatica (leverslagader): zuurstofrijk bloed van de aorta (grote lichaamsslagader)
    2. vertrekken:
      vena hepatica (leverader) naar de VCI (onderste holle ader) en naar het rechter atrium (boezem)
      ductus hepaticus naar de ductus cysticus en de galblaas, dan via de ductus cysticus naar de ductus choledocus en het duodenum


     

    1.        Onderste holle ader (vena cava inferior)

    2.        Leverader (vena hepatica)

    3.        Rechter leverkwab

    4.        Linker leverkwab

    5.        Poortader (vena portae)

    6.        Leverslagader (arteria hepatica)

    7.        Gemeenschappelijke leverbuis (ductus hepaticus communis)

    8.      Galblaas

    9.      de leverpoort (de hilus)

     

  88. Wat is het verschil tussen  macroscopisch en microscopisch? Leg beide woorden talkundig uit. Ken je nog een woord met de suffix scopie?
    macroscopisch = met het blote oog zichtbaar, macro = groot, scopie = kijken
    microscopisch = met de microscoop zichtbaar, micro = klein, scopie = kijken
    oesofagoscopie = kijken met een scoop in de oesofagus

  89. Hoeveel gram weegt een lever ongeveer? Waar ligt de lever? Hoeveel kwabben telt de lever?
    1500 gram, rechtsboven in het abdomen, net onder het diafragma, 2
  90. Via welke weg komt het bloed uit het maagdarmstelsel?
    vena portae

  91. Welk bloedvat voorziet de lever van zuurstofrijk bloed?
    arteria hepatica

  92. Hoe noemt men de plaats waar o.a. de arteria hepatica de lever binnenkomt?
    hilus

  93. Geef een andere term voor hilus.
    poort

  94. Vul aan:
    De lever is opgebouwd uit talloze……………... Deze lobjes zijn meestal ………………... Hierin liggen de lever………..
    Onder microscoop is te zien dat op de hoekjes van elk lobje, telkens één klein takje van de …………………….., één klein takje van de ……………………en één kleine ………………… liggen (deze drie takjes worden de driehoekjes van Kiernan genoemd). Deze structuren zijn dezelfde als in de leverhilus, nu gaat het om kleine vertakkingen hiervan in de lever
    leverlobjes, zeshoekig, cellen, arteria hepatica, vena portae, galgang

  95. Naar waar gaat het bloed van de centrale adertjes?
    vena hepatica, VCI, rechter atrium

  96. Wat is het verschil tussen een leverkwab en een leverlob?
    De lever bevat twee kwabben, met elk heel veel lobjes

  97. Wat is albumine?  Waar is het geproduceerd?  Wat is de rol van albumine?
    een plasma-eiwit, in de lever, zorgen voor de colloïd osmotische druk in de bloedsomloop

  98. Wat betekent bili, ruber?
    m.b.t. de gal, rood

  99. Wat is bilirubine?  Waar wordt het hoofdzakelijk geproduceerd?  Hoe wordt het uitgescheiden?
    roodbruine galkleurstof, in de milt gevormd als afbraakproduct van hemoglobine, in de lever wordt het wateroplosbaar gemaakt en uitgescheiden via de gal.

  100. Wat is ammoniak? Waar wordt het geproduceerd?  Hoe wordt het uitgescheiden?
    afbraakproduct van aminozuren, in de lever gevormd, en verder omgezet tot ureum, dat via de nieren wordt uitgescheiden

  101. Wat zijn alkalische fosfatasen, transaminasen, LDH?  (antwoord met 1 woord)
    enzymen

  102. Met wat kan je enzymen vergelijken?
    een soort noodzakelijke olie om een proces op gang te brengen

  103. Leg uit ampulla van Vater, Wirssungkanaal
    papil van vater = uitmonding van de ductus choledocus in het duodnum,
    Wirssungkanaal = ductus pancreaticus = kanaal van de pancreas naar het duodenum

  104. Wat betekent parenchym?
    het werkzame weefsel

  105. Wat betekent peristaltiek?
    samentrekkingen van de wand waardoor de inhoud (bolus) wordt verdergeduwd in de goede richting

  106. Geef een ander woord voor bolus.
    spijsbrok

  107. Wat betekent dysfagie?
    moeilijk eten

  108. Geef 4 functies van de lever.
    Opslag en stofwisseling van voedingsstoffen; suikers, eiwitten en vetten
    Galvorming
    Vorming en opslag van vitaminen
    Ontgiftende werking

  109. Wat is de relatie tussen de lever en de samenstelling van het bloed?
    De lever zorgt ervoor dat het bloed in de grote bloedsomloop niet te veel wisselt van samenstelling: de lever slaat de voedingsstoffen op en geeft deze aan het bloed af wanneer dat nodig is.

  110. Bespreek: ‘Opbouw en afbraak van suikers in de lever’
    De levercellen vormen uit het glucose glycogeen onder invloed van het insuline (Dit doet de glycemie dalen).
    Uit dit glycogeen kan onder invloed van glucagon en adrenaline weer glucose gevormd worden (Dit doet de glycemie stijgen).

  111. Bespreek: ‘Opbouw en afbraak van eiwitten in de lever’
    Eiwitten komen onder de vorm van aminozuren via de vena portae bij de lever. De lever gaat hieruit bloedeiwitten maken (zoals albumine, fibrinogeen, protrombine,...)
    Aminozuren die niet meer nodig zijn voor het lichaam worden in de lever afgebroken. Hierbij ontstaat onder andere ammoniak (NH3). Deze giftige stof wordt in de lever omgezet tot het onschadelijke ureum, dat via de nieren wordt uitgescheiden.

  112. Dagelijks wordt er ongeveer 500 tot 1000 ml gal gevormd.  Waaruit bestaat die gal?
    galkleurstoffen, galzure zouten, cholesterol, water en slijm

  113. Wat verstaat men onder de ontgiftigende werking van de lever?
    In de lever kunnen giftige stoffen worden ontgiftigd. De giftige stof kan door de lever worden gebonden aan een andere stof of worden omgezet tot een andere stof die voor het lichaam niet meer giftig is. Ook medicatie wordt op deze manier in de lever verwerkt. Deze stoffen kunnen met de gal of met de urine worden uitgescheiden.

  114. Leg uit: het poortaderstelsel.
    Bijna al het bloed van het abdominale gastro-intestinale stelsel, de milt en het pancreas stroomt via de V. portae door de lever naar de vena cava inferior en zo naar het rechter hart.

  115. Vul aan.
    De tandholte is opgevuld met tandmerg (bindweefsel, ........................................ en bloedvaten).
    Het harde kroon- en halsdeel bestaat uit dentine of ........................... met glazuur of ......................... bedekt.
    De wortel bestaat uit tandbeen en is bedekt met cement.
    De tanden worden bezenuwd door takjes van de 5° hersen.........................
    zenuwen en bloedvaten
    tandbeen, email
    zenuw

  116. Geef een ander woord voor tandbederf.
    cariës

  117. De wand van de dunne darm bestaat uit 4 lagen. Hoe noemt men de laag waarin zich de kliercellen bevinden.
    in de mucosa bevinden zich de darmklieren

  118. Tot welk weefsel behoren kliercellen (histologie)?
    Kliercellen behoren tot het dekweefsel.

  119. Wat is de functie van een klier.
    Een klier is een orgaan met als functie bepaalde stoffen af te scheiden.

  120. "In de maag bevindt zich HCl (zoutzuur), dat zo bijtend is dat het makkelijk kleding zou kunnen oplossen."
    Hoe komt het dat het zoutzuur in normale omstandigheden de maag zelf niet aantast?
    De maag beschermt zichzelf tegen dit heel sterke zuur door een dikke slijmlaag (mucus).

  121. Hoe noemt men de 2 openingen in de maag?
    de maagmond of cardia en het maagportier of pylorus

  122. Hoeveel tanden bevat een melkgebit? Welke?
    28, 8 snijtanden, 4 hoektanden, 8melkkiezen

  123. Een patiënt mag 2 dagen na een operatie niet eten en moet op intensieve zorgen blijven. Preventief schakelt de arts het medicament Zantac® (chemische naam: Ranitidine) 50 mg IV (= intraveneus) in. De arts zegt aan de patiënt dat het is om maagzweren te voorkomen. In het Compendium op CD-ROM kan ik de bijsluiter opzoeken. Daar lees ik in de rubriek "Eigenschappen" onderstaande zin.
    Zantac® remt zowel de basale als de gestimuleerde maagzuursecretie . Zantac® vermindert zowel het volume van de maagsecretie als de waterstofionen- en pepsineconcentratie.

    1. Wat betekent secretie? afscheiding/afgifte van nuttige stoffen

    2. Wat betekent secreet? afscheidingsproduct van klieren

    3. Wat betekent pepsine? een eiwit (=proteïne) splitsend enzyme

    4. Wat betekent basale maagzuursecretie? afscheiding van maagzuur bij rust

    Zantac® behoort tot de groep der "Inhibitoren der maagzuursecretie".

    1. Wat betekent inhiberen? remmen, onderdrukken

    2. Wat betekent inhibitor? onderdrukker, remmer

    3. Wat betekent de ® (opmaak lettertype: superscript)bij het geneesmiddel Zantac®? Dit is het symbool voor een geregistreerd product.

  124. ....

     

 

Opleiding tot gediplomeerd verpleegkundige                                                                                  HBO Verpleegkunde Ic dien Roeselare