pixel

terugverder





Oorspronkelijke teksten en tekeningen uit Rommelpot een verdwenen omstreden deels satirisch tijdschrift uit de naoorlogse jaren.
Bestreden omwille van zijn staatsvijandige houding, ' flamingantisch , ultra -rechts , oerkatholiek ,...'.
Tijdsdocumenten documentatie voor alle gezindheden.
Een vergeten aanvulling van schoolse geschiedenis.


rommelpot1



Vergeven, niet vergeten ! Zo luidt de resolutie van onze Vlaamse Belgen anno 2002. Edelmoedig, alles goed en wel ?

De vergiffenis der zonden komt na de biecht, belijdenis, berouw en boete. Het kwaadste opzet, wetens en willens gericht tegen God en zijn gebod, wordt vergeven en ... ook vergeten.
Maar wat met de geboekstaafde wandaden der geschiedenis ?

Regimes biechten niet. Regimes staan niet voor de rechter. Hun leiders worden vereerd gevreesd verguisd, opgehemeld opgeknoopt. Maar een systeem doet geen boete, kent geen oprecht berouw. Zonder schuldbekentenis verkrijgt het vergeving noch amnestie.
Misdaden van een ideologie en de macht zijn onverzoenbaar, onvergeeflijk en niet te vergeten. Tenzij hun geschiedenis wordt herschreven of verzwegen...




DAT GEBEURDE HIER

Uit het Zwartboek der Zwarten.

HASSELT
Caserne Herckenrode . Bedronken brigade,mannen brachten de opgesloten meisjes in hun vergaderzaal en leverden ze uit aan hun vrienden. Deze onteerden ze. Eén werd tot tienmaal in een nacht het slachtoffer van hun brutaliteit en bezweek.


Ik, ondergetekende, Y. T. (66), verklaar en bevestig onderstaande feiten : aangehouden de 15 September 1944, zonder aanhoudingsmandaat en zonder onderhoord te worden.
Van Mechelen aan Maas, waar ik met mijn echtgenoot en met mijn dochter aangehouden werd, en overgebracht naar de kazerne van Herkenrode te Hasselt.
Daar in die kazerne werden wij in paardenstallen opgesloten en op vochtig en stinkend stro moesten we liggen. De derde nacht van de opsluiting aldaar werden wij rond 10 uur overvallen door een 25-tal dronken Amerikanen die bewapend waren, die de witte brigade-mannen binnengelaten hadden, ofschoon het verboden was. Wij zijn getuigen geweest van de schandelijkste feiten die in deze vreselijke nacht gebeurd zijn. Twee jonge meisjes, die elk afzonderlijk ook in zulk een stal opgesloten waren, en die nevens ons lagen, werden de slachtoffers der woeste en bewapende dronkaards; beurt om beurt werden de twee meisjes door de Amerikaanse soldaten geschonden, de ene was binnen, de anderen stonden buiten in de gang te wachten tot hun beurt daar was, en dat alles onder groot lawijd en getier, in het donker. De meisjes werden belicht met kniplampjes en zagen of kenden geen enkel soldaat die hen overviel of schond. Er bevonden zich grote gaten in de muren alwaar wij drieën, stomme en machteloze getuigen, alles hoorden. Ook wij kregen het bezoek van die mannen, die ons belichtten met hunne lampjes, doch mijn echtgenoot, mijne dochter en ik hebben daarop zeer luid om hulp geroepen. De witte brigademannen kwamen daarop toegesneld, ook half dronken, en wij konden alzo ontsnappen, vooral onze dochter, aan de schandelijkste behandeling die haar deel zou geweest zijn, want zij zou hetzelfde lot ondergaan hebben van de twee jonge meisjes die die vreselijke nacht, van 's avonds 10 uur tot 's morgens 5 uur, in doodsangst doorgebracht hebben. Alles beschrijven wat wij in die noodlottige nacht doorgemaakt hebben zou verschillende bladzijden omvatten ; in korte woorden, het was meer dan tragisch, het was iets onmenselijks, hetwelk ons ons ganse leven zal bijblijven.


PAAL
Jonge meisjes en vrouwen, opgesloten zonder aanhoudingsmandaat, op eenvoudige aanklacht, ondergaan hetzelfde lot als die in Hasselt. Daarbij vermaken weerstanders zich niet hun de tong en de neus met een gloeiend ijzer te verbranden.


TONGEREN.
Ik ben aangehouden te Mopertingen op 8 September door de B.N.B. van Veldwezelt, Rosmeer en Vlijtingen. Wij werden naar het gemeentehuis gebracht en ons werd verbod gegeven een mantel aan te doen. Na ons met het gezicht tegen de muur gezet te hebben met de armen omhoog, zogezegd om ons neer te kogelen , werden wij in een lange rij naar Veldwezelt gebracht. In Veldwezelt moesten wij een kring vormen en in cirkel lopen. Mijn moeder, 53 jaar oud zijnde, kon niet meer lopen. Ik ging naar haar toe om haar te helpen, maar werd met geweerkolven behandeld. Dan mochten wij binnen en een ziekenverpleegster van Veldwezelt kwam mij en moeder verzorgen . ' s Nachts kwamen de B.N.B.-ers binnen met Amerikanen. Deze laatsten plaatsten de revolvers op onze borst, wij zouden een laatste wens mogen doen om 's morgens neergekogeld te worden. Zo verdwenen ze dan. De ganse nacht konden wij met slapen, wij hadden de doodsangst op ons. Daarbij is dit echter gebleven.
Op 12 September werden mij met een camion naar Tongeren overgebracht, naar de Kielestraat, in een klooster. De eerste nacht verliep kalm. De volgende nachten begonnen de B.N.B.-ers over ons heen te kruipen, wij lagen in lage bedjes. De meisjes reageerden hierop; zij antwoordden «Wacht maar tot morgen ". 's Anderendaags 's morgens : verzameling alle mannen en vrouwen in rang naar de kazerne om te werken. Daar ik erg gekwetst was van die slagen in Veldwezelt kon ik niet meegaan. Mijn moeder was intussen reeds vrijgelaten. Nu sloten ze mij op in een klein kamertje, na een halve uur hoorde ik stappen. Vier mannen (B.N.B. ) komen mijn kamer binnen, twee zie ik aan de deur staan, één vraagt aan mij terwijl hij zijn revolver toont : kunt gij die revolver ontladen. Ik antwoordde: neen, en dit behoef ik niet te kennen. Terloops deed ik hen opmerken dat ik als meisje alleen niet wilde lastig gevallen worden. «Wat, antwoordde ene, durft gij nog tegenspreken, het bed op.» Hierop begon ik om hulp te roepen, maar te vergeefs. Een zegde: duw een prop in haar mond, hij nam dan zijn zakdoek en stak dien in mijn mond. Ik werd dan met geweld neergeduwd, één hield mijn armen vast, een ander mijn benen, en uit al mijn krachten spande ik een laatste poging in, doch niets kon baten. nu wierp korporaal J. PORT.(72), B.N.B uit Tongeren, zich op mij en verkrachtte mij. Nu herhaalden de drie andere B.N.B.-ers, die mij vast hielden, deze lage daad. Na deze vierde verkrachting was ik dood op. PORT.(72) zegde dan tegen mij: als gij iets over dat gebeurde durft zeggen, wordt gij neergekogeld. Ik heb twee dagen gezwegen, dan werden wij naar het gevang overgebracht en daar deelde ik alles mee aan een gendarm die rapport opmaakte, waar ik echter niets meer van gehoord heb.


F. V.W. uit Niel-Assche werd op 28-9-44 in de Kazerne van Tongeren in een bunker geplaatst en bleef er gedurende 7 dagen en nachten zonder eten en schier zonder drinken. Vanaf de tweede nacht kreeg bij bet bezoek van BNB-ers en werd telkens tot bloedens toe afgeslagen, steeds door dezelfden : Jean Portugaels, Everaers en Louis Raepers, allen van Tongeren. Iedere nacht was dit hetzelfde. De laatste nacht moest hij zijn jas uittrekken en kreeg 3/4 uur tijd om zich te biechten ; hij werd in de keldergang geplaatst voor een tiental met mitrailletten gewapende mannen. Een van hen gaf het commando, te schieten. Daar hij zich niet verroerde, moest hij terug de bunker in, op de knieën gaan zitten niet het gelaat naar de muur gekeerd. De BNBer Eng. Jacobs, van Tongeren, kwam voor hem staan, zeggend: «Gij hebt wapens gehad». Daar V. dit loochende, werd hem met de kolf van een geweer het rechteroor kapot geslagen ; hij viel om, werd terug recht gezet, en toen sloegen ze hem ook liet andere oor kapot. Met geweerkolven werd hij volkomen bewusteloos geslagen.
Na een tijdje kwamen de BNBers terug met 2 Amerikaanse soldaten die hem, terwijl hij nog in half bewusteloze toestand verkeerde, in het aangezicht begonnen te boksen en hem van de ene muur tegen de andere slingerden. Na afloop van dit toneel, werd hij verplicht een hakenkruis, met krijt op de muur getekend met zijn eigen bloed uit te wissen.

In een andere bunker bevond zich L.V.H., van Dilsen. Ook deze kreeg, dag en nacht, ongeveer om de 30 minuten, bezoek van BNBers, die hem telkens met matrakken bewerkten. Hieraan nam een zekere Markelbach van Maaseik, een werkzaam aandeel. Op 19 October 1944 werd de Kazerne ontruimd en werden de geïnterneerden, waaronder V.W, en V.H. overgebracht naar liet College. Deze twee werden met nog vier niet nog vIer anderen, in een kelder gebracht, waar zij nogmaals zwaar werden afgetakeld niet matrakken en geweerkolven.
's Nachts gelukten de vier anderen er in, te ontsnappen. Des morgens werden er willekeurig vier andere geïnterneerden uitgekozen om de ontsnapten te vervangen. Die vier nieuwe werden eerst afgeslagen, dan kwamen V.W. en V.H. weer aan de beurt. Vervolgens werden de zes slachtoffers drie aan drie aan een ijzerdraad rond de hals vastgebonden. De BNBer Portugaels, Louis Raepers, Willy Loven en Eugène Jacobs, allen van Tongeren, sloegen de eersten van elke greep van drie zolang, tot hij in elkaar zakte en aldus de draad rondom de kelen van de vier anderen dichtsnoerde. Als zij tekens gaven van verstikking, werden zij even losgemaakt en herbegon het spel. De zusters van de nabije O.L.V.-Cliniek werden bijgehaald om het schouwspel te aanzien. Op 20 October 1944, in de trein Tongeren - Eisden werden dezelfde zes samen in een pakwagen gestopt en door Portugaels, Alfons Falize en anderen gedurende de ganse reis zwaar mishandeld .
Te Eisden aangekomen, werden alle zes met de handen omhoog naar het kamp geleid en aan de bewakers en gendarmen voorgesteld als Gestapo-mannen. Met drieën kregen ze een koolmijnershelm op, ontvingen nieuwe slagen en moesten dansen. Terwijl de gendarmen zich verwijderden om het schouwspel niet aan te zien, gaf Portugaels hun een blikken schotel, tamelijk goed gevuld met mensendrek. Die schotel moesten ze uit eten. Verscheidene BNBers verwijderden zich en braakten van afschuw. Hierop eindigden de mishandelingen en werden V.H. en V.W. naar een Cliniek overgebracht.


De zogezegde weerstand wordt, zonder voorafgaande veroordeling, met de mitraillette gewroken (Getuige D.M.)


BILZEN
H.S., een ouderling uit Bilzen, werd op 8 September 1944 in de Gemeenteschool te Bilzen twee dagen lang zwaar mishandeld door BNBers van 's Herenelderen. Buiten de traditionele slagen met matrak en geweerkolf, werd hij met het hoofd in een verstopte W.C. geduwd en verplicht, deze met de handen schoon te maken. Later werden hem één voor één al de haartjes van zijn baard uitgetrokken.
J.R., van Herderen, werd op 10 September 1944 door Partisanen aangehouden, in een kelder gebracht en met de banden omhoog tegen een muur geplaatst. Een Partisaan kwam een drietal meter voor hem staan, legde een pistool in zijn richting aan en... schoot mis. R. werd dan vervoerd naar het kasteel Betho bij Tongeren, hoofdkwartier der Partisanen. Van 2 tot 7 uur namiddag werd hij er zonder ophouden door Partisanen gestampt, geslagen, in het aangezicht gespuwd, met koud water overgoten, enz. De Partisanenchefs Stas en Christiaens, beiden van Tongeren, legden hem op een sofa, snoerden hem een koord rondom de hals, legden deze koord over een ijzeren raam en trokken ze langs de andere kant aan, zodat hij als het ware opgehangen werd. Telkens hij het bewustzijn verloor, werd hij even losgehaakt. Dit duurde, totdat R. voor dood bleef liggen. Later werd hij in een waskot afgezonderd waar hij 's anderendaags, toen hij nog half bedwelmd was en nauwelijks hoorde noch zag, gedwongen werd allerlei papieren te ondertekenen welke hij niet mocht lezen. Dezelfde dag werd bij naar de gevangenis geleid.
h5>BOORSEMJ.H., van Boorsem, werd op 3-10-44 door BNBers van Tongeren verplicht in de Gemeenteschool van Boorsem de verstopte en proppensvolle W.C.s met de handen uit te scheppen en te reinigen. Ondertussen kreeg hij voortdurend zware stampen en slagen en werd herhaaldelijk met het aangezicht in de drek geduwd. Toen de W.C.'s zuiver waren, zetten enkele BNBers zich naast de potten, bevuilden ze en dwongen H. hun uitwerpselen met de handen weg te dragen. H., die tuberculeus was, werd verplicht met zware emmers rond de koer te lopen en, toen hij niet meer verder kon, werd hij onder slagen en stampen met de oren over de grond gesleept. Zijn ganse lichaam was bont en blauw, een erge liesbreuk deed zich voor en, op zijn gesmeek, kreeg hij van de chef Alf. Falize van Tongeren, ten antwoord : «Ik ben geen mens, ik ben een beul, ik schiet U niet kapot, ik zal U kapot martelen». Urenlang werd de pijniging voortgezet op de meest geraffineerde wijze. Na door geneesheren ten slotte verzorgd te zijn geworden, werd hij 's anderendaags door voornoemde Falize en een zekere Alf. Heyens uit de kamer gesleurd ; ze deden hem rond de koer lopen, steeds harder, op handen en voeten rondkruipen, op de buik liggen, eindelijk rondwalsen, tot hij bewusteloos liggen bleef.


LOMMEL
Maandag, 12 September 1944, in de morgen, rond halfnegen, werd het mansvolk van het Kerkplein en de nabijliggende straten door de Duitsers uit hun huizen gehaald en brutaal opgeleid, met de handen in de hoogte.

Met het gezicht tegen de muur zouden ze gefusiljeerd worden, want er was van uit een huis op een officier geschoten; dit bevel werd echter niet onmiddellijk uitgevoerd. Toen zij, in een schuilgracht, heel de hevigheid van het gevecht van man tegen man meegemaakt hadden, en nadat een pater van Postel hun het leven gered had door het zijne als losprijs aan te bieden, waren ze, na afloop, zo gelukkig om elkaars bevrijding, dat de leiders van de Witte Brigade, die daar bij waren, beloofden dat er in de gemeente niets zou gebeuren.

's Woensdags daarop werd echter dit plechtig gegeven woord, dat 's avonds nog herhaald was, op de volgende manier nagekomen: mensen, die algemeen als rapalje, als gore kerels, als gemeen volk bekend staan werden nu losgelaten op de deftigste en fatsoenlijkste mensen van het dorp, die zich van oudsher onberispelijk gedragen hadden, waaronder twee kerkmeesters, de meeste koorzangers, stille burgers, allen door en door katholiek. Ze drongen de huizen binnen, gooiden er alles overhoop, namen verschillende dingen mee, hitsten het volk op wanneer er weer een «boosdoener» uit zijn «kot» te voorschijn gehaald werd .

Zo werden ze allen samen in de Gemeenteschool ondergebracht. In de namiddag begon de ondervraging door A. G. (67), thans geheimpolitie en officier van justitie voor N.-Limburg, die daar geen recht toe had ; de ondervraging gebeurde zo dat de vrijheid volstrekt niet gewaarborgd was. Onder dezelfde druk moesten de gevangenen daarna hun «belijdenissen» op papier zetten, en op grond van deze papieren is naderhand het dossier opgemaakt , evenals op grond van deze eerste volledig willekeurige aanhouding een paar dagen later de definitieve aanhouding en overbrenging naar Hasselt gebeurde, en zitten die ongelukkigen nog steeds vast. Terwijl deze geforceerde ondervraging gebeurde, werden de anderen op de speelplaats en ook binnen in de klas (onder het oog van A. G.), door de partisanen van Leopoldsburg op de ergerlijkste manier mishandeld en onteerd : eerst moesten ze, met de handen omhoog, rond de speelplaats lopen, voortgedreven door stokken en zwepen. Daarna op een rij achter elkaar, vóór de school, op ongehoorde wijze gebrutaliseerd : in hun aangezicht gespuwd en gerocheld, in het aangezicht geslagen met de vuist, heel hun lijf bewerkt met geweerkolven, hun kleren verscheurd en beschilderd, geschopt, aangeschreeuwd, uitgescholden, geschud en vernederd. Er waren mensen bij van 60, 70 jaar en ouder. Ondertussen stond het volk van het dorp dit spel af te kijken, terwijl de beste W.B.-mannen van Lommel zelf zich afzijdig hielden; anderen, o.a. F. H. (68), deden flink mee.

's Avonds mochten ze op stroo slapen. Twee dagen nadien werden zij gelost. De volgende Zondag echter terug opgehaald en naar de zaal Concordia gevoerd. De behandeling was er beter, behalve die onder het Gemeentehuis zaten ; die werden erg mishandeld en openbaar vernederd. Donderdag daarop werden ze naar Hasselt vervoerd.

Van dan was er een overheersing van de partisanen van Leopoldsburg te vrezen. Deze partisanen waren het schuim van het volk. Hun kommandant, Tarzan, reed met zijn meisje, een hoer uit Kerkhoven, die eerst met de Duitsers gelopen had, heel het dorp rond en terroriseerde de «Zwarten». Heel de bende leefde van strooptochten en opeisingen bij de «Zwarten».
Enkele tijd daarna kwam de beurt aan de meisjes. Twee zeer brave meisjes werden op een avond uit het huis gehaald door een bende W.B.-mannen, naar hun bureau gebracht en daar het haar afgesneden, verkracht en mishandeld en aan de laagste driften van deze honden overgeleverd. (Dr. Schepkens heeft hier een officieel attest voor afgeleverd.) De voornaamste daders waren de gebroeders V. L. (69), H. (70) e.a.
Zo kregen een achttal meisjes hun beurt. Protesten van Mijnheer Pastoor e.a. hielpen niet.
Enkele dagen nadien werden er verschillende meisjes en een getrouwde vrouw met veel kinderen (weerom 's nachts natuurlijk, door de partisanen van Overpelt en Leopoldsburg gehaald, kaalgeschoren en naar Leopoldsburg gevoerd. Totdat dit lugubere spel door de Engelsen zelf gestopt werd. Een vader, die zijn dochter niet wilde alleen laten gaan, zit nu nog altijd vast.

Over de aard van de beschuldigingen : de diepe grond is gewoonlijk louter naijver en oude familieveten, onder de mom van een beschuldiging tegen hun aangesloten zijn bij het V.N.V.


TESSENDERLO.
Ik ondergetekende, V. W. (71), verklaar de volgende feiten te hebben meegemaakt. Ik werd aangehouden te 9 uur, werd gestampt, geslagen, de haren afgesneden, en toen werd ik van de ene café naar de andere gesleurd, in het gezicht gespuwd, en de lelijkste scheldwoorden moest ik aanhoren, tot 's nachts 2 uur. Dan werd ik in een varkenskot opgesloten tot 's morgens 6 uur. Dan werd mij het gezicht en de handen gans zwart gemaakt. Deze dag was juist een Zondag. Ik werd dan ten toon gesteld op een tafel na elke H. Mis, op de markt, met een pop die ze aangekleed hadden als zwarte brigademan. Dat heeft zo geduurd tot tegen de middag. Vervolgens heeft de burgemeester van onze gemeente en de commandant der Rijkswacht me onder de handen van de razende B.N.B.-ers uitgehaald, en me op de gendarmerie gezet tot 6 uur 's avonds ; dan moest ik opnieuw de gruwelijkste folteringen doorstaan ; potloden werden me tussen de vingers geplaatst en zo werden dan mijn vingers vastgenepen, zodat ze mij nog gans stijf zijn; dan werden gans mijn benen met spelden doorstoken, zodat mijn kousen stijf stonden van het bloed ; dan werd ik naar een andere kamer gebracht en daar gans uitgekleed en schandelijk mishandeld, en alzo, gruwelijk mishandeld en totaal uitgeput, en nog geen enkel beet eten of drinken gehad te hebben, werd ik weer in het varkenskot gestopt tot 's Maandags 's middags, vanwaar ik toen naar de Witte Nonnen-kazerne werd overgebracht. Ik heb dit alles zonder wenen verdragen, behalve toen ze mijn vingeren radbraakten en mij totaal uit kleden heb ik al schreiend op mijn moeder geroepen, daar op mijn zedelijk gedrag niets te zeggen valt, ik was geschokt want ik was braaf en christelijk.

Get. V. W.,Tessenderloo.



DENDERMONDE.
De kazerne te Dendermonde
Het tijdelijk interneringskamp in de kazerne te Dendermonde.
Slechts met afschuw wordt deze hel vernoemd door hen die er verbleven hebben. Het kloekste gestel moest er bezwijken voor de brutale behandeling van ongure elementen, O.F. en A.B., meestal jonge avontuurlijke kerels, wier cultuur hoofdzakelijk bestond in ruwe woorden, vloeken, brassen, schunnige praat en die zich lieten ophitsen en leiden door drie jonge passionaria's, dochters van zogezegde deftige en «christelijke» burgerfamilies. " Geef die daar nog maar wat, die ziet er nog flink uit, slaag hem maar eens af ! " Meermaals kwam het gemoed der geïnterneerden in opstand. Hun protest werd gestraft met cachot. Na enkele dagen was alle weerstandskracht bij de sterkste mannen geweken, dank zij de hongermethode, die op geraffineerde en onverbiddelijke wijze toegepast werd.
Wat droog brood 's morgens, 's middags afkooksel van enkele groenten en 's avonds twee, hoogstens drie aardappelen in de pel.
De geïnterneerden waren gelogeerd in paardenstallen op een dunne en vochtige laag stroo, waarin de uitwerpselen der dieren nog aanwezig waren. Meer dan zeventig man op een plaats waar slechts enige paarden gestald werden.
Verbod was gegeven aan het venster te komen staan, opdat de mishandelingen op de koer niet zouden gezien worden. Een afgedankte melkerijkan deed dienst des nachts als W.C. voor zeventig man. De drek lag weldra op hopen in de hoek, bijna in het gezicht van de naastbijliggende slapende. De deur was op slot. 's Nachts mocht niemand buiten, om gelijk welke reden. Bijna geregeld om het uur kwamen dronken wachters de kamers binnen gestormd, belichtten het gezicht der slapenden of er geen bekenden bij waren. Was dit ongelukkiglijk het geval, dan werd deze buiten geleid en weldra hoorde men zijn gehuil door de nachtstilte weergalmen. Iedereen beefde als die woeste kerels verschenen en verdook zijn gezicht in het stro of onder de deken.

Iedere keer als er nieuwe bewakers de wacht optrokken of de kazerne bezochten werd er aldus jacht gemaakt op bekende gezichten.

Het cachot, een kleine ruimte, was steeds propvol. Met elf man konden zij er onmogelijk liggen om te slapen. De een op de andere, om te stikken. Eenmaal werd de deur door de opgeslotenen open gebeukt in de nacht, omdat zij versmachten gingen. Mannen met geveld geweer en gevloek kwamen aangesneld. Er vielen weerom slagen en als beloning werd er nog een schreiende vrouw in het duister hol op de hoop mensenlijven bijgesmeten.
Het cachot was de kijkkast voor Engelse officieren en kijklustigen. Als wilde dieren werden de geïnterneerden tentoongesteld en door de boeventronies aangemonsterd. De uitgekozen slachtoffers voor de wraaklust der jonge sadisten werden met de matrak afgeknuppeld, zodat hun gehuil door geheel de kazerne weerklonk en de gevangenen deed zwijgen van schrik.
Er werd geslagen met matrakken, stokken en geweren, op de benen, op de armen, op het hoofd. Toen de slachtoffers toch eindelijk in bezwijming neervielen, werd hun een emmer koud water in het gezicht geslingerd. Toen er weer tekenen van leven te bespeuren waren, werd het slachtoffer op de been getrokken en begon het walgelijke spel opnieuw.
Wie daarbij het meeste pret hadden, waren de drie bovenvermelde «deftige» juffrouwen.

De muren van het cachot waren één bloedvlek, erger dan in de Gepeou-gevangenissen of kelders.
Anderen moesten weer in de manège lopen, over heggen springen gelijk de paarden. Als zij sprongen werd de stok hun tussen de benen gehesen zodat zij als een logge massa neerploften, op gevaar af armen en benen te breken. Ging het niet rap genoeg dan kregen zij een stomp van de geweerkolf waar deze treffen wilde. Velen bleven uitgeput en als Ievensloos op de grond liggen en dan werd het bovenvermeld hulpmiddel van de emmer. water toegediend. Anderen moesten uren aan een stuk in het ronde lopen met een emmer in de hand en op het commando " liggen " zich op de grond werpen. «Opstaan!» enz., enz... Tot slot werden zij geleid naar het «bad». Dit was de drinkput der paarden, meer als mansdiep. Daar moesten de gevangenen inspringen en gans onderdompelen. Als zij het hoofd boven water staken, werd het weer met stokslagen onder water geduwd. Als zij gans nat weer boven kwamen moesten zij zich in het zand rollen, zodat zij, als vuile honden op hun stro weer terecht kwamen, afgebeuld, afgemarteld meer dood als levend.

De drekpotten moesten met de handen gereinigd worden. Geen toelating werd gegeven om de handen te wassen.

Het afschuwelijkste toneel was de wegvoering van, enkele mannen naar Breendonk. Ieder man werd, vóór hij op de auto stapte, met de geweerkolven zodanig bewerkt, dat het gehuil nog nadreunt in de oren van hen die het vertellen. Verschillende jongens hingen levenloos over de zijwanden der auto en nog werden zij geslagen. Men zegt dat er hier doodslagen geweest zijn. De lustige kijksters en aanmoedigers waren hier weer de drie deftige en «christelijke» juffrouwen van hierboven. De vrouwen werden behandeld als gemene sletten, dagelijks gemonsterd en bespied door de geile blikken van zedeloze kerels. Hun haar werd afgeknipt of op een hakenkruis geknipt. Bij sommigen werd dit teken ingewreven met rode menie. De bewakers vergrepen zich menigmaal en konden hun handen niet thuis houden. De grofste schunnigheden werden met de grootste wellust naar het hoofd geslingerd dier meisjes, wier zedelijkheid nooit in opspraak was gebracht. Zij moesten ongekleed naar het bad, onder de geile blikken van bewakers en nieuwsgierigen.. Steeds was er dan defekt aan de electriciteit, Zogezegde herstellers drongen de kabienen binnen en wilden zich vergrijpen aan de jonge meisjes, die zich met geweld moesten verzetten tegen de vuige inzichten der geweldenaars.

Tegen al deze ergerlijke feiten werd door de gevangenen klacht ingediend bij de heer Procureur des Konings. Tweehonderd vijftig getuigen werden verhoord.
Onnodig er bij te voegen dat de bijrantsoenen, welke door familieleden gebracht werden, zelden terecht kwamen of, indien dit toch eens gebeurde, het 'beste uit de pakjes weggenomen was.
Al het afgenomen geld, juwelen, geldtassen, vulpennen, enz., zijn spoorloos verdwenen. Het geld, waarmede sommige bewakers zich lieten uitkopen, om brieven te bestellen, eten te kopen, of pakjes te halen, verdween, maar van het bestelde kwam niets bij de gevangenen. Tabak en cigaretten werden van de gevangenen afgenomen en aan hen weer verkocht tegen joodse prijzen. Wij spreken niet van de dagelijkse vernederingen, kleineringen, enz., die het geduld van de gevangenen zozeer op de proef zetten.

In Kamer 66: De cel der « Gestapo's »!
Een hok van 3.50 op 2.50 m. en 4 m. hoog met een klein dakvensterke als enige lichttoevoer - zonder strozak op de vuile, vochtige grond. Bij slagregen drijft water van de muren. Als vaatwerk voor de W. C. doet een grote confituurdoos dienst.

Acht man moesten in die cel verblijven en ... leven ! 's Morgens deden zware kolfslagen en een litanie beledigende godslasteringen - zoals alleen uitschot kan vloeken - de gevangenen opspringen en beven voor de dag waarvan het, licht nog niet geboren was, want de « Gestapo's » moesten vóór alle andere geïnterneerden naar de wasplaats en de W.C. -.afgezonderd lijk malarialijders ! Het rantsoen droog brood werd door een vloekbeest in de cel geworpen en een licht gebruind vocht was de koffie! En dan begon de africhting op de «manège» : een open koer, bij droog weder zandachtig, bij regentij slijk. De marchen in vlug tempo, met de bijkomende zwenkingen, met omhoog gestrekte handen - of in "paradestap" - het lopen met afwisselend vallen en opstaan, het springen over bank en afsluiting, en dat een uur lang of soms langer, naar gelang de graad van menselijkheid der wachters, - dat alles verlamde de jongens en deed ze als wrakken op de grond neervallen. En dat twee- tot driemaal daags. Tussenin kwamen de korvees : kolen afdragen, gemakken kuisen en andere plagerijen.

Maar het ergst om verduren waren de «bezoekers» van zogenaamde slachtoffers tijdens de bezetting. Telkens de deur der cel geopend werd beving de inzittenden een niet te bedwingen gevoel van onbeschrijflijke angst, want zij wisten dat er zou geklopt worden. Eén voor één werden ze uit de cel gesleept en in de gang door dronken wachters of A.B.-mannen, soms ook wel door Godvergeten vrouwen, ongenadig bewerkt met gummistokken, revolvers en geweren.

Eén gruwelavond vergeten wij nooit: 't was op een Zondag. Weer hoorden wij de brullende bende afkomen. Een burger horen wij zeggen toen hij de deur open wierp : «Doe nu maar uw goesting ! Als razend begonnen ze in 't wilde te slaan en te schuppen alwaar ze genaken kunnen. Een woeste vecht-partij ont stond. 'Onder de doffe slagen der matrakken en der kolfstampen horen wij het gekreun der gekwetsten en de angstkreten als van gemartelde dieren.
Wij hebben ze gezien, bloedend uit mond en ogen, met gaten in voor- en achterhoofd, met gebreken neusbeen en afgescheurde oren, zich kronkelend van onuitstaanbaar leed. Ringen en armbanduurwerken waren gestolen en één van de jongens moest zijn paar schoenen dat nog in goede staat was afstaan om er een versleten in de plaats te krijgen. Het was een luguber zicht die ineengewrongen lichamen waar doorheen zenuwschokken voeren van stekende pijnen zo lichamelijke als zedelijke. Wij hebben ruggen gezien waarop niet één vierkante centimeter gezond vlees nog was te ontwaren.
Die avond bracht opspraak in de kazerne. De schijnheilige overheid verbood in de toekomst die «bezoeken».

En zo kwam de dag van de deportatie naar Breendonk. De kazerne van Dendermonde moest worden ontruimd. De Gestapo's met nog enkele «zware» verdachten werden naar Breendonk overgebracht en de overige gedetineerden naar Lokeren. Een overdekte autocamion, die de reis naar Breendonk zou doen kwam op de koer der kazerne voorgereden. De «gemerkten» werden onder geweldige slagen en stampen uit hunne kamers gesleurd. Wachters hadden op één rij post gevat vóór het voertuig en de ongelukkigen moesten langs deze rij voorbij vooraleer in te stappen. De eerste wachter begon te kloppen tot de laatste toe en bloedend werden de gekwetsten in de auto geroeid.

Wat zou het ginder worden?
Een onzer kameraden werd tot vijf maal toe ondergedompeld in het walleke dat midden de koer der kazerne is aangebracht. Een ouderling werd neus, mond, eren, ogen en hals met slijk volgepropt. En nog was de wraakzucht der bloeddronken bende niet voldaan: de sukkelaars onder de medereizenden, waarop de bende het 't incest gemunt had werden terug uit de camion gehaald, en die nog een ongeschonden aangezicht had werd terug in 't voertuig geworpen met gebroken neus, blauwe of niet-meer-te-ontwaren ogen, afhangende oor en stampen in nier en onderlijf. Beestachtig! En dat alles gebeurde onder het oog van gendarmen en overheden die geen vinger roerden of geen woord uitten om een einde te stellen aan die onmenselijke, bij God-om-wraak schreeuwende slachting.
En zo ging dan de tocht met de bloedcamion naar Breendonk met zijn beruchte naam van folterkamp.
Wat zou het ginder worden ?


BREENDONCK
Op 26 September 1944 wort de Heer Camille A. Poleunus opgeroepen door de groep «Athos» van de Belgian Intelligence Service ten einde inlichtingen te verstrekken. Tijdens de ondervraging zegt Poleunus dat hij een auto bezit die de nummerplaat 451.300 draagt. De ondervraging wordt stopgezet, Poleunus onmiddellijk aangehouden en naar Breendonck overgebracht. Hij wordt er op vuistslagen, schoppen, slagen met de kolf van het geweer, de mitraillette of de revolver, kloppen met planken of zweepslagen onthaald. Zo wordt hij voor luitenant de Meester geleid die hem ervan beschuldigt veertien dagen geleden de post van Breendonck met machinegeweren te hebben bestookt. Het vuur werd geopend uit een wagen waarvan de laatste drie cijfers der nummerplaat 300 waren. Op die datum was Poleneus niet meer in het bezit van zijn wagen. Bewijzen die hij aanhaalt worden niet aanhoord en wederom wordt hij met slagen overladen. Hij weigert de feiten te erkennen, waarvan hij nu de eerste letter verneemt. De luitenant, dol van woede, rukt hem de bril af, berooft hem van zijn brieventas die de som van 10.800 fr. bevat, zijn uurwerk, gouden briquet, vulpen en zilveren portemine, ringen en kostbare manchetknopen Bij de eerste vraag van de luitenant : «Gij bekent?» geeft Poleneus een ontkennend antwoord. Op een teken van de Meester krijgt de «beschuldigde» een hevige slag met een pook op het hoofd. De tweede maal krijgt hij de slag op de bovenlip die afgerukt wordt en waarbij twee tanden gebroken worden, Bij de derde slag wordt de rechter wenkbrauw afgerukt en de oogappel doorboord. De ondervraging wordt stopgezet en het verblinde en bloedend slachtoffer, door een lange gang waar een haag van PA hem opwacht en slagen toebrengt, naar het cachot gebracht. Dank zij de goede zorgen van een eveneens aangehouden geneesheer kon het linker oog gered worden. Het rechteroog is reddeloos verloren.

In de cellen van Breendonck is het ijskoud en vochtig. De gevangenen slapen op de blote grond, zonder dekens of stro en er is zelfs geen gelegenheid om aan zijn natuurlijke behoeften te voldoen. Het is er somber Dag en nacht ten prooi aan de meest satanische patriotten, bloeddronken, belust op onrechtmatige wraak en vooral onder invloed van de drank.

Waar ze vooral op gesteld zijn, zijn de tweegevechten tussen gevangenen die als wapen de "matraque" of de stoofhaak moeten hanteren. Het hoeft niet gezegd dat de slachtoffers weinig strijdlustig waren. Het vechten werd echter aangewakkerd door de bewakers die de verliezer met afstraffing bedreigen of de minst geanimeerde duellist slagen toebrengen.

Na zulke vechtpartij wordt zekere Jan, die eerst sinds een paar dagen de cel deelt met twee lotgenoten (waaronder Poleunus) terug in de cel geworpen. Hij valt ten gronde : In het nachtelijk duister 2-3 snikken... dan een ijzige stilte. Zijn celgenoten trachten hem op te beuren... geen antwoord ; zij zoeken hem en vinden hun ongelukkige kameraad; ze schudden hem; geen reactie : Jan was overleden. Tot de morgen houden twee mannen - twee gevangenen het lijk van de arme jongen in de armen : een jongen van 17 jaar, gedood om 6 maand fabriekswachter geweest te zijn om den brode.

De wedlopen (met hindernissen: bidons tegen de ru geworpen, doorwaden van vuilnisgreppels) op de knieën, over de met as bestrooide koer, was dagelijks brood en diende tot vermaak van het uitgelezen publiek. In Breendonck werden voorstellingen gegeven. Mits betaling van X frs. ten voordele van de dorstige PA., FI. of BNB. werd het publiek tot de «vermakelijkheden» toegelaten. De bezoeken aan de cellen werden zelfs geleid, en de reden der aanhouding opgegeven. Zo hoorde Poleunus op een en dezelfde dag 16 verschillende versies over zijn geval. Een meisje van 18 jaar, wier enige schuld het was de dochter van een oud-VNV. te zijn, werd met het hakenkruis op de borsten getekend en met armen en benen wijd opengespreid aan de prikkeldraad vastgebonden. Zij ook was een attractienumnier. De mannen betaalden 5 fr. om de naakte VNV. van Breendonck te zien. Het is onmogelijk alle gevallen te vernoemen : ze zijn ontelbaar ! ! Een twintigjarige jongeling werd zekere dag na de «ondervraging» naar de cel teruggebracht. Onmiddellijk wordt hij door de bewoners der belendende cellen ondervraagd. Geen antwoord. Twee of drie uur later vindt men hem verhangen bij middel van zijn sjerp...

Een ouderling van 65 jaar, oorlogsburgemeester van een kleine gemeente en lid van het VNV.; wordt met zijn bejaarde vrouw binnengebracht. Beide valt het gewone onthaal te beurt. Meer nog: na enkele uren wordt een lijkkist gebracht waarin de man opgesloten wordt, de vrouw wordt naar een cel gebracht, doch eerst deerlijk geslagen. De man in de lijkkist wordt naar de gracht gebracht en er herhaalde malen ondergedompeld ; de man leeft steeds : nieuwe onderdompeling. Aldus werd driemaal een ongelukkige verdronken en de levensgeesten terug opgewekt. Dan werd de kist met prikkeldraad "versierd" en de man naakt er in opgesloten en aan zijn lot overgelaten. Drie uur later herinnert men zich zijn geval en wordt de kist langs de trappen afgehobbeld Doch genoeg over Breendonck. Daar, als over het gehele land. werden de ergste gruweldaden die men zich indenken kan gepleegd. Andere getuigenissen, tut alle hoeken van het land, werden binnengebracht, Alleen deze die beleefd werden of door de getuigen meegemaakt, worden hier neergeschreven teneinde alle overdrijvingen te vermijden ; zou men het nog kunnen overdrijven ?


SERAING
Salle du Festa.De mannen werden in groepen van dertig samengebracht, het bovenlijf ontbloot en met lederen riemen tot bloedens geslagen, de haren afgesneden en de schedel glad geschoren, en zo op een kar door de straten van Seraing gevoerd. Van de Cockerillstraat tot aan de bank moesten ze de weg te voet afleggen. Ze werden gelyncht en niet stenen bekogeld.
In een zaal die gewoonlijk als frigo gebruikt werd moesten de mannen naakt de slagen met de kolf van het geweer en de matraque in ontvangst nemen en werden verplicht zich te masturberen onder liet oog van de vrouwen die de F.I. vergezelden. en er een rondedans uit te voeren, steeds onder de slagen van de F.I.
Op de koer werden ze in twee rijen opgesteld, het gezicht naar elkaar gekeerd en verplicht elkander te boksen. Wie niet geestdriftig genoeg was werd er toe aangespoord door slagen in de rug.
(Get. D. en R.)


D. werd geslagen met een plank en naakt gezet. Men verpletterde hem de tenen met de kolf van het geweer.

Technische school: De gearresteerden in een kelder opgesloten, zonder licht of lucht of voedsel. Ze werden bij ieder bezoek van zogezegde erkentelijke FI mishandeld met kolfslagen van geweer of revolver, en met de matraque.


WATERSCHEI
Acht P.A. doen jonge meisjes zich uitkleden en schenden ze in 't openbaar.

EIGENBILSEN
Jonge meisjes en vrouwen van alle leeftijd zijn er eveneens het voorwerp van het sadisme van hen die zich "de patriotten " noemen.
Op andere plaatsen gaan de BNB-leden de meisjes op hun bed opzoeken, waar de ongelukkige, slachtoffers aan de dierlijke driften van de BNB. en vervolgens van dronken negers, die tegen betaling waren uitgenodigd ten prooi vallen.
Een vrouw in vergevorderde staat van zwangerschap wordt door een BNB -man aangehouden, met de kolf van het geweer afgeranseld en badend in het bloed - op de straat achtergelaten, waar ze door Engelse soldaten opgeraapt wordt en bij haar ouders binnengedragen. Het kind wordt geboren en sterft na 24 uur. Kort daarop wordt de vrouw door dezelfde BNB.-er afgehaald en opgesloten.

Het is bewezen dat op 430 aangehouden en gefolterde vrouwen - 100 leden van het VNV , 80 van DMS en 12 van De Vlag te na - meer dan de helft in vrijheid werden gesteld omdat men hun geen enkele politieke activiteit of laakbare daad kon ten laste leggen. Voor het merendeel behoorden ze tot kroostrijke katholieke families. Ze waren het mikpunt van een of andere persoonlijke wraak der gewapende PA en BNB.


Uitgever: N. V. ONTSPANNINGSLECTUUR, Jan Van Lierstraat, 7, Antwerpen. - Handelsreg. v. Antw. 92.792. - P.C. 80.497
Verantwoordelijke voor uitgave en opstel : R. PAIRON, Jan Van Lierstraat, 7, Antwerpen. - Kantoren van 14 tot 18 u .



Staat erger dan de straat ?

Zwart en wit in Bilzen

Verzet en collaboratie in Limburg Artikels uit het Belang van Limburg

Voor 't eten van uw drek.

Conceptie en receptie van Elsschots Bormsgedicht

Brusselse houding 1998 proeve van Belgische tweedracht en begripsverwarring i.v.m. Vlaams decreet Suykerbuyck.

Vernietiging van het decreet Suykerbuyck van de Vlaamse Gemeenschap van 23.6.1998 voor bijstand (20000 F/jaar!) aan personen die in een bestaansonzekere toestand verkeren ten gevolge van oorlogsomstandigheden, repressie en epuratie

SOMA info over het federale documentatiecentrum over de Tweede Wereldoorlog

Het Koninkrijk België, Westerse democratie, katholiek, humanistisch, heeft nog steeds geen algemene amnestie afgekondigd voor de slachtoffers van de repressie en epuratie na W.O. II ! Wie doet beter ?

© 26.3.2002




terugverder

Terug naar tof.at.tf

pixel
HyperCounter<