Als 20/3/2002 ----------------- Als jij morgen dood gaat Wat God verhoede Maar Hij zal dat niet, neen, voor geen geld Als jij dus morgen dood gaat Of enige jaren later Si Dio lo volt En dat ziet Hij misschien wel zitten Als jij dan dood gaat Mijn moedertje, mijn liefste moedertje, Ga dan in vreugde oogsten Wat je in tranen zaaide En treur niet om het afscheid, want Jouw beeld zal als een fakkel flakkeren Nachten verlichten en dagen verzachten Jij zal alleen een beetje verder zijn verdwenen Maar blijven in de hoogten en de laagten, De breedten en de diepten van jouw kinderen En van de vele, vele kenners van jouw gouden glans. Jij zal niet sterven Want jij wil ons nooit verlaten Jij zal alleen voorzichtig om het hoekje gaan, en Ons met je zorgend wezen blijven gadeslaan en troosten Zolang wij onze klamme zielen warmen Aan elk woord, elk gebaar, elke zin Die jij ons gaf dwars door de onzin heen. Jij kan alleen een heel klein beetje sterven Als ik je zie 20/3/2002 --------------------------- Als ik je zie Mijn liefste moedertje Je ogen zie lichten en je lach Hoor klateren als een bergbeek voor goudzoekers Als ik je zie Mijn allerliefste moedertje Jouw handen die verweerd zijn van het geven Om ons, om wie al niet Als ik je zie Dan ben ik blij dat ik je kind mag zijn En hoop dat ik af en toe een graantje heb meegepikt Van de rijk beladen zolder van jouw oogst Als ik je zie Dan zie ik dat het leven mild kan zijn als voorjaarsregen En dat het een schoon ding is een goed mens te zijn En daarvoor plagieer ik met graagte Lichtvoetige lofzang. 20/10/2002 -------------------------------------- Ons Jozefien Is gezien In hogere sferen Om haar glorie te vermeren. “Wacht, Zei Belzebub, Vracht Voor onze club”. Maar Sinte Pieter Liep rond met zijn gieter, En sprak: “Braden in de hel, Is niets voor Gabriël’” God werd wakker met één oog, Terwijl Hij de regen boog, En mijmerde: “Op aarde Heeft zij geen vaste waarde, Zij verdient op haar eentje Dat ik mijn beste beentje Voorzet: er zal hemel zijn voortaan, Voor alle zuiveren, en ’t is gedaan”. En de engelen Die aan de sterren bengelen Godganse dagen, Zongen: “Wij moeten niet klagen, Maar hier verse moed uit rapen, Nu God voor haar de hemel schiep. Zij die toch elke middag sliep, Zij is tenminste niet voor niets ontslapen.”