Vier Diksmuidse sonnetten, 101 jaar later (26/11/15) ----------------------------- I De angst regeert het land, boerinnen komen samen bezinnen hand in hand in Bevergem in tranen. De toren, overeind gebleven, zingt zijn lied dat winnen zal op 't eind geloof je het of niet. De oorlog wordt verbannen, er sneuvelen geen mannen meer, en geen enkel kind: de vrede overwint, er daagt een gouden eeuw met in de top de leeuw. ----- II Het kruis hangt in de lommer, zes letters van een woord, dat midden onze kommer nog zelden wordt gehoord. Geprevelde gebeden behoren nu voortaan tot een vervloekt verleden. De dagelijkse waan regeert dorpen en steden: wij zijn mensen van heden, de stem van lang geleden wordt algemeen gemeden. Niemand weet hoe het hoort, maar PAX prijkt op de poort. ------ | III Op wandel langs de zate, het eeuwenoude front ook Vlaanderen ten bate. Hun bloed in onze grond trekt door de vele jaren een vrede stichtend spoor: een woord om op te sparen, te knopen in ons oor. Nooit komt de oorlog weder: een warme zon daalt neder. Hoe herfstig ook de tijd, zing het naar wijd en zijd: zoals elk jaar tevoren wordt ons dat kind geboren. ----- IV Uitrustend in "De Vrede" komt de vermoeide mens bij Maes van 't vat tot rede, een diepe hartenwens. Een boompje stond te groeien, de tuinman schoor de haag, ze zijn niet uit te roeien de dromen van vandaag. Maar onderweg langs IJzer wordt soms wel iemand wijzer, is lamgeslagen hoop geworden nieuwe doop. Geen letter die ik loog, getuigt de regenboog. |