Ro De, Dero(o), (de) Roo, De Rho, Derho, (de) Rode, De Rood(e), Rood(en), De Roy(e), De Roij(e), De Rooij, De Rooy, De Roey
Bijnaam naar de rode haarkleur.
Robaeys Van, Van Robais, Van Robays,
Van Robaijs, Verbaeys, Verba(e)ijs, Verbays(t), Rabaey(s)
Naam uit de plaatsnaam Roubaix (Robeke)
(Nord).
Robbé, Robet, -ey, Rob(e), Robbe(n), Robb, Robs, Roob, Roop, Rop(pe), Rope, Rops, Rube(n), Ro(e)ben, Roebben, Roub, Roub(b)en, Rubes, Rueb
Patroniem afgeleid van de voornaam Robert, Robrecht.
Robbroeck Van, Robbroeckx, Robroeks,
Roobroeck, -brouck, Roebroeck, Roebroeks, Roëbroëks,
Roubroeks
Naam uit de plaatsnaam Robroek (rood broek, rood moeras) in
Steenhuffel (Vlaams-Brabant) en Roebroeck in Aubel (Luik).
Robesyn, -sijn, -cyn, -sin,
-cin, Robbesyn(e), -sin, -cin, Robensyn, -sijn
Patroniem, knuffelvorm op -ecin
van de voornaam Robert.
Robin(s), Robbins, Rob(b)ijn(s), Rob(b)yn(s), Robeyn(s), -eijns, -ein, Rabijns, -yns, Rob(b)en(s), Roeb(b)en, Roubin, -en(s), Roubben, Ruebens, Reuben(s), Rubin(d), Ruben(s), Rubben(s)
Patroniem, knuffelvorm van de Germaanse voornaam Robrecht.
Robrecht(s), Rob(b)erecht(s), Robbrecht, Reubrecht, Ruebrecht(s), Rub(b)(e)recht, Rubbregt, Robert(e), -er,-er(t)s, -ertz, -eir, -eerts, -eers(t), -eet(s), Derobert, Robber(t)s, -eets, Roubert, Robard, -art, -aer(t), -a(s),-az, -at, Robba, Roeba(e)rt,
Rubert, Rubbers, Roberti(e), -y, -o, Ruberti, -o
Patroniem uit de Germaanse voornaam Hrôth-berht: roem-schitterend.
Rochus, Rochtus, Rochus,
Roc(t)us, Rochu(t)
Patroniem, verlatijnste vorm een
een Germaanse stam: rud-ger, hrôk,
...
Rock(s), Rok(s), Ro(c)kx, Rox, Roo(c)kx, Roox, Rouck, Roe(ck)x, Roux, Roque(s), Rook(e), Roke, Rocq(ue), Roch(e), Rotse, Rouch(e), Ruche, Ruck, Rucq, Rucs
1. Patroniem, knuffelnaam van de Germaanse voornaam Rutger,
of van de Germaanse voornaam Rocco, Roche (dit komende van hrôk wat weer roek of raaf betekent).
2. Zie ook Roek
Rock (de), Roque(s), Rocq(ue), Rok(e), Rook(e), Rockelé, Rockel(e), Roclée, Rocle(e), Roch(e), Rotse
1. Kan een bijnaam zijn uit het kledingstuk (maker, drager).
2. Ook een afgeleide van de plaatsnaam Larocque/Laroche of uit roch: rots/steen.
Rocker(e) De, De Roocker, De
Roeker, De Rouker
Beroepsnaam uit het
Middelnederlandse rocken: vlas of wol op de rokken winden.
Zie ook Rokers.
Rode
(van), Van Rhode, (van) Roo, Van Ro(e), (van) Rhoon, Van Rooy(en), Van Roij(en), Van Roy(e), Van Royen, Van Roie, Van Roei, Van Roeij(en), Van Roey(en), Van de Ro(e)y, Van de(r)
Roy, Van de Roij, Van de(n) Roye
Familienaam afgeleid van een zeer veel voorkomende plaatsnaam 'rode' = van bomen ontdane grond.
Rodemans, Rooman(s), Roman(s),
Roemans, Rooymans, Rooijmans, Roeymans, Roeimans,
Roy(e)mans, Roij(e)mans, Roumans
Naam afgeleid van Van Rode: zie
bij Rode.
Roden(s)
Patroniem, knuffelvorm van een
Germaanse hrôth-naam, zoals bv.
Roderik.
Rodeyns, -eijns, -yns, -ijns
Bijnaam en patroniem
gecombineerd: rode Hein.
Familienaam afgeleid van de plaatsnaam 'Rodijk' (= ro (evt. van rood/ gerooid of een vereenvoudigde voornaam) en dijk (= duidelijk)).
Roef(s), De Roef, De Rouf 1. Familienaam uit het Middelnederlandse roef: dak, zoldering.
Beroepsbijnaam. 2. Patroniem uit de Germaanse Roelof: hrôth-wulf.
Roe(c)k (de), (de) Rou(c)k(e), (de) Roe(ck)x, Roe(ck)x, Roux, De R(e)uck, De Rui(y)ck,
De Ruy(c)k, De Ruijck, Deruyck, De Ruycke, De Roock, (de) Rook(e)
1. Bijnaam afgeleid van de vogelnaam: roek, zwarte kraai. Wellicht een bijnaam gegeven omwille van de zwarte haarkleur of donkere huid.
2. In Zeeland en Antwerpen is een roeke, rouc de naam voor veldwachter of gerechtsdienaar. In dit geval een beroepsnaam.
2. Zie ook Rock(s).
Roekaert(s), -aers, Roeckaerts, Roukaerts, Rockaerts, Rocart, Rocca(s), Rochart, Rocha(t), Rouchard, Rouqua(e)rt, Rucart, Ruchard, Rotsaert(s), -art, Rootsaert,
Rutsaert
Patroniem naar de Germaanse voornaam Rochardus (hrôk-hard).
Roekeloos
Bijnaam voor een roekeloos,
zorgeloos, durvend, gewetenloos of zelfs lichtzinnig
persoon.
Roeken(s), Roeckens, Roukens,
Ro(c)kens, Roeykens, Roeygens, Ruykens
1. Patroniem uit de knuffelvorm
van een van de vormen van de Germaanse voornaam Rutger, ...
: hrôth-gêr.
2. Roe(c)ken is later ook
afgeleid uit Roe(c)k.
Roekhout, Rockhaut, Rouckhaut, -hout, Roukout, Van Roechoudt
Familienaam uit de plaatsnaam Roekhout in
Oombergen (Oost-Vlaanderen).
Roel, Roell(e), Roël(l), Roëell, Roels(e), Rouls, Röll, Rolle, Royls, Roll(s), Roehl, Röhl, Rohl, Reul, Rul, Ruyl, Ruijl, Rul(l)e, Rülle, Ruel(l), Ruëll
Patroniem uit de Germaanse voornaam Roeland (Hrodland: roem-land).
Roeland, an(d)t, -and(t)s, -an(t)s, -as, Roclandt, Rouland, -ant, -ent, Rol(l)and, Rolans, -andi, -o, Roolant, -andt(s), Reuland, Ruellan(d), Ru(h)land, Rüland, Rullan
Familienaam uit de Germaanse voornaam hrôth-land.
Roelen(s), Roelin, Roulens,
Rolen(s), Rollens, (de) Rolin, Rollin, Roulin, Rol(l)ain,
Reulen(s), Rulen(s), Ruel(l)ens, Rullens, Rielens
Patroniem, knuffelvorm van de
Germaanse voornaam Roeland (hrôth-land)
of Roelof (hrôth-wulf).
Roessel Van
Wellicht familienaam uit de
plaatsnaam Rossel (Noordrijn-Westfalen).
Roes(s)ink, Rosink, Roeshink,
Rosin(g), Roosingh
Patroniem uit de voornaam
hrôth-ing.
Roest (de), (de) Roost, Rost
1. Wellicht naam uit het Middelnederlandse
roest: roestig. Bijnaam naar de haarkleur.
2. Verkorte vorm van Van (de)
Roost: zie bij Roost.
3. Of naam uit de plaatsnaam Roux
in Henegouwen, in Avins (Luik), in Buzet en
Frasnez-lez-Gosselies (Henegouwen), in Gembloers (Namen) of
uit de plaatsnaam Le Roux (Namen).
Roetink, -ynck, -ing, Ruytings, -inx, Ruytincx
Patroniem uit de Germaanse voornaam Rutger of een andere hrôth(:roem)-naam.
Roets, Roedts, Ro(d)ts, Ruts, Ruth(s), Ruyts
1. Patroniem, knuffelvorm uit een Germaanse
hrôth-nnaam.
2. Zie ook bij Raedt De.
Roeyaert(s), Roeijaerts,
Royaert, Roijaards, Royeaerd, Roeyhaert
Patroniem uit de Germaanse
voornaam: hrôth-hard.
Roeyen, Roeijen,
Rooijen, Royen(s), Roijen(s), Ra(e)yen, Raijen
Patroniem, knuffelvorm van Royer of een andere
hrôth-naam.
Roeyenacker, Roonacker, Rooiakkers,
Rooyakkers, -a(c)kers, Rooijakkers, -ackers, Roijakkers,
Roijackers, Royackers
Naam uit de plaatsnaam Rooiakker/Roeyenacker:
rode akker of gerooid land. Naam uit het Waasland, Gierle
(Antwerpen) of nog elders.
Roeykens, Ro(e)ygens, Ruykens
Patroniem uit Royer, Roeier of een
andere hrôth-naam. Zie Roeken(s).
Roger(s), Deroggé, Rodger(s),
Rodgerson, Rogie(r), -iers(t), -i(e)st, -irst, Rauger,
Rougier, Rogy, Derogy, Roegier(s), -i(e)s(t), Roeges,
Rugers, Ruijgers, Rojer
Patroniem uit de Romaanse vorm van
de Germaanse voornaam ruth-gêr.
Rogge(n), Rogghe(n), Rog(h)
1. Patroniem, verkorte vorm van de Germaanse voornaam Rutger, Rugger.
2.Bijnaam naar de huisnaam (vis). 1585 Jacob Claesz Roch in de Gulden Roch - Amsterdam (Troch).
3. Beroepsnaam voor de (roggebrood)bakker.
Rogman(s), Rogemans, Roggeman(s), Rogguemans, Rochman(s), Roc(k)mans, Roockmans
Patroniem via Roger uit de Germaanse voornaam Rutger: hrôth-ger.
Rokers, Rockers
Patroniem uit de Germaanse voornaam
hrôk+hari.
Rollier(s), Roliers, Rolli,
Rol(l)y, Roelly, Roul(l)ier, Rouill(i)er, Rouilly, Rouly,
Raulier, -iez
1. Beroepsnaam uit het Middelfranse
roulier: voerman.
2. Ook uit de plaatsnaam
Roly (Namen).
Roman: zie Rodemans en
Romanus.
Romanus, -o, Roman(d), -ant,
-ang, -ans, Romahn, -ann, Roumans, -ant, Romaen, Rooman(s),
Reuman, Ro(u)main, -eijns, -eins, -yn(s), -ijn
Patroniem uit de Latijnse voornaam
Romanus: Romein.
Rombaut(s), Rombout(s), -baudt,
-bau(x), -beau(x), -beaut, -boux, Rumbaut
Patroniem uit de Germaanse voornaam
hrôm-bald.
|
Rome, Rom, Room(s), Roems
1. Patroniem, verkorte vorm van Romboud (Lind.).
2. Mogelijk ook uit het
Middelnederlandse rome: room. Beroepsbijnaam van de
roombereider.
Rom(m)el
1.Naam uit overwegend Schwaben,
Hessen en Thüringen. Naam uit hruom +
walt.
2. In Vlaanderen ook verkorte vorm
van Rommelare. Zie daar.
Rommelaere (de), Rommelaar,
Romelart, Rommelacre
Bijnaam voor een luidruchtig
iemand.
Rommen(s), Romens, Roemen,
Roumen, Rummens, Rumen, Romme(s), Rommès
Patroniem uit een Germaanse
voornaam, zoals Rom(hrôm)boud,
Romond, Romoud.
Van Rompaey(e), Van Rompa(e)ij, Van Rompay(e), Van Romphey, Van Rompu(y), -uij, (van) Rompa
Familienaam afgeleid van de plaatsnaam (te) Rompade, Rompaey: ruim pad.
Ronckers, Runker
Bijnaam voor een ronker
(een snurker).
De Rond(e), De Ron Bijnaam voor een rond iemand of een
rondborstig iemand. Rongé, Ronger, Rongy, De Rong(h)é, De Rong(h)e, Ronge(n),
Rung(e) 1. Patroniem uit Rogier (Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Rutger(hrôth-ger)).
2. Familienaam uit het Middelnederlandse ronge, runge: sport van een wagenladder. Beroepsbijnaam van de wagenmaker.
Ronse (van), (van) Ronsse,
Ronsman(s), Roensman, -maens, Ronsseman
Familienaam afgeleid van de plaatsnaam 'Ronse' in Oost-Vlaanderen.
Ronsman(s), Roensmans, -maens,
Rosseman
Naam uit de plaatsnaam
Ronse (Oost-Vlaanderen).
Roodhans, Roothans
Afgeleide van de Duitse
familienaam Rothans: rode (wellicht haarkleur) Hans
(Johannes).
Roodnat
Naam uit rood (naar de haarkleur)
+ een voornaam (Nathan, Nathanaël of Natalis).
Roofthoofd: zie Roothoofd.
Roolvink, Roel(e)vink, Roelink,
Rolvink, Rolink
Saksische patroniem uit de
Germaanse voornaam Roel(f) (hrôth).
Van Roosbroeck Familienaam uit de plaatsnaam Roosbroeck/Ruysbroeck, op diverse
plaatsen (Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant, Antwerpen).
Roose(n)s
1. Familienaam uit de
Oudnederlandse naam voor riet (naar woonplaats -
lichaamsvorm).
2. Zie
Raas.
Roosloot,
Rosloot
Naam uit de waternaam
Roosloot in Bergen (Noord-Holland).
Roost Van (de), Van der Oost,
Van der Oest, (van der) Roost, (van de(r)) Roest, Van der
Rost, Van der Hoost, Van Droost, Vero(o)st, Verhoost(e),
Verroest, Verroust, Verrosste, Verho(e)st, Verhoëst
Familienaam uit de plaatsnaam
Roost/Roest: plaats waar veel riet
groeit.
Er is een site Roost in Haacht
(Vlaams-Brabant). Roest in Noord-Brabant, Roost/Rosoux in
Luxemburg en Rost in Nederlands-Limburg.
Roothaer(t), Rootert,
Rothardt
Patroniem uit de Germaanse
voornaam hrôth-hard.
In het Duitse taalgebied kunnen ze heel soms
teruggaan op de veel voorkomende plaatsnaam Roth.
Roothoof(t)(d)(s), Roedhooft,Rood(t)hooft, Roof(t)hooft, Roofthoofd, ...
Bijnaam, afkomstig van een rode haardos.
Rore De, Derore, Roere, Roers, Ruers,
Derhore, De Rhore
Naam uit het
Middelnederlandse ro(e)der, rueder: wijnroeier of rooier.
Beroepsnaam
Rorije (van de) Familienaam naar de plaatsnaam Rorije (boerderijnaam in Heerde (Nederland) in 1700).
Rorije, roer: rietland, riet. Info van Rene
Rorije.
Roselaer(s), -laar, Rozelaer,
Rooselaar, -laer(e), -laers, -leer(s), -leir, Roeseler,
Roozelaer, -leer, Roosseleers, Rosselaar
Beroepsnaam voor de kweker of naar
plaatsnaam in de buurt van...
Rosendaal Van, Van Ro(o)sendael,
Van Roozendael, Rosendahl, Ro(o)zendaal, Roosendaal, Roosendans
Naam uit de plaatsnaam Roozendaal
(Noord-Brabant), of Rozendaal (Frans-Vlaanderen, Gelderland,
Zuid-Holland).
Rosier(s), Rozier(s), Derosier,
Rosy, Rosi(e), Rozie, Rosir, Rousie(s), Rousy, Rouzier, Rouzi,
Resier, Rossier, Rossi(e), Roussier, -is, Roussy, Russy
1. Naam uit de Middelnederlandse en
Oudfranse plaatsnaam rosier: rozengaard.
2. Of uit het Oudfranse rosier:
maker van weefrieten, rietmaker.
3. Jongere vormen mogelijk uit
Rogier, zie bij
Roger(s)..
Roskam, -kams, -kamp, Rohskamp,
Rosskamp(f), Roscam(ps), Oskam(p)
Beroepsnaam van de paardenkammer
(stalknecht) of bijnaam naar de gelijknamige huisnaam.
Of naam uit de plaatsnaam Roskam
(Nederland), Roscamp (Rijnland - Duitsland).
Rosmeulen
Familienaam uit de plaatsnaam
Rosmalen (Noord-Brabant) of
Rosmeer (Limburg).
Rossel, Rosel(l), Roselt, Rozel, Rooseels, Roussel, Rossels, Rosselle, Roselle(n), Rosseel(s), Roseel, Rosielle, Rousseel, Roussel(le), Rouselle, Roussiel, Ross(e)au, Rossi(e)au,
Ros(s)ias, Roseau(x), Rosaux, Rousseau(x), Rouceau, Rouzaud, Roussiau(x), Roussieau, Roussia, Lerousseaux, Rousso, Rossay, Ros(s)eeuw, Rousse(e)u(w), Ros(i)ieuw, Rouseu, Rouzeeuw, Rossau(w), Rossou(w), Russel, -ell(e),
Russiaux, Russo, Reselle, ...
Bijnaam voor een roodharige. In het Oudfrans is rossel een afgeleide van ros, roodkleurig.
Rosselet, Roselé,
Roseleth, Rousselet, -elot, Ruslet
Bijnaam uit rossel: roodharig.
Rossem Van, Van Rossen, Van Rossom(me), (van) Rossum, Van Russum, Van Rassem
Familienaam uit de plaatsnaam
Rossem in Wolvertem (Vlaams-Brabant),
Rossem in Noorderwijk (Antwerpen) of
Rossum (een paar plaatsen in
Nederland)
Rossenfosse: zie Rossinfosse
Rossignol, Rosignoil, Lorsignol, -on, Lossignol, Rossignon, Rossill(i)on, Rosillon(g), Rosillo, Rosio, Rosil(l)ong, Rosseljong, Oselioen, Rossion, Roussillon, Rossigneux,
Rosseneu, Rossenu(e), Ossieur 1. Familienaam uit het Oudfranse los(se)ignol: nachtegaal. Bijnaam voor iemand die bv. zeer mooie muziek
maakte. 2. Vooral voor
Rossi(gn)on is de bron wellicht de plaatsnaam Rossignol (Pr. Luxemburg).
Rossinfosse, Rossenfosse Familienaam uit de plaatsnaam Rossenfosse of Rassenfosse op diverse plaatsen in de
provincie Luik.
Rosteleur, (de) Rot(t)eleur, Derotteleur, Resteleur
Afgeleid van de plaatsnaam Roteleu in Masnuy-St.-Pierre.
1194 Rosteleu - Obigies(Henegouwen).
Rota(r), Rotta, Routard,
Rut(t)ar, Ruta
Patroniem uit Rothard, de
Germaanse voornaam uit hrôth-hard.
Rothem Van, Van Rott(h)em,
Van Rotten, Van Ro(o)ten
Familienaam uit de plaatsnaam
Rotem (Limburg), of de gelijknamige plaatsnaam in Halen
en Bilzen (Limburg), of uit Rothem (Nederlands-Limburg).
Rote, rot(te) is een dorpsdeel,
een buurtschap.
Rotsaert(s), -art,
Rootsaert, Rutsaert
Varianten van
Roekaert(s), zie verder daar.
Rot(t)ier(s), Rot(t)hier, Rotti(e), Rot(t)y, Rottij, Rothy, Ruthy, Routier
1.Patroniem naar de Romaanse vorm van de Germaanse voornaam 'hrôth-hari' (=roem-eer).
2.Bijnaam naar het Middelnederlandse rot(h)ier: vagebond, deugniet.
(de) Rouck, De Roek, Roeck
1. Bijnaam naar roek of kraai. Bijnaam naar de zwarte haarkleur. 2. In
sommige Vlaamse gebieden was een roek, een gerechtsdienaar. Wellicht naar de kleur van de kleding.
Roufart, Rouffaer(t), -ard,
-a(rt), Roeffaers, -aert(s), -a(rt)
Patroniem uit de Germaanse
voornaam Roef - Roelf - Roelof (dit uit Rudolf:
hrôth-wulf).
Rouwenhorst, Ruhorst, Rouwhorst, Roenhorst
Plaatsnaam afkomstig van een hoogte (horst) begroeid met ruw struikgewas (rouw-ruw).
Rou(w)voet, Ravoet, Revoet
Bijnaam uit het Middelnederlandse ruvoetich: iemand met
ruige, rauwe voeten.
Rover(e) (de), De Roover(e), Den Roover, Derooven, Ro(o)vers, Roevers,
(de) Ruyver, De Ruijver, De Reuver, Reuvers, Ruvers
1. Beroepsnaam van de
dakdekker, uit het Middelnederlandse roeven: van een
dak of zoldering voorzien.
2. Bijnaam voor een
jager, maar ook voor een rover, plunderaar.
Royer(s), Roijer(s),
Roeiers, Roeyers, Rooyers
Patroniem uit de
Brabantse vorm van de Germaanse voornaam
hrôth-hari.
|