Kaag
Familienaam uit de plaatsnaam Kaag, Koog: polder.
Kaa Van
der, Van der Kaaij, Kaymans, Caemans, Cayman, Cayeman, Cayman(t)
Naam uit
het Middelnederlandse ca(e), caye: kaai, kade, lage dijk, aanlegplaats.
Kaboort: wellicht variant van Chabot. Zie daar.
Kaekenberg(h) Van, -berghe, Van Cakenbergh(e), -berge, Van
Caekenberg(h)(e), Van Ca(e)ckenberg(h)(e), Kakenberg, Cakembergh,
Cakelbergh, Caekelberg(h), -berg(h)s, Caeckelberghs, Ka(e)kelbergh,
Kackelbergh
Familienaam uit de plaatsnaam Kakenberg in St.-Gillis-Dend., Kakelenberg
in Schendelbeke of Kakerberg in Nederbrakel (Oost-Vlaanderen).
Kaers,
Caers, Quaars, Keers(s)e, Keirs(s)e, Keisse, Kersse
Beroepsnaam van de kaarsengieter.
Kaethoven, (van) Caethoven
1. Naam uit de plaatsnaam Kaathoven (Noord-Brabant).
2. Zie ook Quaethoven.
Kagenaar
Beroepsnaam:
een cagenaer is een eigenaar/visser/stuurman op een caegh, een schip
waarmee men op haringvangst ging in 1500-1600-1700.
Met dank
aan Willerm J. Kagenaar.
Kalemba
Naam uit
de Afrikaanse Bemba stam met betekenis: schrijver.
Kalisvaart
Familienaam uit de gelijknamige plaatsnaam: de vaart van ene Kalle
(wellicht ergens in Zuid-Holland).
Kalkhuis
Familienaam uit de gelijknamige plaatsnaam (waar?): plaats waar je kalk
kon kopen, of een witgekalkt huis.
(Van der) Kam, Van (der)
Cam, Van der Cam(m)e, Van der Cammen, Vercamme(n), Vercam,
Verkammen, Verkem
Familienaam uit het Middelnederlandse camme: brouwerij.
Kamer
Van der, Van der Camer, Van Caimere, Verka(e)mer, Verca(e)mer(e),
Verca(e)mert, Vercammer, Vercambre
1. Naam
uit de verspreide plaatsnaam Kamer: éénkamerwoning.
2. Uit
"Ter Kameren" bij Brussel: abdij, bos.
3.
Verschrijving van Vercammen. Zie Kam.
Kamerling, Camerlinck, -lin(ck)x, -lynck, -lijnck, -lengo, Caemerlynck,
Kemerlinc(kx), Kämmerling
1. Naar
uit het Middelnederlandse camerlinc: kamerdienaar, kamerheer,
schatbewaarder. Beroepsnaam.
2. Zie ook
eventueel Kamer Van der.
Kamman(s), Cammans
1.
Afgeleide van Van der Cammen. Zie bij Kam (Van der).
2.
Beroepsnaam voor de kammenmaker.
Kammer
(de), Cammers, Kämmer
Beroepsnaam van de wolkammer.
Kamoen, Kam(m)oun
De oudst bekende voorvader is Arnoldus Camun, ca. 1630 gelegerd in het
Spaanse garnizoen te Sint-Niklaas (PDB).
Hij komt uit de zeldzame Spaanse familienaam Camún, een variant van
Camón.
Mogelijk
afkomstig uit de bijnaam Camône, de plaatsnaam Camos (Galicië) of Camon
(Ariège) ???
Kampen
Van, (van) Campen
Naam uit
de plaatsnaam Kampen (op diverse plaatsen in Nederland, Duitsland, ...).
Kampenhout Van, Van Campenhout, -houd(t), -hau(l)t, Van Camphenhoudt,
Kappenhoudt
Familienaam uit de plaatsnaam Kampenhout
(Vlaams-Brabant).
Kamper(s), Campers, Kemper(s), Kempeers, De Kemper, Kimpers, Kijmpers,
Kympers
1.Uit het Middelnederlandse camper: kampvechter, kampioen.
2.Patroniem uit de Germaanse voornaam 'kamp-hari':
Kampert.
Kamp (van de), Van (den) Camp(e), (van de) Camp,
Op den Camp, Opdekamp
Familienaam uit de plaatsnaam Kamp:
(uit het Latijn Campus): open veld, afgeperkt stuk land.
Kamp(s), Camp(s), Camp(e), Campé
1. Beroepsbijnaam voor de kammaker.
2. Zie Kemp.
3. Verkorte vorm van (van der) Kamp, uit plaatsnaam
Kamp.
Kamphuis, -huys, -huijs
Familienaam uit de plaatsnaam: huis op een kamp of
veld.
Plaatsnaam bij Deurningen, Raalte (Overijssel) en
Veldwijk (Gelderland).
Kandouche, Kandouz
Marokkaanse patroniem uit de voornaam Kandouz
(betekenis nog onbekend).
Kanora
Willekeurige vondelingennaam. Alle naamdragers
stammen af van Ambrosius
Kanora die op 08.12.1838 in Antwerpen te vondeling
werd gelegd.
Kanters, Kanter(e): zie Canter De.
Kar Van de(r), Verkarre, Vercarre, Vercaeren, Verkaeren, Verkaar
Naam uit een zandig stuk land, o.a. De Karre
(Maldegem Oost-Vlaanderen).
Karel(s), Karelse(n), Carel(s), Caerels, Caa(r)ls,
Caels, Carl(e), Carles, Karl, Karls(en), Karls(s)on, Carli
Patroniem uit de Germaanse voornaam
Karel.
Karreman(s), Karman(e), Karemans, Ker(re)mans,
Car(re)mans, Careman(s), Carman(n)e
1. Beroepsnaam van de karreman, de voorman.
2. Zie ook Keereman.
Karsman(s), Kers(e)mans
1. Beroepsnaam van de kaarsengieter.
2. Beroepsnaam van de kersenteler of -verkoper.
Kars(s)en(s), Karsen, Karsing
Patroniem uit de oude voornaam Karst, d.i. een
afgeleide van
Christianus.
Kay(e), Kaie, Cay(e), Caije, Lakay(e), Laquay(e),
Lacquaye, Laquaie, Lequay, Lakeye
1. Beroepsnaam voor een lakei (oorspronkelijk een
voetsoldaat).
2. Bijnaam ook het Waalse caye: lor, vod. Bv. voor
iemand die zich slecht gedraagt.
3. Kay(e) en Caye kunnen soms een variant zijn van De
Kaey. Zie bij Ca.
4. Mogelijk ook metroniem uit de Middeleeuwse
voornaam Kaye.
5. Of een verschrijving van Lacaille. Zie daar.
Kazemi
Arabische naam naar Musa al-Kazim (+1183), de zevende
imam van de Sjiieten, die als een heilige vereerd wordt. Kazim betekent:
hij die zijn angst onder controle heeft.
Keer Van (de), Van de(r) Keere, Van Kier, Van der
Keren, Van de Kerre, Van de Keire, Verquere(n), Verquerre, Verqueire,
Verquiere, Verkeert, Keer(e)man, Ker(re)mans
Familienaam uit de verspreide plaatsnaam
Keer.
Keerberg(h)en Van, Van Kerberghen, -em, Van
Keerberg, Van Kebergen, Keerberg(h)s
Familienaam uit de plaatsnaam
Keerbergen (Vlaams-Brabant).
Keer(e)man, Ker(re)mans
1. Afgeleide van Van (de) Keer.
2. Variant Karreman. Zie daar.
Keersbilck (van), (van) Keersebilck, Van
Keersbulck, Van Keirsbil(c)k, -bilcke, -belck, Van Kiersbilck, (van)
Keirsbulck, Keirs(e)bilck, Keirsbelik, Keirsebilk, Van Kersbilck,
Kiersebinck, (van) Kersbulck, Van Kesbeulque, Van Keirsebinck, Van
Keirsdelck, Kisbilck, Kesbulg, Kisbulck, Verkeersbilck
Naam uit de plaatsnaam Kers-bilk:
omheinde plaats waar waterkers groeit.
Keersgieter (de), De Kersgieter, (de) Kerschieter,
(de) Keirsgieter, De Keer(s)chieter, (de) Keirs(s)chieter, De
Keirgieter, De Kerchie(s)ter, Kergieter
Beroepsnaam van de kaarsengieter.
Keersmae(c)ker De, De Keersma(c)ker, -makers, (de)
Keersema(e)ker, De Keirsma(e)ker, De Kersmaeker, -macker,
Keersem(a)ekers, Keersmae(c)kers, Keersma(c)kers, Kersemaekers,
Kerssemakers, Kersema(e)kers, Kersema(e)kers, Kersmackers,
Keirsma(e)(c)kers, Keerssemeeckers, Keesmekers, -meckers,
Keesemae(c)ker, Kaarsemaker, Kars(se)makers
Beroepsnaam van de kaarsengieter.
Kegel (de), De Keghel, Keg(h)els, Keighel
Bijnaam voor een kegelspeler.
Keijdener(s), Keydener(s)
1. Verschrijving van het Duitse Kätner: keuterboer
(beroepsnaam). Dit volgens Debrabandere.
2. Volgens de heer Tom Keijdener, werd de naam voor
het eerst gebruikt in 1778 in Borgharen. De oorspronkelijke stamvader
heette Nicolaus Geidler, die
afkomstig was uit Deidesheim in de Pals. Het zou dan weer een
verschrijving kunnen zijn van Geissler wat zoveel betekent als
flaggelant, geselbroeder.
Keil, Keyl(s), Keijl, Keylen
Duitse familienaam uit het Middelhoogduitse kîl, het Duitse keil.
Bijnaam voor een lomperd, een kortaangebonden iemand.
Keimes, Keymis, Keijmis, Kimus, Kimmes, Kimesse
Keimis/Kimus zijn latiniseringen van het Rijnlandse keim: weg,
straatweg. Een uit Duitsland afkomstige variant van zoiets als
Verstraten.
Keizer (de), (de) Keiser, De Keisere, (de) Keyser, Deckeyser,
Dekeyzer, De Keyzer(e), (de) Keijser, (de) Keijzer, Keisers, Keysers,
Keyzer(s), Keijsers, De Kijser, De Kyser, Kyzer, Kais(e)r, Kayser,
Kaijser
1.Bijnaam:
keizer van de schuttersgilde.
2.Ook
afgeleid van een huisnaam/uithangbord (bv. In den Keiser).
Kekum
Van, Van Kekem
Familienaam uit de plaatsnaam Kedichem,
uitgesproken Kekum (Zuid-Holland).
Kelder
Van de, Kelder(s), Kalders, Calders, Kelderman(s)
1. Familienaam uit de plaatsnaam Kelder: kelder, herberg, wijnhuis.
Of beroepsbijnaam van de keldermeester.
2. Jan Kelder werd op 13.05.1636 gevonden in de Kelderstraat te
Antwerpen.
Kelegom Van, (van) Kelekom, (van) Kelecom, Van
Killegem, Van Keilegom
Familienaam uit de plaatsnaam Kelegem in Schepdaal (Vlaams-Brabant).
Kelen
Van der, Van der Keel(en), Van der Keilen, Van der Kel, Van der Ce(e)len
Familienaam uit de plaatsnaam Keel: buis, pijp, geul, smalle strook,
stuk land tussen twee sloten. Mogelijk stamt de familie van het Hof ter
Kelen in Gaasbeek (Vlaams-Brabant).
Kelf Van, Van Keleffe, Van de(r) Kelft, Van Kelst, Van Quelef(s), -eff
Familienaam uit de plaatsnaam Kelfs in Herent, Wakkerzeel
(Vlaams-Brabant) en Wijchmaal (Limburg).
Kellen(s), Kellinckx, Killens, Kilkens
Patroniem, knuffelvorm van de Germaanse voornaam
'rîk-wald'.
Kemenade Van, Vankemenade, Van (de) Kimmenade, Van Cimmenaede,
Kiemeneij, -ey
Familienaam uit het Middelnederlandse kemenade, kimmenade: kamer met
stookplaats, later ook hofstede. Kemenade is o.a. een plaatsnaam in Son
(Noord-Brabant). Naar de woonplaats.
Kemp, Kempe(n), Kampf, Kämpfe, Kampf, Kem(p)s, De Kemp(e), (de) Kimpe,
Kimpen, Kimps, Lekimpe, Camp(e), Campé, Cam(p)s, Kamp(s), Kampen,
Campen(s), Caems, Kump(en), Kum(p)s, Cum(p)s, Compe, Compen(s),
Comp(e)s
1.
Patroniem uit de Germaanse voornaam 'campo':
kamper, vechter.
Ook als bijnaam met dezelfde betekenis ontstaan.
2. Het Middelnederlandse kemp(e): bijzit. Bijnaam voor een kempekind:
een onecht kind.
3. Kemp is ook een variant van het Middelnederlandse canep: hennep.
Bijnaam
voor een hennepkweker.
Kempen
(van(der)), Van der Kimpen, Vanderkimpen, Verkimpe(n), -inck,
Verkempinck, -ynck
1. Naam
uit de plaatsnaam: De Kempen,
2. Naam
uit de Duitse plaatsnaam Kempen (Noordrijn-Westfalen, Nedersaksen).
Kempenaar(s), De Kempenaer(e), -a(e)rt, -e(e)r, -heer, Kempenaer(s),
-art, -aerts, -eer(s), -er(s), -ners, -aire, -ière, -iere, Kempner,
Kempine(e)rs, -air(e), De Kampener, De Campenaere, -eere, -eire, -aire,
Campenaerts, -art, -aere, -er, Campinaire, Campenaire, -ière,
Kimpinaire, Kimplaire
Kempenaar:
iemand uit de Kempen.
Kenens: zie Kennis.
Kenhove(n) Van, Kennof
Familienaam uit de plaatsnaam Keunhove in Hondegem
(Frans-Vlaanderen) of Keunhof in Sluis (Zeeland).
Kennis, Ke(e)nen(s), Ken(e)s, Cenens, Kenne(n)s,
Ken(n)is, Quenis, K(e)ynen, Kiene(n), Kinnen
Patroniem, knuffelvorm van voornaam Christianus.
Kepper De, Keppers
Beroepsnaam van de kapper, houwer.
Kerf De, Kerf(f), Kerfs
1. Bijnaam voor iemand met een kerf, een litteken in
het aangezicht.
2. Of variant van
Carver(s).
Kerkaert, Kerck(h)aert, Kerchaert, Kerckx, De
Kerk, De Kerck, De Kerken
Varianten van Kerken Van
der. Zie hieronder.
Kerken Van der, Van Ker(c)k, Verkerk(en), Verker(c)ke
Verspreide familienaam, afgeleid van de woonplaats in de buurt
van de kerk of een beroepsactiviteit die met de kerk te maken
had.
Kerkene(e)rs, Kelkene(e)rs, Ker(c)kenaere
Naam uit het Middelnederlandse kerkenaer:
kerkdienaar, koster.
Kerkhof Van (de(n)), Van de(n) Kerc(k)hove(n), Van de Kerckove,
Van de(n) Kerkhof, Van de(n) Kerckhove(n), Van de(n)
Kerkove,(van der) Kerkhove, Van Kerchhove, Van de Kerhove,
Kerckhove, Kerkhove(n), -hofe, Ker(c)khof(s), Ker(c)khoff(s),
Kirkhove(n),Kircove, Ker(c)hove(n), Kerchoeve, Kerckhoove,
Kerckhoeve, Kerhofs, Kerkov(r)e, Kerkoff, Kerkofs, Van
Kerkhove(n), (van) Kerc(k)hove(n), Kerkhove, Van Ker(c)kove(n),
(van) Kerc(k)hove(n), Van Ker(c)kove(n), Van Kerkchove, De
Kerckove, De Kerc(k)hove,...
1.Familienaam uit de verspreide plaatsnaam: kerkhof.
2.Familienaam naar de plaatsnaam Kerkhove (Oost-Vlaanderen) of
Kerkhoven (Nederland en Limburg).
Kerkman(s), Kerckmans
1. Uit het Middelnederlandse kercman:
geestelijke.
2. Afgeleide van Van der Kerken. Zie Kerken.
Kerkstoel
Vondelingennaam naar vindplaats.
Kerkvoorde, (van (den)) Kerckvoorde, Van
Kerkvoort
Familienaam uit de plaatsnaam
Kerkvoorde in Evergem
(Oost-Vlaanderen).
Kerpel De, Kerpelt, De Kelper, (van)
Carpels, Kalpers
Bijnaam of beroepsnaam naar de visnaam karper.
Fervent visser, verkoper, kweker, ...
In het Westvlaams karpel of kerpel, in Brabant
kelper.
Kerremans: zie Karreman en Keerman.
Kerrinck, Ker(r)inckx
Patroniem uit de heiligennaam
Quirinus.
Kersavond Van, -ont
Bijnaam (vondelingennaam) uit Kerstavond.
Kerselaer(s), Kerslaers, Kerseleers,
Kersselaers, Keselaer, Keyseler, Kersclaers, Kesselaers
Bijnaam voor de kersenteler/-verkoper of uit
de verspreide plaatsnaam Kerselaer: kersenboom.
Zie ook Kesselaers.
Kers(s)cha(e)ver (van), Van Kershaver,
Kerschaven
Familienaam uit de plaatsnaam Kersgaver: gaver
waar veel waterkers groeit.
Kesselaers, Van Kessel
1. Familienaam uit de plaatsnaam
Kessel
(Antwerpen en Nederlands-Limburg) of
Kessel-Lo (Vlaams-Brabant).
2. Zie ook Kerselaers.
Kerstens: zie Christyn.
Kerstge(n)s, Kerschgens, Keschtges,
Keischgens, Kers(t)jes, Kerskens, Karskens
1. Patroniem uit Kerst, de heiligennaam
Christianes: meer info bij
Christyn.
2. Naam uit kers: beroepsnaam voor een
kersenteler, -handelaar.
Kestelo(o)t, Kersloot, Castelo(o)t,
Cerstelotte
Patroniem, afgeleide op -lot uit de voornaam
Kerstiaen, Christianus.
Kesteren Van
Familienaam uit de plaatsnaam
Kesteren (Gelderland) of
Kester (Vlaams-Brabant).
Ketelare De, (de) Ketelaere, De Ketelacre,
De Ketele(e)r, Ketelaar(s), -aer(s), -aerts, -eer(s), -ers,
-air(e), Kettelair, Kettler,
Kess(e)ler, Kes(z)ler
Beroepsnaam van de ketelaar, kettellapper,
ketelsmid.
Ketel(e) (de), Quetel, Ketels, Kettel(s),
Ket(t)elle, Ketelsen
Beroepsnaam voor de ketelsmid.
Kets (van)
Familienaam uit de plaatsnaam Kets
(Noord-Holland).
Keukelaer(e) De, -lare, -leere, -laire,
-leire, Keukelaar, -leire, -lier, De Keuckelaere, -leire, De
Ceukeleer, -laere, -laire, -leire, -lier, De Ceuckelare, -leire,
-lier, Cucelaire, Kokelaere, Co(c)lelaer(e), Coquelaere, De
Koekelare, -loere, Koeckelaers, Gokelaere, Kokenler
Familienaam uit het Middelnederlandse
cokelare: tovenaar, goochelaar.
Keuleers, Keulers, Keuller, Ceulaers,
Keulartz, Ceule(e)rs, Cuelers, De Ceulaer, De Keulhart, De
Ceulaerde, De Ceular, Culer
Patroniem uit de voornaam Nicolaas.
Keulemans, Ceuleman(t)s, Cueleman(t)s, Culemans
1.Familienaam afgeleid van iemand afkomstig van Keulen.
2.Patroniem, variant van Colemans (afgeleid van NiCOlaas).
Keulenaer(e), De, (de) Keuleneer, De
Keuleneir(e), -eers, -er, De Kueleneer, Keulenner, Ceulenaere,
-aers, -er, (de) Ceulenaer, -eer, De Ceulener(s), -eere, -eire,
Cuelenaere, Cul(e)naire, Deculenaire
Keulenaar, iemand afkomstig uit Keulen.
Keuterick(x), Ceut(e)rick(x), Kotteri(n)k
Afgeleide van het Middelnederlandse coter,
keuter: bewoner van een kleine boerderij.
Key, Keij, Keijen, De Key(e)
Bijnaam naar de gelijkenis met een kei: een kaal of koppig
iemand.
Keyaert(s), -aertz, Keijaerts, Keijer(t)s,
Keyer(t)s
Kaya(e)rt(s), Caeyers zijn Brabantse
vormen van bovenstaande
1. Bijnaam voor een dwaas, een gek.
2.Verkorte vorm van Van de Keyaert: plaatsnaam
die duidt op de aanwezigheid
van veel keien.
3. Vorm van Keyngnaert. Plaatsnaam in
Oudenburg.
Van den Keybus, Vandekeybus, Van de(n)
Keijbus
Familienaam uit de plaatsnaam Keibus(ch)
in o.a. Dikkebus (West-Vlaanderen) en mogelijk ook in de
Noorderkempen.
Keymolen (van), (van) Keymeulen, (van)
Keijmolen, Keijmeulen, Van Ke(ij)meulen, Keymol, Keimeul,
Ceymolen, Ceymeulen, Keymolden
Familienaam uit de plaatsnaam Keimolen in
Kaster (West-Vlaanderen) en Kruishoutem (Oost-Vlaanderen). Of
wat het meest logisch lijkt op basis van de verspreiding van de
naam Keymolen en varianten: naar de wijk Keimolen in Moorsel bij
Aalst (Oost-Vlaanderen). In datzelfde dorp was ook een
steengroeve voor zandsteenwinning. Dit maakt deze locatie nog
waarschijnlijker. Dit laatste met dank aan Eddy Keymolen.
Kezel De, De Kesel(e), Kesel
Bijnaam uit het Middelnederlandse kezel: kei,
kiezelsteen. Een behendig werper?
Khaouiry
Arabische naam met 'mogelijk' betekenis:
weldadig, gul of priester/imam.
Kichels, Kiggels, Kikels
Verdwenen familienaam die wellicht teruggaat
op het Duitse küchel (: koek).
Beroepsbijnaam van de koekenbakker.
Kieboom Van den, Kieboom(s)
Familienaam uit de plaatsnaam Kieboom, uit
Kienboom: dennen-, of sparrenboom.
Kieken(s), Kiecken(s), Kicken(s), Kuiken,
Kuyken(s), Kuyckens, Kuijken(s), Cuijkens, Cuyken(s), Cuyckens,
Scuijkens, Keukens
Familienaam uit kieken, kuiken. Beroepsnaam
van de poelier, de pluimveehandelaar.
Kies, Kis(s), Ki(s)z
Naam uit de verspreide Duitse plaatsnaam Kies: kiezelgrond.
Kikkert, Kickert, Kikker,
Kikkers
1. Familienaam afkomstig van de
plaatsnaam Kikkert, die voorkomt bij Delft (Zuid-Holland),
bij Enkhuizen (Noord-Holland) of een andere plaatsnaam
elders (Kikkert zou een rustig gelegen plaats in één van
voorgaande gemeentes kunnen zijn).
2. Mogelijk is de familienaam
afgeleid van de voornaam Kik, een koosvorm van Keke
(Cornelis). In dit geval een patroniem.
3. Mogelijk verwijst de naam ook
naar de kikker (het dier), dat in de vorm van een huisnaam,
hetzij een uithangbord, hetzij een bijnaam overgegaan is op
een familienaam.
Kil, Kila, Kiela
Vormen van de heiligennaam/patroniem
Kiliaan (zie link).
Kinard, -art, -aert, -arz, -at, -a(s),
Kinnard, -ar(t), -aer(t), -ear, -aes, -a, Quinard, -art,
Quinna, Quenard
Patroniem uit voornamen als Jacquin/Jackin,
Florquin/Florkin, Rasquin/Raskin, Josquin/Joskin,... waarbij
het voorste naamgedeelte wegviel. De verkleinvorm kin/quin
bleef bewaard en groeide uit tot een zelfstandige
familienaam.
Kinder(en) De, De Kindere, (de) Kinders, Kinder, Derkinderen,
(van) der Kindere(n), Van de Kinderen, Verkindere(n),
Verkindre, Verkind(er)t, Verkyndere(n), Verkyndt, Verkainder(e),
Kindermans, Kindermann
Familienaam afgeleid van 'de kinderen' (van ... de patroniem
zelf is weggevallen).
Kinet, Kinnet, Quinet, -ez
Verkorte vorm/knuffelvorm van Jacquinet,
Frankinet, Rasquinet, ...
Kinot, Kinots, Kino(o), Quino
1.Patroniem, knuffelvorm van een -kin,-quin-uitgang, zoals
bv. in FlorQUIN, JosQUIN, ...
2.In de Westhoek wordt Kino(o) met een scherpe-lange O
uitgesproken, zodat het daar ook een afgeleide kan zijn van
Quesnoy: plaatsnaam uit het Picardisch kaisnoit: eikenbos.
Kint(s), Kins, Kyns, Tkind(d)t, T(')Kin(d)t, T'Kin(d)T, 'T Kin(d)t,
Kinds, Kintz, Kindt(s), D'Kindt, (de) Kyndt, Dekindt, de Kijndt,
Kyndts
Dit zijn allemaal varianten van dezelfde middelnederlandse naam
kint.
Dit kan o.a. afgeleid zijn van: kind,
aankomende jongen of meisje, jong ridder, jongeman van aanzienlijke
geboorte, dienaar, adelijke bastaard.
Kippersluis (van), Kippersluys
Familienaam naar de plaatsnaam Kippersluis: een
sluis met een kantel(kipper)mechanisme. De plaats moet gelegen zijn
(of is) in de buurt van Utrecht.
Kisling, Kiessling
Duitse familienaam uit het Middelhoogduitse
kiselinc: kiezelsteen. Bijnaam of beroepsbijnaam.
Klapdorp Van, (van) Clapdorp, Van Clapdurp
Familienaam uit de de plaatsnaam Klapdorp, d.i. de
oude naam van Sint-Pauwels (Oost-Vlaanderen).
Klaps, Klapp
1. Bijnaam voor een prater, een babbelaar.
2.Bijnaam voor iemand die met een klep, een klapper
rondloopt. Melaatsen moesten hun aankomst bv. met een ratel
aankondigen.
Kleef (van), (van) Cleef, Van Cleve(n), Cleven,
Van Clève, Van Clef(f), Kleve, Vercleven
Familienaam uit de plaatsnaam Kleef/Kleve aan de
Nederrijn (Noordrijn-Westfalen).
Klein, Kleins, Kleine, Kleyn, Klijn, Kleijn(e),
De Klein(e), De Kleijn, De Kleyn, (de) Clein, De Cleyn, Clayn, Kleen,
Cleen, De Cleen(e), Clens, (de) Klyn
1. Bijnaam voor iemand met een kleine gestalte.
2. Zie ook Klyn.
Kleindop(p)
Familienaam uit de plaatsnaam Kleindorp
Nederlands-Limburg en Gelderland).
Kleinjan(s), Kleijnjans, Kleynjans, Clenjans,
Cleynhens, Cl(e)ijnhens, Clynhens, Clynans
Bijnaam voor een kleine Jan: een kruising van
bijnaam en patroniem dus.
Kleinman, Kleinerman(s), -mann(s), Klemans, -mann,
Cleymans, Clynmans, Clijmans, Clyman(s)
Bijnaam voor een kleine man.
Kleyn(n)aert, Kleinert, Clenaert
1. Bijnaam voor een klein iemand.
2. Bijnaam en patroniem voor kleine Aart
Klinck(e), Klincken, Klink(e), Clinck(e),
Clinckx, Clynck(e), Clijncke, Clijnk
Beroepsbijnaam voor de maker, de smid van een
(Middelnederlandse) clincke: ijzeren staaf, bout, (deur)klink.
Klingeleers, Klingler
Bijnaam voor iemand die klingelt, luid klinkt.
Of beroepsnaam van de omroeper, de belleman.
.
|
Klippelaar, -aer, De Klippeleyr, De Clippeleer,
-aar, (de) Clippeleire, Clippeleyr, De Cleppeleir
1. Bijnaam voor iemand die een knuppel hanteert of
maakt.
2. Beroepsnaam voor de klokkenluider, klepper.
Klomp, Clomp(en), Klumpen
1.Bijnaam naar de geblokte gestalte.
2.Beroepsnaam van de klompenmaker.
Klooster Van (der), Van (der/n) Clooster,
Vanclooster, Ten Klooster, Van 't Klooster, Closter, Kloster
Familienaam naar woonplaats bij/in of betrekkingen
met een klooster.
Klopman(n), Kloppmann
Beroepsbijnaam voor iemand die beroepshalve met een
hamer werkt.
Kluitman(s)
1. Patroniem uit de Germaanse voornaam
hlué/hluth.
2. Zie zeker ook bij Clotman.
Kluiver (de), Klu(i)vers, Kluivert, Klüver,
Kluwer, Knuvers, Knüver, Knuiman
Beroepsbijnaam van de kluiver: de gerechtsbode, de
beul die de gevangene de duimschroeven aanzette, in de blok
zette,...
Kluysen Van der, Van der Kluizen, Van der
Kluyzen, Van (der) Cluyzen, Van Cluysen, Van der Cloosen, Van der
Clause(n)
Naam uit het Middelnederlandse cluse:
kluizenaarswoning, klein huis. Verspreide plaatsnaam.
Kluyskens, Kluijskens, Kluskens
1. Afgeleide van Kluysen Van der, zie daar.
2. Limburgse patroniem uit
Claus.
Klyn, Klijn, Klein, Kleyn, Kleijn
1. Patroniem uit Kolijn, Colijn: knuffelvorm van de
heiligennaam Nicolaes.
2. Zie ook Klein.
Knaepkens, Cna(e)pkens, Kneepkens
Familienaam uit Knaap: knaap, schildknaap,
handwerksleerling.
Knapen, Knaap(en), Knaab, Knaep(en), Cnapen,
Knab(e), Knabben, Knappe, Knap(p), De Knaap, De Knaep, (de) Cnaep,
Kna(e)ps, Cnaeps
Beroeps(bij)naam voor een schildknaap of voor een
handwerksknecht in leer bij een meester.
Knecht, De Knegt, Knegtel, Knechtel, Knight(s)
Bijnaam voor iemand die een jongeman, een
ondergeschikte, een handwerksgezel of een schildknaap was.
Knevels, Kneuvels, Cneuvels, De Kneuvel(e), De
Cneuvel, Kneffel
1. Beroepsnaam van de knevelaar: de beul.
2. Bijnaam voor een knoestige, sterke kerel.
Knijf De, De Knyf, (de) Knijff, Kinif, Quinif,
De Kneef, De Cnijf, De Cnyf, De Cneef
Naam uit het Middelnederlandse cnijf: lang, puntig,
mes, dolk.
1. Bijnaam voor een lang, mager iemand. Of iemand
met een scherp gezicht.
2. Of beroepsbijnaam van de messenmaker.
Knijpijzer
Wellicht naam uit cnijt + isan. Wellicht
beroepsnaam voor een smid die messen, scharen en/of brandhaken
maakte.
Kniknie
1. Bijnaam voor iemand met een (knik) knieprobleem
of iemand die beroepshalve veel moet buigen.
2. Naam die duidt op een verwantschap (lid-horend
bij) met (denk aan evenknie) ?
Knippenbergh, (van) Knippenberg, -burg
Naam uit de voormalige plaatsnaam Knippenberg ten noorden van Essen (Noordrijn-Westfalen).
Knobbe, Knobe(n), Knubbe(n), Knobel, Knöbl
Bijnaam uit het Middelnederlandse knobbe, knubbe:
knoest, knoop, knobbel. Bijnaam voor een knoestig, kortgebouwd
iemand.
Knock (de), Knocke, Knook, Knoke, Knoek
Bijnaam uit het Middelnederlandse cnoke voor iemand
met een knokig uitzicht of voor iemand met een uitwas, een bult.
Knocka(e)rt, -aers, Knookaert, Knocquaert, Cnock(k)aert,
Cnocquarts
1. Naam uit het Middelnederlandse cnoke: knook.
Bijnaam.
2. Of een afgeleide van Van de Cnocke. Dit uit de
nogal verspreide plaatsnaam Knok(ke): kruispunt, heuveltop, bocht.
Zoals in Knokke (West-Vlaanderen).
Knoden, Knodt, Knood(t), Knot(t), Knötgen
Familienaam uit het Middelhoogduitse knote: knoop,
knoest.
Bijnaam voor een knoestig, gedrongen mens.
Knoop (de), De Cnoop, Knoops, Knoops, Cnoops,
(de) Knop, Knopp, De Cnop, Knops, Knopes, Cnop(s), Kno(p)f
1. Bijnaam uit het Middelnederlandse cnoop, cnop(pe):
knoop, knobbel, knoest. Wellicht naar het uiterlijk.
2. Beroepsbijnaam voor de knoper of de knopenmaker.
Knulst
Familienaam uit het Middelnederlandse cnuust:
knoest, knots.
Bijnaam, wellicht naar lichamelijke eigenschap.
Knuyt (de), Knuijt, De Knuydt, De Cnuydt, De
Kenuydt, De Kneudt, (de) Cneudt, (de) Cneut, De Cnud, (de) Knudde,
De Knud(t), (de) Cnudde, Cneude, Knuth, Knuts, Knust, Cnuts, Kneuts,
Knuets
1. Naam uit het Middelnederlandse cnot(t)e: knoest,
knuppel. Bijnaam voor een gedrongen iemand.
2. Mogelijk ook uit cnuut: kraai. Bijnaam naar bvb
haarkleur.
Koch: zie Kok.
Kockerols
Familienaam uit de plaatsnaam
Cocroux in Biez (Waals-Brabant) of Cockroux in Oupaye (Luik).
Kockuyt, Kochuyt, Koekuyt, Koeck(h)uyt, Couckui(j)t,
Couck(h)uyt, Couchuyt, Coucquyt, Koukuyt, Kouckhuyt, Cocquit, Coquyt,
Cocquy(d)t, -uijt, Cockuyt, Coc(k)huyt, Coequyt, Coc(k)heyt,
Cocqueydt, Coc(q)u, Cochu, Coqu
Uit het Middelnederlanse cockuut, ... , het
Oudfranse cocu: koekoek.
Een familienaam uit de bijnaam voor iemand die lui
is of iemand die vreemde eieren uitbroedt, een bedrogen iemand/of
net het omgekeerde.
Koek, Koeke(n), Kocken, Kokke(n), Kook(en),
Koeck(e), Ko(c)ke, Koeks, Koe(c)kx, Coeck(e), Coeke, Coe(c)kx, Couck(e),
Couque, Coucq, Caucke, Cooke(n), Koock, Ku(c)k, Kück, Kuke
1. Beroepsbijnaam van de koekenbakker.
2. Mogelijk ook uit Kok, naar het beroep.
Koekelberg(h) (van), Koekelbergs, Koeckelberg(hs),
Coekelberg(h)(s), -gerghs, Coeckelberg(h)(s), Couckelberq,
Coukelbergs, Koeck(e)lenberg(h), Koeklenberg, Coeckelenberg(h),
Kokelberg, Co(c)kelbergh(s), Cokelberg, Kok(k)elenberg, Ko(c)klenberg,
Kockelberg(h), Cokkelberg(h), Van Quoklenbergh, Van Conkelberg(h)e
Naam uit de gelijknamige plaatsnaam
Koekelberg in Brussel, Berchem, Haacht, Kester,
Herfelingen (Vlaams-Brabant), Herzele, Melsele, Munkzwalm
(Oost-Vlaanderen) en Kokelberg in Ronse (Oost-Vlaanderen).
Koekoek(s), Koukoek, Koeckoeck, Koekkoek,
Koekoe(ck)x, Koeckoeckx
Bijnaam voor iemand die het leven op zijn zachtste
neemt of voor een bedrogen echtgenoot.
Koelhuis
Naam van Nederlandse origine die verwijst naar
woonplaats of beroep i.v.m. een koolhof (=moestuin).
Koen, Koene(n), Koenn, Kon(n), Könn, Koens, Kons,
Coen, Coene(n), Coens(en), Coone, Con(e), Coohn, Coune(n), Couenen,
Coun(ns), Kohn(en), Koohn, Kohne, Köhn(e(n)), Ko(o)nen, Coonen, Cohn(en),
Conen(s), Keune, Keun(en), Kun(nen), Kune, Kuen(en), Cunin, Cu(e)nen, Ceunen(s), Ceunis, Cuens, Koeune, Kuin,
Cuinen, Cuynen, Cuyns, Kühn(e), Kuhn(e), Kuehn, Kuhnen, Kuenhen,
Kuhnhenn, Kuhni
1. Patroniem uit de Germaanse voornaam
Cono, Kono.
2. Zie ook De Coen(e).
Koenraad(s), -raadt, -raets, Coenraad(s), -raed, -raet(s), -raard,
-raerds, Coend(e)raet, Co(e)nderaert(s), Konrath, Konrad(t),
Conraads, -rad(s), -radt, -ratd, -rath(s), -ratte, -radi(e),- rady,
-rard(y), -rod, -roth, -rotte, Coonraat, Conradi(e), -y, Conrard(y),
Conerardy, Connerade, -rotte, Counerotte, Condrotte, Cornerotte, -routte,
Connrot, Contrardy, Couraet(s), Cour(r)a(rd)
Patroniem uit de Germaanse voornaam Koenraad.
(de) Kok, (de) Kock, De
Koch, (de) Co(c)k, (de) Cocq, De Cook, Decooq, Koo(c)k, De
Koek, (de) Couck, (de) Cok, Coc, Coq, Koq, Koks, Cox, (de)
Coux, Cocks, Cocx, (de) Cockx, Kokx, Kox, Kocks, Ko(kx),
Kocx, Koch(s), ...
1. Beroepsnaam voor een kok.
2. Beroepsnaam op basis van het
Middelnederlandse coc, scarpcoc = beul of scherprechter.
Koker De, (de) Coker, De Cooker, De Kocker, De
Koecker, De Cocker(e), De Kokere, De Kokert, Decockère, Keu(c)ker,
De Kocker(e)
1. Beroepsbijnaam voor de maker van kokers,
foedralen (pijlkoker, naaldenkoker). Of voor diegene die brieven in
een koker ronddraagt.
2. Mogelijk uit coken: koken. Beroepsbijnaam.
3. Mogelijk zijn er ook mensen uit Coker in
Somerset (Groot-Brit.) het kanaal overgestoken en hebben zo de naam
naar Vlaanderen gebracht (met dank aan Johnny De Koker).
Kolenberg
1. Familienaam uit de plaatsnaam Kolenberg in
Zelem (Limburg).
2. Variant van Kohlenberg: een verspreide
Duitse plaatsnaam.
3. Variant van Koelenberg, ...: plaatsnaam in
Broekom, Val-Meer en Kerniel (Limburg), Koulenberg in Klimmen (Nederlands-Limburg)
en Koelberg in Geluwe (West-Vlaanderen).
Kolenbrander, Colenbrander
Beroepsnaam van de kolenbrander, de
houtskoolbrander.
Kol(l)meyer, Kolmer
en de verdwenen vormen De Colmer(e)
Naam van Duitse origine uit Koldemeyer/Kohlmeyer:
toezichter bij het kolenbranden.
Kolster(en): zie Calsteren.
(de) Koning, De
Koninck(x), -ink, De Konning, -inck, De Kooning, -inck, De Coninck, -ing(h), -incq,
-ynck, -ijnck, De Cooninck, De Connin(c)k, -ingh, -inckx, Decninck,
Deconincke, -inque, (de) Keuninck, De Keunynck, -ijnck,
De Ceuninck, -ynck, -ijnck, - inckx, De Cueninck, -unck,
De Ceuminck, De Keninck, Kenninck, Keuningh, - ings,
-in(c)kx, -ique, Konings, -inckx, -inck(x), -in(c)x, -ing(x),
Könings, Conin(ck), -ynck, -inckx, -incx, -in(s)x, -ing(s),
ing(x), Cooninx, Koonings, Connin(ck)x, -inck, Coni(ck)x,
Konix, ...
Bijnaam voor het hoofd van de
gilde of de koning van de boogschuttersgilde.
Kono
1. Japanse naamvariant van Kawano (betekent
"veld bij de rivier" - naam uit West-Japan,het eiland
Shikoku en het eiland Ryukyu) of van Takano (betekent
"hoog gelegen veld" - naam uit Oost-Japan). Kawano en
Takano worden in Japan dikwijls uitgesproken als Kono.
2. Indiaanse naam: eekhoorn die een pijnboompit doorbijt.
Ook als voornaam.
3. Nigeriaanse naam: mijn beurt.
Kooij: zie Kooyman.
Kool(e), Cool(e), Cole, Coel, Coël, Col(le), Coll, Ceule,
Kuijl(e),
Kuyl(le), Kools, Cools, Cols, Coels(t), Couls, Ceuls,
Kuyls, Cuijl, Cuyl(s),
Cuyl(l)e, Kuyle, Kulle
Patroniem, verkorte vorm van de heiligennaam Nikolaas.
Koolen, Kolen, Coolen(s), Koelen, Coel(l)en,
Coel, Colen(s), Keulen, Ceulen, Kuylen, Kuijlen, Cuylen, Collen(s)
Patroniem uit Kolen/Colin, d.i. een knuffelvorm van de
heiligennaam Nikolaus/Nicolaus.
Koolbrant, -brandt,
Coolbrand(t), Colebrant(s), Colbrand(d)t
1. Beroepsnaam van een
kolenbrander of houtskoolmaker.
2. Mogelijk ook afgeleid
van Germaanse voornaam: Colbrand.
Koopman(s), -mansch, -mann, Coopman(s),
De Co(o)pman, Kopman, Copman(s), Kooman(d), De Co(o)man,
(de) Cuman, De Cueman, Co(o)man(s), Comanne, Commane, -ans,
Coeman(s), Koman, Koeman(s), Koumans, Couman(ne), -ans,
-ant, Kouhmane
1. Beroepsnaam van de koopman.
2. Zie ook Kooyman.
Koot, De Coo(d)t, Decoo(d)t, Coots, Coet, Coët, Coets, Koets
Bijnaam (of beroepsnaam) naar de vogelnaam
(Middelnederlands Coet) 'koet'.Mogelijk afgeleid van een
vogelvanger of iemand die de vogelgeluiden goed kon nabootsen.
Koot
Van
Naam uit
de Middelnederlandse plaatsnaam cote.
Kooyman, Kooijman(s), Kooiman, Cooyman(s), Cooijman(s),
Koymans, Coyman(s), Coeyman(s), Coei(j)mans, en de Friese vorm
Kooistra, Kooi, Kooy, Kooij
1. Patroniem of metroniem uit één of andere knuffelvorm op -koie, o.a.
Alecoya, Odecoia.
2. Familienaam afgeleid van het
Middelnederlandse kooye: schaapskooi, eendenkooi. Beroepsnaam
van de kooier, kooiker: wie loslopend vee opsluit, eenden vangt
in een eendenkooi, kooien maakt, ...
3. Variant van Coman: koopman.
Kop: zie Cop.
Koppenaal, Koppenhol, Koppenol
Patroniem uit de dubbele voornaam Koppe (van Jacob) en Nol (uit bv.
Arnold).
Zie ook Coppenolle.
Kors, Cors, Korres, Koers(en), Coors, Cours
Patroniem, verkorte vorn van de heiligennaam
Christianus.
Kort Van, Van Kut
Naam uit de plaatsnaam "Het Kort" in Wommelgem
(Antwerpen).
Korte (de), (de) Kort, Korten, De Cort(e),
Corte, De Cord(t), Korth, Kordt, De Curte
Bijnaam naar een kleine gestalte.
Kortenhout: zie Korthou(d)t.
Korthals, Co(r)thals, Corthols
Bijnaam voor iemand met een korte hals.
Korthou(d)t, Corthout(s), -houdt, Corthaut(s),
Kortenhout
Familienaam uit de plaatsnaam Korthout: laag bos.
Plaats nog onbekend.
Kortleve(n), Cort(e)leven
Wellicht bijnaam van iemand die vaak over zijn 'te' korte leven kloeg.
Kortwijk
1. Soms variant uit de plaatsnaam Kortrijk
(West-Vlaanderen).
Ook de familienaam Kortrijk komt in Nederland
verspreid voor.
2. Ook afgeleid uit de plaatsnaam (in Drenthe)
Cortewijcke (wijk: smal
verveningskanaaltje) in Hoogeveen. Mededeling Trijnie Huisman.
Korver(s), Co(e)rver(s), Corfers, Kurvers,
Curver(s)
Beroepsnaam van de korven- of mandenmaker, de
mandendrager, sjouwer.
Curvers kan mogelijk terugnaan op
Carvers. Zie daar.
Koster De, De Kostere, Kosters, Köster(s),
Koester, Coster(s), De Coster(e), De Costerd, De Costre, De
Coester, De Cuester, De Keuster, De Ceuster, K(e)uster(s), Küster(s), C(e)uster(s),
Cuesters, Ceursters, Kuysters, Cursters, Costerman(s),
Kosterman(s), -mann, Ku(e)stermann, K(e)ustermans, Ceustermans,
Custermans, Kuystermans, Kuijstermans, Ceurstemont
Beroepsnaam van een kerkkoster.
Kotemans, Cotemans, Kotmans, Cotman(s)
Bewoner van een kot, een hut, een huisje.
Koudyzer, Kouijzer, -yzer, Kouwijzer,
Coudijzer, -yzer, -ijser, -yser, Caudijzer, -yser, Cou(w)yzer,
Couwijzer, -yser, Couhysder
Beroepsbijnaam voor de koudsmid, de
kopersmid, de ketelsmid.
Kouwenhoven, Couwenhoven, Koldenhof, Van Koldenhoven,
Kollenhof
Oude familienaam van de Nederlands-Duitse grens (?) waarvan de
betekenis niet geheel duidelijk is:
1. Uit de plaatsnaam Koudenhove(n)/Kaldenhof (verlaten hoeve of
hoeve met zware, natte grond (?)): diverse bij de
Duits-Nederlandse grens.
2. Beroepsbijnaam voor een bakker: koude bakker (naar de koude
oven).
Kozijns, -yns, Cozyns, -ijns, -ens, Koosens, Cosyn(s), -ijn(s),
-in(s),
-ijnse, Cossyns, -ijns, Coseyns, Coezijn, Cousin(s), Le Cousin,
Cousinne, Cossin, Cousain, -ein, Couzyn, Cousun(s), -ijns,
Coussin, Cous(s)ens,
Coes(s)ens, Co(o)ssens, Ko(e)sen
Familienaam afgeleid van het Franse cousin, het Zuidnederlandse
kozijn en het Westvlaamse kozen: neef.
Kraai, Kraay, De Kraey, Kraeye, (de)
Craey(e), De Craie, De Cra(e), (de) Craye, Cra(e)ije, Vercraeye
1. Bijnaam naar één of andere eigenschap van
een kraai: prater, krakerige stem, zwartharig.
2. Soms ook een huisnaam en plaatsnaam.
Kraker De, De Crae(c)ker, De Craekere
Naam uit het werkwoord kraken: kraken,
krakend geluid maken, lawaai maken, martelen.
Bijnaam voor een rumoerig iemand of
beroepsbijnaam van de beul.
Kramer De, Kraamer, Kramers,
Kraemer, Krämer, De Kremer, Kre(e)mers, Kremeer, De Cramer, De
Craemer(e), Cra(e)mer(s), Crammer, Krammer, De Cre(e)mer,
Cre(e)mer(s), De Creymer
Beroepsnaam voor een kramer:
kleinhandelaar, winkelier, reizend verkoper.
Kranendonk, Van Craenendonck
Familienaam uit de plaats
Kranendonk
(Vlaams-Brabant) en ook in Mönchen-Gladbach (Duitsland).
Krayem
Familienaam uit de plaatsnaam Kraainem (Vlaams-Brabant).
Kreef(t), Kreft, De Creeft, Creyf,
Creve, Crève, Crêve
Uit het Middelnederlandse creeft,
creift: kreeft.
Bijnaam voor de kreeftenvanger, naar de
rode gelaatskleur, naar de wijze van lopen, naar een
huisnaam, ...
Krets, Kretz, Crets(kens), Krits
Bijnaam (omwille van jeuk of
huiduitslag) of huisnaam (het dier) uit het
Middelnederlandse kretsen: krabben.
Kreyelmans, Crey(g)elmans, Creylman, Krelman,
Crijleman, Krijgelmans, Krygelmans, Cregelman,
Kregersman
1. Naam uit de plaatsnaam Kreiel
(Limburg) of Kraaiel in Wommelgem (Antwerpen).
2. Variant van Kreilman: dit uit het Duitse krail (krauwel,
haak met omgebogen randen). Beroepsbijnaam. Zie verder
bij Crauwels.
Krick De, (de) Crick, Kricke,
Krické, Krick(x), Krix
1. Familienaam uit het Westvlaamse
cricke, uit cruck: kruk, stelt. Bijnaam voor iemand die
op krukken loopt.
2. Kan ook een spellingvariant zijn van
Kriek: bijnaam voor een kersenteler.
Kriekemans, Krieckemans,
Crie(c)kemans, Krikemans, Cri(c)kemans
Beroepsnaam van de kersen/kriekenteler
of handelaar.
Krieke(n) (der) Van: zie
Grieken.
Krijger (de), De Kreyger, De Kreijger, Kryger,
Criegers, Krijgsman, Krygsman
B(beroeps)ijnaam voor de krijgsman uit het
Middelnederlandse criger: doorzetter, strijder,
krijgsman, soldaat.
Kroes(e), Croes(e), Croës,
Crous(se), Crouse, Croze, De Crose, Kroos, De Kroes,
(de) Creus, Kreus, Creuse, Creuz(e)
1. Beroepsnaam naar het
Middelnederlandse croes: kruik, kroes. Waard of
handelaar in vaatwerk.
2.Bijnaam naar croes: krullend. Iemand
met krulhaar.
Kroezen, Creuse(n), Kruijzen, Kruissen
Familienaam uit croes: krullend, met kroeshaar. Een
bijnaam dus.
Krom (de), (de) Kromme, (de) Crom, Crommen, Crome,
Cromé, Cromps, Crompt, Crump, Crombe, Crombé, -bet,
-bez, Lecron(d), -ont, Lecrompe, Lacrampe, Lecrompé,
Lecrom(bs)
Bijnaam voor een krom iemand.
Kromboom, Cromboom
Familienaam uit de plaatsnaam Kromme Boom (waar een
kromme boom groeide), o.a. in Poperinge.
Kroon (de), Kro(o)nen, De Croon(e),
De Cronne, Croone(n), Croonne,
Croon(s), Croene(n), Van der Crone
Naam uit de gelijknamige veldnaam of
de heel verspreide huisnaam (In de Kroon).
Kroonenburg Van, (van) Kronenburg,
Van Kroonenborg, Van Cro(o)nenborch, -burg,
Kronenberg(er), Kroonenberg,
Croonenborg(hs), Croone(n)berghs,
Cronenbergh
Familienaam uit de plaatsnaam
Kronenburg (Noordrijn-Westfalen).
Kru(c)ke, Crucke, (de) Crucq, Krux
1. Bijnaam uit het Middelnederlandse
crucke, cricke voor iemand die op krukken loopt.
2. Kan ook een variant zijn van
Cruycke: beroepsbijnaam voor pottenbakker of waard.
Krunkelsven Van, (van)
Krunckelsven, Van Crunkelsven, Van Kriekelsvenne, Van
Kreunkelven, Van Krunkelveldt, Van Krunkeveld, Van
Krinkelveldt
Naam uit de plaatsnaam Kriekelveld
(Zonhoven (Antwerpen)) of Krickensveld (Nieuwerkerken
(Oost-Vlaanderen)).
Höffer betekent eigenaar van
een hoeve. Een Kruthöffer is dus de eigenaar van een
kruidentuin. Een soort beroepsnaam dus.
Vergelijk met het Nederlandse
Kruidhof.
Krul(s), Crul(s), Crulle, Krol(s),
Kroll, Krüll(s), Crol(s), Croels, Crals, Cruyl
Bijnaam naar ... krulhaar.
Krzesinski, Kresinski
Wellicht Slavische patroniem uit de voornaam
Kristiaen (= Kresin).
Küchler, Kuchler
Duitse naam: beroepsnaam van de
koekenbakker.
Kuijck: zie Kuyk.
Kuik Van, Van Kuy(c)k, Van Kuij(c)k,
Van Cuy(c)k, Van Cuij(c)k, Van der Koijk, Verkijk, Van
Kooijk, Van Queuk
Familienaam uit de plaatsnaam
Kuik
(Noord-Brabant).
Kuiper De, De Kuyper(e), De Kuijper,
De Cuyper(e), De Cuijper(e), De Cuiper, De Cueper, Decuypère,
Dequiper, De Cu(u)pere, Kuiper(s), Kuyper(s),
Kuijper(s), (de) Cuyper(s), Cuijpers, Cuiper(s),
Cup(p)ers, Cüpper, Keupers, Ceuppers, Cuepers, Keubers,
Kuper(s), Küper(s), Küper(s), Kupper(s), Küpper(s), Cuperus,
Kuperus, Kuiperi, Couperus
Beroepsnaam van de kuiper, de kuipenmaker.
Kuit(en), Kuyt, Kuijt(e), Kuyte(n),
Cuyt, Cuijt, Cuitte, Keuten
Beroepsbijnaam van de kuitenbrouwer,
zie daar.
Kuitenbrouwer, Kuyten-
Beroepsnaam van de kuitbrouwer: brouwer
van dun bier zonder hop.
Kulderij
Wellicht vervorming uit kuil: leemkuil,
zandkuil,... Naar plaats van afkomst, woonplaats.
Kuringen Van, Verkuringen
Familienaam uit de plaatsnaam
Kuringen (Limburg).
Kürten, Kurt(h)en, Korten, Corten(s), Courtens,
Coerten
Patroniem, knuffelvorm van de Germaanse voornaam
Kurt.
Kuse, Keus, Kuys, Kuijs
Uit het Middelnederlandse cuse, cuese:
knots.
Bijnaam voor de cusendragher: knots- of
roededrager als teken van waardigheid.
Kut Van
Wellicht variant van ofwel Van Kort
(zie Kort Van), ofwel Van Koot (zie daar).
Kuvel
Wellicht uit het Frans afkomstige naam,
verhaspelde vorm van
Cuvelier (de).
Zie daar.
Kuyk, Keuk, Kuyck, Kuik, Kuijck,
Kuyks, Kuy(c)kx, Cuk, Cuick, Cuy(c)kx, Cuyck(s), Cu(y)x, Ceu(k)x,
Kux
Familienaam uit het Middelnederlandse
kuuc: goochelaar.
Kuylen Van der, Van der Cuylen, Van
der Keulen, Van der Koelen, Verkuil, Verkuijl(en),
Verkuylen, Verkoelen, Verkoulen, Vercoelen, Vercoulen
Familienaam uit de plaatsnaam
Kuil. Kuil in Belsele (Oost-Vlaanderen), Kuilen in
Genk (Limburg).
Kwakkel, Quackels
Bijnaam naar de vogelnaam kwakkel,
kwartel.
Kwik, Kwick, Kwiek, (de) Quick(e),
(de) Quik, Quix, De Quyck, Quicken, Qui(c)que, Qvick, Queck, Quecq,
Quek(ke), De Quidt, Dequidt
Bijnaam uit het Middelnederlandse quic,
quec: levendig, vlug, kwik.
A | B | C | D E F |
G | H I J | K |
L | M | N O |
P Q | R | S | T U
| V | W X Y Z
Wil je de betekenis van jouw familienaam kennen ? Stuur een mailtje!
Er zijn slechts drie voorwaarden: - vermeld
in je mailtje waarom je het wil weten, - beperk je tot één of een paar namen.
- vermeld ook even hoe je op mijn site terecht kwam.
Soms moet je even geduld hebben: er zijn nogal wat aanvragen.
Kijk a.u.b. eerst of de gezochte naam er niet opstaat (bv. De Grote bij Groot, Verbeeck bij Beek en bv. Vranckx bij Frank). Zo bespaar je mij heel wat werk.

Literatuur:
De betekenis van toponymische samenstellingen
(J .Van Loon - Onomastica neerlandica 1981)
Etymologisch woordenboek der Nederlandsche Taal (J. Vercoullie - Van Rysselberghe & Rombout 1925)
Huizinga's complete lijst van namen (A.Huizinga
- Tirion 1998)
Middelnederlandsch handwoordenboek (J. Verdam
- Uit. Martinus Nijhoff 1949)
Middelnederlandse spraakkunst ( Dr. A. Van Loey - Wolters-Noordhoff 1980)
Toponymisch Woordenboek van België, Nederland, Luxemburg, Noord-Frankrijk en West-Duitsland (voor 1226) (Maurits Gysseling - Belg. interuniversitair centrum voor neerlandistiek 1960)
Vondelingen en hun naamgeving (L.De Man - Onomastica neerlandica 1956)
Woordenboek van de familienamen in België en Noord-Frankrijk (grondig herziene en vermeerderde uitgave) (Dr. Frans Debrabandere - L.J. Veen /Het Taalfonds 2003)
|