VOORNAAMSTE KENMERKEN VAN DE MUGGEN IN DE VLAAMSE REGIO



Onderstaande gegevens zijn enerzijds gebaseerd op het uitstekende rapport van M. Wanson (1952) en anderzijds op talrijke persoonlijke observaties tussen 1962 en 2000. Gerichte opzoekingen gebeurden alleen met de bedoeling larven en muggen van Anopheles l. atroparvus te lokaliseren, hoodzakelijk in de polders ten zuidoosten van het Verdronken Land van Saeftinghe. (Prosperdorp, Prosperpolder en omgeving)




Culex (pipiens) molestus: zeer frequent voorkomend en voornaamste plaaggeest binnenshuis, voornamelijk 's nachts

Uitzicht: gewone kleine culex-mug, blekere kleur dan de morfologisch identieke Culex (p) pipiens.

Steekgedrag: steekt mens (bij voorkeur) en dier (liefst vogels) vanaf half mei tot half november.

Legplaats: verkiest kleine, ondergrondse legplaatsen, beschermd tegen het zonlicht, ook in septische putten en eventueel diep onder de grond.

Overwintering: onder de 10°C verlaten de mannetjes en vrouwtjes hun onderaardse en beschutte legplaatsen niet meer; ze planten zich verder voort dankzij autogenese (geen bloedmaaltijd vereist).

Paring: niet in de vlucht.



Culex (pipiens) pipiens: zeer frequent voorkomend maar buitenshuis.


Uitzicht: gewone kleine culex-mug, iets donkerder kleur dan de ‘menslievende’ Culex p. molestus hoewel morphologisch dezelfde. Voedt zich uitsluitend op vogels en koudbloedigen.

Legplaats: artificiële wateroppervlakken in parken en hovingen, weinig vervuild of met veel plantaardige afval.
Bloedmaaltijd noodzakelijk om eieren te produceren.

Overwintering: de vrouwtjes brengen de winter door zonder zich te voeden, in volkomen rust, op beschutte plaatsen maar bij relatlef lage temperaturen. Voorbeeld: kruipkelder, waar ze in reusachtige hoeveelheden kunnen te vinden zijn.

Paring: paring in de vlucht, dus 'ruimte' noodzakelijk; hoewel bevrucht, brengen ze de winter 'onvruchtbaar' door in 'hypothermie' en hernemen hun bloedmaaltijd-activiteit en vruchtbaarheid pas in de lente.



Theobaldia of Culiseta(annulata) is naast de Culex (p) molestus toch wel de meest voorkomende huismug, hoewel eerder 'perifeer' van de stad.


Uitzicht: relatief 'grote' mug, donker geschubde vieugels, verder witte ringen op de poten.

Steekgedrag: agressief, zelfs overdag, maar met voorkeur voor mensen en vooral 's avonds. De steek wordt als pijnlijk ervaren.

Legplaats: weinig specifiek, grosso modo idem als de Culex p.pipiens, dus eerder 'open' waters.

Overwintering: blijkbaar gelijk aan Culex p. pipiens, dus in hypothermie toestand, hoewel ze in Engeland ook gesignaleerd werd als winter-actief met zelfs larvaire stadia. Het blijkt in elk geval een 'taaie' mug te zijn met o.m. een grotere resistentie t.o.v. insecticides.


Aedinae: minder frequent in de stedelijke agglomeraties, echte 'openlucht-' en 'volle-dag-' mug maar een venijnige steker.

Uitzicht en legplaatsen: sommige soorten doen met hun 'zwart-wit' kleuren denken aan de beruchte Aedes aegypti. (Vector van de Gele koorts.)

Enkele decennia terug beschreef M. Wanson de volgende soorten in de Antwerpse regio: Aedes (Ochlerotatus) cantans en Aedes (O) annulipes.

Deze laatste soort vinden we in de grote plassen in Kempen en polders, dikwijls samen met Aedes cinereus.

A.(O) cantans vinden we in kleinere plasjes in het bos en er is blijkbaar maar één generatie per jaar.

In de parken kunnen we verder de Aedes (Finlaya) geniculatus aantreffen; zij kiest haar legplaatsen zoals de 'tropische' Aedes aegypti in holtes en oksels van bomen.

Een probleem met Aedes muggen is dat hun eieren maanden in 'droge' toestand kunnen overleven.

'Onze' Aedes blijven gelukkig in de nabijheid van hun legplaatsen; dat is niet het geval met Aedimorphus vexans, een uitstekende vlieger die in de Rijn- en Rhônevallei in het verleden voor ernstige problemen heeft gezorgd.

Hoge waterstanden in de lente, of bij het begin van de zomer, kunnen een ernstige impact hebben. Steden als Straatsburg zijn ooit letterlijk 'belegerd' geweest door deze species; in die mate dat men gedurende meer dan tien jaar aan biologische bestrijding door middel van Bacillus thuringiensis heeft moeten doen!




Anophelinae: Een aantal soorten van deze famillie zijn wereldberoemd, wereldberucht zou juister zijn, als overbrengers van malaria maar ze zijn in Vlaanderen nauwelijks nog te vinden, alleen een ervaren entomoloog zou in de polders, zowel de Antwerpse als de West-Vlaamse, misschien nog enkele Anopheles maculipennis atroparvus kunnen localiseren.

An.maculipennis subspecies messeae is voor zijn legplaatsen minder afhankelijk van brakwater en is wellicht vlotter te vinden, het is evenwel in zijn natuurlijke omstandigheden, geen potentiele overbrenger van malaria. Het onderscheid tussen de twee voornoemde soorten is zeer moeilijk, men baseerde zich vroeger op een gemiddeld kortere vleugellengte, maar ik weet uit eigen ervaring, dat voedselvoorziening tijdens het larve stadium een directe invloed heeft op de afmetingen van de volwassen muggen. Het verschil is duidelijker tijdens de larvaire fase. Of An. claviger nog voorkomt is onzeker, hetzelfde geldt voor An. plumbeus. Deze laatste is een boomholte-legger die echter, net als de atroparvus, een potentiele malariavector was!



Opmerking: Bovenvermelde soorten vormen de meerderheid van de muggen waarmee de mensen in onze streken geconfronteerd kunnen worden.

Het terzeldertijd voorkomen van de "onschuldige" Culex p. pipiens en de gelijkaardige maar "lastige" Culex p. molestus in de stedelijke regio's is een toestand die in veel andere West-Europeese steden werd gesignaleerd: Londen, Hamburg, Rijsel, Parijs, Lyon, enz.

Vlot onderscheid tussen de twee culex soorten is een praktisch probleem, bij de anophelinae kenden we een soortgelijk probleem tussen de subspecies Anopheles maculipennis atroparvus en Anopheles maculipennis messeae.

Wie in toekomst wordt geconfronteerd met het tijdrovend identificeren van de diverse soorten zal hopelijk over recentere technieken kunnen beschikken dan zijn voorgangers.

Het weze hen alvast gegund!



Nawoord:


Proberen uit te leggen waarom bij ons de inheemse malaria verdwenen is zou ons hier te ver voeren. Het lijkt er wel op dat niet alleen het verdwijnen van brakwater-legplaatsen door waterwerken en indijking aan de basis liggen, maar net zo goed het gebruik van kunstmest en van pesticiden. Verder is ook de inrichting van varkens- en koestallen in de loop der jaren drastisch veranderd. Wat vroeger bekend stond als derdedaagse- en vierdedaagse koortsen, of kortweg polderkoortsen, maar in feite malaria was, is definitief uit de onze streken verdwenen. Bovendien zijn de gunstige leefomstandigheden voor de mogelijke overbrengers al even definitief veranderd. Men mag stellen dat zelfs een verhoging van de gemiddelde temperaturen weinig invloed zou hebben, tenslotte waren het in het verleden dezelfde species die verantwoordelijk waren voor de overdracht van malaria in b.v. zuid Frankrijk en Italie, en niettemin heeft Europa ergens bewezen dat malaria kan uitgeroeid worden, alvast in streken waar de infrastructuren en de middelen, zowel aanpak, en in een verdere fase controle en overzicht, mogelijk zijn. Dat betekent helaas ook dat uitroeiing in Afrika, Indie en Zuid Amerika, in de eerstvolgende decenia ondenkbaar is, en als een zware last zal blijven drukken op zeer omvangrijke bevokingsgroepen. Zelfs in dat opzicht had Ignace Vincke het bij het rechte eind toen hij in de zestiger jaren beweerde dat er nog werk zou zijn voor onze kleinkinderen en achterkleinkinderen!


Georges Timperman                                                                                   Roeselare december 2006


Bibliografie:

M. Wanson 1952: Le Problème des Moustiques Anversois

   Annales de la Société Royale Zoologique de Belgique Fasc.2 Tome LXXXIII.

Becker et al 1983: The mosquito populations of wetlands of an urban area in the lower Rhine Z. Angew. Zool. 70(1): 73-90.


Addendum:

Medisch belang van een aantal muggensoorten in (sub-)tropische streken

Sommige soorten van het genus Culex: overbrengers van filariose

Sommige soorten van het genus Anopheles: overbrengers van Malaria

Sommige soorten van het genus Aedes: overbrengers van Gele koorts en Dengue

Opmerking: teksten en foto's uit deze website mogen vrijelijk worden overgenomen maar een bronvermelding wordt op prijs gesteld.

broedplaats       Anoph_broedplaats

    Zoeken naar larven en poppen                      Typische broedplaats voor Anopheles gambiae in Afrika

puppae                            Anoph_blood

   Pas uitgekomen mug en 2 poppen                             Met bloed volgezogen Anopheles mug

 
TERUG