winterwandeling
nekstaren ontvlucht ik en verdwijn
tussen zuilen van kale bomen,
ze dicteren wat overleven is onder wolken
als borsten door stuwing ontbloot
de stilte omhelst en boetseert weilanden
waar dat ene blad wuift naar niet wijkende kou,
kerktorens spietsen gedwee en weer voel ik
het grote hand waaraan ik veilig liep
beken klateren vaders melodie, zonder haast
langs het gras dat als platgetrapt loof overleeft
tot een schaap mekkert van onder de wol:
wat doe jij in dit godvergeten boerenhol!
verloren gewaande herinnering rapen, roep ik
en stap over kasseien naar de dorpskern
waar wagens elkaar weer kruisen,
spreeuwen schreeuwen na
© Marleen De Smet
|
|