Lierde
onder de pen
In mijn leven heb ik altijd wreed vergeleken, niet
alleen mijn leven maar ook de mensen rond mij of de dingen die gebeurden.
Toen ik onlangs het boek “De helaasheid der dingen” had gelezen ben ik ook
dat gaan vergelijken en nu de film er is kon ik niet anders dan mij de vraag
stellen of sommige zaken of gebeurtenissen niet terug te vinden waren in
mijn familie.
De sanseveria die hadden we thuis alvast ook staan.
Ja, het was een plant die vroeger blijkbaar wreed in de mode was want om de
zoveel vensterbanken vond men er wel eentje van terug.
De eiken eetkamer, de stoffen of lederen zetels, de spreuken aan de muur, de
zinken kuip die als bad moest dienst doen en het wit blauwe eetservies.
De wekelijkse kleren, de overall, het zondagskostuum, de petjes en de hoeden
en oma’s astrakan en sacoche in echt krokodillenleer.
Bij het eerste uitgave van het boek was het vooral de sanseveria die mij
wreed opgevallen was op de kaft.
De eetserviezen en eetkamers kunnen nog wel eens verschillen maar die
planten hadden overal hetzelfde uitzicht.
Langwerpige bladeren die ten hemel groeiden zonder echt nood aan water te
hebben want de onzen stonden soms kurkdroog.
Met “de helaasheid der dingen” werd vooral een beeld geschetst van een
Vlaams gezin waar de kelen ver van droog stonden en ik vroeg mij af of er
ook in onze familie waren die graag een glas dronken.
Een glas is weinig gezegd want zowel het boek als de film verdrinken in het
gerstenat.
Mijn moeder was een sober mens en nipte maar heel zelden aan een glas wijn
en mijne pa den dienen drinkt maar één keer om de 15 jaar.
Mijnen bompa den dienen dronk wel graag een frisse pint maar nu ook niet om
te zeggen dat hij de kostwinner van het café was.
Met de rest van de familie heb ik niet zoveel contact en ik moet dus wreed
opletten wat ik schrijf over nonkels en tantes, neven en nichten, hoewel ik
me niet kan indenken dat het allemaal watermannen of droogovens zijn.
Ikzelf heb verschillende periodes gekend in mijn leven en geen van allen is
vergelijkbaar ware het niet dat ze allen extreem waren.
De groeiperiode, de kerkperiode, de schoolperiode, de legerperiode, de
sportperiode, de liefdesperiode en de zwierperiode.
Momenteel bevind ik mij in een kalme periode en het zou waarschijnlijk maar
de zwierperiode zijn die vergelijkbaar is met “de helaasheid der dingen”.
Hoewel er thuis nooit een glas werd geheven was het buitenhuis dan weer
feest.
Och…feest is relatief, soms stak ik gewoon de straat over en stapte het café
binnen om er plaats te nemen tussen de man uit de straat.
Meestal dezelfden die opzoek waren naar…ja, naar wat in feite?
Gewoon wat compagnie zoeken of eens een babbel doen om de stress te laten
ontsnappen.
Het aantal pinten werd meestal bepaald door de ambiance of het
gespreksonderwerp.
Ja, anderen trakteerden vlot als ze u graag hoorden klappen en hoe meer
pinten hoe pittiger de verhalen werden.
Meestal mannenpraat waar elke echte man zijn waarde liet bepalen door zolang
mogelijk klaar en duidelijk te spreken naarmate de pinten lauw werden op de
toog.
De gepensioneerde, de verver, de metser, de boer, de veehandelaar, de
advocaat en in vroegere tijden zelfs de pastoor die er in de eerste plaats
de mens achter het woord kwam opzoeken.
Potverdekke dat waren nogal eens tijden waar we nog rustig konden paffen tot
de asbakken gevuld waren en onze kleren naar de rook stonken om nog maar te
zwijgen van het aantal pinten die we achterover kapten.
Vaak hoor ik mensen zeggen dat ze eens zwaar doorgezakt zijn na een avond
met zeven of acht pinten en dan stel ik mij de vraag of die pinten van
vroeger kleiner waren.
’t Is niet om fier over te zijn maar ’t is “de helaasheid der dingen” als ik
zeg dat er dagen waren waar we daar tussen “Maes” en waal bleven hangen op
de grens van de 15 a 20 pinten.
Schuimend werden ze op de toog gezet en volgens de drinker bleef of het
schuim onder de neus hangen om bij de eerste slok maar een half glas over te
laten of het ging in kleine teugen.
Op sommige dagen kon je uw horloge gelijk zetten bij de aanbreng van de
pinten op de toog.
Als er een tijdsspanne van minder dan tien minuten was dan had je binnen de
kortste keren geen overzicht meer en stonden de glazen kriskras door elkaar.
Het was tijdsverlies van te vragen welke pint nu van wie was en dus nam men
maar de eerste de beste omdat men wist dat er binnen de kortste keren een
nieuwe zou staan.
De getrainde drinkers kon je er zo uithalen hoewel iedereen wel eens een
goede of slechte dag had.
Maar zelfs de getrainde drinker kon al eens over zijn tong struikelen en
zijn ogen in loensvorm brengen om met enige evenwichtskunsten de weg naar
buiten te zoeken om er rustig op zijn schoenen te pissen.
Na meer dan drie of vier stilstaande pinten kreeg men een drankbonnetje of
schakelde men over naar een droge worst of een stuk chocolat om er de ernst
wat in te houden en zogezegd een volwaardige maaltijd te hebben tussen de
drankorgie.
Het waren de jaren waar mijn zesde zintuig de luster deed draaien aan mijn
plafond en waar ik pas klaar zag als de rook om mijn hoofd was verdwenen.
’t Was nog de tijd waar we op café konden biechten en waar problemen
opgelost werden na een aantal pinten.
Ja, “de helaasheid der dingen” was soms heel dicht bij en het dorp “Reetveerdegem”
had evengoed “Hemelveerdegem” of “Deftinge” kunnen geweest zijn.
Och…ik kan maar een deel vergelijken want niet alle elementen uit “de
helaasheid der dingen” waren aanwezig.
Ik kan me niet herinneren dat er ooit gevochten werd en nog minder dat er
ooit seks was of dan toch niet in het café.
Och…”de helaasheid der dingen” maakt furore omdat we er een Vlaams gezin in
herkennen dat het onze niet is.
Velen proberen ook te vergelijken en er een binding mee te zoeken door te
zeggen dat ze zo ook wel één of ander gezin kennen zonder te preciseren of
het familie is of niet.
Vele Vlaamse films kan men vergelijken met het leven uit onze dorpen en wie
weet zijn we vroeg of laat wel fier indien er ook in onze dorpen een
cameraploeg zou neerstrijken of iemand de pen ter hand zou nemen om er het
dagelijkse leven te beschrijven van de gewone of extreme mens in de straat.
Ik hou wel van die momentopnamen waar de mens zich toont in al zijn facetten
al was het maar om nog voor mijn dood te kunnen zeggen dat ik het ook
meegemaakt of gezien heb.
Ja, ik hou van het heden maar zeker ook van het verleden!
Ja, waar is de tijd dat de hesp hing te drogen aan het plafond in de keuken
en waar we ons een kruisteken maakten aan tafel?
Waar is de tijd dat we de gordijnen moesten dichthouden omdat er zich iemand
aan het wassen was in de veranda die toen ook dienst deed als badkamer?
Waar is de tijd dat de vrouwen aan tafel koffie dronken met koekjes
meegebracht uit t’ stad die ze daar ook bij de koffie hadden gekregen,
terwijl de mannen bier aan het flesje dronken? Waar is de tijd waar de
sanseveria’s op de vensterbank stonden en dat ik tussen twee bloempotten
door naar buiten keek om te zien of paard en kar met de ijsverkoper nog niet
gepasseerd waren?
Elk verhaal zou men kunnen verwoorden als “de helaasheid der zinnen” dat
misschien wel het leven van ieder van ons zou kunnen zijn.
Ja, wie weet dat ik op weg naar morgen wel terug de sanseveria van vroeger
op de vensterbank zet.
Groetjes chauffeurke
Terug naar 'Lierde onder
de pen'
Terug naar
homepage Lierde Online
|