Lierde onder de pen


DE KLEREN MAKEN DE MAN


Vaak hoort men zeggen dat de kleren de man maken en het is ook aan de kledij dat men vaak ontdekt wie er achter knoop of rits schuilgaat.
Vroeger liep mijn bompa vaak in overall rond en in zijn broekzak zat een meter en achter zijn oor een potlood waaraan je dan ook direct een timmerman kon ontdekken.
Mijn grootmoeder droeg dan weer een voorschoot en omdat ze vaak thuis was hadden ze haar als huismoeder genomineerd.
Maar voor sommige beroepen had men al iets specifieker nodig om aan te trekken.
Zo droeg onze bakker een witte short en telkens hij erop klopte kwam er een witte stofwolk tevoorschijn van de bloem die in ’t rond vloog.
De beenhouwer had bijna dezelfde witte short maar daar was de bloem vervangen door plekken bloed en meestal kwam hij dan nog tevoorschijn met een bijl of een groot mes in zijn handen.
Het deed me telkens schrikken en het was iemand waar ik altijd wreed beleefd tegen was als hij daar met zijn kapmes voor mijne neus stond.
-En wat zal ’t voor u zijn chauffeurke?
-Euh…alstublieft vier koteletten merci en ik ga u direct betalen ook.
Hij keerde zich om en nadat hij het vleesstuk op het kapblok had gelegd kapte hij met grote slagen door het been.
Telkens ik hem zag kappen gingen de vreselijkste dingen door mijn hoofd en mijn fantasie nam me mee door de gruwelijkste verhalen dat mijn klein verstand rijk was.
Dat zal waarschijnlijk ook de reden zijn waarom ik altijd ongerust bij de dokter en de tandarts binnenstapte.
Ook zij hadden zo een witte short aan en af en toe hing er ook wat bloed op.
Ik beeldde mij dan in dat ze daar plots ook met zo’n bijl zouden tevoorschijn komen en dat ze mijn ribben voor een paar koteletten zouden pakken.
Nee, ik moest niks weten van mannen met een witte voorschoot aan!
De kolenhandelaar die was dan weer volledig in ’t zwart gekleed en op zijn schouder lag een jutte zak waar hij de kolenzakken mee naar binnen bracht.
Zelfs zijn vel was qua kleur aangepast aan zijn kledij en waarschijnlijk waste hij zich zelfs met zwarte washandjes.
De champetter en de gendarmes die kon men ook makkelijk herkennen in hun kostuum en hun attributen.
Over hunnen buik hing een zware lederen gordel waar een revolver, een matrak en een paar handboeien aanhingen en telkens die mannen op bezoek kwamen hadden ze dan ook nog hun strengste gezicht opgezet waar ge als kleine snotter alleen maar den bibber van kreeg.
Ja, het zou niet de eerste keer zijn dat ze de klein mannen wijsmaken dat bij het minste dat ze uitsteken de champetter eens zou langskomen en als hij dan voor de deur stond dacht ge plots aan alles wat ge zoal de laatste uren uitgestoken had.
De zusters en de “nonnekes” die waren ook altijd speciaal gekleed en de kleur van de kledij hing waarschijnlijk van de kloosterorde af.
Ook de pastoor was vroeger nog in ’t lang en daar hadden we thuis altijd veel respect voor.
Als meneer pastoor of zuster Godelieve op bezoek kwamen dan konden ze niet anders dan zeggen dat ik een wreed braaf manneke was want deugnieten daar moesten ze niet teveel van weten.
Door de jaren heb ik er nog steeds eerbied voor al is het maar gewoon om de rust te vinden in een gesprek van mens tot mens.
Wie ook goed te herkennen waren aan hun kledij waren de mijnwerkers!
Ja die mannen hadden buiten hun donkere vest en broek ook nog een houweel en een mijnlamp mee om in de koolmijnen af te dalen en ook die mannen konden buiten het zware werk en de miserie sappige verhalen vertellen.
Charles de Clerck was zo iemand die buiten de mijngangen als volksschrijver en verteller in onze streek mooie verhalen uit zijn geheugen kon delven.
De burgemeester en de notaris die hadden dan weer een schoon kostuum aan en meneer de burgemeester kon je herkennen aan de tricolore sjaal die over zijnen buik hing.
De advocaten hadden dan weer een lange zwarte jas aan en waarschijnlijk zaten daar veel jagers tussen want aan hun kraag hing een dood wit konijn.
Zo was iedereen een beetje te herkennen aan de kledij dat ze droegen en zelfs de vrouw van de visboer had netkousen aan om de laatste vangst niet te laten ontsnappen.
Maar op zondag was het al veel moeilijker om iemand aan zijn kledij te herkennen want dan droegen de meeste een kostuum.
De schrijnwerker, de metser, de smid, de boeren en alle andere ambachten waren de zondag na de mis terug te vinden in ’t café en de meeste zaten er uitgedost in zondagskostuum met hoed of klak.
Je moest de mens al kennen om zijn dorpse activiteit terug te vinden want alle pakken leken zelfs van dezelfde kleermaker te komen die in die periode de zwarte kleuren als mode had gelanceerd.
Juist de duivenmelkers, die mannen waren te herkennen aan hun kiel en constateur waar ze het café mee kwamen binnengestapt en op hun gezicht kon je meestal ook winst of verlies aflezen.
Tussen pot en pint ging het er vaak hevig aan toe want hoewel iedereen wel iets afwist van vinken of blauwe geschelpte gingen de conversaties vaak over hetzelfde en vooral dat een cent een cent was.
Als leek zou je zo een prijsduif naar de kookpot verwijzen en dan pas kwamen de tongen los.
Als kleine snotter hadden we niet alleen onze plaats te houden maar hadden we ook onze kleren en dus droegen we meestal wat de grote mensen schoon vonden.
Omdat ik maar half zo groot was als al die anderen kreeg ik dus gedurende jaren een halve broek en een “onderlijveke” zonder mouwen te dragen.
Meestal was die korte broek dan nog in groene of bruine floer en kreeg ik daarbij een paar sandalen tegen de groei zodat mijn tenen rustig uit mijn schoenen konden groeien.
Ja, ’t is een groot verschil met de klederdracht van vandaag!
Sommige beroepen zijn nog herkenbaar aan de kledij maar meer en meer loopt de mens in sportkledij of kostuum rond.
Och…in feite doen we niet anders dan ons door de eeuwen aan te passen en dat is maar goed ook want de kledij van vroeger zou vandaag zeker niet meer passen.
Toen de eerste mens op aarde is gekomen was hij naar ’t schijnt naakt, wat ook normaal was als de eerste mens geen kleermaker was.
Stel u voor dat we van die mode niet zouden zijn afgestapt dan zaten we daar nu schoon op de trein.
Hoewel er sommige daar in Bredene blijkbaar terug willen naar die periode.
Of neem nu de periode waar men in harnas liep en de vrouwen van die grote hoepelrokken droegen.
Ik zie mij eerlijk gezegd niet in harnas op de bus stappen en het zou voor mijn madam nog minder makkelijk zijn om met zo’n hoepelrok op hare fiets te kruipen.
Nee nee, we zijn wreed geëvolueerd en de dag van vandaag dragen we bijna dezelfde kleren als we het op een paar uitzonderingen zo mogen stellen.
Misschien omdat de verschillen van mens tot mens ook aan het uitdeinen zijn.
Hoewel…ik hoop maar dat we straks niet het verschil krijgen van arm en rijk want daar zou waarschijnlijk wel verschil kunnen zitten in de stof van het kostuum.

Groetjes chauffeurke


Terug naar 'Lierde onder de pen'

Terug naar homepage Lierde Online