Lierde
onder de pen
|
ALS DE ROOK OM MIJN HOOFD IS VERDWENEN
|
Ik moet ongeveer veertien jaar geweest zijn toen ik
mijn eerste stappen als echte man in het leven zette.
Ja, ’t was de grote stap voor iemand die tot dan als kleine snotter
behandeld werd.
Ik was juist overgestapt van de kleine naar de grote school en om daar te
geraken moest ik de trein van Brussel Zuid naar Halle nemen en heel af en
toe ging het van Gemeldorp naar Halle.
Rond mij zaten de echte mannen als voorbeeld die ’s morgens naar het werk
vertrokken of sommigen die al op de terugweg waren na hun nachtwerk.
Opgelet wat voor werk dat die mannen hadden verzet was niet echt zichtbaar
maar als kleine snotter kon men wel de echte mannen onderscheiden.
Ja, het stond zelfs op sommige reclameborden,“De sigaret voor de echte man”!
Op sommige affiches stond een cowboy met sigaret in de handen en op een
ander stond er dan een echt mannenlichaam waar vele mannen maar konden van
dromen en blijkbaar had die sigaret daar ook iets mee te maken.
Ik stond blijkbaar een generatie achter want er waren er al van mijne
ouderdom die paften zoals Turken en de strafste kond al zijn rook inademen
zonder in zijn broek te kakken.
Ook de leraars die het voorbeeld moesten geven paften er op los en dus kon
het niet anders dan dat ik mij ook zou aanpassen om een echte man te worden.
In feite moest ik nog niet te ver lopen achter mijn sigaretten want mijn
ouders hadden een winkel waar ze de echte producten van de man aan de man
brachten.
Pakjes in alle kleuren met welklinkende namen stonden er naast elkaar
gestald.
Het schap van de karamellen en de lekstokken liep ik voorbij en daar stond
ik dan voor de sigarettenschap.
Op mijn jonge leeftijd was ik nog niet genoeg royalist om Belga te roken en
een paar andere namen klonken te vrouwelijk om ze als echte man tussen de
lippen te steken.
Omdat ik nogal katholiek was opgevoed vond ik de naam St-Michel nogal goed
klinken en ook namen als “Gauloise” en “Corry” klonken goed.
Het kwam er vooral op aan van een pak te nemen die goed verkocht en waar de
verdwijning niet direct zou opvallen bij mijne pa om daar geen pandoering te
krijgen waar een mens maar pas zou van beginnen te roken.
Nog met echte “stekskes” van de Union-match uit Geraardsbergen stak ik mijn
eerste sigaret aan en het kwam er vooral op aan van zich niet te onwennig te
gedragen als er iemand naar u stond te kijken.
Ik gebruikte een vitrine als spiegel om mezelf een beetje te corrigeren en
daar stond ik dan.
Tussen duim, wijs en middenvinger hield ik de sigaret en het leek wel of ik
nooit iets anders had gedaan.
Ik ging vooral letten hoe de andere echte verstokte rokers zich gedroegen om
zo wat kennis op te doen om toch niet te onnozel te lijken met mijn korte
broek en mijn gestalte van 1m55.
In het begin was vooral het inhaleren moeilijk en namen als St-Michel waren
precies niet zo katholiek als dat ze op het pakje afgebeeld stonden.
Met één hand leunend tegen een paal op het perron en met de andere hand de
sigaret af en toe naar de mond brengen om er een goeie teug van te
inhaleren.
De rook reisde dan van mijn mond met een zuigbeweging door de slokdarm om zo
een paar toertjes in mijn longen te doen en gelijk een echte via mijn neus
terug de mooie natuur te worden ingeblazen.
Ware het niet dat ertussen mijn benen die in een korte broek huisden ook nog
een boekentas stond die kon ik bijna als echte man door het leven gaan.
Na enige tijd heb ik dan mijn outfit maar aangepast en was het gedaan om als
kleine snotter door het leven te gaan.
Als er dan al eens een niet-roker was die u domme vragen kwam stellen als
“waarom rookt gij in feite”, dan kunt ge moeilijk zeggen dat het om wat op
te vallen was of omdat het was om met de meerderheid van de dommeriken van
mijn klas mee te doen.
Meestal zocht ik dan als uitvlucht dat ik een zware jeugd vol miserie achter
de rug had en dat ik in ’t school ook niet werd begrepen.
Door de jaren groeide de sigaret met mij mee en toen ik op zestienjarige
leeftijd ben gaan werken pafte ik een pakje “Gauloise” per dag.
Op den duur was het precies of ik niet meer zonder kon en waarschijnlijk
liet ik mij daar ook beïnvloeden door al die mannen die als uitvlucht hadden
dat ze zodanig verslaafd waren dat ze niet meer konden stoppen.
Tijdens mijn legerdienst had ik natuurlijk maar tijd om te roken als er niet
gevochten werd, wat wil zeggen dat ik van één pak naar twee pakjes
overschakelde.
Ja, er was toen nog geen koopcrisis en men kon toen nog de tweede sigaret
aansteken met de eerste die nog niet gedoofd was.
Na mijn legerdienst ondervond ik dat zelfs de sport er niet echt onder te
lijden had en toen de rook om mijn hoofd was verdwenen bleven een paar
geelgerookte vingers achter.
Mijne pa den dienen kon daar niet echt mee lachen en mijn moeder maakte haar
ook al zorgen om mijn gezondheid.
Tijdens mijn groeiproces moet er daar in mijn bovenkamer iets wreed
verschoten zijn en stelde ik mij plots de vraag waarom ik nu feitelijk aan
het roken was.
Niemand die nog naar me keek en in feite moest ik voor niemand meer
opvallen!
Naar ik van al die paffers rond mij kon vernemen zou het een moeilijke en
misschien wel hopeloze opgave worden, want eens verslaafd altijd verslaafd.
Ik hoorde praten over pleisters en nicotinepilletjes en eerlijk gezegd zou
een mens beginnen roken van al die miserie hé.
Nadat ze mij hadden gezegd om eerst af te bouwen wierp ik mijn pakje weg en
daar stond ik nu met een werkloze hand die niets meer moest vasthouden.
Och…zo gemakkelijk zou het niet gaan want als een ander zegt dat het niet
gemakkelijk was dan zou dat ook zo wel zijn.
Regelmatig had ik nog eens de drang om in mijn broekzak opzoek te gaan naar
iets om tussen de lippen te steken en daar stond ik dan rookvrij.
Maar lang zou het niet duren want na enige tijd zou ik opzoek gaan naar een
vervangmiddel.
Thuis hadden we nog een paar pijpen liggen van een paar familieleden die de
pijp uit waren en één daarvan leek me goed te staan.
Een paar weken liep ik rond alsof ik Cherlock Holmes was tot ik terug die
vraag voor mijn rokerige ogen kreeg, waarom?
Pijp en “toebak” werden verbannen en sinds eind de jaren 80 stapte ik terug
rookvrij door het leven.
Het zou pas na mijn verhuis naar Deftinge zijn dat ik daar af en toe met
mijne goeie kameraad “Rogéke” aan de toog zou hangen en daar hoorde dan ook
een sigaartje bij.
Sinds de dood van “Rogéke” ligt een pakje cigarillo’s onaangeroerd naast de
twee C.D sigaren die ik ooit van hem kreeg en is het roken ook gestopt.
Och…als ik ooit nog iets rokerigs tussen mijn lippen wil steken zal ik mij
eerst de vraag stellen “waarom” en normaal gezien zou er geen deftige reden
moeten zijn om terug te keren naar de jaren van verderf.
Groetjes chauffeurke
Terug naar 'Lierde onder
de pen'
Terug naar
homepage Lierde Online
|