Lierde onder de pen


HERINNERINGEN TUSSEN DE BOTERBLOEMEN


De natuur heeft momenteel haar groenste kleed aangetrokken en de mode wil, dat er ook af en toe een schoon “motiefke” opstaat.
Ongelooflijk hoeveel gele boterbloemen men terug in de weide ziet daar waar ik ze enige tijd heb moeten missen.
Sommige weiden staan er vol van en de koeien grazen alsof het nooit anders is geweest.
Ik ben er zeker van dat er jaren waren waar er veel minder waren.
Maar ook de madeliefjes en de kamillebloemen hebben terug plaatsgenomen in het veld en op de bermen.
Ja, zelfs de “Flanders field poppy” staat terug vredevol tussen het koren.
Duizenden gele boterbloemen wiegen heen en weer als herinneringen in de wind en het is alsof het gisteren was.
Potverdekke ik zie mij daar nog liggen veertig jaar geleden, op mijn rug in het gras tussen de boterbloemen met een geplukt margrietje tussen de lippen.
Had mijn haar een ander kleurtje gehad was ik zo kunnen doorgaan voor “De witte van Zichem” hoewel het in mijn geval dan Deftinge zou geweest zijn.
Zonder zorgen lag ik met mijn handen achter mijn hoofd in het zachte gras met de blauwe hemel als plafond.
Af en toe druk zwaaiend naar een wesp of een strontvlieg die mijn jeugdige rust kwam verstoren.
Boven mij vlogen de zwaluwen met de meest ongelooflijke capriolen, gevolgd door een veel tragere bosduif die op weg was naar haar nest.
En ik…ik droomde weg tussen het hoge gras omgeven door een wereld van fantasie.
Ik ging zodanig op in al mijn fantasierijke avonturen dat de stengel van het madeliefje tussen mijn tanden gemalen werd.
Telkens ik de stengel tussen mijn lippen had plat geknabbeld werd hij vervangen door een grassprietje of iets anders met bittere smaak.
Uren kon ik naar de hemel staren waar de wolken als grillige figuren figureerden in mijn verhalen.
Goudgeel brandde de zon op mijn wit vel en af en toe scheen ze zo fel dat ik haar de rug moest keren en zo op mijn buik ging liggen met mijn hoofd steunend op mijn handen.
Mijn ellebogen stonden als steunpalen in het gras en na enige tijd hadden de grassprietjes hun afdruk gezet in mijn schoon vel.
Soms keek ik ver voor mij uit met een dromerige blik en wel duizend vragen.
Hoewel…misschien was het maar gewoon mijn blik die zich vragen stelde want echt veel vragen hoefde ik mij niet te stellen op jonge leeftijd.
Ja, ver weg van de schoolbanken hoefde ik geen vragen te stellen en er nog minder te beantwoorden.
Op een bed van zacht gras ontsnapte ik uit de realiteit om volledig wakker weg te dromen in mijn eigen fantasie, een fantasie waar ik als snotter precies al een grote was.
Ge moest mij daar zien liggen hebben met een geplukt madeliefje waar ik één voor één de blaadjes plukte met de woorden “ik hou van jou, ik hou niet van jou, ik hou van jou, ik hou niet van jou” en dat tot er maar een paar blaadjes meer overschoten en ik schrik begon te krijgen dat ze niet van mij zou houden en dat terwijl ik potverdekke nog geen lief had.
Af en toe kwam er een vlieg op één van de bloemen zitten en het was een kunst om ze te vangen maar het lukte mij aardig.
Voor mijn wetenschappelijk onderzoek trok ik dan één of meerdere vleugels uit en daar liepen ze dan op mijn naakt been dat uit mijn korte broek stak.
Gelukkig had ik in die tijd nog geen beenharen en konden ze zonder hindernissen over mijn verbrand vel lopen.
Ja, toen lag dienen Van den Bossche van G.A.I.A nog niet op de loer want hoewel ik geen vlieg kwaad zou doen had hij mij waarschijnlijk een proces aangedaan.
Hoe schoon is het niet als een kind kan opgroeien in de schoot van moeder natuur?
Het was niet alleen op avontuur trekken maar tevens een leerzame reis waar ik al vlug wist dat men geen klaprozen moest plukken om een boeket te maken want binnen de kortste keren waren ze verslenst.
Bompa had mij zelfs verteld dat ze van papavers opium maakten en dat drugs het slechtste was wat de mens te wachten stond.
Volgens zijn uitleg kon men na het eten van drugs zelfs roze olifanten zien.
Omdat we toch niet zo vaak naar de zoo gingen had ik ook maar eens van zo’n papaverbloem geproefd en ik moet zeggen dat ik nooit een olifant in welk kleur dan ook heb gezien maar dat er precies een mierennest in mijn darmen zat en er na enige tijd wel kleurverschil in mijn roze onderbroek was.
Ook de drinkbak voor de koeien was een plaats waar ik vaak vertoefde.
De kikkerdril die ik elders ging vangen groeide in de drinkbak uit tot waardige dikkoppen.
Minuten kon ik op de rand zitten met mijn blote voeten in het water terwijl dikkoppen gevolgd door een zwarte staart tussen mijn benen zwommen.
De koeien gaapten mij wel aan alsof ik als een stoomtrein door het leven stapte maar wakker liggen van mijn zweetvoeten in hun water deden ze niet.
Het was een prachtige tijd waar ik onverstoord tussen het bloemenbehang van de natuur mocht lopen zonder regels of wetten.
Maar meestal was het een stem die mij terug naar huis riep en waar er wel wetten gelden voor kleine snotters zoals ik.
Uit het achterpoortje galmde mijn naam de natuur in waar in het vlakke landschap geen echo was om de stem te kopiëren.
Meerdere malen dienden familieleden hun keel open te zetten om mij terug weg te halen bij moeder natuur zodat ik terug de realiteit moest binnenstappen.
Vlug plukte ik nog een boeket madeliefjes en boterbloemen dat ik schoon met wat grassprieten versierde als vergiffenis dat ik niet direct geantwoord had op de stem aan het achterpoortje.
Het verschil was groot!
Nadat ze het boeket uit mijn handen snokten omdat er geen tijd te verliezen was om aan tafel te gaan werd ik geïnspecteerd van onder tot boven.
Ik moest naar de pomp lopen om mijn groene handen en voeten te wassen en met hetzelfde washandje werden ook nog eens mijn oren, neus en mond rood gewreven om zeker geen restanten van mijn avontuurlijke uitstap mee aan tafel te brengen.
In een glas met helder pompwater had moeder mijn boeket boterbloemen geplaatst en in de ogen van mijn bompa kon ik lezen dat het goed was.
Maar het waren de anderen die de wetten lieten gelden, zelfs tantes en nonkels van wie ik de zoon niet was deden hun wetten gelden.
-Chauffeurke zet u eens schoon aan tafel, hoe hangt ge daar weer!
-Doe eens uw hand van onder uwe kop!
-Chauffeurke zwijgt en eet!
-Chauffeurke ’t is naar uw bord dat ge moet kijken, buiten is er niks te zien!
Niets te zien, dacht ik bij mezelf…ze moesten het eens weten hoe schoon het buiten is onder een blauwe hemel tussen de boterbloemen.
Af en toe keek ik naar bompa of moeke en meestal knipoogden ze even zodat ik wist dat zij mij wel begrepen.
Moeder en bompa zijn er niet meer om de herinneringen te delen maar de boterbloemen staan er terug.
Ja, straks leg ik er mij misschien nog eens tussen met een madeliefje tussen de lippen op weg naar vroeger.

Groetjes chauffeurke



Terug naar 'Lierde onder de pen'

Terug naar homepage Lierde Online