Lierde onder de pen


HET LEVEN VAN DE MEIKEVER HANGT AAN EEN DRAADJE


Toen ik verleden week op wandel was viel het mij op dat er weinig beesten doodgereden lagen op ’t straat.
Ja regelmatig ziet ge ergens een doodgereden kat of een platgereden stekelvarken liggen maar op mijn wandeling bleken de straten er dierloos bij te liggen.
Ja, ook onze katten hebben het verkeer op den boerenbuiten niet overleefd.
Onze witte kat die we “kooltje” hadden genoemd zijn we op een dag ook van de macadam mogen gaan krabben.
’t Was een vreselijk verhaal, vooral als ge dan aan je kind moet vertellen dat zijn lievelingskat naar de dierenhemel is vertrokken.
Toen ik nog ne kleine snotter was hadden we thuis een soort van dierenkliniek.
Een verdwaald kattenjong of een uit het nest gevallen mussenjong het werd allemaal verzorgd in onze veranda of in de stal.
Bompa vond het niet erg dat ik met één van die beesten naar huis kwam en hij leerde mij dan hoe ik het moest verzorgen en wat de beestjes aten.
Ooit hebben we een gekwetste lijster gehad en we hadden ze in een kooitje gestoken zodat ze op haar effen kon komen.
Maar dat kot was veel te klein en volgens mij is ze gestorven aan claustrofobie.
Een paar mussenjongen hebben we ook verzorgd en omdat de medische dierenwereld nog niet was wat hij nu is waren die ook vlug de pijp uit.
Ik denk dat het eerder een soort hebzucht was om die dieren in huis te halen want ze waren natuurlijk veel beter af in de natuur.
Ik was vaak gefascineerd door de het dierenrijk en dat moest daarom geen kattenjong of een mussenjong zijn maar ook de wereld van de insecten boeiden mij.
’t Was in den tijd dat de stekjesdozen nog bestonden en dat was wreed gemakkelijk als ge dat bij de hand had om iets in op te sluiten.
Ook de sterliseerbokaal van oma werd gebruikt als woonst voor de beestjes en in de lente of de zomer stond er hier of daar wel een doosje of een bokaal met een beestje in dat de winter niet zou halen.
In het stekendoosje stak ik een vlieg en het was de kunst om ze niet te laten vliegen en dus liet ik het doosje toe en na een paar dagen werd het stil in de kartonnen woonst.
In een bokaal had ne mens er meer zicht op want die was doorzichtig en zo kon men de rups zien kruipen over het onnatuurlijk landschap dat ik in de glazen woonst getoverd had.
Een paar takjes, wat aarde en een blad sla zodat ze niet van honger zouden omkomen.
Het plezantste was de meikever, het had zoiets van een voorhistorisch beestje en bompa stak het altijd in een stekkendoosje van “den Union allumettière”.
Hij hield het doosje dan tegen mijn oor en je hoorde het geluid van de meikever die met zijn pootjes aan het krabben was in het doosje.
En af en toe haalde bompa hem uit het doosje om hem in mijn handpalm te plaatsen terwijl hij een klosje garen nam om later de meikever aan één poot vast te binden en het andere uiteinde aan de stoel van de keukentafel vast te maken.
Ja, en kijk daar vloog het beestje met een raar geluid rond de stoel en ’t was zowel eigenaardig als plezant om er naar te kijken.
Na een paar toertjes viel het beestje op de grond en dan was het tijd om het terug in het stekkendoosje te plaatsen zodat het terug op krachten kon komen tegen de volgende vlucht.
Als kleine snotter was het ‘s morgens mijn eerste taak om te gaan kijken naar mijn dierentuin of alles nog wel leefde en anders werd er een plaatsje gezocht op het dierenkerkhof naast de lochting (groentetuin) waar er al heel wat begraven lag.
Ja, alles werd volgens traditie begraven!
Voor de hond en de katten was een put van een meter diepte voldoende en voor de mussen en de insecten mocht het wat minder diep zijn.
Omdat we thuis zeer katholiek waren maakte bompa steeds een kruis met de naam van het dier erop en gelukkig dat dienen mens dat daar na enige tijd weghaalde of Deftinge had er een tweede kerkhof bijgehad.
Ja, waar is de tijd dat elk dier bijna een huisdier werd en waar opa mij de dierenwereld leerde ontdekken terwijl oma van in de keuken stond te roepen dat we met al die beesten buiten moesten blijven.
Zelfs onze kiekens hadden een naam en we wisten zeer goed of het ei van “kot” of door “kedeik” was gelegd.
In de tuin liep er een schildpad die ik gevonden had, hoewel lopen hier misschien wat overdreven is want zo’n haast had dat beest nu ook weer niet.
Toen ik naar Brussel ben verhuisd is ze meegegaan en moest ik ze Frans leren zodat ze het zou verstaan als er haar iemand riep.
Maar in een verwilderde tuin is zo’n schildpad moeilijk te vinden met haar camouflage kleuren en dus had ik ze eens geverfd met de overschot van een paar potten verf die daar nog in de kelder stonden en ik moet zeggen dat ze er wreed modern uitzag.
Ja, en dan waren er nog de goudvissen die we elk jaar wonnen op de kermis en waar ik mij de vraag stel waar de beestje naartoe gezwommen zijn.
Het schoonste en leerrijkste waren de vogels die hun zo goed bij ons voelde dat ze er ook hun nest maakten.
Omdat ik wreed curieus was moest bompa mij steeds wat intomen en moest ik de vogels gerust laten tot de jongen uit het ei gekomen waren.
Maar bompa ging waarschijnlijk zelf af en toe kijken want hij wist mij juist te zeggen wanneer het het moment was.
Voorzichtig liepen we dan naar de volière en terwijl bompa met zijn vinger tegen zijn lippen duwde met een ssstt geluid om mij teken te doen dat ik stil moest zijn opende hij het nestkastje waar een paar lelijkaards uit het ei waren gekropen.
Ja, ik heb veel geboorten gezien bij ons thuis.
De kuikens van ons kieken, de duivenjongen, de kanariejongen maar ook van de merel die zijn nest had in de laurierboom en van de mezen die in de brievenbus nestelden.
Er was veel jong leven in die tijd en dus was het waarschijnlijk normaal dat men wat meer jonge slachtoffers op de openbare weg zag liggen die doodgereden waren.
Ja, zelfs ons stekelvarken heeft het niet overleefd!
Elke dag ging ik een bordje met melk zetten en elke dag moest ik het iets verder weg van het huis zetten want oma vond de egelstrontjes niet zo leuk juist voor de deur.
Zo is ons stekelvarken waarschijnlijk opzoek gegaan naar iets wat dichter lag om te eten en zal het de straat overgestoken zijn en kon bompa met de schop terug een graf bij graven.
Maar bij ons stierven ze nog op natuurlijke wijze of door het noodlot maar bij mijn tante Amandine daar was het een ander paar mouwen.
’t Was nog den tijd dat GAIA niks te zeggen had omdat de mens hem dat toch niet aantrok en dus gebeurden er de vreselijkste moorden in de dierenwereld.
Tante Amandine zette haar kloefen op de rups of spinnenfamilie en de kattenjongen werden in een zak gestopt om dan in de beerput te verdwijnen.
Ja, en de vogels zonder kop op het menu nam ze nogal letterlijk door de duiven hun nek om te wringen.
De vlieg op het raam, die geen mens kwaad deed, kreeg ne klop van de gazet die later als wc-papier zou dienen en waar ne mens moest opletten dat er na het wc bezoek geen vliegenvleugels aan u gat bleven plakken.
Nesten werden uitgetrokken want volgens tante Amandine werd alles anders onder gescheten en dus zag het jong leven nooit het daglicht.
Juist de kiekens mochten er blijven leven tot ze uitgelegd waren en dat ze vet genoeg waren om in de kookpot te belanden.
Ja, ’t waren wrede tijden voor een kind!
Vandaag denk ik er met zekere nostalgie nog dikwijls aan en stel ik mij de vraag of ik zelf niet een beetje heb meegewerkt aan het uitsterven van sommige diersoorten.
Ja, hoe zou het nog zijn met onze meikever, ’t is lang geleden dat ik er nog ene zag en om aan mijne kleine snotter te tonen op wat een meikever trok heb ik een kakkerlak bruin geverfd en hem gezegd kijk ’t is een beestje in bijna dezelfde kleur en een beetje groter zodat hij zich een gedacht kon vormen.
-Maar pa waarom hebt ge diene kakkerlak nu geverfd, straks gaat hij dood!
-Euh…awel om u te tonen op wat een meikever trekt hé.
-Maar dan zoekt ge dat toch gewoon op via het internet!
-Euh…oei, ha ja…
In feite had mijne kleine mij het antwoord gegeven waarom de dieren vroeger moesten sterven.
Ja, dat was gewoon omdat er nog geen computer was hé!

Groetjes chauffeurke
 


Terug naar 'Lierde onder de pen'

Terug naar homepage Lierde Online