Lierde onder de pen


LEVE BELGIË - VIVE LA BELGIQUE


’t Is vaak in de straat of aan de toog van één of ander café dat men te weten komt wat een mens echt beroerd.
De laatste tijd hoor ik vooral veel geklaag en ongerustheid en ’t was op 15 november toen ik voor koningsdag naar Brussel moest dat ik daar met een paar mensen in gesprek ben geraakt.
Een klein groepje waar ieder zijn verhaal kwijt wou en waar de mens terug de vergelijking aanging met vroeger en vandaag.
’t Is eigenaardig hoe vlug een mens in zijn herinneringen duikt en hoeveel hij soms aan het verleden wil vasthouden.
Ja, zelfs al was er vroeger veel minder luxe te bespeuren, toch keken ze achteruit naar een tijd waar het nog zwoegen was voor veel minder geld.
Zo’n gesprekken gaan vaak over alles en nog wat en ieder wil zijn ervaringen en herinneringen naar voor brengen.
De ene uitspraak was nog niet koud of een andere wakkerde het vuur van het gesprek weer aan.
Plots nam het gesprek een andere wending toen er daar ineens ene het thema van de asielzoekers in de groep smeet.
-’t Is toch waar hé meneer, ’t zijn niet meer de Belgen die “Leve België” roepen maar al die gasten uit de Oostbloklanden en al die anderen die hier op onze kap komen profiteren!
-Euh…ik weet niet.
-Ha, ge weet het niet, awel ik weet het wel, ik heb potverdekke gans mijn leven gewerkt en den oorlog meegemaakt en vandaag zit ik met een pensioen van nog geen 1000 Euro en wat krijgen die gasten als ze hier bij het OCMW gaan bellen?
Ja, ’t was een verhaal dat ik al vaak gehoord had maar waar ne mens altijd moet mee opletten wat hij antwoordt hé.
Na enige tijd liet hij zijn koffie voor wat hij was en bestelde hem een trappistenbier waarna hij met veel elan verder ging en de vergelijkingen begon op te stapelen.
In feite was hij de enige die nog het woord nam en zaten we als luisteraars toe te kijken en konden we niet anders dan telkens ja te knikken als hij onze richting uitkeek.
Hoe meer hij in zijn relaas opging, hoe vlugger het trappistenbier zakte in het glas en hoe vlugger hij een nieuwe bestelde.
De man leek wel gefrustreerd en omdat we hem geen ongelijk konden geven zat daar iets later de ganse groep met een pint of trappistenbier voor zijne neus.
Potverdekke zeg, door de schuld van die asielzoekers waren we daar allemaal aan de drank geraakt.
Maar ieder van ons wist er wel iets over te vertellen.
Of we hadden het gelezen in de krant of gehoord op de televisie of we hadden het gewoon gezien door onze ogen te openen in het straatbeeld van de grootsteden.
Het woord vreemdeling werd niet in de mond genomen en dus kreeg iedereen de stempel van asielzoeker opgeplakt.
Hoewel, heel af en toe ging het ook over die zigeuners die hier op elke hoek van de straat staan en die het werk van onze bedelaars komen afnemen.
-Ja ja meneer, ze komen hier met gans de familie om te bedelen en te stelen en dan krijgen ze nog een pak geld van het OCMW en ge moet eens kijken met wat ze rondrijden!
Dat rijd hier met ne Mercedes rond en wie denkt ge dat da allemaal betaald!
-Euh…ik weet ni..?
-Awel gij en ik en dat terwijl ik al moet krabben om toe te komen op het einde van de maand en ik maar evenveel krijg als die mannen die hier nooit ne klop gedaan hebben.
Dat zijn zo van die thema’s die zeer gevoelig liggen, vooral als de politiekers uit een regeringloos land er af en toe een schepje bovenop doen door te verklaren dat we in crisistijd zitten en gaan moeten besparen en inleveren.
Vaak hoort men organisaties woorden in de mond nemen dat iedere mens gelijk moet zijn maar de realiteit van die gelijkheid blijkt een storend effect te hebben.
Een immigratiestroom overspoelt onze grenzen en de telefoon van de dienst naturalisaties in Brussel staat roodgloeiend.
Tot zover ligt er geen Belg van wakker, maar eens men de financiële grenzen overschrijdt en men de één laat werken en de andere het geld toestopt komt het onbegrip naar boven.
Ja, velen vinden zelfs de motivatie niet meer om te gaan werken en verdienen liever een paar honderd Euro minder om zonder teveel zweten ook het geld gewoon toegestopt te krijgen.
Ondertussen staat de winter voor de deur en zal het contrast van woorden terug in de wonde snijden.
De volksmond zal de verwarmingskosten niet meer kunnen betalen door de crisis en de asielzoeker zal opgevangen worden in een hotel om hem onderdak te geven.
En daar gaan we weer met de vraag wie dat zal betalen en hoe lang het nog allemaal zal duren.
Soms stel ik mij de vraag of het niet daar is dat de reden ligt waarom er zo weinig Belgen nog “leve België” roepen.
Meestal zijn de inwoners van een land fier op wat ze hebben en verwezenlijkt hebben.
Ze zijn fier op hun plaats die ze verworven hebben op de wereldkaart.
Maar soms stel ik mezelf de vraag of onze grenzen geen grillige vormen beginnen aan te nemen.
Een natie bestond vroeger uit een koning, een vlag, een leger een munt en een volkslied.
Vandaag is de legerdienst afgeschaft en ook de munt zijn we verloren aan de Euro waarmee het allemaal beter had moeten gaan.
Als men op de nationale feestdag dan nog het volkslied gaat wisselen dan heb je sowieso een valse noot.
Wat rest er dan nog van ons mooie landje waar zovelen voor gevochten hebben in oorlogstijd?
Er rest ons nog de vlag, hoewel we ook daar onze vragen bij hebben als onder de driekleur het land al ligt te kibbelen tussen de vaan met de leeuw en de wimpel met de haan.
Ja, en dan is er nog onze koning met de aanhang van prinsen en prinsessen waar sommigen zich de vraag stellen of hij liever pendelt tussen miss aardbei en de formateurs of dat hij liever dobbert in een mooi jacht op Italiaanse wateren.
Ja, als het volk begint te morren worden de meningen soms extreem en is het zelfs in al de extremiteit moeilijk een kant te kiezen omdat iedereen wel waarheid in het verhaal kan brengen.
Ja, het is soms moeilijk om de moskee in het midden van de stad te houden.
Ondertussen zingt de gewone man verder op de klaagzang van het leven en probeert hij zoveel als mogelijk positief te blijven.
Nog niet zo lang geleden kwam ik mijne goeie vriend Alain tegen en toen ik hem daar zag lopen met een kapotte broek was het eruit voor ik het wist.
-Jawadde Alain jong, hoe loopt gij hier rond ge zijt precies nen asielzoeker.
-Hoe…?
-Awel ja, ge moet uw broek eens zien, zo met drie gaten boven uwe knie.
-Ja, gij zijt toch ook niet mee met uwen tijd, zo een paar gaten in uw broek is wreed in de mode tegenwoordig.
-Euh…Serieus???
-Ja, ze verkopen in de winkel zelfs broeken en pullovers met gaten in en hoe meer gaten er inzitten hoe duurder ze zijn.
-Allé gij…?
Omdat ik niet wou achterlopen in onze maatschappij heb ik thuis direct een paar gaten in mijn broek geknipt.
Ja, ne mens trekt nogal vlug conclusies en in feite is een gat in uw broek tegenwoordig niet meer dan de mode volgen.
Een mode waar bij de ene de gaten wel vlugger groeien dan bij de andere maar waar we volgend jaar hopelijk nog “Leve België” kunnen roepen.
Een vraag die mij wel blijft achtervolgen is hoe het later met onze kinderen zal zijn en of ook zij de mode zullen volgen?
Zullen ook zij nog met een gat in hun broek “Leve België” roepen op koningsdag of zal de volgende generatie asiel zoeken in één of ander land waar ze misschien ooit nog kunnen dromen van met een chic kostuum in een trabant rond te rijden?

Groeten chauffeurke


 


Terug naar 'Lierde onder de pen'

Terug naar homepage Lierde Online